| |
| |
| |
Politiek overzicht.
Rotterdam, 24 Januari.
Als een treurjaar is het jaar 1883 voor de fransche republiek begonnen. De dood heeft mede een woord gesproken in den strijd der partijen en plotseling een verbond gemaakt met die republikeinen, die naar Maratschen trant in het afbreken van al wat uitsteekt, in het neerhalen van al wat omhoog streeft, in een gelijkmakingsproces het ideaal zien eener republiek, die gelijkheid in haar vaandel schrijft. Met zoo machtige stem heeft hij gesproken, dat voor een wijle schrik en rouw allen vereenigde, die kort te voren in het najagen van persoonlijke belangen elkander bekampten, onbezorgd voor den dag van morgen. Dat morgen verrees plotseling voor hen als een omsluierde gedaante, wier onheilspellend wezen zij huiverig wenschten te ondervragen, zonder dat zij konden hopen een antwoord te ontvangen.
Louis Blanc, Léon Gambetta, Generaal Chanzy, - men verwondert zich, dat ik die trits in éénen adem noem, daar de roem van één hunner de anderen zoozeer overschaduwde, dat de natie gelijktijdig aan dezen nauwlijks denken kon, toen haar hart rouwde om haar lieveling. Niettemin voegt het om der onpartijdigheid wille ook Louis Blane en Chanzy te herdenken, die beiden althans behoorden tot het uitstervende geslacht der mannen voor wie gedachten en daden meer waard zijn dan woorden en leuzen, waarvoor Frankrijk al meer en meer begint te knielen. Aanzien en invloed hadden die beiden weinig meer. Louis Blanc, te eerlijk en te veelzijdig ontwikkeld om vrede te kunnen hebben met de jongste politieke wijsheid, die uit het brein van de menners zijner partij te voorschijn komt, had langzamerhand zich het bestuur der uiterste linkerzijde voelen ontglippen, al was bij zijn aanhangers en ook bij
| |
| |
zijn tegenstanders een succès d'estime nog altijd zijn deel. Chanzy, te gematigd van beginselen om de republikeinsche staatkunde te volgen op alle kronkelpaden, waar zij haar voet zette, en aan den anderen kant te zeer aan zijn vaderland gehecht om die republiek niet eerlijk te blijven dienen met al zijn talenten, had zich in den laatsten tijd uit het openbare leven teruggetrokken en zich geheel aan zijn dienstplichten gewijd, ten gevolge waarvan slechts in kleinen kring de herinnering bewaard bleef aan de door hem in den oorlog bewezen diensten en met die herinnering de hoop, dat eens nog het lot hem zou plaatsen op hooger standpunt tot heil des lands. Maar wat vroeg de natie naar Louis Blanc of Chanzy, toen de stervensmare zich verbreidde van den man die meer dan iemand anders haar hoop was en haar toevlucht?
‘Daar ligt de hoop van staat!’ - in deze woorden laat zich de gedachte weergeven die allen bezielde, bij het lijk van den nog kort geleden jeugdigen en krachtigen Gambetta, wien nog door een ieder een lange politieke loopbaan was voorspeld. Inderdaad wel daalde met hem een stuk geschiedenis ten grave, maar meer nog een hoop der toekomst. Men was gewoon geweest zijn invloed te ondergaan, hetzij deze in 't geheim werkte of in 't openbaar zich gelden deed, en op dezen invloed bouwde men bergen voor 't geval van alle toekomende moeilijkheden en mogelijke ernstige gebeurtenissen. Al had zijn prestige niet gewonnen door de lichtvaardige wijze, waarop hij in enkele weken zijn eigen ministerie, het langverbeide, had afgebroken, die diepe teleurstelling kon het geloof niet dooden, dat deze man de Jozua moest zijn, die de natie het beloofde land zou binnenleiden. Wat op Gambetta's roem zij af te dingen, de man, in wien dus een geheel volk gelooft, is een groot man. Al heeft die grootheid haar grenzen, ze te betwisten is onmogelijk. Trouwens ze werd na zijn sterven niet betwist, noch in de buitenlandsche pers, die of hem uitbundigen lof toezwaaide, of hem eerbiedige hulde bracht, noch in de binnenlandsche, hem vijandige pers, die in haar verheerlijking van den overledene zelfs verder ging dan de bevriende, daar zij vrij algemeen hem zulk een overwicht toekende, dat zij in zijn stervenssponde de lijkbaar waande te zien der republiek.
