De Gids. Jaargang 74
(1910)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De journalistiek als leervak aan de universiteit.De beweging met de leuze en het doel de journalistiek als leervak aan de Universiteit te brengen, is in Europa vijftien jaren oud. Het was in 1894 - volgens Dr. R. JacobiGa naar voetnoot1) - dat tegelijkertijd bij Romanen en Germanen, nl. te Lille en te Heidelberg, gelegenheid aan de Universiteiten geschapen werd, journalistiek te ‘loopen’. Te Heidelberg nam prof. Adolf Koch, die jarenlang het Heidelberger Tageblatt leidde, de plaats op den katheder in. Deze behoort tot de pioniers, en is stellig de man, die de rechtste lijn in de universitaire opvatting van de journalistiek als wetenschap en als leervak heeft weten door te trekken. En die de organische samenhang mèt de Universiteit het onvervaardst heeft aangehangen. Na hem werd spoedig ook in andere Duitsche academiesteden de roep om een privaatdocent vernomen: Breslau, Halle, München, Darmstadt. In Frankrijk, aan de ‘Ecole des hautes études sociales’ te Parijs, schiepen ze over breede basis een soortverwant opleidingsinstituut. In Praag riepen de Czechen luide om een leerstoel. Ook de Italianen waren eenigen tijd doende te Turijn; doch de bemoeiingen aldaar schijnen verloopen te wezen. Inmiddels had gelijktijdig - ja, misschien een of twee jaar vroeger - aan de overzijde van den Atlantischen Oceaan de beweging ingang gevonden. Het begon in Philadelphia, waar de bekende prof. Johnson onderwijst; op het oogenblik geniet almee Chicago een goede reputatie. Ook de Columbus-University Ohio heeft of had een cursus voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de journalistiek ingericht. Slechts de Europeesche Angelsaksers bleven nog de lippen krullen. Bedachtzame nuchtere voorbeelden? Nader kijkwaardig voor volk en journalistenstand van Holland? Om zich zacht daaraan te spiegelen! Zwitserland! Daar begon omstreeks 1900 de internationale actie weerklank te vinden en voelde men tegelijkertijd de behoefte, waar de pers daar te lande krachtig deelneemt aan het werk van politiek en wetgeving, de jonge dagschrijvers intellectueel solieder uit te rusten. 1899. De ‘Schweizerische Pressverein’ wendt zich tot de hoogescholen des lands met het verzoek, de journalistiek als leervak in hare studieplannen een plaats in te ruimen. Een koele ontvangst! Zoo geeft een der faculteiten aan een hoogeschool (Zürich) - waar op het oogenblik de privaatdocent Dr. Oscar Wettstein geregeld colleges van dertig tot veertig hoorders heeft - in 1900 haar ‘Gutachten’ af op het verzoekschrijven der persvereeniging. Men luistereGa naar voetnoot1): ‘de faculteit ziet geenszins de groote beteekenis die de pers, vooral in onzen politieken Vrijstaat, kan hebben, over het hoofd. Zij kan het harerzijds slechts billijken, wanneer voor de vertegenwoordigers der pers een degelijk onderwijs en een diepgaande vorming verlangd wordt. Maar de ontwikkelingsbehoefte der journalisten is voor hun bedrijf niet kenmerkend. Zij komt overeen met een algemeene ontwikkeling: in talen, litteratuurgeschiedenis en wijsbegeerte en met vorming in de leervakken, welke de juridische faculteit doceert. Onmogelijk kan een journalist op de hoogte zijn van alle wetenschappen, waaromtrent de kranten tegenwoordig berichten en beschouwingen geven. Daarvoor zijn de kranten op de medewerking van vakgeleerden en het gebruik van vaktijdschriften aangewezen. Wie de journalistiek tot zijn beroep kiest, moet voor alles over de binnenlandsche en buitenlandsche politiek en over de economische en sociale vraagstukken van zijn tijd op van inzicht getuigende wijze kunnen oordeelen, en berichten. De louter praktische kennis en vaardigheden echter, over welke hij moet kunnen beschikken, kan hij het gemakkelijkst in de practijk leeren. Ook de journalistieke fatsoens- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en zedeleer kan men niet van een katheder onderwijzen.’ Conclusie: ‘Van de instelling van een afzonderlijk professoraat voor de journalistiek zij voorloopig af te zien. Het eenige, wat de hoogeschool (afgezien van voor journalisten bijzonder gewichtige colleges, zooals persrecht, auteursrecht en persgeschiedenis) ter bevordering van het journalistieke beroepsonderwijs kan bijdragen, bestaat daarin, dat den docenten in litteratuurgeschiedenis, stijlleer en de staatswetenschappelijke vakken aanbevolen of opgedragen wordt, bij de praktische oefeningen, ook op de behoeften van journalistieke werkzaamheid acht te willen slaan.’
