De Gids. Jaargang 47
(1883)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 158]
| |
Wisselkoersen.George J. Goschen. De Wisselkoersen. Uit het Engelsch vertaald door Mr. N.G. Pierson, 2e druk met voorrede en aanteekeningen van den vertaler. Amsterdam 1880.Goschen, wiens naam als financier, als politicus, als diplomaat, een goeden klank bezit, niet alleen in Engeland, maar ook daar buiten, heeft bovendien als auteur zijne sporen verdiend. Het ééne boek dat hij heeft geschreven: ‘The Theory of the Foreign Exchanges’, waarvan sedert 1861 in zijn vaderland niet minder dan tien editiën en in den vreemde drie of vier vertalingen het licht zagen, heeft, zooals Prof. Pierson het uitdrukt, eene blijvende plaats in de economische literatuur verworven, al was het alleen omdat het zeer vele lezers heeft gevonden en nog bij voortduring na een twintigtal jaren blijft vinden. De wisselkoersen, wier loop in de eerste plaats iedereen, die bij den buitenlandschen handel betrokken is, altijd in meerdere of mindere mate belangstelling moet inboezemen, hadden in 1861 zeer de aandacht getrokken, vooral door eene ernstige en aanhoudende daling van die te New-York op Europa. Wat mag daarvan de oorzaak zijn? dit was de vraag die menigeen op de lippen lag, en waarvan de oplossing niet gemakkelijk met zekerheid was te geven. Was er in N. Amerika plotseling eene bijna onverzadelijke behoefte aan specie opgekomen? en, zoo ja, viel er aan eene blijvende behoefte te denken, of mocht men aannemen dat het verschijnsel slechts van tijdelijken aard was, wellicht samenhangende met het drijven van eenige speculanten en dus in zijn wezen voorbijgaand? Menige berekening, ook voor de naaste toekomst, faalde; elke dag leverde verrassingen of teleurstellingen en het scheen wel ondoenlijk | |
[pagina 159]
| |
op een degelijken grondslag transatlantische handelsondernemingen op touw te zetten. En nauwelijks waren de gebeurtenissen begonnen eenig licht te verspreiden, of de toestand veranderde ten eenenmale. De wisselkoersen namen een tegenovergestelden loop. De waarde van den dollar ging in Europa achteruit, steeds meer en meer, en, had vroeger de rijzing verbazing gewekt, thans nam de daling zulke sterke verhoudingen aan, dat er geen grens voor scheen te bestaan. Ditmaal was de oorzaak gemakkelijker te vinden: ten gevolge van het invoeren van papieren ruilmiddel met gedwongen koers werd de specie uit de Vereenigde Staten verdrongen, depreciëerden de gedurig in grootere hoeveelheden in omloop gebrachte greenbacks bij den dag en zag menig belanghebbende zijne dollarwaarden op onrustbarende wijze naar beneden gaan. Dat in eenen tijd van zoo hevige koersslingeringen een boek, 't welk zich ten doel stelde van dergelijke verschijnselen de oorzaken aan te wijzen en te verklaren, vele lezers vond, is geen wonder. Bedenkt men daarbij, dat het was samengesteld door een deskundige, toegerust met rijpe ervaring, uitgebreide kennis, een ruimen blik en een vaardige pen, dat het niet al te oppervlakkig maar ook niet al te grondig geschreven, dat het niet al te kort en niet al te breed was opgezet, dat het door zaakrijkheid en duidelijkheid uitmuntte, dan vindt men den opgang bij de tijdgenooten allicht voldoende verklaard, ook wanneer men toestemt, dat het over theoretische vraagstukken weinig nieuw licht heeft verspreid en dat het zijne gebreken heeft.
