| |
| |
| |
Politiek overzicht.
Rotterdam, 22 October.
Eindigden wij de vorige maand met de Oostersche quaestie, wij zijn thans wel genoodzaakt weder met diezelfde Oostersche quaestie aan te vangen, en Allah alleen weet, hoe dikwijls de Porte ons nog nopen zal er op terug te komen. Immers dat het ten slotte de Porte is en niet de Europeesche diplomatie, hoe harmonisch haar concert ook zij, die de draden in handen houdt en de mogendheden naar haar pijpen doet dansen, is door de jongste gebeurtenissen weder helder in het licht gesteld. Door haar te elfder ure aangekondigde besluit om Dulcigno aan de Montenegrijnen over te geven, zal de navale demonstratie, die bij wijlen een tragisch karakter dreigde aan te nemen, althans als een blijeindend treurspel haar afscheid nemen. Zelfs mogen de mogendheden de Porte wel dankbaar zijn, dat zij geholpen heeft om althans den uiterlijken schijn van eenstemmigheid bij de demonstranten te bewaren en te verhoeden, dat zij zich door de scheepsvertooning nog belachelijker zouden maken dan is geschied. Opmerkelijk was de blijkbare verlegenheid van de bevelhebbers der vloten, toen het met den dag waarschijnlijker werd, dat de overgave van Dulcigno niet zonder bloedvergieten zou geschieden. Oostenrijk, Duitschland en Frankrijk deelden den strijdlust van Engeland, dat op Rusland onvoorwaardelijk, op Italë vrij zeker rekenen kon, volstrekt niet. Bepaaldelijk heette het van de fransche republiek dat bij het eerste schot, dat gedaan zou worden, haar schepen den terugtocht zouden aanvaarden. De stem der openbare meening deed zich in Frankrijk in die richting luide genoeg hooren, en reeds op grond der constitutie, die een oorlog van den wil der vertegenwoordiging afhankelijk maakt, kon de regeering tot zulk een oorlogsdaad geen toestemming geven. Intusschen was toch Seymour in het laatst van September
| |
| |
besloten de Montenegrijnen te helpen, als zij de stad zouden aanvallen. Zoolang het slechts een kamp met de Albaneezen zou gelden, waren de Montenegrijnen vol moed, maar toen Riza-Pacha verklaarde, dat hij een aanval van hun zijde als een oorlogsdaad tegen Turkije zou beschouwen, staken zij bedachtzaam het zwaard weder in de scheede en wilden zij eerst wel eens weten, als practische mannen, op welke hulp van de zijde der vloten zij zouden mogen rekenen.
Daarmede was het tijdperk der onderhandelingen weder geopend. De bevelhebbers der vloten moesten noodzakelijk instructies inwinnen, want op een toestand, als thans was geboren, had men oorspronkelijk niet verdacht kunnen zijn. Met andere woorden, men had vertrouwd dat een ijdel machtsvertoon de Porte zou bewegen oogenblikkelijk te wijken, terwijl men niet eens had uitgemaakt, of het vertoon in een daadwerkelijk optreden zou overgaan, indien de Porte eens niet wilde wijken. Zich van haar voordeel bewust, weigerde deze daarop standvastig gehoor te geven aan de aanmaningen van den Duitschen gezant, zoowel als aan een collectieve nota, die de ambassadeurs haar overreikten. Den vierden October diende zij van antwoord in een lange nota, op zoo overmoedigen toon gesteld, dat het onmogelijk is, ook voor wie het meeste medelijden met den geplaagden Sultan hebben, die in bescherming te nemen. Zij behandelde daarin alle mogelijke