De Gids. Jaargang 47
(1883)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een verwaarloosd volksbelang.‘Verwaarloosd’ is een leelijk woord; waar het wordt uitgesproken klinkt in de echo ‘plichtverzuim’ mede. Wanneer het een volksbelang betreft, kan dit plichtverzuim allicht der Regeering ten laste komen. Dit is in de zaak die ik in deze bladzijden ga bespreken, gelukkig het geval nog niet. De Nederlandsche Regeering heeft reeds sedert een reeks van jaren een warm hart voor alles wat onze visscherijen betreft. Tal van door haar genomen maatregelen bewijzen dat zij onafgebroken een open oog heeft niet alleen voor de belangen onzer visscherij, maar ook voor het daarmede zoo nauw samenhangende vraagstuk: zijn onze rivieren, onze binnenwateren, de zeeën langs onze kust overbevolkt, en zoo niet, hoe kan hunne bevolking in toenemende mate versterkt worden? Kan daarbij toch nog van het verwaarloozen van een volksbelang sprake zijn, inderdaad aan Regeeringszorg heeft het niet ontbroken. Maar thans is het oogenblik daar, waarop die zorg moet verdriedubbeld worden, wil men de vruchten plukken van hetgeen hier en elders reeds gezaaid is en zich niet door anderen de loef zien afsteken. Wie zich overtuigen wil dat werkelijk een groot Nederlandsch volksbelang gevaar loopt verwaarloosd te worden, wanneer men het niet zeer spoedig en met alle kracht ter hand neemt, die bezoeke dezen zomer de Internationale Visscherijtentoonstelling te Londen. Wanneer gij het voetpad van Exhibition-road verlaten hebt en U, links omslaande, voor een shilling den toegang geopend ziet tot het voorportaal van die wereldkermis, dan hebt ge een haast onafzienbare galerij vóór u, waarin de Britsche exposanten u scheepsmodellen en vischnetten, vischnetten en scheepsmodellen in ontelbaren getale ter vergelijking aanbieden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wandel deze galerij halverwege dóór en sla rechts om, een korte verbindingsgang brengt u op het grensgebied tusschen de Nederlandsche en de Deensche afdeeling. Terwijl de eerste u door zijn met afwisseling gedrapeerden nettenschat ten volle doet gevoelen dat ge u op eene visscherijtentoonstelling bevindt, vormt Denemarken door zijn arctische koloniën, waarvan de dierenhuiden en visscherij-gereedschappen u het koude noorden voor den geest roepen, een geleidelijken overgang tot de zich links daaraan aansluitende New-Foundlandsche afdeeling, waar de ijsbergen en de zeehondenjacht nog een van de hoofdschotels vormen. Wendt ge u van hier weder rechts, dan gaat ge eenige treden afwaarts en bevindt U in dat gedeelte van de tentoonstelling waar ik U heen wilde voeren en nu ook gevangen houd: de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Met bijzondere volledigheid vindt ge hier alles wat de visscherij in de Unie betreft bijeen. Vraag niet hoeveel het Congres heeft toegestaan om de kosten van de deelneming aan de Londensche expositie te bestrijden! En zoo ge 't al vraagt en verneemt, vergelijk het dan niet met het bedrag waarover de Nederlandsche afdeeling beschikt! of liever nog: houd de verhouding dezer cijfers in het oog telkens wanneer ge de volledigheid van beide afdeelingen wenscht te vergelijken. Intusschen, dit is niet het hoofddoel van ons bezoek in deze afdeeling, en de smaakvolle uitstalling van het geheel mag ons niet doen vergeten dat wij voorloopig slechts met een gedeelte wenschen kennis te maken en wel met dat gedeelte dat betrekking heeft op de vischkweekerij. Wat dit woord beteekent weet iedereen. Wellicht niet, dat de eerste vischkweeker een Duitscher was, Jacobi genaamd, die van 1709 tot 1784 leefde en in 1765 een geschrift in het licht gaf, dat de rij der talrijke publicaties sedert op het gebied van piscicultuur verschenen, opende. Vischteelt, kunstmatige vischteelt, ziedaar nog twee andere woorden die in zwang zijn om hetzelfde begrip aan te duiden, het begrip nl. van menschelijke hulp aan den visch verleend op het tijdstip waarop hij zich voortplant. Hulp die zich uit in het bespoedigd te voorschijn brengen der eieren, in het bevruchten van deze en in het beschermen van de eieren en van de jonge vischjes gedurende den eersten tijd hunner ontwikkeling. Het spreekt van zelf dat onder deze omstandigheden een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelfde paar visschen een veel grooter nakomelingschap kan achterlaten dan wanneer zij in de natuur aan zichzelf worden overgelaten en de eieren zoodra zij gelegd zijn van alle zijden aan gevaren blijft blootstaan, die door 's menschen tusschenkomst kunnen worden afgeweerd. Vandaar de naam kunstmatige vischteelt, die intusschen zeer slecht gekozen is omdat de teelt zelve: de bevruchting en de ontwikkeling van het ei op geheel natuurlijke wijze plaats vindt en langs kunstmatigen weg alleen nadeelige omstandigheden en verderfelijke invloeden zooveel mogelijk worden buitengesloten. Kan men voor deze talrijkere nakomelingschap nu weder de natuurlijke omstandigheden: goed water en goed voedsel terugvinden, dan is het ontwijfelbaar dat men door herhaling van dezelfde bewerking den vischstapel in zijne omgeving belangrijk kan doen toenemen, het beschikbare voedsel vermeerderen en het visschersbedrijf uitbreiding geven kan, zooal niet door de hoogere winsten die hier te behalen zijn dan toch zeer zeker door het grooter aantal handen dat daarbij werk kan vinden. Door eene verstandige toepassing van deze regels kan de welvaart eener streek - mits zij waterrijk zij en een deel harer bevolking het visschersbedrijf uitoefene - snel en belangrijk bevorderd worden. Over het begrip verstandige toepassing kunnen intusschen de meeningen verdeeld zijn. En hier ligt werkelijk een hoofdvraag die de uitkomst van de vischkweekerij, in den zin van volksbelang, beheerscht. Het meest springt dit in het oog wanneer wij in de Amerikaansche afdeeling om ons heen zien en daarna eene vergelijking maken met hetgeen andere landen op het gebied van piscicultuur te zien geven. Al dadelijk treft het ons dat, terwijl in Europa de vischkweekerij zich bij uitsluiting, althans met groote voorliefde, met de Salmonidae (zalmen en forellen) bezig houdt, in Amerika ook andere vischsoorten door menschenhand worden grootgebracht. Behalve de Salmonidae vinden wij dat daar op groote schaal de kweekerij plaats vindt van millioenen Amerikaansche elften (Clupeidae), van karpers (Cyprinidae), ja zelfs van kabeljauw en schelvisch (Gadidae). Van de laatste klinkt dit haast ongeloofelijk; immers wanneer ik mij de moeite gegeven heb een jeugdige kabeljaauw als ei en als jong vischje eenigen tijd te beschermen, dan heeft hij in dezen staat voor mij geen waarde, maar om hem gunstig te doen opgroeien moet hij naar zijn element, de zee, terug en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hem daar later weder te willen gaan opzoeken schijnt even hopeloos als het verlangen van Polycrates om zijn gouden ring weder uit de groene baren te zien terugkeeren! En toch hoe schijnbaar juist deze redeneering moge zijn, de Amerikanen zullen het u anders voorrekenen zelfs indien ge het verlangt in ‘dollars’ en ‘cents’, terwijl de gelukkige kabeljauwvisschers van Gloucester, Mass. een kwaad uur zouden bezorgen aan hem die in hunne tegenwoordigheid durfde volhouden, dat de vermeerderde kabeljauwvangst in die streek aan toevallige omstandigheden en niet aan het krachtig initiatief van prof. Spencer Baird en de leden der U.S. Fish Commission moest worden toegeschreven. Dat zoo conservatieve elementen als de visschers zijn, in deze aangelegenheid zoo spoedig van de gunstige resultaten der kunstmatige kabeljauwteelt overtuigd konden worden, vindt zijne eenvoudige verklaring hierin dat de kabeljauwen, waarmede de proeven van den beginne af genomen werden tot eene grijze varieteit behooren, terwijl tot zoo lang in die omstreken bijna uitsluitend roodachtige kabeljauwen gevangen werden. Het jaar volgende op de eerste proefneming, werden talrijke jonge grijze kabeljauwen daar gevangen, het volgende jaar evenzeer, maar nu waren zij belangrijk grooter en het daaropvolgende jaar was er geen twijfelaar meer overgebleven. Het bewijs was tevens geleverd dat de kabeljauw, in zee geplaatst, vrij wel in de omgeving blijft, of althans dáár terugkeert, waar zij oorspronkelijk door de vischkweekers is te water gelaten. Dit voorbeeld heb ik meer bijzonder aangehaald om te doen gevoelen wat naar mijne meening eene ‘verstandige toepassing’ moet heeten. Zij neemt den vorm aan van ‘Staatszorg,’ van ‘Regeeringszaak,’ niet van particulier initiatief of van bijzondere nijverheid. Ik vraag u welk particulier er zijn penningen aan zou gewaagd hebben, om millioenen jonge kabeljauwen in zee te storten? En zoo er al een gevonden ware, hij zou met recht door zijne erven lichtzinnig genoemd worden en gevaar loopen wegens verkwisting onder curateele te worden geplaatst. Doch nu de Staat de proeven liet doen en de uitkomsten op groote schaal in toepassing deed brengen, is niet alleen een belangrijke tak van nijverheid gebaat, maar kan de opbrengst van de vermeerderde vangst aan iederen burger ten goede komen. ‘Bij ons te lande,’ zeide mij de voorzitter der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
