trouwelezers van ons tijdschrift staan op dit oogenblik, zonder dat wij ze noemen, zoovele studiën voor den geest die, met den naam van Vissering geteekend, niet enkel om haren degelijken inhoud boeiden, maar ook de aandacht trokken om den keurigen vorm waarin zij waren opgesteld. En om dien vorm niet het minst, want onder zijne medewerkers van vroegere en latere dagen telt de Gids er maar enkele, die, getrouw aan eene der hoofdgedachten, welke tot de vestiging van ons tijdschrift leidden, er zoo gelukkig in zijn geslaagd als hij om hunne bijdragen, over welke onderwerpen ook, tevens tot kunstwerken te maken. Afkeerig van alles wat naar overhaasting zweemde, kon hij er niet toe besluiten de vruchten van zijnen arbeid af te staan, zoolang hij voor de uitdrukking van zijne gedachten niet den vorm had gevonden, welke hem in alle opzichten kon voldoen. Dank zij die nauw gezetheid en ijverige inspanning, heeft hij zich, geheel afgescheiden van de wetenschappelijke verdiensten zijner werken, eene plaats weten te veroveren onder de beste
nederlandsche stilisten van zijn tijd.
De laatste vrucht aan Vissering's pen ontvloeid, staat, merkwaardig genoeg, in onmiddellijk verband met den wetenschappelijken arbeid waaraan hij vóór alles zijn leven had gewijd. Het is alsof hij behoefte heeft gevoeld vóór zijn verscheiden de resultaten van dien arbeid nog eens duidelijk te resumeeren en de economische richting, welke hij was toegedaan, tegen onverdienden blaam in bescherming te nemen. Om dat doel te bereiken, kiest hij ter bespreking een werk voor welks wetenschappelijke en artistieke verdiensten hij meer dan iemand een open oog moest hebben, maar waarin ook het verschil tusschen zijne overtuiging en die van zeer velen onder zijne jongere tijdgenooten, helderder en duidelijker stond uitgedrukt dan waar ook. Op dat verschil nog eens de aandacht te vestigen; het goed recht van het standpunt, door hem ingenomen, nader te bepleiten, en, zij het ook met verzwakte hand dan toch met het onverzwakt vertrouwen van de jongelingsjaren, ook waar het de beslechting van allerlei maatschappelijke vraagstukken geldt, nog eens de vaan van de vrijheid omhoog te heffen, ziedaar de gedachte die hem blijkbaar voor den geest stond toen hij zich tot het schrijven van zijne ‘Prosopographia socialistica’ neerzette.
Geen oogenblik is minder geschikt dan het tegenwoordige