zijn.’ En waar zoo de ministers er van langs krijgen, is het begrijpelijk dat er ook niet goed afkomen de staatscommissies in zake de spoorweg-omleggingen te Amsterdam en te Utrecht! Natuurlijk evenmin de commissie van advies omtrent het hooger leggen van de ontworpen Hembrug, - waarbij de Hollandsche Stoombootmaatschappij aan den heer Nierstrasz de noodige echo levert.
Alleen de spoorwegovereenkomsten van 1890 - de veel gesmade! - vinden genade in de oogen van den schrijver, ‘al waren zij stellig in het voordeel der Staatspoorwegen.’ Doch deze loftuiting is - na zooveel smalens - verdacht. Immers hoopten - volgens den heer Nierstrasz - de onderteekenaars, dat de Staat ‘zoowel door de aanzienlijke huur, die hij in de overeenkomsten voor zich zelven had bedongen, als door het aandeel, dat hij zich verzekerd had in de winst op de exploitatie van het bedrijf, als het ware vennoot geworden, nu te goed financier zoude zijn om die winsten in gevaar te brengen, door bij te dragen tot den aanleg van spoorwegen, die als directe concurrenten van zijn eigen zaak zouden optreden.’
Dáár laat de schrijver de kat uit den zak! Met andere woorden: de lasten der spoorweg-overeenkomsten hoopten de onderteekenaren te zien opwegen door de lusten van een monopolie!
Gelukkig hebben de opeenvolgende regeeringen zich gehaast ‘dergelijke eenvoudige beginselen van goede spoorweg-politiek (blz. 47)’ niet tot de hare te maken, en de belangen van het publiek gesteld boven die der spoorwegmaatschappijen.
Maar met welk een verbeten woede wordt dan ook neergezien op de concessiejagerij, welke het den Heeren zoo lastig maakt! Hoe heeft de Staat kunnen toestaan dat tusschen Haarlem en Amsterdam tramsporen werden gelegd op den rijksweg ten behoeve van den Electrischen spoorweg - vraagt de heer Nierstrasz verontwaardigd!
Ik ben het volkomen met den schrijver eens dat het verbazingwekkend mag heeten dat op een zóó druk bereden weg de tram voorbij mag snellen, en toen ik dan ook als arrondissementsingenieur te Haarlem dit plan-in-wording onder de akten vond, nam ik het waarlijk niet au sérieux.
Doch daar was een andere en zéér goede reden voor. Er lag een uitnemend ontwerp gereed; een ontwerp waardoor Amsterdam