N.-Amerikaansche afdeeling, ‘denkt men er evenmin aan de leiding van de vischkweekerij aan particuliere krachten over te laten, als men er aan denken zou de vuurtorens niet langer van staatswege in stand te houden!’ Krachtig gezegd, doch waarschijnlijk minder aangenaam voor de ooren van getrouwe aanhangers der Manchester school. Ook voor Europa, meer bijzonder voor Nederland behartigenswaardig, al moet daarbij in het oog gehouden worden, dat in Nederland de voortplanting van den zalm, die van regeeringswege sterk wordt aangemoedigd - ook financieel - reeds in goede handen is en vier instellingen met elkaâr wedijveren in het voortbrengen van jonge zalmpjes, die jaarlijks dikwijls ten getale van een half millioen in onze rivieren gebracht worden. Waar dus particuliere krachten, gesubsidieerd van regeeringswege, reeds hoogst belangrijke resultaten bereiken, is het zeker niet aan te raden op eenmaal staatszorg daarvoor in de plaats te stellen. Maar wij zagen reeds dat de zalmsoorten slechts voor een klein gedeelte in aanmerking komen bij het volksbelang, waarvan hier sprake is. Riviervisschen als elft, binnen-watervisschen als karper, zeevisschen als kabeljauw wachten nog op handen en hoofden, bereid en geschikt om hun aantal te vertiendubbelen. In ons onmiddellijk belang is het te zorgen dat deze in Nederland gevonden worden, opdat wij de eersten zijn die de vruchten plukken van wat Amerika te leeren geeft en op de Europeesche vischmarkten met onze meer talrijke producten andere navolgers vóor zijn, die door hunne natuurlijke ligging in minder gunstige omstandigheden verkeeren en het Amerikaansche voorbeeld niet zoo dadelijk in toepassing kunnen brengen als wij in staat zijn te doen. Volgen wij nog een oogenblik in bijzonderheden de geschiedenis en de techniek van de vischcultuur in Amerika op den voet. Hoewel reeds in 1853 door bijzondere personen proeven omtrent vischteelt in de Vereenigde Staten genomen werden, openbaarde zich in 1856 de eerste publieke uiting van belangstelling voor dit onderwerp in de benoeming van drie ‘commissioners’ voor den Staat Massachussetts. Het vraagstuk was echter nog niet rijp ter oplossing. Eerst in 1865 werd door dienzelfden Staat met gelijknamig doel eene definitieve visscherij-commissie ingesteld. Intusschen was het in 1864 aan een ondernemend particulier, Seth Green, gelukt aan te toonen dat de vischcultuur | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedreven kan worden op zoodanige wijze, dat zij ook geldelijk voordeel oplevert, en in 1867 - nog eerst zestien jaren geleden - kwam het eerste broedhuis voor vischkweekerij van staatswege (Massachussetts) in de Vereenigde Staten tot stand. Tot 1870 werden met klimmend succes onderscheidene vischsoorten, meer bijzonder elft en forel gekweekt, waarbij genoemde Seth Green steeds in de voorhoede bleef en zich o.a. door de uitvinding van de voor de elftkweekerij zoo nuttige ‘shad-box’ verdienstelijk maakte. 1871 was het belangrijke jaar bij uitnemendheid; het zag twee instellingen geboren worden, aanvankelijk gescheiden en van elkaar onafhankelijk, maar die later in nauwer verband getreden zijn en wederzijds een hoogst belangrijken en weldadigen invloed op elkanders werkzaamheid hebben uitgeoefend. Ik bedoel de American Fish Culturist Association (die in 1876 herdoopt werd tot de American Fish Cultural Association) en de United States Fish Commission. Van het negental regeeringslichamen, geheel of gedeeltelijk bestemd voor onderzoekingen op het gebied van zuivere en toegepaste wetenschapGa naar voetnoot1), is de bedoelde Commission of Fish and Fisheries op den huidigen dag in de woorden van haren geschiedschrijver: the most prominent of the present efforts of the government in aid of agressive biological research. Allen, die in Europa hare verrichtingen gevolgd en hare verslagen bestudeerd hebben, zullen dit oordeel onderschrijven, dat in zoo kernachtigen vorm uitdrukt hoe de regeering der Unie het belang inziet van aanvallend onderzoek en hoe de voortvarendheid der N.-Amerikanen niet alleen dezen term uitvond, maar ook het werk zóó wist in te richten, dat die aanval gevolgd werd door nederlagen van de tegenpartij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het was op 9 Februari 1871 dat door een ‘joint resolution of Congress’ de regeering gemachtigd werd tot de benoeming van een ‘Commissioner of Fish and Fisheries.’ Men was met ieder jaar meer het belang gaan inzien dat van de centrale regeering een stoot moest uitgaan, die aan de visscherijen eene nieuwe ontwikkeling zou kunnen bezorgen. En men had ook reeds een persoon op het oog die door zijne eigenschappen en zijne ervaring de aangewezen man was om in deze aan het hoofd te worden gesteld. Die persoon was Prof. Spencer Baird, dezelfde aan wien op de Berlijnsche visscherij-tentoonstelling de groote eerebeker, door den keizer van Duitschland voor de meestbeteekenende inzending uitgeloofd, ten deel viel. Het doel waarmede men hem benoemde werd in zijne aanstelling aldus omschreven: ‘to prosecute investigations on the subject (of the diminution of valuable fishes) with the view of ascertaining whether any and what diminution of the number of the foodfishes of the coasts and the lakes of the U.S. has taken place; and of so, to what causes the same is due; and also whether any and what protective, prohibitory or precautionary measures should be adopted in the premises and to report upon the same to Congress.’ Men ziet dat in deze opdracht de vischkweekerij nog niet met name genoemd wordt. Dit geschiedde eerst nadat vertegenwoordigers van de Fish Cultural Association er in 1872 bij de regeering op hadden aangedrongen de hiervoor noodige geldsommen beschikbaar te stellen. Het congres heeft in dit verlangen bewilligd. Ieder jaar werd deze post op de staatsbegrooting op nieuw uitgetrokken en telkens belangrijk verhoogd. Tevens nam het hoofdstuk vischteelt een steeds belangrijker plaats in op het programma der U.S. Fish Commission. Meer dan een millioen dollars is door de regeering der Unie in de laatste twaalf jaren voor dit doel afgezonderd, terwijl de 31 staten der Unie, die elk nog bovendien een eigen visscherijcommissie in het leven riepen, voor hetzelfde doel elk jaar sommen op hun eigen budget uittrekken, afwisselend tusschen 1000 en 10000 dollarsGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blijkt hieruit afdoende welke belangrijke geldelijke offers men zich in de Vereenigde Staten getroost heeft ten bate der vischteelt, toch moeten wij nog bijzondere aandacht schenken aan de verdere werkzaamheden der Commissie, waarvan de uitkomsten zeker niet minder belangrijk zijn. Vooreerst stelde zij een systematisch onderzoek in naar de verschillende stroomen en wateren in de Vereenigde Staten en de biologisch-physische wetten en problemen, die het leven van visschen in deze wateren beheerschen en opleveren. Daarbij had zij niet uitsluitend het oog op de voor den mensch belangrijke en als voedsel gebruikte visschen, maar vatte haar taak nog breeder, nog meer algemeen wetenschappelijk op. Zij wijdde hare aandacht namelijk aan alle bewoners van die wateren in gelijke mate. Zoo verzamelde zij gegevens voor eene levensgeschiedenis van alle vischsoorten; zij leerde niet alleen de visschen zelve, maar ook hunne vrienden en hunne vijanden kennen, hun voedsel en de hun leven bedreigende gevaren, alsmede op hun beurt het voedsel en de vijanden van deze voor bepaalde vischsoorten nuttige of schadelijke dieren, die met hen dezelfde wateren bewonen. De stroomingen en stroomsnelheden, de temperatuur van het water en zoovele andere physische factoren, die een belangrijken invloed uitoefenen op de voortplanting en den groei van de meeste visschen en zonder twijfel in nauw verband staan met de periodieke verhuizingen, welke somtijds door de visschen ondernomen worden, vormden evenzeer een punt van nauwgezet onderzoekGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door een en ander kwam men in het bezit van rijke verzamelingen van de meest verschillende diervormen, die voor nauwkeurig wetenschappelijk onderzoek onschatbaar materiaal leveren. Voor dit onderdeel van hare werkzaamheid werd voor de ‘Commission’ een stoomvaartuig van 1200 ton gebouwd, dat 175.000 dollars gekost heeft en in de eerste plaats de verhuizing van de makreelscholen, het voedsel en het trekken van de haringen enz. gaat bestudeeren. Bovendien is thans besloten tot de oprichting van een groot, blijvend zoölogisch station te Wood's Holl waaraan 25.000 dollars besteed worden. In de tweede plaats is hare aandacht bijzonder gericht op het verkrijgen van de meest nauwkeurige gegevens betreffende de verschillende wijzen waarop de visscherij wordt en werd uitgeoefend, op de geschiedenis van de visscherij en van de door haar gevolgde methoden. Daaronder is begrepen het verzamelen eener uitvoerige statistiek betreffende de opbrengst der visscherijen en den handel in visch. Langs dezen weg hoopt zij tot eene nauwkeurige kennis te geraken van den invloed dien de mensch op den meerderen of minderen overvloed van bepaalde visschen kan uitoefenen en tracht zij alzoo het algemeen nut van hare werkzaamheid uit te breiden, door de aandacht te vestigen op zoodanig vischtuig, dat den vischstapel dreigt te vernietigen, of wel door onvoordeelige eigenschappen met goed gevolg door ander tuig met verbeterde inrichting kan vervangen worden. Nog onlangs zijn door het Congres 60.000 dollars toegestaan