| |
| |
| |
Politiek overzicht.
's Gravenhage, 24 Augustus.
‘Het tijdperk der pronunciamientos is voorbij.’ Gewaagd klonk die uitspraak eens in den mond van een koning die zelf aan een pronunciamiento zijn herstel op den troon zijner vaderen te danken had, maar is het niet, alsof de uitkomst hem gelijk komt geven? Wederom is in Spanje een pronunciamiento beproefd; beklagelijker is er nooit een aan zijn eind gekomen. De Cortes waren naar hun haardsteden, de ministers hielden vacantie op badplaatsen en buitenverblijven, de koninklijke familie was te la Granja de ondragelijke hitte der hoofdstad ontvloden, geheel Spanje rustte in dommelige rust; - daar klonk op eens de mare uit Badajoz, als een bliksemstraal uit helderen hemel, dat de republiek was uitgeroepen. Was het wonder, dat ontsteltenis een oogenblik de regeering beving en de koning twijfelde aan zijn stoute verzekering? De opstandelingen waren althans hun werk als kenners in het vak begonnen, hadden de telegraafdraden afgesneden, zoodat het nieuws eerst over Lissabon de Spaansche hoofdstad kon bereiken, beslag gelegd op de stadspenningen als eerste practische daad van het nieuwe bestuur, een spoorwegbrug vernield om het verkeer te bemoeilijken. Al was er in den laatsten tijd van werkzame republikeinsche propaganda niets bespeurd, al was zelfs bij de leiders der meest geavanceerde partijen een zwenking naar de zijde der regeering voorgekomen, al vond de beweging van Badajoz niet onmiddellijk weerklank door het land, men was in regeeringskringen verre van gerust, want men wist maar al te wel, dat er ontevredenen genoeg zijn, die zich gretig scharen om de banier van den opstand, zoodra deze maar op eenig succes kan bogen. De meest krasse maatregelen werden dan ook terstond aangegrepen. Geen mindere dan de generaal Blanco, de schrik der Cubanen, werd met een sterke
| |
| |
troepenmacht naar de plaats des opstands gezonden; de constitutioneele waarborgen werden door geheel Spanje opgeheven verklaard; een besluit werd uitgevaardigd, dat de staat van beleg zou worden afgekondigd in alle provinciën, waar het noodig zou blijken. Zonderlinge illustratie bij het bericht, dat door de officiëele telegraaf werd rondgeseind, dat overal in Spanje de volmaaktste rust heerschte!
Nu, de rust is spoedig hersteld, al logenstraften ook de particuliere berichten van verschillende bladen de geruststellende verzekeringen der aan de struisvogelpolitiek verknochte officiëele tijdingen. Ook bij sommige dier particuliere berichten heerschte de noodige overdrijving, vooral in de radicale fransche pers, die zoo gaarne wilde gelooven dat Spanje tot in merg en nieren republikeinsch is en met geestdrift de republiek aan zou nemen, zelfs uit de handen van het gehate militarisme. De waarheid bleek in het midden te liggen. Hier en daar vond de beweging van Badajoz een echo, en in sommige garnizoenen kreeg de toestand een bedenkelijk aanzien. Er waren teekenen, die deden vermoeden, dat men met een wijdvertakte samenzwering te kampen had. Maar de helden van Badajoz hadden hun tijd slecht gekozen of hun afspraken slecht gemaakt, zoodat zij, verbaasd dat niet geheel Spanje op hun voorbeeld zich verhief, niet beter wisten te doen dan naar Portugal te vluchten en daar reeds goed en wel geïnterneerd zaten, eer zij er toe konden komen der wereld kond te doen wat eigenlijk hun politiek programma was. Elders was men niet gelukkiger. In Catalonië was er gisting en beweging genoeg om maarschalk Quesada tot buitengewoon krachtvertoon te prikkelen; ook in Andalusië gaven eenige steden de militaire macht handen vol werk; maar overal werd slechts de oppervlakte beroerd en drong de beweging niet door tot de kern des volks. In één woord, het was geheel een opstandje van ontevreden militairen, en het pleit voor de kalme gesteldheid der natie, dat zij ditmaal niet den minsten lust gevoelde met die ontevredenen gemeene zaak te maken. Niet alleen, dat de leiders der republikeinsche partij als om strijd elke verstandhouding met de opstandelingen ontkenden en met verontwaardiging afgaven op die schandvlek der spaansche geschiedenis, de militaire revoluties, maar ook de volkselementen der partij hielden zich op een afstand, zoowel de
Andalusische landbevolking als de Catalonische werklieden en Valencia's federalisten, terwijl mede de Carlisten en de Baskische fueristen het versmaadden in dit troebel water te visschen.