Wat was de bron van Gambetta's grootheid en in welk opzicht was hij een groot man? Onpartijdig uitspraak te doen is in de toekomst de taak der historische kritiek, die het zeker in
| |
| |
een dankbaar volk niet misprijzen zal, dat het de uitvaart van dien burger vierde met koinklijke eerbewijzen en dat het jammerde over zijn verscheiden als over een nationaal verlies, maar toch wellicht verwonderend zal vragen, door welke daden hij die overmaat van verheerlijking heeft verdiend. Dit althans valt reeds nu moeilijk te betwisten, dat hij van staatsmanstalent nooit blijken heeft gegeven en dat zijn invloed licht even dikwijls ten verderve als tot heil van den staat heeft gewerkt. Evenmin dat de kleinheid zijner omgeving een hem dienstig en gevallig voetstuk was zijner grootheid. Maar aan den anderen kant moet getuigd worden, dat hij twee gaven bezat, die hem boven het gros der stervelingen onderscheidden en hem zalfden tot een heerschersgeest. De eene was die eener machtige welsprekendheid, die te allen tijde het passende woord wist te vinden om zijne hoorders aan te grijpen, mee te sleepen, op te heffen. Door wijsgeerige diepte of logischen betoogtrant moge zij zich niet hebben onderscheiden, door gelukkige woordenkeus, verrassende wendingen, ironische uitvallen, bovenal door bezielende voordracht muntte deze redenaar ver uit boven alle redenaars, die naam hebben gemaakt in de republiek. Zijn tweede gave was tact om met spoed en met veerkracht te handelen, telkens als een gewichtig oogenblik tot handelen noopte en verlegenheid de vindingrijksten had bevangen. De dagen der nationale verdediging tegen den vijand van buiten en die der nationale verdediging tegen de reactie van binnen getuigen van die gave. Zijn naam werd in die dagen het symbool der vereeniging van alle vaderlanders, van alle republikeinen, hetgeen, gepaard aan de omstandigheid, dat hij meer dan eens in korte gevleugelde woorden uitdrukking heeft weten te geven aan de beginselen
of begeerten, die de meerderheid bezielden, heeft gemaakt, dat steeds hij als de vertegenwoordiger van de eenheid der republikeinsche partij werd beschouwd, ofschoon zeker hij niet het minst tot haar verdeeldheid heeft bijgedragen.
Of werkelijk voor de toekomst der republiek veel in Gambetta verloren is, valt hoogst moeielijk te beantwoorden. Zoo hij eenmaal geroepen werd - en naar menschelijke berekening moest die dag eerlang aanbreken - het lot van zijn land te besturen, dan zou nog de ervaring geleerd moeten hebben, of deze man van ontzaglijke wilskracht en energieke voortvarendheid opgewassen zou zijn voor de betrekkelijk nederige, vaak vermoeiende en weinig op- | |
| |
wekkende taak van eerste dienaar eener souvereine natie te zijn. Hot zou met zijn dietatorialen aanleg weinig hebben gestrookt, die met deze bescheiden rol wellicht geen genoegen had genomen, maar in den overmoed der zelfverheffing de hoogste belangen des lands aan persoonlijke inzichten had opgeofferd. In zooverre hadden zij gelijk, die, bevreesd voor 's mans gewettigde eerzucht, al het hunne deden om zijn verheffing te voorkomen, al gaven zij met hun angst eer de maat hunner eigen nietigheid dan die zijner grootheid aan. Maar anderzijds is het dan nog de vraag, of met dit gevaar de zekerheid te duur was gekocht, dat de republiek althans een man bezat, op wien zij staat kon maken en die tot handelen bekwaam was, als zij zich van moeielijkheden binnen- of buitenslands zag aangerand. Voor bijzondere omstandigheden was Gambetta de man, ja de eenige man. Het was een zeer juist instinct bij de massa's, dat ze dit deed gevoelen en daarom deed treuren, alsof der republiek haar steun was ontvallen. Wel waren dadelijk eenige bladen gereed, vooraan het orgaan van het Elysée en het orgaan van den president der Kamer, om op te komen tegen de voorstelling, alsof er met den val van dezen grooten burger iets was veranderd, maar het geschiedde zeker minder uit welgevestigde overtuiging dan om den terneergeslagenen een