hangende quaesties, die zij beloofde eens voor al op te lossen, waartegenover zij dan vorderde, dat nooit ofte nimmer eenige navale demonstratie weer ondernomen zou worden. Ten opzichte bepaaldelijk van de Montenegrijnsche en de Grieksche quaesties waren haar voorslagen voor de mogendheden ten eenenmale onbevredigend. De verontwaardiging was algemeen, en de opmerking werd gemaakt, dat de Porte in geenen deele doordrongen was van den ernst van den toestand. Maar was dat wel vreemd, waar de mogendheden haar zoo overvloedig aanleiding gaven om aan haar eigen ernst te twijfelen, vooral nu de uitkomst wederom de verwachtingen van de Porte rechtvaardigde, dat de mogendheden ook na dezen hoon zich tot ijdele woorden bepaalden en het zwaard niet trokken? Wederom toch werd een week lang onderhandeld. Voorstellen tot andere dwangmaatregelen gingen uit van het Engelsche kabinet. Gladstone wilde het thans in de Aegeïsche zee beproeven, en daar een eiland in onderpand nemen of een belangrijke haven, Smyrna bijv., blokkeeren en daarbij - zoo althans
| |
| |
werd verhaald - de inkomsten ten behoeve der schuldeischers van Turkije in beslag nemen. Dat ontbrak er waarlijk nog maar aan, dat thans ten behoeve van particuliere personen, die aan een gediscrediteerden staat geld hadden voorge- schoten, het zwaard zou worden getrokken! Doch het was niet te verwonderen, dat Duitschland, Oostenrijk en Frankrijk zich volstrekt niet gezind betoonden om zich in deze nieuwe avonturen te storten. Te midden der onderhandelingen redde de Porte het verward Europa uit den brand door de verrassende verklaring op 12 October, dat zij Dulcigno onvoorwaardelijk overgaf.
Victorie! juichten de gouvernementeele Engelsche bladen, de zege is ons. Recht comisch is hun buitensporig vreugdebetoon, dat in de eerste plaats bewijst, walk een pak hun van het hart was genomen. In hun brooddronkenheid brandden zij dag op dag hun wierook voor Gladstone, en zoozeer bedwelmden en verblindden hen die dampen, dat zij aan zijn beleid alleen die blijde uitkomst toeschreven en van domheid en parti-pris allen - d.i. nagenoeg de gansche fransche, duitsche en oostenrijksche pers - beschuldigden, die zich veroorloofden in gevoelen van hen te verschillen. Gladstone wilde, dat Dulcigno zou worden overgegeven, en Dulcigno wordt overgegeven - ziedaar den eenigen tekst hunner beschouwingen. In de eerste plaats vergaten zij daarbij, dat het de oppervlakkigheid zelve is, van het post tot het propter te concludeer en, enin de tweede plaats, dat Dulcigno nog niet overgegeven is. Zelfs zullen sceptici beweren, dat men juist even ver is als eenigen tijd vóór de navale demonstratie, toen de Porte insgelijks beloofd had Dulcigno af te staan. Doch de beloften der Porte schijnen thans plotseling volkomen geloof te verdienen. Zelfs ergerde men zich niet meer aan den overmoedigen toon dien zij wederom aansloeg: zij wilde donner une nouvelle preuve de sa loyauté et de son bon vouloir. Men was veel te verheugd, dat een uitweg gevonden was om tijdelijk de Oostersche quaestie te sluiten. De vloten zijn nog wel gebleven, maar als toeschouwers, tenzij het de Porte mocht behagen door een of anderen coup de théâtre ze te dwingen wederom een rol in een nieuwe comedie te vervullen.