| |
| |
Toch was het waar, dat deze opstand een republikeinsch tintje droeg. Als men eenmaal een politieke omwenteling begint, dient men toch wel een politieke leus aan te grijpen, en welke kon daar beter dienst doen dan: de republiek met de constitutie van 1869, waarvoor immers ook voor korten tijd in parlementaire kringen was geagiteerd? Ook is er een naam noodig, die een idee vertegenwoordigt en die in staat is een aanhang om zich te vereenigen, waar 't beginsel op zich zelf niet machtig genoeg is, en welken zou men dan liever nemen dan dien van Ruiz Zorilla, den wakkeren republikein die geen amnestie van koning Alfonso had willen aannemen en die voor Spanje's toekomst verklaard had op revolutionaire maatregelen alleen te willen bouwen? Maar republiek, constitutie van 1869, Ruiz Zorilla, in geen dezer woorden lag een tooverklank. Ontgoocheling was het deel der enkele dwepers, die reeds droomden van vrijheid, gelijkheid en broederschap en die natuurlijk ook bij deze gelegenheid niet geheel ontbraken. Het schijnt wel, dat Zorilla zelf, die juist spoorloos uit Parijs verdwenen was en vermoed werd zich in de Pyrenaeën op te houden, de draden der samenzwering in handen had, maar dat hij zich ten opzichte van de gevoelens der Spanjaarden jammerlijk heeft vergist. In een door pronunciamientos geteisterd land is het niet moeilijk een misnoegde militaire partij bijeen te krijgen, wier teleurgestelde eerzucht of avontuurlijke neigingen haar voor elke onderneming, die haar bevordering en betaling voorspiegelt, doen ontvlammen, en vooral thans, nu onder de rustige regeering van Alfonso het groot overcompleet der officieren geleid heeft tot een schorsing der bevorderingen, de dienaren van vroegere regeeringen op halve soldij zijn gesteld, en de algemeene kalmte in de monarchie geen gelegenheid geeft tot heldendaden. Zorilla, dien men wel niet van groote voorliefde voor het militaire element verdenken kan, heeft de zwakheid begaan van die militaire ontevredenheid
gebruik te maken om, naar hij hoopte, de komst der republiek te bespoedigen. Maar zijn volk was verstandiger dan hij: het bedankte voor dit Danaërgeschenk en Zorilla heeft niets gewonnen dan de twijfelachtige eer, dat zijn naam thans vereenzelvigd is met die van louter militaire samenzweerders.