Na te hebben herinnerd, dat wissels, als aanwijzingen op elders uit te betalen geldsommen, voor een groot deel dienen om schulden met het buitenland zonder overzending van specie te vereffenen en dat die aanwijzingen, dank zij hare geschiktheid om internationale schulden te likwideeren, zelf een handelsartikel zijn geworden, wijst Goschen aan hoe de wisseltrekkingen kunnen voortvloeien uit zeer vele en zeer verschillende oorzaken. Niet alleen geleverde goederen maar ook effecten moeten betaald worden, eveneens verdiende vrachtpenningen, assurantiepremiën, renten van schulden, dividenden van naamlooze vennootschappen, provisiën en commissieloonen voor gepraesteerde diensten, toegezegde credieten, verteringen van reizigers, onderhoud van vloten of troepen in den vreemde, | |
[pagina 160]
| |
in éen woord alles wat aanleiding geeft tot eene dadelijk of spoedig opeischbare vordering. Telt men al zulke vorderingen van een volk bijeen, en stelt men daartegenover het totaal van al zulke schulden, dan kan men zien hoe de handels- of, beter gezegd, de betalingsbalans staat. Naarmate het meer betalingen heeft te doen - zijn balans ongunstiger staat - zal het meer wissels vragen en den prijs hiervan dus doen stijgen totdat de koers het zoogenoemde speciepunt overschrijdt, met andere woorden, totdat het verzenden van specie voordeeliger uitkomt dan dat van wissels. Heeft het daarentegen uit het buitenland veel te ontvangen - staat de balans gunstig - dan zal juist het tegenovergestelde plaats vinden: houders van wissels op het buitenland zullen zich bij den verkoop daarvan eenig verlies moeten getroosten of specie laten overkomen. Wat, aldus voorgesteld, vrij eenvoudig schijnt, wordt ingewikkelder wanneer wissels voor rekening van derden worden getrokken, zooals b.v. pleegt te geschieden voor goederen uit China gekocht door Noord-Amerikaansche huizen. De Noord-Amerikaansche kooper trekt dan op Londen tegen een hem daar geopend crediet, omdat wissel op die plaats afgegeven overal verkoopbaar is, geeft zijne traite in betaling en zorgt dat de Londensche bankier, op wien hij had gedisponeerd, tegen den vervaldag dekking heeft hetzij in contanten of in goederen, hetzij in wissels uit zijn vaderland getrokken op Engelsche huizen. Zoo worden de rijst en de thee, die uit China naar Noord-Amerika gaan, ten slotte betaald met katoen of graan uit N.-Amerika naar Engeland geëxporteerd, en kunnen de wissels dienen om schulden te vereffenen niet slechts tusschen twee, maar zelfs tusschen drie of meer landen. Ook kunnen wisseltrekkingen plaats hebben alleen met het doel om tijdelijk remise te verschaffen aan hen, die, tot het doen van betalingen verplicht zijnde, op een gegeven tijdstip moeilijk wissels, getrokken tegen geëxporteerde goederen, kunnen aankoopen. Wanneer b.v. in Indië manufacturen zijn aangevoerd eenige maanden vóór den oogst, kunnen de importeurs daar nog geene wissels aankoopen van hen wier produkten eerst later naar Europa zullen verscheept worden. Maar de bankier komt tusschenbeiden, en wetende dat over weinige maanden, wanneer de oogst binnen is, wissels in overvloed zullen aangeboden worden, welke hij dan kan koopen en overmaken tot dekking der door hem afgegeven traites, trekt | |
[pagina 161]
| |
hij op zijne correspondenten in Europa, en verkoopt aan degenen, welke daarheen moeten remitteeren, wissels. Aldus, op een gegeven, oogenblik het aanbod van wissels vermeerderende, zal hij later wanneer de markt gunstig is, de vraag naar dat artikel komen versterken. Zoo kunnen wissels gebruikt worden niet alleen om tusschen twee, drie of meer landen, maar ook om over verschillende tijdstippen loopende betalingen te regelen en gemakkelijk te maken. Intusschen spreekt het van zelf, dat èn het trekken voor rekening van derden èn het afgeven van blanco-traites met den loop der koersen een geheel ander verband houdt dan wanneer de