Drie jaren na het opstellen van bovenbedoeld ‘Gutachten’ waren te Zürich en te Bern privaatdocenten voor de journalistiek toegelaten, en twee jaar later ontving de Züricher docent een vormelijke college-opdracht; o.a. voor de geschiedenis van pers en persbedrijf. Zoo snél was de behoefte, zoo snel was de praktijk der journalistiek - als wetenschap - de academische overweging, de bedachtzame aarzeling der faculteit, voorbijgeschoten.
Om te begrijpen: hoe dit kàn en hoe dit moest, is het noodig, dat ik het onderwijs in de journalistiek nader verklaar. Al naar den aard van den candidaat of den ‘meester’ wordt de journalistiek als leervak ingedeeld bij de juridische faculteit of bij die voor letteren en wijsbegeerte. Beide faculteiten samen geven trouwens voor ons vak nog niet de ruimte, die het noodig heeft. Opvatting en wetenschappelijke behandeling verschillen. De eene docent leert meer naar den kant der economie of der aesthetiek; de andere houdt bij voorkeur bijcolleges over persrecht, of pers- en publiekrecht in hunne wederkeerige betrekkingen. Maar het eigenlijkste van hun eigenlijk vak doceeren zij toch zoo tamelijk gelijk. Dat is ons heerlijk vak, haar gezicht naar buiten; en de physiologie van datgene, waarop en waarin en waardoor zij leeft en moet groeien. Dat gaat in dit schema: Eerst methodisch college over de techniek der dagbladschrijverij - reportage, politiek en feuilletonistisch verslag. Parlementaire journalistiek. Dan een analyse der uitwendige hulpmiddelen eener redactie. Correspondentiebureaux. Telegraafagentschappen. Brieven en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
berichten. Vervolgens komen de redactionneele afdeelingen aan de beurt. Binnenland. Buitenland. Kunst. Sport. Financieën. En worden de hulpmiddelen weer van deze onderafdeelingen besproken. Bij deze college-serie sluit een practicum aan. Met oefeningen, in telegram-stellen en telegram-ontcijferen. In het samentrekken van redevoeringen; persklaar vertalen; in verslag en polemiek. Correctielezen. Knippen. Inleiden. In titelgeven. Bewerken van correspondenties en brieven enz. - Het spreekt, dat deze practische oefeningen vergezeld gaan van excursies, van bezoeken aan groote dagbladondernemingen, aan rechtszaal en parlement, en dat de krant als onderneming in haar bestaansvoorwaarden, haar organisatie en haar bedrijf, terdege belicht wordt.
Zoo ongeveer wordt de journalistiek als hoogeschoolvak aan de Universiteiten, waar zij tot heden gedoceerd wordt, opgevat. Naast dit ‘eigenlijkste’ geven bijna alle docenten éen of twee bij-colleges. Dr. Wettstein uit Zürich leest b.v. nog over persrecht (1 uur) en over de pers tijdens de Fransche revolutie (1 uur). Prof. Koch uit Heidelberg las o.a. over: Spezielle Anforderungen an den Journalistenberuf. Andere semester-onderwerpen, uit verschillende studieplans bijeengezameld, zijn:
Wij allen zien het - en wij allen weten het: eindeloos zijn nog de velden, die hier ter ontginning liggen. Heerlijk zou het zijn den jongen journalist, voor hij op 't leven en de draaiende persen wordt losgelaten, een perceel, een bundertje van deze velden ter ontginning te geven - in wetenschappelijken ernstigen spit-arbeid.