Voor de fransche radicalen was het een leelijke streep door hun rekening, die mislukking der Spaansche republiek. Men had gehoopt, dat die vervorming van het Spaansche staatsbestuur machtig zou
| |
| |
bijdragen om een eind te maken aan de verkoeling, die tusschen de Romaansche zusternatiën valt op te merken, vooral door het gebrek aan tact in de keuze der diplomaten, die Frankrijk aan het Spaansche hof hebben vertegenwoordigd. Thans is juist het tegenovergestelde bereikt, en is de kloof eer dieper geworden, daar de Franschen verdacht worden van meer of minder werkdadige sympathie voor de opstandelingen aan den dag te hebben gelegd. Werd een oogenblik gevreesd voor den terugkeer van Canovas in het bewind, dat ware de nekslag voor de goede verstandhouding met Frankrijk, maar zelfs als het bestaande ministerie gehandhaafd blijft, dat juist wat meer sympathie naar die zijde begon te toonen, dan is thans veel van die sympathie ingeboet. De Fransche republiek, het moet telkens weer herhaald, is al zeer ongelukkig in haar betrekkingen tot andere natiën. Al wordt zij algemeen met een soort van welwillende consideratie bejegend, een ieder is toch tegenover haar op zijn hoede, en van innige verstandhouding met eenige natie is geen sprake. De pogingen om tegen het Germaansche element door samenwerking met anderen een dam op te werpen, falen de een na den ander. Een samengaan met Engeland stuit af op Albions achterdocht en eigenwilligheid, - met een despotie als het de Germanen evenzeer hatende Rusland kan de Fransche republiek zich niet nauw verbinden -: dit alles laat zich hooren, maar minstens zonderling is het, dat Frankrijk ook de Romaansche zusternatiën door gemis aan tact zoozeer van zich vervreemdt. Aan klachten over den wassenden invloed van Duitschland, dat langzamerhand de meest uiteenloopende nationaliteiten trekt binnen de sfeer van zijn macht, bij de Franschen geen gebrek, maar dat zij het zich zelven grootendeels hebben te wijten, zien zij niet in. De naïeve haat tegen vreemdelingen stijgt bij hen met den dag. Overwegen niet de bladen weer in allen ernst het plannetje om een belasting van buitenlanders te heffen? Met
deze dwaze overdrijvingen van het nationaliteitsgevoel doen zij ten slotte niemand kwaad dan zich zelven.
Welk een behendigheid en buigzaamheid bij de Duitsche diplomatie tegenover de onbeholpenheid en roekeloosheid der Fransche! Het is alsof beide volken hun onderscheidende karaktertrekken hebben omgeruild: de spreekwoordelijke lompheid en onbehouwenheid der Duitschers met de hoffelijkheid en fijnheid der Franschen! Het is merkwaardig, hoe de Duitsche diplomatie allerwegen haar bondgenooten weet te zoeken, hoe zij haar vleierijen en vriend- | |
| |
schapsbetuigingen weet te plaatsen, hoe zij van allerlei kleinigheden weet partij te trekken om de verschillende mogendheden van Oost en West aan zich te ketenen, ten einde een isolement te scheppen eenerzijds om den kolossus van het Noorden, anderzijds om de Fransche republiek. Het heet, dat de Duitsche rijkskanselier ziek, doodziek is te Kissingen, dat hij niet alleen niet werken kan, maar zelfs niet praten en eten, doch dat neemt niet weg, dat zijn invloed op den loop der Europeesche zaken niet minder merkbaar is dan ooit voorheen. De innige verstandhouding met Oostenrijk, dat spreekt wel van zelf, werd opnieuw bezegeld door de gewone samenkomst der keizers te Ischl. Dit jaar toonde het publiek zich genegen aan de bijeenkomst een bijzondere beteekenis te hechten, omdat de licht begrijpelijke opvatting veld won, dat de federalistische, den Duitschers weinig vriendelijke binnenlandsche politiek van graaf Taaffe haar schadelijke terugwerking op de buitenlandsche verhoudingen niet miste. De keizersbijeenkomst, voorafgegaan door een bezoek van Kalnoky bij den keizer van Duitschland, was bestemd om alle beduchtheid in dit opzicht weg te vagen. En werd voorts hier en daar nopens het duurzame der alliantie eenige vrees uitgesproken, omdat men zich het verhaal herinnerde, dat in 1879 zulk een alliantie voor vijf jaren was gesloten, zoodat zij welhaast ten eind moest loopen, fluks was een officieus blad gereed met de onthulling, dat reeds in het najaar die alliantie voor zes jaren was verlengd. Doch de versterking en