oorzaak der wissels eenvoudig ligt in de vereffening van bestaande schulden tusschen twee volken. Maar behalve daarop moet er op nog vele andere elementen gelet worden. Voor een stuk, betaalbaar op vertoon, kan men natuurlijk meer bedingen dan voor een dat drie of zes maanden looptijd heeft, niet alleen wegens de rente, welke de kooper aan den houder zal in rekening brengen, maar ook omdat de risico van wanbetaling grooter is naarmate de vervaldag verder in de toekomst ligt. Zelfs op den koers van kort papier heeft de rentestand invloed. Wanneer b.v. de rente hoog staat in het land waar het betaalbaar is, zullen daarheen kapitalen worden aangetrokken tot tijdelijke belegging of bespoedigde afbetaling; de vraag naar wissels op dat land zal toenemen, de koers dus rijzen. Zijn de vermoedelijke afwijkingen van den parikoers tusschen landen met denzelfden muntstandaard, wanneer men op al deze elementen let en aan ieder daarvan het juiste gewicht toekent, zoo al niet met groote, dan toch met eenige zekerheid te ramen, geheel anders is dat gesteld daar waar een der partijen den gouden, de andere den zilveren standaard heeft: immers dan komt de, niet zelden vrij wat varieerende, waardeverhouding van die beide edele metalen bovendien in aanmerking. En wanneer in een der landen papier met gedwongen koers als ruilmiddel dient, dan vervalt bijna elke grondslag van berekening ten gevolge van de depreciatie waaraan zulk papier altijd blootgesteld, meestal onderhevig is. Op zeer vele, zeer afwisselende en zeer uiteenloopende omstandigheden, die invloed kunnen uitoefenen op de wisselkoersen, moet dus gelet worden. | |
[pagina 162]
| |
Omgekeerd is het niet altijd gemakkelijk zich rekenschap te geven van de oorzaak of de oorzaken van veranderingen, die men waarneemt. Men ziet, dat de koersen rijzen of dalen en moet, ten einde berekeningen te kunnen maken voor de naaste toekomst, trachten uit te vorschen welke drijfveeren aan het werk zijn. Wie, oppervlakkig oordeelende, tevreden is met eenzijdig te letten op een enkel feit, stelt zich aan groote teleurstellingen, aan ernstige verliezen bloot. Met vlijtige zorg en met groote bedachtzaamheid moet er dus worden te werk gegaan wil men zich vleien dat in het resultaat waartoe men komt vertrouwen mag gesteld worden. Na deze uiteenzettingen, die worden toegelicht door een schat van voorbeelden, geput uit de ervaring, stelt Goschen de vraag, wat er gedaan kan worden om de wisselkoersen te doen dalen wanneer zij al te hoog loopen en er gevaar rijst dat het edel metaal, 't zij gemunt of ongemunt, in al te groote hoeveelheid het land verlaat, waardoor de geldmarkt in verlegenheid zou kunnen gebracht worden. Het eenvoudige antwoord komt in zijn stelsel natuurlijk hierop neer, dat de betalingsbalans moet gewijzigd worden. Zoodra toch deze ten gevolge van toegenomen uitvoer van goederen, fondsen enz. een gunstiger stand krijgt, zullen ook de wisselkoersen dalen en het wegstroomen van specie ophouden, ja plaats maken voor terugvloeiing. En er is een middel om dien loop van zaken in de hand te werken, n.l. renteverhooging. Kunstmatig kan deze wel niet in het leven geroepen, nog minder gehandhaafd worden, maar ten eerste werkt juist de omstandigheid dat specie het land verlaat in de richting om renteverhooging te bevorderen, en ten tweede kan eene centrale Bankinrichting er een zoo niet overwegenden, dan toch krachtigen invloed op uitoefenen. Wanneer b.v. de Engelsche Bank het disconto verhoogt, ziet men - immers wanneer de verhooging van eenige beteekenis is - gewoonlijk al spoedig de wisselkoersen gunstiger worden en muntmetaal naar Londen toevloeien. Het ontbieden van specie uit Engeland wordt er door tegengewerkt, omdat de hoogere rentestand de zucht zal in de hand werken om haar daar te laten blijven, ja om kapitalen daarheen te zenden ten einde te profiteeren van de hooge rente die er te verdienen is.