Behalve dit onderwijs in de journalistiek aan gewone universiteiten of technische hoogescholen is men hier en daar verder - of wat men ook zou kunnen beweren: meer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijwaarts uit - gegaan, en heeft de stichting van aparte hoogescholen voor de journalistiek beproefd of doorgezet. In Parijs bestaat aan de ‘Ecole des hautes études sociales’ een afdeeling: de journalisme. Alles wat in Parijs naam heeft in de courantenwereld spreekt of werkt of doceert er aan. Menschen als Jules Huret van de Figaro, Emil Berr, Nozière, Michel Zévaco, Adolphe Brisson. Waarschijnlijk zal de leerling er door de vele schoone veeren, die opgestoken worden, het magere beest, dat daaronder leeft, en hem zijn leven lang voeden moet, niet meer te zien krijgen. In Berlijn hebben de menschen van de ‘Verein Deutscher Redakteure’ op kleiner schaal een hoogeschooltje opgericht, onder leiding van Dr. jur. Richard Wrede. Het ondernemen ontwikkelt zich geleidelijk; is matig bezocht; en heeft het program eener aan de oppervlakte der routine blijvende behoorlijke kweekschool. Kortelings is ook in Kopenhagen onder patronaat van den Deenschen Journalistenkring een vakschool voor aankomende dagbladschrijvers geopend. Ben ik goed ingelicht, in het schema van Dr. Wrede.
Ik kan deze laatste bemoeiingen maar matig toejuichen. Willen wij in Holland in de journalistieke opleiding iets doen, dan lijkt het mij verstandiger niet te beginnen met een kring- of journalisten-schooltje. De gevaren en verlokkingen, waar de leiding van zoo'n school voor komt, liggen voor de hand; zoowel bij een magere als bij een vette exploitatie. Voor den stand ware deze school voorts allerminst een onderscheiding. En voor de aankomende dagschrijversjeugd? Ik geloof, de oogst zou meer dan matig uitvallen. Aan zulk soort vakscholen wordt oppervlakkige kennis ingepompt en het diepgaander weten alleen beoefend zoover het voor de latere practijk noodig is. Zoo kweekt men beroepsmenschen. Geen verstandelijk doorvormde journalisten. - De aankomende dagbladschrijver moet zich aan de hoogeschool niet in de eerste plaats ‘journalist’ voelen. Hij moet zich student voelen; en wetenschappelijk leeren werken en denken. Ook andere, àlle collegezalen moeten hem openstaan. Hij kan naar zijn neiging jurist zijn of historicus; nationaal-econoom; philosoof of philoloog. Om 't even. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Want dit sta voorop: Hij moet bij de gewone en afgebakende studies terecht, wil hij een gráád halen. Men denke nu niet, dat ik in de collegezaal in hoofdzaak ingeschreven studenten wil zien, die den wensch koesteren in de dagbladschrijverij iets te bereiken. De journalistiek aan de Universiteit moet vrijheid geven, en ruim zijn, als het vak zelf. Moet alles wat jong is, en tusschen de persen voorwaarts streeft, als toehoorder welkom heeten; hulp geven, kennis en leiding. Men moet ook niet denken, dat ik er iets voor voel, dat wat 't leven tot nog toe deed, in den vervolge zal worden overgenomen door de academie. Niets zou onzinniger wezen. De journalistiek is en moet wezen een vrij beroep. Ieder, die het magnetisme daarvoor in zich heeft, wordt door zijn lading en de aantrekkingskracht van het krantenwezen van zelf op de plaats gebracht, waar hij rechten op kan laten gelden. Een lijnvast studieschema is ook voor de journalistiek zeer moeilijk op te stellen. Nog maller ware het te praten van journalistieke examina. Die kan geen universiteit afnemen. Dat bezorgt het leven. - Waar een jong jurist of historicus echter op een met het krantenbedrijf verwant onderwerp wil promoveeren, zou daarvoor ruimte genoeg zijn ook op den tegenwoordigen aanleg der academische wegen.
Niet, dat er niet gepoogd is, in systeem en beeld te brengen, welke de studiegang van den aankomenden journalist behoort te wezen. Niet, dat er nog geen hand- leer- en studieboeken bestaan die matige eischen kunnen bevredigen. Een vijftien jaren praktijk, nietwaar. - Toch is de kortste weg en de weg binnen de richtigste perken nog niet aangegeven. Een korte bespreking van de verschillende studieschema's kan dat duidelijk maken. En ons tegelijk inlichten omtrent de opvattingen, die van de journalistiek als leervak gelden. Beginnen wij met Amerika! 1. Kop van het Ohio-program van voor eenige jaren:
Juridische en journalistieke cursus.