Intusschen comisch moge de zaak zijn, er is met al dat gevaarlijk spel gespeeld. Er waren oogenblikken, dat een oorlog tot de mogelijkheden, tot de waarschijnlijkheden behoorde. Gelukkig is het wel zeker, dat voor meer dan ééne mogendheid de les niet verloren is,
| |
| |
en dat men de waarheid begint in te zien van het schilderachtige woord van Montaigne, in een andere zaak onlangs door een fransch prelaat gesproken: ‘als men aan den rand van een afgrond staat, is het eenige middel om vooruit te komen - terug te treden.’ Verschillende bladen hebben beweerd, dat Bismarck dit het eerst heeft begrepen, dat hij de man is geweest, die de Porte heeft bewogen toe te geven, waartoe hij Frankrijk en Oostenrijk in den arm heeft genomen. En er pleit veel voor die opvatting. Daar de Porte reeds meer dan eens blijk heeft gegeven bij voorkeur aan Duitschland het oor te leenen, omdat Duitschland de eenige natie is, die geen dadelijk eigenbelang heeft bij de Oostersche quaestie, was de gelegenheid voor den Rijkskanselier te schoon om niet ten slotte aan het verbonden Europa te toonen, dat hij weer de man is, die bij de leiding der Europeesche politiek het eerste woord te spreken heeft. Bovendien werd een gerucht uit Berlijn gemeld, dat toen Engeland nieuwe dwangmaatregelen voorstelde, Bismarck aan de vertegenwoordigers van twee mogendheden te kennen heeft gegeven, dat Duitschland niet langer op dien weg zou voortgaan, terwijl het een feit is, dat de gezanten van de drie bedoelde mogendheden gezamenlijk dringende vertoogen tot de Porte hebben gericht. Eindelijk verdient het opmerking, dat de Nordd. Allg. Ztg. in die dagen een betoog leverde, dat maatregelen van executie tegen Turkije niet alleen niet uit het tractaat van Berlijn voortvloeiden, maar daarmede in flagranten strijd waren. En nog spreekt men van den triomf van Gladstone's politiek!
Neen, de politiek, die een gedeeltelijken triomf heeft behaald, totdat Bismarck zijn: tot hiertoe en niet verder! uitsprak, is de Russische. Het is tamelijk onopgemerkt gebleven, dat deze in den zomer een merkwaardige evolutie heeft gemaakt door plotseling van houding te veranderen tegenover de Grieken, omtrent wier eischen de Russen vroeger zeer lauw waren en voor wie zij zich thans beijverden nog grooter gunsten te bedingen, dan vroeger ooit Waddington of Gladstone hun hadden toegedacht. De Russen begrepen, dat dit de weg was om Engeland geheel te winnen en de Oostersche quaestie weder geopend te krijgen. Vervolgens hebben zij zich geheel op den achtergrond gehouden, aan Gladstone de leiding der politiek overlatende, en loerende op de gelegenheid, die wellicht niet zou uitblijven, om in troebel water te visschen. De
| |
| |
interventie- en executiepolitiek, die begonnen werd, was immers hun politiek. Het was toch Gortschakoff geweest, die te Berlijn in 1878 een artikel voorstelde van dezen inhoud: Les puissances se réservent de s'entendre au besoin sur les moyens propres à assurer un resultat, que ni les intérêts généraux de l'Europe ni la dignité des grandes puissances ne permettent de laisser invalider, en wie de debatten over dit voorstel leest, kan er niet aan twijfelen, of het artikel had de bedoeling een executie-politiek in te wijden, en zijn verwerping de bedoeling, zooals ook de Norddeutsche in het licht stelde, zulk een executie-politiek te verwerpen.
Diezelfde Grieken, voor wie Europa zich dezen zomer zoo wakker in de bres stelde, zijn intusschen thans het kind van de rekening. Niets zal het hun baten, dat zij zich steeds gehoorzaam van vijandelijkheden hebben onthouden; niets, dat hun eindelijk een rijke landstreek, naar het heet onherroepelijk, is toegewezen; niets, dat hun koning de hoven van Europa is rondgereisd, om hulp voor zijn volk af te smeeken - beloften en vermaningen van geduld te oefenen is al wat men hun schenkt. Zoo verheugd is het vereenigd Europa, dat het van de navale demonstratie zonder kleerscheuren is afgekomen, dat nu zelfs de grootste Griekenvrienden geheel en al het denkbeeld verwerpen om te hunnen behoeve een zelfde onderneming op touw te zetten. Zelfs is de Engelsche en de Fransche pers, die hun steeds de hand boven 't hoofd hield, er eindelijk achter gekomen, dat het recht op Janina, Metzovo en Larissa niet in het tractaat van Berlijn geschreven staat, en wordt hun dat thans voorgehouden, nadat hun maanden lang het hoofd is op hol gebracht met gebazel over hun natuurlijk recht om hun grenzen uit te zetten en al wat Grieksch spreekt successievelijk te annexeeren. Zou het wonder zijn, als zij thans met Faust uitriepen: Fluch dem Glauben und Fluch vor Allem der Geduld! en met geweld zich trachtten toe te eigenen, wat hun tallooze malen is toegewezen? De diplomatie heeft wel reden met eenigen angst toe te zien naar wat in den eerstvolgenden tijd te Athene zal omgaan. Zij heeft wind gezaaid - aan wie de schuld, als storm geoogst wordt?