Met dit korte, ietwat dorre overzicht van den rijken inhoud moet ik mij tevreden stellen. Wie, door het te lezen, zijn lust om | |
[pagina 163]
| |
met het boek zelf kennis te maken mocht voelen verzwakken, zou ongelijk hebben. Goschen weet door levendige voorstelling en heldere uiteenzetting de belangstelling van den lezer gaande te houden, zonder haar door een onrustigen of verwarden redeneertrant te vermoeien. Natuurlijk moet men zich eenige inspanning getroosten wanneer het betoog ingewikkelder wordt, en dient men zich vortrouwd te maken met eenige technische uitdrukkingen. Men wordt b.v. geacht te weten wat verstaan wordt door parikoers, wat de beteekenis is van ‘the specie-point’ of ‘the specie-limit’, wat men in Engeland, wat in andere landen noemt daling, wat rijzing van de genoteerde wisselkoersen. De terminologie heeft zeker ook voor den vertaler eenige moeilijkheden opgeleverd, omdat hij zich gedrongen zag somtijds omschrijvingen te gebruiken. Maar zijn verdienste is er te grooter om, daar hij - en terecht - het boek heeft willen toegankelijk maken, niet alleen voor hen, die het in het oorspronkelijke niet kunnen lezen, maar ook voor hen, die minder vertrouwd zijn met sommige engelsche technische uitdrukkingen. Zijn wij dus Prof. Pierson voor het leveren van eene tweede editie der vertaling - ik mag, met het oog op de vele aangebrachte verbeteringen, wel zeggen: van eene nieuwe vertaling - onzen besten dank verschuldigd, hij heeft bovendien aanspraak op onze erkentelijkheid verworven door eenige zeer nuttige aanteekeningen en eene keurige, kernachtige voorrede ten beste te geven waaruit veel te leeren valt. Met groote juistheid teekent hij de voortreffelijke eigenschappen van Goschen's boek, maar ook wijst hij met prijzenswaardige onpartijdigheid zijne zwakke zijde aan. ‘Een volledige leer der wisselkoersen bevat het niet, maar als eene inleiding tot die leer, als eene voorbereiding tot hare grondige beoefening, kan het uitnemende diensten bewijzen.’ Goschen heeft - zoo lezen wij verder - verzuimd andere schrijvers over hetzelfde onderwerp, vooral Ricardo, te raadplegen, zijn boek ‘hoe belangrijk in vele opzichten, kan niet worden aangemerkt als de vrucht van een diepgaand theoretisch onderzoek.’ Dit komt vooral uit daar waar Goschen den uit- en invoer van muntmetaal in verband met de wisselkoersen bespreekt. Had Ricardo betoogd, dat de wetten, die de verspreiding van het muntmetaal beheerschen, volkomen dezelfde zijn als die, waarnaar de verspreiding van andere goederen zich regelt, wijl zij, even als deze, zullen gebracht worden daarheen waar zij de meeste waarde hebben - Goschen blijft den | |
[pagina 164]
| |
handel in dit artikel afhankelijk stellen van den stand der handelsof liever betalings-balans. ‘Of er goud zal gaan van land A naar land B, of van B naar A, hij zegt het vele malen, hangt daarvan af, of A aan B, dan wel B aan A een saldo is schuldig gebleven.’ Toch is hetgeen Pierson verder zegt zoo duidelijk: ‘Goud is niet het eenige artikel, waarmede men een schuld aan het buitenland kan vereffenen; elke soort van goederen, waarvan men zelf is voorzien en die buitenslands koopers pleegt te vinden, kan daartoe dienen. Dit zoo zijnde, schijnt de omstandigheid, dat men op een gegeven oogenblik goud zendt, op een betrekkelijken overvloed van goud te wijzen; gelijk de omstandigheid, dat men op een ander oogenblik koffie zendt, schijnt aan te duiden, dat men nu dit artikel beter missen kan.’ De fout komt hierop neêr, dat Goschen zich nog niet geheel heeft weten te ontworstelen aan de mercantilistische begrippen. Pierson's bedenking is van groote beteekenis, en, naar mijne overtuiging, volkomen juist. Zoolang men meent, dat de bewegingen der edele metalen tusschen de verschillende landen beheerscht worden door andere wetten dan de bewegingen der overige goederen, zal men niet zelden verlegen staan wanneer men tracht zich rekenschap te geven van sommige belangrijke verschijnselen, en, wat erger is, zeer licht zal men verleid worden tot het koesteren van ongegronde verwachtingen. Ik wijs niet alleen op de