voor het bijeenbrengen dezer statistiek. Het uitgewerkte rapport van deze nasporingen beslaat 3000 pagina's met 7 à 800 platen; 10.000 exemplaren worden daarvan gedrukt en op de meest vrijgevige wijze rondgedeeld. In het geheel wordt aan deze publicatie een som van 30.000 dollars ten koste gelegd. Nu wij in enkele trekken de grenzen hebben aangeduid, waarbinnen zich de werkzaamheid der betrekkelijk nog zoo jeugdige Amerikaansche ‘Fish Commission’ beweegt, en op nieuw de verzekering hebben afgelegd — straks mog verder door bewijzen te staven — dat haar arbeid in alle richtingen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rijke vruchten heeft gedragen, een verzekering die ook door den steeds verhoogden budgetpost, waarover de U. S. Fish Commissioner beschikken mag, duidelijk bevestigd wordt, moge een enkele vergelijking dier Amerikaansche vlijt met Nederlandsche toestanden hier niet ontbreken. Nederland bezit sedert 1857, dus sedert ruim vijf en twintig jaren, zijn Collegie voor de zeevisscherijen. Dit Collegie was steeds bij uitnemendheid een raadgevend lichaam, raadgevend ook in dien zin, dat het de regeering opmerkzaam maakte op bestaande leemten; dat het in een woord het initiatief nam daar waar het de belangen der visscherij betrof. Onder de vele belangrijke regeeringsmaatregelen waarbij het advies van het Collegie gewicht in de schaal heeft gelegd mogen wij, om ons tot de laatste jaren te bepalen, de afschaffing van den Rijksstempel op de haringvaten (waarvan een belangrijke toeneming van onzen haringuitvoer het gevolg was), alsmede de wet van 1881 tot regeling der visscherij op de Zuiderzee, vooral niet uit het oog verliezen. Bij het bestudeeren dezer laatste regeling — over welker praktische vóór- of nadeelen wij thans in geene beschouwingen treden — bleek het wenschelijk ook het advies van dierkundigen in te roepen. In één woord men gevoelde behoefte aan een vasten wetenschappelijken grondslag, om de regelen op af te bakenen, die men aan de praktijk zou moeten voorschrijven. Voor dien grondslag ontbraken echter de materialen zoo goed als geheel. Ook hier bemerkte men dat die materialen niet anders dan door voortgezet ‘agressive biological research’ kunnen verkregen worden en dat van zoodanig onderzoek zelfs de eerste omtrekken nog niet geschetst waren. Het voorbeeld van Amerika was intusschen gegeven; hierdoor aangemoedigd bepleitte het Collegie met kracht bij de regeering de wenschelijkheid van de stichting van een definitief zoölogisch station aan de kust — liefst te Nieuwediep — waar een permanent directeur en bij afwisseling een staf van jongere krachten zich met grondige studie zouden bezighouden van al de samengestelde vraagstukken die zich voordoen zoodra men de visscherij langs onze kusten op afdoende wijze aan zekere regelen wil binden Ga naar voetnoot1). Doch helaas, dat denkbeeld | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vond geen genade in de oogen van de meerderheid der Tweede Kamer. Niettegenstaande de zaakrijke verdediging van den minister Klerck, die reeds in de toekomst zag waar zoovelen niet buiten den radius van het ‘direct nut’ (zie o.a. de redevoeringen van verschillende afgevaardigden) vermochten te staren, werd zijn voorstel in December 1881 met 41 tegen 26 stemmen verworpen. Wellicht nadert de dag - mocht de Londensche visscherijtentoonstelling daartoe bijdragen! - waarop de oogen onzer Volksvertegenwoordiging voor het uitnemend nut - ook voor de vaderlandsche nijverheid - van bedoeld ‘agressive research’ zullen opengaan. Een krachtige leiding en een ruime beurs mogen als zonnewarmte en mestspecie dit braakliggende veld in een weelderigen akker herscheppen, Nederland ten zegen. Meer nog dan het belang van deze en dergelijke onderzoekingen zal het belang van het derde punt van het programma der U.S. Fish Commission, dat wij hierboven aanhaalden, een ieder in het oog springen, namelijk het belang der bevordering van de vischteelt in het groot en wel van staatswege. Hiervan vooral wensch ik thans den belangstellenden lezer te overtuigen en daartoe moet ik hem verzoeken mij in eenige bizonderheden te volgen omtrent de wijze waarop deze ‘Staatszorg’ in Amerika wordt opgevat en in praktijk gebracht. Mag ik beginnen met enkele instrumenten op te noemen, waarvan men de afschaffing reeds dadelijk onvermijdelijk bevonden heeft? In de eerste plaats een stoomvaartuig van 600 ton - niet te verwisselen met de tweede stoomboot van de Commissie, hierboven reeds genoemd - dat 60.000 dollars kost, waarvan de officieren en de bemanning door het departement van Marine beschikbaar worden gesteld en dat onder leiding van een deskundigen aanvoerder zich in den zomer met de voortplanting van den elft, in den winter met die van de kabeljauw en in het voorjaar met die van de makreel bezighoudt. Geen betere werkplaats voor de volledige uitwerking van dit deel van het programma dan zulk een drijvend laboratorium, vooral ook met het oog op de groote uitgestrektheid der Amerikaansche kust. Naast deze stoomboot bleken spoorwegwaggons van bepaalde constructie een vereischte. Ook deze werden vervaardigd en met behulp daarvan worden thans levende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