Deze cursus omvat de leervakken, die bijzonderlijk voor latere juristen en journalisten in aanmerking komen. Hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onderscheidt zich van de andere (vierjarige) leergangen van onze inrichting, in zoo verre dat
Ieder leerling, die dezen drie-jarigen cursus gevolgd heeft, krijgt een getuigschrift. Studenten, die ook een vierde jaar aan de Universiteit kunnen en willen blijven, zijn in de gelegenheid op het einde van dat jaar in de Engelsche afdeeling den graad van ‘bachelor of philosophy’ te halen. Dan volgt de semester-indeeling.
Verder militaire oefening voor de heeren en hygiëne en gymnastiek voor damesstudenten. Deze ‘vakken’ keeren ook in het 2de jaar op het studieprogram terug.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit program spreekt voor - gedeeltelijk ook tegen zich zelf; onthult den Amerikaanschen snit eener algemeene universitaire vorming in zeer levenspraktische richting; maar geeft geen idee of geen beeld eener kenmerkend journalistieke opleiding. In de afdeeling voor ‘political sciences’ is dan nog een cursus in ‘rapid writing’, waarvan vermeld staat: dat hij eenmaal in de week wordt gegeven. De nadere omschrijving luidt: ‘Het maken van persklaar werk voor de courant, met oefeningen in het beschrijven, het maken van uittreksels, het inkorten en uitwerken. Bijzonderlijk ingericht voor a.s. journalisten’!
2. Het program van de ‘Journalisten-Hochschule’ te Berlijn. Deze vakschool deelt haar leerplan in over vier semesters. De colleges, welke gegeven worden, zijn de volgende:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onder praktische journalistiek wordt in dit program verstaan: lezen, vertalen, redigeeren, omvormen - een soort leerlingwerk aan een denkbeeldige krant. Waarbij de bronnen zoo diep mogelijk gepeild worden. In de opsomming der colleges zal de lezer temet gestruikeld zijn over de aankondiging: Journalistieke anatomische pathologie: 2 uur in de week. Bedoelt dit college misschien den aankomenden journalist in dezen tijd van leeken-álverstand, medisch-allerlei, medische feuilletons, èn medische tooneel- en literatuur-kunst, de termen en de groote lijnen van geneeskundig begrijpen bij te brengen? Niets van dat! Deze titel is zuiver overdrachtelijk gemeend. En kleurt als zoodanig eigenaardig op een plan van welomschreven studie. Bedoeld is hier: de anatomische pathologie van de copy, van: ten druk te leggen arbeid. En waarschijnlijk wel ook: hare chirurgie. Het uitsnijden van zieke regels. Het aan elkaar plakken van brokstukken en mooten. In een operatiekunst van bedoeld kosmetisch effect. Uit het program en den opzet dezer ‘Hochschule’ krijgt men den indruk, dat het ‘Hoch’ er desnoods wel aan ontnomen zou kunnen worden en het een aan de oppervlakte van het weten en in den gang van de routine blijvende vàkschool is. Die jongelieden de volontairjaren wil sparen. Die praktische wenken geeft; en praktische kunsten en vaardigheden oefent.