bedenkelijke ketterijen in en zelfs nog nà Ricardo's tijd verdedigd ten aanzien van de depreeiatie van het oninwisselbaar papier, maar ook op zoo menige dwaling in de laatste jaren naar aanleiding van den loop der zilverprijzen verkondigd. Dat de edele metalen van staatswege gestempeld plegen te worden om als geld te fungeeren, verandert in hunnen aard, althans voor zoover zij het voorwerp van internationaal verkeer zijn, niets. Deze waarheid kan niet te veel worden aangedrongen en ik verheug er mij in, dat Prof. Pierson haar opnieuw huldigt. Maar heeft zelfs hij wel volledig gebroken met de leer der betalingsbalans? Of is er nog grond voor de vrees dat hij Ricardo's leer slechts ten deele voor juist houdt? Een stellig antwoord op deze vraag levert de op dit punt ietwat voorzichtig gestelde voorrede niet, doch enkele aanteekeningen laten ruimte open voor twijfelGa naar voetnoot1), en wie zich | |
[pagina 165]
| |
Pierson's artikel in den Economist van 1879 ‘Eene Theorie van Ricardo’Ga naar voetnoot1) herinnert, moet nog in de meening verkeeren, dat hij Goschen in het gelijk stelt voor zoover betreft de tijdelijke bewegingen der edele metalen, Ricardo alleen voorzoover de duurzame verspreiding aangaat. Deze onderscheiding nu - het zij met eerbied gezegd - acht ik onhoudbaar en de daarvoor aangevoerde gronden hebben mij niet kunnen overtuigen. Is er ééne stelling onbetwist, dan is het deze: elke koopwaar zoekt altijd den hoogsten prijs, onverschillig hoe zij heet. Naarmate de markt grooter, de concurrentie scherper, de transportkosten geringer zijn, gaat dat zoeken vlugger, zekerder, onbelemmerder - als ik dit woord mag gebruiken. Nu is voor geen handelsartikel de markt grooter, de concurrentie scherper, het transport goedkooper dan voor de edele metalen. Ergo: de waarheid der stelling moet vooral ten opzichte van dat artikel in het oog springen. Of kan uitvoer daarvan als handelsoperatie ooit gemotiveerd zijn wanneer het niet in het buitenland betrekkelijk meer waarde heeft dan in het binnenland? Of zal invoer gemotiveerd zijn wanneer het niet in het buitenland betrekkelijk minder waarde heeft dan in het binnenland? Zal iemand ooit tot eene verzending besluiten van de hooge naar de lage markt, omdat hem het verlangen bezielt de betalingsbalans in evenwicht te brengen? Al kon men die balans op een gegeven oogenblik met volkomen nauwkeurigheid opmaken, dan zou men nog maar alleen weten dat er uit- of invoer te wachten is, doch geenszins kunnen beoordeelen of er specie dan wel andere goederen voor gekozen zullen worden. Die keuze hangt alleen af van het te verwachten voordeel of, wat op hetzelfde neêrkomt, af te wenden nadeel: de menschen koopen, voeren in wat elders betrekkelijk laag, en verkoopen, verzenden wat elders betrekkelijk hoog genoteerd staat. Niet omdat de noteering laag is of hoog, maar omdat het artikel, 't zij koffie of katoen, wissel of effect, goud of zilver, vergeleken tegen andere artikelen, weinig of veel wordt gevraagd terwijl er veel of weinig van wordt aangeboden. De noteeringen wijzen de waardeverhoudingen aan, registreeren de gesloten affaires, zij regeeren deze niet, doch worden door haar geregeerd. Met de noteering der wisselkoersen is het gesteld even als met de prijscouranten der goederen en der effecten: zij geven bestaande | |
[pagina 166]
| |
waardeverhoudingen weêr, doch roepen deze niet in het leven; zij zijn er de uitdrukking, niet de oorzaak van. Zou, bij het maken van eene berekening, alleen hij, die in edel metaal, en niet hij, die in andere artikelen - effecten of goederen - internationalen handel drijft, in aanmerking nemen hoeveel hij voor zijnen wissel zal krijgen? Niemand zal dit beweren. Alleen dit verschil bestaat, dat de affaires in de aan- en afvoer van muntmetaal (ondersteld, dat munt- en bankwezen goed zijn geregeld) juister, sneller, gemakkelijker en zekerder kunnen berekend en tot uitvoering gebracht worden, en daarom kan men met Pierson (voorrede p. XIII) zeggen: ‘soortelijk beteekent een rijzing der wisselkoersen hetzelfde als uitvoer van goud en zilver; de twee verschijnselen zijn eene aanwijzing van dezelfde economische toestanden.’ De wisselkoersen kunnen niet de bewegingen van specie veroorzaken. Zij kunnen alleen aanwijzen, dat de waardeverhoudingen van specie in verschillende landen zekere bewegingen van specie voordeelig doen zijn en derhalve provoceeren. Door die waardeverhoudingen worden dus de affaires geregeld, welke de wisselkoersen afteekenen. Als ik wissels op het buitenland mag noemen wat zij eigenlijk zijn: aanwijzingen of bons voor in het buitenland te ontvangen specie, dan springt dadelijk in het oog, dat wanneer die bons hier voor weinig geld te krijgen zijn, ons ruilmiddel betrekkelijk hooger waarde heeft dan dat in het buitenland (en omgekeerd). Het is waar, in den regel zal de zoogenoemd ongunstige wisselkoers aanduiden, dat de betalingsbalans zoogenoemd ongunstig staat en dat er specie uit het land gaat, maar dat uitgaan van specie, hoezeer gelijktijdig voorvallende met zoodanigen stand van den wisselkoers en van de betalingsbalans, kan nooit anders verklaard worden dan hierdoor dat zij elders betrekkelijk meer waarde heeft. Wie voorbeelden wil lette op hetgeen een goudproduceerend land doet. Hoe gunstig zijn betalingsbalans, moge staan - en gewoonlijk zal die zeer gunstig staan - het land zal goud exporteeren. Wel heeft het in den regel veel van het buitenland te vorderen, maar toch zendt het daar goud heen. Waarom? Omdat het daar meer waard is. Andersom kan ook invoer van muntmetaal op groote schaal plaats vinden, al staat de balans ongunstig. Ware Nederland bij den zilveren standaard gebleven, dan zou daar ongetwijfeld, al stond zijne betalingsbalans nog zoo ongunstig, het in het buitenland in waarde gedaalde zilver bij massa zijn | |
[pagina 167]
| |
binnengestroomd totdat het hier in waarde was gedaald, m, a.w. totdat de prijzen der goederen hier waren gerezenGa naar voetnoot1). Wat in een land gebeurt, waar oninwisselbaar papier in de circulatie is gedrongen, strekke als voorbeeld om aan te toonen, dat specieuitvoer, al vindt zij plaats ongeveer gelijktijdig met eene ongunstige beweging van de betalingsbalans, toch niet het gevolg is van deze beweging, maar alleen van het feit, dat hare waarde als circulatiemiddel afneemt naarmate het in den omloop gedrongen papier met gedwongen koers in hoeveelheid vermeerdert. Bewegingen van muntmetaal, veelal - schoon niet altijd - aangeduid door de wisselkoersen, kunnen altijd verklaard worden uit veranderingen van hare waardeverhouding, niet uit wijzigingen in den stand der betalingsbalans, zelfs niet in die gevallen waarin zij ongeveer gelijktijdig met deze voorkomen. Men zou dus, om zich van de bewegingen van het muntmetaal rekenschap te geven, niet kunnen volstaan met het raadplegen van den stand der betalingsbalans, zelfs niet van dien der wisselkoersen, en zich in onvruchtbare bespiegelingen verdiepen, wanneer men twistte over de vraag of de betalingsbalans de wisselkoersen regeert, dan wel of integendeel de wisselkoersen de betalingsbalans regelen, althans wijzigenGa naar voetnoot2); immers die bewegingen van het muntmetaal hangen rechtstreeks noch van de betalingsbalans noch van de wisselkoersen af.
Zal wellicht iemand mij tegenwerpen, dat ik mij mijn betoog al te gemakkelijk maak door muntmetaal eenvoudig gelijk te stellen met andere koopwaren? Ik zou antwoorden: wat het binnenlandsch verkeer betreft moge het tengevolge van de stempeling door het staatsgezag verschillen van andere goederen, doch voorzoover het den internationalen handel betreft, hoegenaamd niets. Wel heeft Prof. Pierson in het reeds aangehaald Economist-artikelGa naar voetnoot3) | |
[pagina 168]
| |