hart onder den riem te steken. De bedrijvigheid in de aan de republiek vijandige kampen bewees terstond, hoezeer het noodig was. Het dwaze manifest van Jérôme Napoléon, dat naar verzekerd werd strekte om een weinig minder dwaze beweging ten behoeve van Chambord te voorkomen, was als een triomfzang bij het lijk van den grooten republikein. Wat deze door de Bonapartisten zelven verloochende Napoleon met zijn theoretische staatsgreepstudie beoogd moge hebben, dit heeft hij althans verkregen, dat de zwakheid eener van haar hoofd beroofde republikeinsche meerderheid in het helderste licht verscheen. Over deze vastenavondsgrap toch geraakte de Kamer geheel buiten zichzelf van ontsteltenis, en in de verwarring van het eerste oogenblik was zij genegen, tot straf voor een dollen coup van een door niemand ernstig beschouwden pretendent, alle nakomelingen van vorsten, die over Frankrijk geregeerd hadden, uit Frankrijk te bannen. Zoover zal het nu wel niet komen, maar toch acht men de republiek niet bevestigd, voordat weder met een uitzonderingswet de gewone practijk van het keizerrijk wordt gevolgd, en in dit land van vrijheid en gelijkheid een klasse
| |
| |
van suspects wordt geschapen. De politique d'effarement heeft weder het hoogste woord, en dadelijk deed zich het gemis gevoelen van den man, die herhaaldelijk het gepaste woord voor het juiste oogenblik wist te vinden. En tegenover die politique d'effarement bij de vertegenwoordiging, bij het gouvernement de politique d'effacement, die door het hoofd des Staats zeker te ver wordt gedreven en in zijn van zelfvertrouwen verstoken ministers maar al te trouwe vertegenwoordigers vindt. Zou het wonder zijn, als het dus eenmaal komen moest tot een effondrement?
Nu is Jérôme Napoleon zeker wel de laatste, van wien de republiek iets zou hebben te vreezen. Over 't algemeen koesteren de Franschen voor dezen nakomeling van een en décadence geraakt heerschersgeslacht, die in de dagen der despotie coquetteerde met de vrijgeesterij en in de dagen der democratie knipoogt tegen de mannen van het behoud, die steeds mond en pen wel wist te roeren, maar in zijn gemakzucht het handelen en strijden aan anderen overliet, een onbegrensde minachting. Zijn manifest vond dan ook volstrekt geen weerklank. De oude Rouher keurde het af, de kern der Bonapartisten was er niet mee ingenomen, De Cassagnac bespotte het, de legitimisten waren er woedend over, de republikeinen lachten er om. Het grappigste van het geval is daarbij, dat de prins, wien het zeker niet aan scherpzinnigheid ontbreekt, bijna in alles wat hij zegt volkomen gelijk heeft. Maar er zijn van die waarheden, die men zich niet door iedereen laat zeggen, het allerminst door een Napoleon. De ergernis, dat een zoo weinig vleiend, doch, naar veler geweten getuigde, zoo waar beeld der republiek, door een Napoleon werd ontworpen, zal ruimschoots haar deel gehad hebben aan de felheid, waarmee regeering en Kamer zich genoopt voelden tegen hem op te treden. Anders mocht de republiek hem eer dankbaar zijn, dat hij haar voor 't complot der legitimisten heeft bewaard, die althans om hun getalsterkte en om den steun der kerk meer te duchten waren dan hij. Toch is ook van hen voor de republiek op den duur wel niets te vreezen, want in éen opzicht staat de Roy weer ver, zelfs bij Jérôme ten achteren, dat hij van zijn tijd hoegenaamd niets begrijpt en zich alleen in een wereld van mummies beweegt. Neen, zoo er van één zijde
iets te vreezen is, dan is het eer van die der familie Orleans. Zij is politiek genoeg om zich te onthouden van complotteeren, maar zich in alle bescheidenheid aan den dienst
| |
| |
van haar vaderland te wijden. Haar aanhang is er niet geringer om, en het behoort zeker niet tot de onmogelijkheden, dat de hertog van Aumale een ernstig candidaat wordt voor het presidentschap der republiek. Waarom ook niet? Het ambt dat voor iederen burger openstaat, kan voor een prins uit het huis van Orleans niet afgesloten zijn. Maar kwam het daartoe, zou dan een restauratie niet tot de mogelijkheden behooren? Ik weet wel dat dit speeuleeren is op een verre en zeer onzekere toekomst, maar de verschijnselen van het fransche staatsleven zijn wederom, misschien meer dan ooit, van dien aard, dat het onverwachtste voor de deur kan staan, het verrassendste plotseling overvallen kan.