verlevendiging van het duitsch-oostenrijksche verbond was nog slechts de grondslag, waarop Bismarcks diplomatie dezen zomer verder voortbouwde. Niets werd verzuimd om de vriendschap met Italië nader aan te kweeken. De ontzettende ramp van Ischia was een daartoe als door de Voorzienigheid beschikte gebeurtenis. Wat nooit geschied was in een zoo uitsluitend politiek orgaan als de Provinzial Correspondenz, dit blad deed een warm beroep op de algemeene liefdadigheid voor deze buitenlandsche catastrophe, onder voor Italië bij uitstek welwillende bewoordingen, en, evenzeer een nieuwigheid, de kroonprins stelde zich aan het hoofd der inzamelingen voor de ongelukkige beroofden, onder een niet minder warme oproeping tot zijne landgenooten. Ischia voer er wel bij, maar niet minder de Duitsche politiek, die de welkome vruchten oogstte in de levendige sympathie, waarvan de licht ontvlambare italiaansche natie voor de Duitschers begon te blaken. Een ander middel om vriendschap
| |
| |
aan te kweeken, in vorige eeuwen het machtigste van alle middelen, ook thans niet geheel zonder kracht - vorstelijke echtverbindtenissen - wordt even gretig aangegrepen. Huwde reeds Zwedens kroonprins met een kleindochter van den Duitschen keizer, Spanje's koning met een Oostenrijksche princes, thans is ook het huwelijk beklonken van den Portugeeschen troonopvolger met een aartshertogin van Oostenrijk. En andere middelen weder worden te baat genomen om de jonge koninkjes van het Oosten, uit den aard der zaak zeer gevoelig voor voorkomendheden van de zijde der oude en machtige heerschersgeslachten, te ketenen. Koning Milan van Servië ziet zich genoodigd èn door Oostenrijks èn door Duitschlands keizer om in beider rijken de militaire manoeuvres te komen bijwonen. Koning Karel van Rumenië staat peet bij den doop van het achterkleinkind van Duitschlands keizer, wordt met buitengewone eerbewijzen aan het hof te Potsdam ontvangen, en gaat op de terugreis naar zijn land mede te Weenen op bezoek.
Zoo geniet de Duitsche diplomatie triomf op triomf, en als Frankrijk in het Westen, ziet Rusland in het Oosten zich geïsoleerd. Niet de kleinste zegepraal is het voor de politiek van Duitschland en Oostenrijk, dat zij er langzamerhand in geslaagd is Ruslands invloed op het schiereiland te verdringen. Met taaie volharding, langzaam maar zeker, is zij aan het werk geweest, en de aan haar bedoelingen dienstbare ambtenaren, kooplieden en spoorwegingenieurs hebben op den langen duur verworven, wat de zegepralen der russische wapenen niet hebben vermocht. In de turksche belastingen legeradministratie zijn de Duitsche ambtenaren oppermachtig; binnen eenige maanden zal de spoorweg Pest via Belgrado met Salonichi verbinden en aan den handel der Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie nieuwe banen openen; het koninkrijk Servië is geheel voor de Oostenrijksche belangen gewonnen, terwijl het aangrenzende Bosnië thans rustig is; in Rumenië heeft de achterdochtige houding tegenover de Germaansche staten, spijt het Donau-tractaat, voor vriendelijker stemming plaats gemaakt, ja zelfs in Bulgarijë kan de Russische invloed zich tegenover de Duitsche niet onbetwist handhaven.
Montenegro alleen blijft Ruslands hoop en toeverlaat, en Cettinje is het steunpunt geworden, vanwaar alle Russische intriges op het schiereiland uitgaan. Montenegro's vorst weet wel, dat voor hem slechts heil is te wachten onder Ruslands hoede, en zonder voorbehoud
| |
| |
heeft hij zich geworpen in de armen van zijn keizerlijken beschermheer. Deze zoon der Zwarte Bergen, een eerzuchtige dichternatuur, droomt reeds, helderlichtende planeet door Moscou's zon bestraald, van een toekomst waarbij hem de hegemonie zal toekomen van de Balkanstaten, als daar het panslavisme zal zegepralen. Niet zoo vele jaren is het nog geleden, dat hij, mede arbeidende aan den wederopbouw van een groot Servisch rijk, als deurwachter wilde staan voor het paleis van den Servischen koning; niet zoo vele jaren nog geleden, dat bij de van hooger hand aangewakkerde idealen der Pan-bulgaren, voor zijn volkje der Zwarte Bergen weinig plaats overbleef; doch