Een geheel ander beeld biedt Parijs. Dit maakt krachten mobiel; laat stemmen hooren; geeft kijk in universitatem sub specie aeterni; diepte en breedte - dat men hier met het volste recht van een ‘academischen’ aanleg van het onderwijs-plan kan spreken. Het program heeft eene geregelde en loopende indeeling:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze voordrachten vullen het program aan. Zij zijn de zelf-verslagen van de levens en werken van vóórmannen. Bij ons in het universitaire leven bereiden de Secties voor wetenschappelijken arbeid te Amsterdam ons uren van dezen inhoud en dit perspectief, wanneer de vaders der wetenschap in persoon komen om hunne werken of hunne methodes te ontvouwen. Voordrachten van dit en het vorige cursusjaar:
Uit een en ander blijkt, dat wij hier te maken hebben met een instituut, dat naar den opzet en de uitvoering het veelzijdige karakter van het vak in de opleiding het naast probeert te treffen. Dat zijn leerkrachten ontleent aan de praktijk en aan de officieele wetenschap. O.a. geven drie professoren en lectoren van de Universiteit aan deze ‘Ecole de journalisme’ les. Er is echter maar éen Parijs. Maar éen stad, waar zooveel individueel en onderscheiden weten samenwoont, en samen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is te treffen. In dezen stijl ware het journalistiek onderwijs elders en algemeen niet in te richten. Hoe dan wel? - Er bestaat ook een academisch leerplan van de journalistiek. Een stuk dat ontworpen is door drie mannen der bewust - universitair - opgevatte journalistiek. De samenstellers zijn: Dr. Adolf Koch, buitengewoon hoogleeraar in de journalistiek aan de Universiteit Heidelberg; J. Fr. R. Meiszner, docent voor courantenwezen aan de technische hoogeschool te Darmstadt en Dr. Oscar Wettstein, lector voor journalistieke leervakken aan de Universiteit Zürich. Hun leerplan is wel nagenoeg aan de meeste universiteiten te verwezenlijken. N.l. wanneer er een leerstoel voor het vak bestaat, en de docenten uit de juridische en litterairwijsgeerige faculteiten - om het maatschappelijk bedrijf en den arbeid der journalisten te eeren en te gerieven - hunne colleges mede aan de behoeften dezer jongeren willen aanpassen. Dit academische leerplan onderscheidt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
* * *
Resumeerende: Constateeren wij, dat de journalistiek als wetenschap is: de leer van het courantenwezen, beschouwd als een afzonderlijk complex van geestelijk leven en voortbrengen. Deze wetenschap is onder te verdeelen in:
Deze wetenschappelijke journalistiek is aan eenige instellingen van hooger onderwijs tot erkenning en althans tot een deel harer rechten gekomen. Rekening houdende met de behoeften der praktijk; en steeds daaruit gegroeid - heeft zij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in vijftien jaren aan een leervak, de journalistiek, het aanzien gegeven dat, althans in zijn onderdeelen, reeds geheel in systeem staat. Een leervak, dat de geschiedenis, de organisatie, de sociale levensvoorwaarden en de resultaten van de courant tracht na te gaan. De techniek van haren dienst inwendig belicht. En de wetsbepalingen om haar heen groepeerend behandelt.
Moeten wij nu ook in Holland in de rij? Dat er iets gebeuren moet; dat onvoldoende voorbereiding en wetenschappelijk tekort de reden van menig te vroeg persoonlijk falen is; en dat de krant, als onderneming, in haar volstrekte amoraliteit: bewust en gewapend menschen-materiaal voor haren dienst gerééd moet vinden - dat heb ik in de tien jaar, dat ik in binnen- en buiten-land de krant gebruikt heb en gediend, als een eisch van gebiedende noodzaak leeren begrijpen. Ook: dat wetenschappelijke opleiding reden heeft en zin. - Dat de fabel, dat een publicist als zoodanig ‘geboren’ moet wezen, voor een beredeneerde kritiek geen stand houdt. Zoo goed een medicus de kliniek, en een musicus het conservatorium bezoekt, zoo goed kan de aankomende dagbladschrijver een technisch en een historisch college loopen - en in het practicum, inter pares en onder contrôle van een meerdere, beduidend rijpen. ‘Geboren’ publicisten overigens worden er helaas niet meer in de hoeveelheid, welke de courant noodig heeft, ‘geboren’. - Zoo wordt men wel genoopt ook opgeleide krachten aan te nemen.