Welken invloed zal op Frankrijks buitenlandsche betrekkingen de dood van Gambetta uitoefenen? Het komt ons voor een dwaling te wezen, dat zijn verdwijnen van het staatstooneel de kans op een oorlog vermindert. Het is waar, hij was de verpersoonlijking van de revanche-idee, maar daaruit volgt geenszins, dat die met hem is begraven. Wij hebben de verzekering van Brisson's orgaan, waarvan Duitschland acte heeft genomen, niet noodig om ons daarvan te overtuigen; het is te zeer bekend, hoe de smart om het afgescheurde grondgebied, de begeerte naar wraak voor die afscheuring gevoelige snaren doet trillen in het hart van iederen Franschman, zoodra slechts iemand het woord revanche op de lippen neemt. Als Frankrijk de kans schoon ziet, zal het zijn slag zoeken te slaan ook zonder Gambetta; zoolang het van zijn machteloosheid overtuigd was, zou het niet te wapen loopen, ook niet met Gambetta. Want daarvoor althans was die fou furieux te koel van hoofd en te bezadigd, om zijn land zonder eenige hoop op succes in de jammeren des oorlogs te storten. Zooveel in zijn vermogen was, trachtte hij bondgenooten voor Frankrijk te winnen en de weermiddelen te versterken, om gereed te zijn, als de dag der vergelding mocht aanbreken, maar dien dag te voorschijn te roepen, alvorens gereed te zijn, hij zou daaraan niet gedacht hebben, tenzij een volkswil of een volkswaan hem had gedwongen. Thans na zijn dood is het even waarschijnlijk of even onwaarschijnlijk, dat de volksstem daarheen zal drijven. Over 't geheel is de natie te bevreesd geworden voor gevaarlijke avouturen, om voorloopig in een revanche-idee iets meer te zien dan een blikken sabel die men zwaait, maar waarmee men niet van plan is iets kwaads uit te richten.
| |
| |
Maar dit zeker is waarschijnlijk, dat Gambetta's dood oorzaak wordt, dat Frankrijk meer dan vroeger geïsoleerd zal staan onder de natiën. Al zijn Gambetta's eerste schreden op diplomatiek terrein niet gelukkig geweest, hem komt toch de verdienste toe te hebben ingezien, dat Frankrijk behoefte had aan bondgenooten, wilde het in den raad der volken nog iets beteekenen. Door overmaat van schroomvalligheid, angst om zich bloot te geven, verzuimen steeds Frankrijks ministers van buitenlandsche zaken die waarheid toe te passen. Het gevolg is, dat Frankrijks aanzien, op het Berlijnsche congres stijgende, daarna merkbaar is gedaald. Kenschetsend is de houding in de Egyptische zaken, waarbij het tusschen twee stoelen op den grond is gaan zitten. Eerst heeft het rustig aangezien, dat een coalitie van vier mogendheden zich vormde tegenover een zoogenaamde Engelsch-Fransche alliantie, en daarna heeft het er zelf voor gezorgd, dat die Engelsch-Fransche alliantie in werkelijkheid niet bestond. Op onverantwoordelijke wijze heeft het dus al zijn invloed in Egypte verspeeld. Ronduit bespottelijk is de quasi-waardige houding, die de minister Duclere nu aanneemt, als hij in antwoord op Engelands aanbiedingen om nog een stukske invloed te behouden, zich in een deftig stilzwijgen hult en na Engelands eigenmachtig opheffen der dubbele contrôle plechtig verklaart zijn vrijheid van handelen terug te nemen. Op dezelfde wijze kan de huurder van een huis, die door zijn medehuurder, na met een verachtelijk stilzwijgen geantwoord te hebben op het welwillend aanbod om zich met een zolderkamertje te vergenoegen, de deur uit wordt geworpen, als hij op straat is aangeland, triomfantelijk uitroepen, dat hij zijn vrijheid van handelen terugneemt! Als in de Egyptische zaken, zal
het in andere gaan, zoolang geen minder angstvallige geest het departement van buitenlandsche zaken bezielt. Het was Gambetta's streven de Engelsche vriendschap aan te kweeken, in Rusland connecties te zoeken, met Italië op goeden voet te blijven - tegenwoordig versmaadt het ministerie van buitenlandsche zaken iedere nauwe aanraking, opdat het niet de welwillendheid van den duitschen Rijkskanselier verbeure.