thans is het blaadje omgekeerd, en durft de beheerscher van enkele ongenaakbare rotsen zich den erfgenaam wanen van de glorie, die eens de servische en bulgaarsche kronen omstraalde. In zijn toekomstcombinatën speelt zijn dochterental een zekere rol: wie weet, of die zeven hem geen kronen brengen in zijn geslacht, die hij voor zich persoonlijk niet zal kunnen verwerven. Zoo even is de oudste, de 18jarige Zorka, aan prins Peter Karageorgievich uitgehuwlijkt, en voor de tweede, Militza, heeft hij reeds op Alexander van Bulgarije het oog geslagen. Dat huwelijk zijner oudste dochter, onder Ruslands auspiciën in zijn hoofdstad gevierd, heeft heel wat pennen in beweging gebracht, heeft Cettinje voor eenigen tijd tot de belangwekkendste europeesche residentie gemaakt, en was de naaste aanleiding voor de oplettendheden, door de hoven van Midden-Europa aan den koning van Servië betoond. Want Peter Karageorgievich, door Rusland uit het duister, waarin hij begon weg te kwijnen, te voorschijn gehaald, is pretendent voor de Servische koningskroon, een zoon van dien Alexander Karageorgievich, die als afstammeling van den ‘Zwarten George’ (Kara Gyorgye), den held van den Servischen bevrijdingsoorlog, van 1842 tot 1859 te Kragujevatz heerschte, en daarna door het geslacht
Obrenovitch vervangen, zijn leven sleet in samenzweringen, die in 1868 tot de vermoording van Milans vader en tot zijn eigen veroordeeling bij verstek tot levenslange gevangenisstraf leidden. Ook Peter zelf oefende zich in het samenzweren, maar nieuweling in het vak bracht hij het wel tot een zelfde veroordeeling, maar zonder de voldoening te smaken zijn tegenstander uit den weg te hebben geruimd. Vrij vergeten leefde hij in Hongarijë of in Oostenrijk, totdat het oog van Ruslands Czaar met welgevallen op hem viel. Beter kaart was niet uit te spelen
| |
| |
tegen den ondankbaren Servischen vorst, koning bij Oostenrijks gratie, dan een huwelijk van zijn tegenstander met Montenegro's vorstendochter. Karageorgievich had nog altijd zekeren aanhang in Servië en zou te grooter aanhang krijgen, als men eenmaal wist, dat Rusland hem beschermde. En Rusland maakte dan ook hiervan volstrekt geen geheim, getuige het buitengewoon gezantschap voor de huwelijksplechtigheid afgevaardigd, en het ruime jaargeld, dat de Czaar als bruidschat gaf. Zoo verrukt was de vorst der Zwarte Bergen over het schoone verschiet, dat zich dus opende voor zijn geslacht, dat hij in zijn dollen overmoed koning Milan noodigde als getuige bij het huwelijk. Na voltrekking van het huwelijk moest de vorst, wederom op hoog bevel, naar Konstantinopel reizen om bij den Sultan zijn opwachting te maken. Ook deze schijnbaar zonderlinge stap schijnt deel uit te maken van Ruslands plan om Montenegro te gebruiken tegenover de Balkanstaten, misschien om den Sultan te doen gevoelen, dat nevens hem een ander souverein, geen vazal, op het schiereiland heerscht, met wien hij te rekenen heeft. In elk geval, Ruslands panslavistisch streven is weder ijverig aan den arbeid en Duitschland en Oostenrijk zijn blijkbaar op hun hoede. Sterk genoeg acht het Duitsche rijk zich thans om links en rechts waarschuwingen te doen klinken op den nijdigen, bitsen toon, dien men van de Norddeutsche gewend is. Eerst de periodiek terugkeerende aanmatingen over Ruslands wapeningen op zijn westelijke grenzen, daarna een heftige uitval tegen Frankrijk, voornamelijk gemotiveerd door de ietwat kinderachtige juichtonen in de fransche pers, dat thans de vestinglinie aan de Oostergrenzen werkelijk onneembaar is.
Misschien hebben al deze bewegingen op het schaakbord der europeesche diplomatie, al deze verschuivingen in de onderlinge verhouding der staten, daardoor te meer in de oogen der politici een zoo overwegend gewicht verkregen, omdat met de zomermaanden de parlementen vacantie houden en alle wetgevende arbeid stilstaat. Toch zal hij, die in hetgeen van Duitsche zijde wordt gedaan een zeer bepaald plan, met het noodige esprit de suite gevolgd, onmiskenbaar opmerkt, onmogelijk alle beteekenis aan deze feiten ontzeggen. Oorlog met Frankrijk en oorlog met Rusland aanstaande, roepen alarmisten reeds. De verstandige zwijgt maar waakt.