de stelling verdedigd: ‘goud en zilver zijn, waar zij naast fiduciair papier als standaard-metaal worden gebezigd, geen gewone koopwaren.’ Maar ik zou ook deze stelling niet kunnen onderschrijven. Zij hangt samen met de meening dat in Ricardo's leer niet past het verschijnsel dat tijdens metaalafvoer de ongedekte bankbiljettencirculatie pleegt toe te nemen en omgekeerd. Dat dit verschijnsel zich gewoonlijk voordoet is waar, en zeer natuurlijk. Immers het volk, 't welk een deel van zijnen metaalvoorraad ongebruikt heeft liggen bij eene groote Bankinrichting, en dus meer daarvan bezit dan voor zijne circulatie onmisbaar is, houdt daardoor de gelegenheid open om, zoodra dat metaal met voordeel naar het buitenland kan verzonden worden, niet alleen uit de circulatie, maar ook, als dit voordeeliger uitkomt, uit de Bank een deel te nemen en tot export te bestemmen. In de behoefte zijner circulatie blijft het voorzien door ongedekte bankbiljetten. Door den handel, dat wil zeggen door wakkere en schrandere mannen die wat wenschen te verdienen, wordt het werk verricht, in casu door bankiers, die uitrekenen in hoeverre het voordeelig zal zijn hier metaal te koopen of op te nemen met het doel om dat elders weer te verkoopen of uit te zetten. Komen zij tot het besluit dat de operatie winst belooft, dan gaan zij er toe over en maken veelal - edoch alleen wanneer het hun voordeelig uitkomt - gebruik van de faciliteiten die de groote Bankinrichting hun schenkt. En, onverschillig of zij specie uit de circulatie nemen dan wel uit de Bank lichten, zij hebben tot de uitzending alleen besloten omdat die specie in het buitenland meer waarde had dan in het binnenland, en dat alles - zou Ricardo zeggen - past volkomen in mijne theorie. Alleen dit zou Ricardo kunnen toegeven, dat de door hem aangewezen wet (hoewel altijd werkende, somtijds zelfs sneller) soms minder snel, minder scherp, minder precies hare werking doet gevoelen daar, waar goud of zilver naast gedeeltelijk ongedekt fiduciair papier als standaard-metaal wordt gebezigd. Wanneer er geen crediet in de wereld was, dus ook geen papieren betaalmiddelen (wissels, bankbiljetten enz.) en mitsdien alle handel contant werd gedreven, dan was alles duidelijk en eenvoudig: geen uitvoer van specie uit een land dan wanneer zij daar relatief overvloedig is, geen invoer er heen dan wanneer zij daar betrekkelijk schaarsch is. Maar er is crediet in de wereld, men ontmoet het dagelijks in allerlei vorm, wissels worden niet alleen gebruikt voor betalingen | |
[pagina 169]
| |
wegens geleverde goederen, effecten etc., maar ook voor verzendingen van in het buitenland ter leen uit te zetten kapitalen, en al wordt daardoor de loop der zaken ingewikkelder, het kan toch niet zeer moeilijk zijn ons van zijne werking rekenschap te geven. Immers wanneer wij bedenken, dat het geven van crediet in den grond altijd neerkomt op het verleenen van uitstel van betaling, zouden wij dan kunnen meenen dat daardoor eene wet als deze: ‘elke waar zoekt de hoogste markt,’ hare kracht verloor? Zeker, door geschonken crediet kan worden teweeggebracht bespoedigde of vertraagde overzending van kapitalen, en het vooruitzicht op hooge rente kan eene strooming van kapitalen naar een of ander land in het leven roepen, maar in welken vorm die kapitalen zullen worden overgemaakt van het eene land naar het andere, in den vorm van specie of van andere goederen, hangt enkel en alleen af van hunne relatieve waarde in elk van die landen.
Het onderwerp kan hier niet uitgeput worden; het is daarvoor veel te rijk en biedt al te veel gezichtspunten aan. Mijne uitweiding moge gerechtvaardigd worden door den wensch, dat men, sprekende van wisselkoersen, rentestand, handelsbalans en het onderling verband van alle drie, zich hoede voor misverstand, daaraan geene meerdere waarde hechte dan zij als korte en gebruikelijke uitdrukkingen voor sommige reeksen van verschijnselen in de handelswereld verdienen, en dat men vooral niet meene er de bewegingen van de edele metalen uit te kunnen verklaren, daar deze in den grond altijd afhangen van hunne waarde-verhouding tegenover andere goederen in de verschillende landen. En al ben ik het over een zeer belangrijk punt met Goschen niet eens, ik schat zijn werk hoog. Ook waardeer ik ten zeerste den arbeid van Prof. Pierson: zijne hoofdbedenking tegen Goschen's boek onderschrijf ik gaarne; alleen zou ik nog een stap verder willen gaan dan hij, door de lijdelijke bewegingen van muntmetaal geheel naar dezelfde theorie te verklaren als de duurzame. Hield ik mij tot dusverre bijna uitsluitend met de voorrede en de aanteekeningen bezig, thans nog een woord over de vertaling. - Zooals ik reeds zeide, is hieraan blijkbaar groote zorg besteed; in deze editie zijn bijna op iedere pagina vele verbeteringen aangebracht. Niet alleen laat zij zich gemakkelijk lezen, maar eene vergelijking met het origineel schenkt de overtuiging dat dit in hoofd- | |