Het kan niet ontkend worden dat over 't geheel de betrekkingen der natiën onderling op niet zeer bevredigenden voet staan; zonderdat van bepaalde oneenigheden sprake kan zijn, laat toch de harmonie van het europeesche concert te wenschen over. De tijdelijke combinatie der vier mogendheden van het Oosten tegenover
| |
| |
de Engelsche pretenties heeft maar een zeer zwakken band gevormd, te zwakker omdat de combinatie bleek volstrekt niets te vermogen. De vereeniging was te kunstmatig om de verschillen in belangen uit te wisschen, die juist weder meer op den voorgrond zijn getreden. Tusschen Italië en Oostenrijk is merkbare verkoeling ontstaan, eerst daar de keizer steeds draalde het bezoek van Italië's koning te beantwoorden, daarna toen de impolitieke terechtstelling van den would-be moordenaar Oberdank de heetbloedige Italianen, zelfs al waren zij geen republikeinen en irredentisten, tegen de steeds met achterdocht bejegende Oostenrijkers in het harnas joeg. Anderzijds verkoeling tusschen Duitschland en Rusland, daar de Duitsche officieuse pers weder door de periodiek terugkeerende manie werd aangegrepen om russische oorlogstoebereidselen te ontdekken en in den aanleg van spoorwegen en vestingwerken in Rusland aanleiding te vinden voor waarschuwingen tegen de bedoelingen van het panslavisme. Zeer toevallig kwam juist terzelfder tijd aan het licht, dat de geheimzinnige reis van Bismarck naar Weenen in 1879 een formeele alliantie tusschen Duitschland en Oostenrijk tot stand had gebracht, waardoor het innige van den band tusschen deze zusterrijken den beiden bijloopers in Oost en Zuid duidelijk werd gemaakt. Wel heette het huwelijk slechts voor vijf jaar gesloten, maar het was voor verlenging vatbaar, en de vijfjarige termijn was wellicht juist gekozen met het oog op verlenging, naar hetzelfde beginsel als een Fransch socialist in vijfjarige verlengbare huwelijken meende te ontdekken: un nouveau moyen pour chasser l'ennui du ménage, daar de vrees voor opzegging van den huwelijksband van de eene zijde de andere partij prikkelt om al het
mogelijke te doen ten einde de verlenging te verzekeren. De reis van Von Giers heeft in deze exclusieve stemming geen wijziging kunnen brengen. Dat deze reis diplomatieke bedoelingen had, was wel niet twijfelachtig. Juist met het oog op het buitenland toch was deze diplomaat door den Czaar tot zijn eersten minister benoemd, met voorbijgang van den panslavist Ignatief, en het moest den Czaar verdrieten, niettegenstaande dat blijk van welwillendheid tegenover het Westen, achterdocht in plaats van toenadering te oogsten. Hierin verandering te brengen was zeker het doel van Von Giers' zending. Zoo die is mislukt, niettegenstaande de russische en slavische sympathieën van den Oostenrijkschen Rijkskanselier en het ministerie Taaffe, is dat een bewijs te meer voor het overwicht van Bismarck,
| |
| |
die wellicht nog niet vergeten kon hoe de Czaar, door Skobelef met eerbewijzen te overladen, het panslavisme te vriend hield. Wat blijft er dan eigenlijk van het europeesche concert over? Aan den eenen kant Engeland, dat zonder zich om anderer instemming of anderer verzet te bekommeren recht op het doel afgaat, dat zijn eigenbelang voorschrijft; aan den anderen kant een duitsch-oostenrijksche alliantie, geleid door de krachtige hand van den duitschen Rijkskanselier, die zich in Konstantinopel weet te nestelen, terwijl Albion Kaïro beheerscht; daarnevens drie andere mogendheden, die zonder aan deze of aan gene zijde te behooren, elkander vrij wantrouwend aanzien en bondgenooten zoekend bij de machtigen, vriendelijk maar stellig buiten de deur worden gezet. Dit alles is nu wel niet bijzonder ernstig; het zijn geen zwarte stippen aan den horizon, maar slechts grauwe wolkjes die voorbijtrekken, gelijk de Mazade zich gelukkig uitdrukte; maar van zulk een onderlinge verhouding tot een eendrachtig samenwerken is een lange schrede.