visschen van de meest verschillende leeftijden in alle richtingen over het uitgestrekte gebied der Vereenigde Staten heen en weder getransporteerd. Ik behoef niet te vermelden dat deze waggons een geheel bijzondere inrichting hebben; ik zal ook geene uitvoerige beschrijving van de bassins en de inrichtingen tot waterverversching, die hierin zijn aangebracht, geven. Een en ander vindt men te Londen op de internationale visscherijtentoonstelling door duidelijke modellen opgehelderd. Naast deze materieele hulpmiddelen mogen de intellectueele krachten, waarover men moet kunnen beschikken, niet vergeten worden. Een staf van in de wetenschap ervaren natuuronderzoekers vormt onder het oppertoezicht van den ‘Commissioner’ de denkende kern, verwerkt de waarnemingen tot een geheel en schrijft de nieuwe onderzoekingen voor, die op grond van vooraf gedane waarnemingen noodzakelijk geacht worden. Hunne rijen worden aangevuld door jongere krachten, die, na in de verschillende ‘Colleges’ hunne opleiding volbracht te hebben, zich aan de zoölogische wetenschap willen toewijden, meer bijzonder op dat gebied waar deze wetenschap voor de vervulling der dagelijksche volksbehoeften niet alleen veel belooft, maar ook reeds veel geschonken heeft. Zij zijn het die het in wetenschappelijken zin zoo kostbare materiaal, dat aangeboden wordt door de millioenen ontwikkelingstrappen van visschen die bij de practische vischteelt beschikbaar komen, gebruiken voor onderzoekingen op embryologisch gebied. Zonder twijfel mogen wij van hen belangrijke mededeelingen omtrent de uitkomsten van hun wetenschappelijk onderzoek verwachten. Naast deze staf van de mannen der wetenschap heeft zich langzamerhand een geheel leger gevormd van beambten die de meer mechanische handgrepen van de vischcultuur en het vischtransport grondig verstaan. Zoo is het vangen van de geslachtsrijpe visschen, het bevruchten van de eieren, het zorgen voor deze tijdens de ontwikkeling en het opkweeken der jonge visschen geene bezigheid, die men aan iemand zonder ervaring kan toevertrouwen, doch is tot het verrichten van deze werkzaamheden eene wetenschappelijke opleiding geene vereischte. Intusschen spreekt het van zelve, dat wie de vischteelt in het groot wil toepassen, zich ten spoedigste de hulp van in dien zin geoefende krachten moet weten te verzekeren. Laat ons nu in een tweetal voorbeelden, de elft en de kabel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jauw, nagaan hoe men in Amerika verschillende wegen bewandelt en van verschillende hulpmiddelen gebruik maakt om het hoofddoel: krachtige vermeerdering van den handelswaardigen vischstapel, goedkoopere en verbeterde volksvoeding, en door deze toeneming van de algemeene welvaart, te bereiken. Zoodra de elft geslachtsrijp is, ongeveer in de maand April, begeven de beambten, die met de zorg voor de voortplanting van deze vischsoort belast zijn, zich naar die streken, waar de geslachtsrijpe visschen bij groote hoeveelheden worden aangetroffen. Naar deze plaatsen worden de noodige toestellen vervoerd en tijdelijk ruimte gezocht voor een deel van de werkzaamheden. De eerste zorg moet gericht worden op het bijeenbrengen van rijpe visschen van beide geslachten. Deze worden uitsluitend bij nacht gevangen. Zoo verkreeg men in 1878 van 82 elften niet minder dan 1.605.000 bevruchte eieren. Voor de ontwikkeling van deze eieren is het noodig dat zij in voortdurend stroomend water blijven en daar zij zwaarder zijn dan het water en dus naar den bodem zinken, bedient men zich van kegelvormig toeloopende glazen of metalen trechters, waarin het water van onderen door de nauwe opening instroomt om van boven door gaas af te vloeien. Zoodoende kan men eene zeer groote hoeveelheid eieren in een betrekkelijk uiterst kleine ruimte in voortdurend verschen toestand houden en tot ontwikkeling brengen. Door een kleine wijziging in deze inrichting is men er zelfs in geslaagd door dezen zelfden stroom de afgestorven eieren en verontreinigingen van de gezonde eieren te scheiden; terwijl nl. de laatsten meer nabij den bodem blijven, worden de eersten door de strooming in