De opleiding van den journalist is voorloopig ook in vakkring een onderwerp van beraad en bespreking. Ook daar zal moeten worden uitgemaakt: noodzakelijk of niet noodzakelijk. Iets of niets. - En ook daar zal dan misschien het vraagstuk aan de orde komen: eene school, een vakopleiding, of wel: een academische leerstoel. De voordeelen van deze laatste zij het mij vergund hier in korte formuleering saam te vatten:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De laatste twee voordeelen behoeven nog een korte toelichting. Het voordeel, dat er in ligt, dat studenten van ànderen studiegang zich aan de Universiteit omtrent de krant kennis kunnen verschaffen, is sociaal niet te gering aan te slaan. Ieder van ons weet, hoe stumperig dikwijls ontwikkelde menschen - lieden, die in de uitoefening van hun beroep òns en de krant noodig hebben - het aanleggen, hun bruggetjes op het glad-ijs der dagbladschrijverij neer te laten. Zeer terecht geeft prof. Koch dan ook omtrent ‘het’ succes zijner colleges aan de universiteit, die gedurig door 30-100 hoorders bezocht werden, op: ‘Het voornaamste succes mijner voorlezingen zie ik daarin, dat ànderen en wel voornl. juristen een juistere opvatting van de pers ontvingen.’ Anderszijds constateert Dr. Wettstein: ‘Twee mijner ervaringen zijn van algemeene beteekenis. De colleges werden van den aanvang af, zooals ook gewenscht was, niet slechts door jongelieden bezocht, die al aan de Universiteit neiging in zich voelden den journalistieken kant uit te gaan; maar ook door menschen, die alleen den wensch koesterden, zich op de hoogte te stellen van het moderne krantenbedrijf. Dat is een zeer verheugend teeken. De verslapping van de courant kan niet beter tegengewerkt worden, dan wanneer het publiek weer leert de kranten critisch te lezen; iets van waarde, van maakwerk te onderscheiden; de speculatie van het woord te verachten; platten vorm en benepen taal te haten. Anderszijds is het tegenwoordig, waar bijna ieder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mensch, wat ook zijn beroep zij, in aanraking met de krant komt, van belang: dat het inzicht in het wezen, het bedrijf en de levensvoorwaarden van de krant zooveel mogelijk algemeen gemaakt worde’. Het allerlaatste voordeel komt alleen den journalistenstand ten goede. De waardeering der samenleving wordt haar tot nog toe maar schraal toegemeten. Nog voor enkele jaren zijn b.v. in de Tweede Kamer bekrompen woorden gesproken. En bij een rondvraag van den Haagschen correspondent van de Nijmeegsche, bij gelegenheid van het laatste jaarfeest van den ‘Kring’, zijn o.m. uitspraken van mannen van plaats en rang gepubliceerd, in welwillende regentenpose, die er blijk van geven, dat plaats en werk van de journalistiek in de maatschappij nog niet worden aangeslagen naar wat zij wezenlijk kunnen of konden beteekenen. Bismarck heeft van ‘Existenzen die ihren Beruf verfehlt haben’, gesproken. Keizer Wilhelm van: ‘verkommenen’, dat is ‘gesjeesde’ gymnasiasten. De Fransche journalist klaagt: Vous êtes puissant comme un roi,
Dit la foule qui m'environne,
Votre plume est un sceptre aux doigts,
Votre melon, une couronne.
C'est entendu. Mais je sais bien,
Moi qui vois trop l'envers des choses,
Que le journaliste n'est rien
Et que son lit n'a pas de roses.
On piétine ma royauté,
Le public me traite en esclave,
On me voue à la pauvreté
Comme un petit frère morave.
Je ne jouis d'aucun repos,
Ni des trois-huit, ni des dimanches,
Et c'est pour d'autres jouvenceaux
Que l'oiseau chante dans les branches.
Pour d'autres, les fruits des vergers
Et de ma féconde cervelle:
L'homme d'Etat s'en va siéger,
Après que j'ai dressé l'échelle.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dringt de journalistiek - en daarmee bedoel ik niet de oude, die het dagelijksch gebeuren verwaarloosde en de polemiek vooropstelde, en die wel tot ministerstoelen droeg - maar de moderne, die een verkeersinstelling is, die den dag ijkt, met een steeds groeiende technische reuzenorganisatie en die haar eigen wetenschappelijk fundament heeft, - dringt die journalistiek tot de Universiteiten door, ook hier te lande, dan geloof ik, dat de buiten het persbedrijf staande samenleving daaruit, meer dan door elke andere daad, zal begrijpen, dat ze als vak tot het peil rijzende is van ook andere geleerde en vrije beroepen. Jong is de journalistiek als hoogeschoolvak. In vijftien jaren groeit geen boom der kennis de kruin ten volle uit. Er zal nog véél te snoeien en nog veel méér te enten wezen. Maar naar het licht strekt zich al deze jongste academische aanplanting. Dat licht is? - Dat doel? - Te getuigen voor de opvatting, dat de journalistiek geen ambacht is, maar een geleerd beroep, met een wetenschappelijken ondergrond; tevens een kunst. En dat een scherp en geoefend verstand, een diepgaand weten den journalist onontbeerlijk is, - wil de courant zijn en blijven een factor in dienst van den vooruitgang en de beschaving. R. Feenstra. |
|