[pagina 170]
| |
zaak getrouw is weergegeven, hoewel zij aanleiding geeft tot de vraag wat in het algemeen verkieslijk is, den oorspronkelijken tekst altijd zoo mogelijk woordelijk te volgen, of wel zich eenige vrijheid te veroorloven. Prof. Pierson heeft dit laatste gedaan. Waarschijnlijk terecht, al was het alleen om de moeielijkheid te vermijden, die gelegen is in het gebruik van sommige technische termen, waarvoor wij nog geen equivalent bezitten. Maar het gevaar om, vrij vertalende, niet den juisten zin terug te geven, moet tot dubbele omzichtigheid nopen. Dit toonen enkele voorbeelden aan. Om de uitdrukkingen hooge en lage noteering van wissels goed te verstaan dient men op de usantie der verschillende beurzen te letten. Bij ons wordt zij hoog genoemd wanneer voor den in vreemde munt getrokken wissel veel Nederlandsch geld kan verkregen worden. De vreemde munt wordt als vaste eenheid genomen en de veranderlijke waarde in Nederlandsch geld uitgedrukt. Te Londen is de terminologie juist omgekeerd, wijl men daar het Engelsche £ sterling als vaste eenheid neemt, en de vreemde munt, die er voor kan gekocht worden, als veranderlijke hoeveelheid. Een uit Engeland in vreemde munt getrokken wissel zal dus veel £ sterling waard zijn, wanneer de noteering te Londen laag is. Pierson heeft stelselmatig de nederlandsche terminologie gevolgd om den lezer zijne taak gemakkelijk te maken, doch moest, om dit te kunnen doen, zich somtijds eenige vrijheid van vertaling veroorloven. Hiertegen wil ik geene bedenking maken, maar hij is een enkele maal ontrouw aan zijn stelsel en daardoor onduidelijk geworden. Op p. 57 spreekt hij over daling van den wisselkoers van Londen op Hamburg, zoowel wanneer het £ sterling meer als wanneer het minder dan 13¼ M. Banco waard was. Natuurlijk had hij, de nederlandsche terminologie volgende, in het tweede geval van rijzing moeten spreken. De uitdrukking ‘specie-point’ is lastig door eene omschrijving weer te geven. Toch heeft Mr. P. dit in den regel gedaan en meestal is hem dit goed geluktGa naar voetnoot1). Maar soms gaat de beteekenis wat al te veel verlorenGa naar voetnoot2) en enkele malen wordt er voor gezegd de pari-koersGa naar voetnoot3), 't welk zeker iets anders beteekent. Zou het eigen- | |
[pagina 171]
| |
lijk niet beter zijn eenvoudig gebruik te maken van de uitdrukking speciepuntGa naar voetnoot1), al klinkt die wat vreemd? Men zou, om zeker te zijn dat zij goed werd begrepen, den lezer kunnen inlichten door eene korte aanteekening. Op p. 75 wordt de vertaling al te vrij. Voor ‘the sudden transmission of capital from America to Europe’ lezen wij: ‘De aanzienlijke hoeveelheden goud die uit Europa waren overgezonden’, 't welk geheel iets anders is, en ook door den auteur volstrekt niet was bedoeld. Er waren nl. volgens diens herhaalde verzekeringGa naar voetnoot2) wel in 1861 grootc hoeveelheden goud uit Europa naar N. Amerika overgezonden, maar in 1862 en 63 was dat ten eenenmale veranderd. Toen stroomden de kapitalen naar Europa toeGa naar voetnoot3). Na te hebben opgemerkt, dat op bl. 49 in plaats van ‘fl. 11 per £.’ moet gelezen worden ‘1 £ per fl. 11’, vestig ik de aandacht op eene hinderlijke drukfout: op p. 54 nl. staat vermindering, 't welk moet zijn vermeerderingGa naar voetnoot4).
Deze opmerkingen zouden nuttig kunnen zijn voor het geval dat de vertaling eene derde editie mocht beleven. Dat ik haar dit gaarne toewensch, behoef ik niet te zeggen, maar, mocht ik met een anderen wensch eindigen, het zou deze zijn, dat Prof. Pierson mocht besluiten onze literatuur weldra te verrijken met eene zelfstandige bewerking van het rijke en belangwekkende onderwerp der wisselkoersen.
Groningen, October 1882. Mr. W.A. Reiger. |
|