Parlementaire vacantie overal. Het langst als naar gewoonte is men aan den arbeid gebleven in Engeland, en onder de kleinere
| |
| |
natiën ditmaal in België. De onderwerpen in België aan de orde, grepen diep in het volksleven in en werden ook buiten de grenzen met meer aandacht gevolgd, dan gewoonlijk aan den wetgevenden arbeid der kleine volken te beurt valt. Belastingverhooging en kieswethervorming, twee onderwerpen, zoolang mogelijk uitgesteld, maar die ten slotte ter hand moesten worden genomen, wilde het ministerie zich zelf niet van de middelen berooven, die het onvoorwaardelijk noodig had om zijn bestaan te rekken. België heeft daarbij het geluk of het ongeluk, al naar men het nemen wil, verdeeld te zijn in twee partijen, die nagenoeg tegen elkander opwegen en zoo scherp, bijna kan men zeggen zoo verbitterd, mogelijk tegenover elkander staan. Waar het zoo staat, wordt de stelling van een kabinet zeer moeilijk, als eenerzijds voorstellen worden ingediend, die uit den aard der zaak impopulair zijn, zooals elke belastingverhooging is, anderzijds een zoo teeder vraagstuk, als uitbreiding van kiesrecht, aan de orde moet worden gesteld, waarbij het onmogelijk is aan alle eischen ook der bevriende partij tegemoet te komen. Een deel der liberale partij is zijns ondanks in beide zaken met het ministerie medegegaan, eerst zooveel mogelijk tegenhoudende en tegenwerkende, ten slotte overgehaald door de vrees om bij blijvend verzet te spelen in de kaart der clericale partij. Het behoeft wel geen betoog, dat men in de clericale en anti-clericale beginselen geen passenden toetssteen vindt om vraagstukken als verhooging van belasting en uitbreiding van kiesrecht te beslissen, maar evenmin dat daar, waar partijhartstocht het hoogste woord heeft, de geheele quaestie zich oplost in die ééne vraag, tot welke kleur een ministerie behoort, dat een zekere verhooging van belasting, een bepaalde uitbreiding van kiesrecht voordraagt. Het ontbrak niet aan leden, die zich op hooger, op onafhankelijker standpunt van beoordeeling stelden, maar juist dat is de
vloek van het partij-fanatisme, dat elke door zulk een beoordeeling veroorzaakte afscheiding van het gros der partij terstond verdacht wordt en helaas vaak terecht verdacht wordt. De meer progressistische fractie der liberalen, die in den strijd der laatste weken meermalen met de clericalen gemeene zaak maakte, heeft over die houding heel wat harde woorden moeten hooren. Men kon zich in het liberale kamp niet voorstellen, dat een ander denkbeeld hen bezielde, dan de stille hoop om Frère Orban, wiens doctrinaire stellingen en autocratische manieren hun lang een doorn in het oog waren, het leven onmogelijk te maken.
| |
| |
Moge die verdenking voor den een of ander niet geheel ongegrond zijn, anderzijds is het duidelijk, dat juist de vrees om de clericalen aan het roer te brengen, velen hunner te elfder ure bewoog tegen hun convictie hun stem weer aan het ministerie te schenken.