het water naar boven en over den rand gevoerd en zoodoende verwijderd. Om met grootere hoeveelheden elft-eieren gelijktijdig te kunnen werken, heeft Seth Green voor vele jaren een zoogen. ‘shadbox’ uitgedacht, die op stroom drijvende gehouden wordt, terwijl van voren door een schuin geplaatst gaaswerk het watervrijen toegang tot het inwendige verkrijgt. Zonder twijfel was dit een belangrijke verbetering. Bij stormachtig weder liepen deze ‘karen’, waarvan meerdere achter elkaar bevestigd werden, dikwijls gevaar beschadigd of omgeslagen te worden, terwijl zij onbruikbaar waren in die streken, waar de strooming zwak was of, nog erger, waar de werking van eb en vloed uit den oceaan zich | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deed gevoelen, en dientengevolge gedurende zekeren tijd geenerlei strooming binnen de karen plaats vond. Eene inrichting door Maj. Ferguson uitgedacht, komt niet alleen aan dit bezwaar tegemoet, maar heeft thans de Amerikanen in staat gesteld de elfteelt op veel grootere schaal en wel met behulp van stoomvermogen te ondernemen. Kort samengevat komt deze uitvinding hierop neder. Links en rechts van een vaartuig of vlot bevindt zich een lange stang evenwijdig met de boorden van het vaartuig, waaraan een groot aantal emmers met metaal gazen bodem zijn opgehangen. Dit aantal kan men naar verkiezing vergrooten. De stangen en met haar de emmers worden door middel van een stoommachine, die zich in het vaartuig of op het vlot bevindt, afwisselend op en neder bewogen en wel zóó, dat de opheffing langzaam, de nederdaling snel geschiedt. In de emmers worden de bevruchte elfteieren gebracht, die men tot ontwikkeling wil brengen, en de op- en nederwaartsche beweging zoodanig geregeld, dat de emmers het water niet verlaten, maar ook evenmin geheel ondergedompeld worden en zoodoende hun inhoud zouden verliezen. Dit laatste kan men bovendien verhinderen, door ook van boven eene gazen sluiting aan te brengen; zoodra dit geschied is kan de geheele beweging der emmers onder water plaats vinden, wat somtijds noodzakelijk wordt wanneer de temperatuur aan de oppervlakte te laag is en op de ontwikkeling der eieren nadeeligen invloed zou uitoefenen. Men ziet dadelijk in, dat door deze toestel 1o. de elftteelt desnoods kan plaats vinden in wateren, waarin geenerlei strooming wordt aangetroffen; 2o. de elftteelt op veel grootere schaal kan gedreven worden, dan tot dusver het geval was. In 1879 - reeds vier jaar geleden - werden dan ook niet minder dan 16.062.000 jonge elften verdeeld en in de verschillende rivieren afgeleverd. Nog moet opgemerkt worden, dat de Amerikaansche elft (Alosa Sapidissima) het in smaak verre schijnt te winnen van onzen Europeeschen elft, de Alosa vulgaris, en door de kenners en fijnproevers niet ten onrechte geheel op dezelfde lijn met zalm gesteld wordt. Hebben wij hiermede een blik geworpen op enkele toestellen bij de elft-teelt in gebruik, de kabeljauw komt thans een oogenblik ter tafel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toen in 1878 de kabeljauwteelt ondernomen werd, bemerkte men dat de eigenaardige eigenschappen der kabeljauw-eieren het uitdenken van weder andere toestellen noodzakelijk maakten. Immers terwijl rijpe elft- en zalm-eieren zinken, zijn de kabeljauw-eieren lichter dan water en drijven in de verschillende lagen nabij de oppervlakte. De toestel, die na vele proefnemingen hiervoor het meest doelmatig geacht wordt, is een stel emmers, ook weder door eene overlangsche stang aan elkaar verbonden, die nu echter door de stoommachine niet op en neer, maar in de lengte heen en weder bewogen wordt. Door deze beweging geeft zij aan de emmers eene schommelende beweging om haar as. De grootte der schommeling bedraagt ca. 90o. Een viertal overlangsche spleten met gaas bekleed zijn in deze emmers aangebracht en naast elke spleet is buitenwaarts een schuin dwarsplaatje bevestigd. Hetzelfde is onder den gazen bodem het geval, met dien verstande dat daar de plaatjes in wiekvorm zijn geplaatst. Een en ander heeft ten gevolge dat bij de beweging die de stoommachine aan deze in het water gedompelde emmers mededeelt, het water voortdurend in een rijzende, schroefsgewijze beweging binnen de emmers opstijgt, krachtig ververscht wordt en aan de kabeljauw-eieren de meest normale omstandigheden voor hunne ontwikkeling verzekerd worden. De uitkomst heeft op deze proeven haar zegel gedrukt, daar reeds in het eerste jaar meer dan 70 pCt. van de eieren zich hierin tot jonge kabeljauwen ontwikkeld hebben en niet minder dan ½ millioen in de haven van Gloucester, Mass. konden losgelaten worden. Dat deze kabeljauwen in volgende jaren in steeds