Schoon de gedragslijn, die Engeland in de toekomst in Egypte denkt te volgen, zich nog niet met volkomen klaarheid afteekent, is dit althans zeker, dat Engelands opperheerschappij in het Nijldal voorgoed is gevestigd en dat voorloopig de Khedive niet meer is dan een speelpop in Lord Dufferin's hand. Waarom ook zou een liberaal ministerie aarzelen, hoe fel zijn leden zich eenmaal kantten tegen het imperialisme nu Europa er toch vrede mee toont te hebben en de Engelsche natie het toejuicht? Door Egypte inderdaad is dit ministerie sterker dan ooit. Wel zwijgt de kritiek over deze expeditie geenszins; zelfs doen zich telkens nieuwe afkeurende stemmen hooren; maar toch blijven die uitingen op zich zelf staan en koestert de natie in haar geheel zich welbehagelijk in de bedenkelijke glorie, die de britsche standaarden van uit het land der Mamelukken omstraalt. Door dit succes aangemoedigd, wil het ministerie niet op zijn lauweren gaan rusten, maar heeft het zich innerlijk versterkt om thans met vernieuwden ijver het langbeloofde plan der binnenlandsche hervormingen in uitvoering te brengen. De opneming van Lord Derby en Sir Charles Dilke in het kabinet is algemeen met bevrediging vernomen. Voor de koningin moet het een moeielijk besluit zijn geweest den baronet, die in den aanvang zijner loopbaan van zijn republikeinsche neigingen geen geheim maakte en waar het kon, de financiën van het vorstelijk huis zocht te besnoeien, in haar kabinetsraad op te nemen.
| |
| |
Maar als steeds woog haar het landsbelang het meest, dat zeker gediend is met de benoeming van Dilke, over wiens bekwaamheid en algemeene ontwikkeling maar één roep is. Vooral om de radicalen, die door het uittreden van Bright min of meer wantrouwend waren geworden, weer meer voor het ministerie te winnen, was deze benoeming, reeds dikwijls gevraagd of voorspeld, noodzakelijk geworden. Zeer verstandig is als tegenwicht Lord Derby uitgekozen, die met zijn nuchtere practische wijsheid en zijn eenvoudige common sense-politiek die klasse van oude Whigs met dit vooruitstrevende ministerie verzoent, wier liberalisme terugschrikte voor de stoutheid, waarmee het aan de welbeproefde grondslagen van het britsche staatsgebouw dorst raken.
Eene dergelijke verandering greep ook plaats in het spaansche ministerie, maar of het hier tot versterking zal leiden, is een andere vraag. Onverwacht als steeds in Spanje vertoonde zich een ministerieele crisis, niet eens teweeggebracht door de beweging der partij van Serrano, die, hoe ook in de vrijzinnige pers verheerlijkt, een doodgeboren vrucht is gebleken. De crisis, die althans de gelegenheid aanbood aan Sagasta om bij de reorganisatie van zijn kabinet met de wenschen der Serranisten te rekenen, is voorbijgegaan, zonder dat hun een enkele portefeuille ten deel viel. Moest Sagasta zijn sterkste steun ontvallen in den minister van financiën, die voor zijn plannen geen bijval kon vinden bij zijn ambtgenooten, het was voor hem geen reden thans ook voor de twijfelachtige hulp der democraten de hofpartij, vertegenwoordigd door Martinez Campos en Vega de Armijo, overboord te werpen. Eenige minder bekende elementen werden opgenomen, van welke de nieuwe minister van financiën terstond verklaarde de financiëele beginselen van zijn voorganger te zullen toepassen, waarover juist de crisis is ontstaan. Men weet, dat dergelijke zonderlingheden in Spanje niets zonderlings zijn. Is het ministerie dus, wat talenten betreft, niet versterkt, de vrijzinnigen hopen, dat de behoefte aan een goede verstandhouding met de meer geavanceerde groepen een waarborg zal zijn voor een vooruitstrevende politiek.
Gelijk steeds in den aanvang des jaars, garen de ministeriën krachten voor den nieuwen parlementairen strijd. Genoeg valt hier en ginds te verrichten, om met belangstelling te wachten wat de toekomst baren zal.
R. Macalester Loup. |
|