De Gids. Jaargang 74(1910)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 359] [p. 359] Verzen. De lentesterren. De lentesterren kijken zoo blij. Zij weten alléén een geheim van mij. Zij weten, dat eens in het meer van mijn ziel Een zilveren schitterster nederviel. Het was, als nu, in een lentenacht. - Zoo làng had ik vergeefs gewacht. - Het wijde meer lag effen uit. De lucht was luw en zonder geluid. De witte meeuwen waren ter rust, De meeuwen, die het zongoud kust. Alleen de sterren hebben bespeurd, Dat toen een wonder aan mij is gebeurd. En nu verbergt mijn blauwe ziel Het licht, dat eens uit den hemel viel. Maar over het meervlak een zilveren schijn Vertelt, dat iets moois in de diepte moet zijn. De lentesterren kijken zoo blij. Zij weten alléén een geheim van mij. [pagina 360] [p. 360] Najaarsavond. Schimmen-witte weedom-vormen Rijzen uit de najaarsstormen, Komen in de schemertijden Door de deuren binnenglijden, Ritselen met sleepgewaden, Of ze alom en nergens traden, Zuchten zacht, alsof ze zingen, Zingen doode erinneringen, Zingen van verlaten zwerven, Van een eeuwig-angstig derven Voor de moede, bleeke blinden, Die maar tasten en niet vinden... Schimmen-witte weedom-vormen Rijzen uit de najaarsstormen. Hendrika Boer. Vorige Volgende