klimmende mate en stijgend gewicht door de visschers gevangen en ter markt gebracht zijn en de kabeljauwteelt in Amerika daarmede definitief gevestigd is, heb ik hierboven reeds in herinnering gebracht. Op welke wijze kan Nederland van dit alles, dat ons de Amerikaansche afdeeling op de Londensche visscherijtentoonstelling geleerd heeft, op de beste en meest voordeelige wijze partij trekken? Voorzeker niet door de vischteelt voortaan bij voorkeur aan het particulier initiatief over te laten. Op die wijze roept men wellicht instellingen in het leven, die met hoenderbroed-inrichtingen en met duivenfokkerijen op ééne lijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staan, maar het volksbelang zal er nooit door gebaat worden. Daartoe is het noodig - zooals hierboven reeds herhaaldelijk werd uitgesproken - dat naar een vooraf opgemaakt programma van staatswege deze aangelegenheid ter harte genomen worde. Wat in de eerste plaats vereischt wordt: talrijke binnenwateren en rivieren met het noodige voedsel voor den visch; wij bezitten ze in ruime mate. De karper, die als vegetariër onder de visschen voor de binnenwateren een kostbare aanwinst zou wezen, de elft en zalm voor de grootere rivieren, eindelijk de kabeljauw voor de kustplaatsen, zijn even zoovele soorten waarvan de geschiktheid voor de kunstmatige teelt ten volle bewezen is. De visschersbevolking in die verschillende streken van ons vaderland ontbreekt evenmin; de markten behoeven niet kunstmatig in het leven geroepen te worden. Jonge krachten, op dierkundig gebied bedreven en bereid aan de bevordering van dit volksbelang mede te werken, zijn thans zeker gemakkelijker te vinden dan vroeger het geval was. Ervaren technici zou men uit Amerika hierheen moeten brengen om ook ten onzent met het minst mogelijke verlies van tijd en kosten leerlingen te vormen die op hun beurt opzichters en voorgangers bij den noodzakelijken handenarbeid, waarvan een zoo groot deel van het welslagen afhangt, zouden worden. Men behoeft echter niet met alles gelijktijdig te beginnen, noch onze staatsbegrooting in de eerste jaren al dadelijk met groote uitgaven te belasten. Het best ware een begin te maken met karper en kabeljauw; karperGa naar voetnoot1) omdat zij overal in het land zal kunnen verdeeld worden en zoowel Friesland en Groningen, als Holland en Utrecht bij vermeerdering van hun aantal dadelijk gebaat zijn; kabeljauw omdat, terwijl ook door onze visschers herhaaldelijk geslachtsrijpe kabeljauw wordt aangebracht, onze zeeën voor de voortplanting van dezen visch en voor zijn verblijf op jeugdigen leeftijd de vereischte voorwaarden schijnen aan te bieden, en ten andere omdat voor deze teelt het inrichten van een vaartuig de meeste voordeden aanbiedt en het maken van meer kostbare inrichtingen te land voorloopig zou kunnen ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meden worden. Zoodanig vaartuig zou, zoo het te Nieuwediep gestationneerd werd, zeker onder de gunstigste omstandigheden werkzaam zijn, omdat daar de kabeljauwvisschers talrijk en het versche zeewater overvloedig is. Hoe zoodanig vaartuig ingericht moet worden, men zal het niet beter kunnen te weten komen dan in de Amerikaansche afdeeling der Londensche tentoonstelling, waar modellen van de Amerikaansche booten enz. tentoongesteld zijn. Hierboven zeide ik reeds, dat men ten aanzien van de zalm, wier cultuur bij de particuliere nijverheid ten onzent thans in goede handen is, de bestaande toestanden voorzeker kan handhaven en de staatszorg zich dus ook niet over hare voortplanting behoeft uit te strekken. Maar ik mag dit opstel niet sluiten, zonder er nogmaals aan te herinneren dat, zoo men er werkelijk toe mocht overgaan om het derde punt op het programma van de Amerikaansche regeeringscommissie, the propagation of food-fish, ook ten onzent van regeeringswege te ondernemen, de beide andere punten van dat programma niet minder de aandacht verdienen. Als uitvloeisel daarvan is men in Amerika overgegaan tot de stichting van een zoölogisch station te Wood's Hall; ook in Nederland kan de oprichting van zoodanig station, waarvan de werkzaamheid voor een belangrijk deel ten bate zal komen van de visscherij en van de vischteelt, tot eene harmonische samenwerking van wetenschap en practijk leiden, die in hare gevolgen voor beide goede vruchten zal dragen. Brengt iemand dan na weinige jaren andermaal de Nederlandsche vischteelt ter sprake, hij moge - omgekeerd dan ik heden moest doen - daarbij de meest schitterende uitkomsten kunnen vermelden van een dan niet meer verwaarloosd, maar ten zegen des volks naar eisch behartigd volksbelang.
A.A.W. Hubrecht.
Utrecht, Juni 1883. |
|