Bij de belastingverhoogingen heeft de radicale fractie, medegewerkt om der regeering niet alles te geven wat zij verlangde. De koorden van de beurs wat toe te halen, waar de staat zich gewende op al te weelderigen voet te leven, achtte zij politiek, zoover zij er in slagen mocht zonder de kabinetsquaestie uit te lokken. Maar op het stuk der kiesrechtuitbreiding heeft de onwrikbaarheid van den president-minister ten slotte in alle punten gezegevierd. Dat dit vraagstuk aan de orde moest komen, was beslist van het oogenblik af, dat de radicale linkerzijde nu enkele jaren geleden haar krachtige propaganda voor algemeen stemrecht aanving en in de hoofdstad althans niet ophield dit vraagstuk op den voorgrond te dringen. Het ministerie Frère, hoc ook telkens door Janson en de zijnen besprongen en geprikkeld, bleef koel voor deze hervorming, en volhardde in zijn afwijzende houding, toen de eisch van grondwetsherziening luider en luider weerklonk. Het ministerie steunde daarbij op het gros der liberale partij, of wat wellicht juister is, het gros der liberale partij was afkeerig van grondwetsherziening, omdat het ministerie ze niet aandorst. Tot deze uitspraak geeft de houding van een deel der liberalen ons recht, toen eindelijk Janson met een bepaald voorstel aankwam in het parlement. Terwijl toch in 1870, toen insgelijks een voorstel tot wijziging van de artikelen 47 en 53 der grondwet was ingediend, een groot aantal liberalen in de minderheid stond, was dit getal thans tot enkele radicalen geslonken en waren er onder de inconsequenten, die ronduit verklaarden, dat zij alleen veranderd waren, omdat zij het tegenwoordige ministerie niet wilden bemoeilijken. Intusschen was het ministerie verstandig genoeg om te begrijpen, dat het niet kon oproeien tegen den stroom, die buiten het parlement met steeds wassende kracht zich baan brak. De dilatoire exceptie, dat eerst de volksschool tegen de aanmatigingen der clericalen moest worden gevestigd, kon niet langer dienst
doen, en aan een verdediging ten principale van den census als eenige maatstaf van kiesbevoegdheid dorst men zich begrijpelijkerwijze niet wagen. Het kabinet beloofde een middenweg te zullen bewandelen, waardoor men kwam tot een stelsel, dat wel theoretisch zonderling in elkander is gezet,
| |
| |
maar toch practisch inderdaad wel eenige aanbeveling verdiende. Aangezien de belgische grondwet, daarin van de nederlandsche onderscheiden, den census als eenigen maatstaf van kiesbevoegdheid alleen voor de kamers voorschrijft, doch ten opzichte der gewestelijke en gemeentelijke verkiezingen aan den gewonen wetgever de vrije hand laat, stelde het ministerie voor zonder wijziging der grondwet met een nieuw stelsel bij laatstgenoemde verkiezingen de proef te nemen. Vrij spoedig was het met een voorstel in dien geest gereed. De census, door de organieke wetten voor de verkiezingen voor provincie en gemeente ingevoerd, zou behouden worden, maar daarnevens zou kiesrecht worden verleend, in de eerste plaats aan een reeks personen, die door hun ambt of door hun opleiding waarborgen zouden geven van voldoende bekwaamheid, in de tweede plaats aan hen, die na zesjarig getrouw schoolbezoek door een examen in de vakken van het lager onderwijs van de voor het kiesrecht vereischte ontwikkeling een blijk zouden afleggen. Der radicale linkerzijde gingen dergelijke voorslagen niet ver genoeg, en ook de clericalen, die hunnerzijds in de laatste jaren eveneens met hervormingsvoorslagen waren aangekomen, poogden ze das te amendeeren, dat het platteland grooter contingent van kiezers zou leveren. Radicalen en clericalen werkten op die wijze gedeeltelijk samen, en verzekerden tot ergernis der ministeriëelen aan menig amendement een meerderheid. Edoch het verrassingen barende resultaat der tweede stemming had ten gevolge, dat al die amendementen weder vielen en ten slotte het ontwerp nagenoeg ongewijzigd uit den smeltkroes der debatten te voorschijn trad.
Het ministerie Frère is dus krachtiger dan ooit uit den strijd gekomen, daar elk voorwendsel om haar agitatie te hervatten der radicale fractie uit de hand is geslagen. En als de belangwekkende proefneming met deze nieuwe wet, die zal moeten leeren of het stelsel der capaciteiten naast de censuskiezers goede vruchten oplevert, dringt tot het verwijderen van den slagboom dien de grondwet tegen de uitbreiding van dat stelsel opwerpt, dan zal overeenkomstig de opvatting der regeering zelve en van haar aanhang elk bezwaar tegen een grondwetswijziging zijn vervallen.
R. Macalester Loup.
|
|