De voorstanders van wat eufemistisch een actieve politiek in het Oosten wordt genoemd, beschuldigen vaak hen, die den handschoen voor Turkije opnemen, van sympathie voor turksch wanbestuur. Geheel ten onrechte. De groote partij in Europa, die
| |
| |
zich hartelijk verheugt over den voor Turkije gunstigen afloop der laatste poging tot interventie, wordt zeker door zeer uiteenloopende gevoelens gedreven. Eigenbelang en vrees voor een algemeenen oorlog zijn de hoofdmotieven; daarnevens rechtmatige twijfel, of de beoogde veranderingen op het Balkan-schiereiland den volkeren daar onverdeelden zegen zouden aanbrengen; doch eindelijk, naar wij hopen, bij velen ook de diepgewortelde overtuiging, dat het internationaal recht iets meer moet zijn dan een ijdele klank. Sympathie voor het wanbestuur, dat in handen is van pacha's en van den harem, wordt wel bij niemand gevonden: hing de Daily-News-correspondent daarvan onlangs een sprekend tafereel op, de Neue Freie Presse (die wij als vertegenwoordiger kunnen nemen van hen die de zaak van Turkije bepleiten) denkt er niet aan, hiertegen op te komen; en als anderzijds het Oostenrijksche blad wijst op de goede hoedanigheden van de turksche burgers op het land en in de kleine steden, die werkzaam, matig, gastvrij en verdraagzaam zijn, dan geeft de correspondent van het Engelsche blad dit toe, zoodra hij zich niet door partijhartstocht verblinden laat. Les nations ne meurent que par le suicide is een waar en troostrijk woord: of Turkije bezig is zich zelf te moorden, hangt ten slotte hiervan af, welk dier twee elementen het overwicht zal behouden, de bederf verspreidende invloed der grooten, of de innerlijke kracht en taaiheid van het volk; Europa komt het niet toe den Turk dood te verklaren en zijn boedel te executeeren.
Eindeloos als de Oostersche quaestie is die der geestelijke orden in Frankrijk. Het wekte eenige bevreemding, dat na de jongste crisis niet de minister Constans met reconstructie van het kabinet werd belast, maar zijn ambtgenoot Ferry. Wellicht wilde de president der republiek op deze wijze zijn weerzin uiten om zich zonder verwijl naar de bevelen van het Palais Bourbon te schikken; wellicht hoopte hij nog steeds een schijn van gematigdheid te redden door iemand aan het hoofd van zijn kabinet te roepen, die bekend stond als ietwat minder doortastend dan Constans; wellicht was ook zekere ondeugendheid, als men die bij den deftigen Grévy vooronderstellen mag, aan zijn keuze niet vreemd, als wilde hij Ferry toeroepen: ‘gij hebt eigenlijk door uw artikel 7 den toestand geschapen; blijf gij nu niet op den achtergrond, maar red ons uit de verlegenheid.’ Meer nog verbaasde de benoeming van den grijzen secretaris en
| |
| |
vriend van Thiers, Barthélemy St. Hilaire, tot minister van buitenlandsche zaken Frankrijk en de heele wereld en hem zelf. Zeer aangenaam moest zij zijn aan Bismarck, voor wiens politiek de heer St. Hilaire niet geschroomd had eenigen tijd geleden in een duitsch tijdschrift zijn bewondering uit te spreken, en zeer geruststellend voor geheel Europa ten opzichte van Frankrijks vredelievende bedoelingen. De benoeming eindelijk van nieuwe ministers van openbare werken (Sadi Carnot) en Marine (Cloué) heeft geen politieke beteekenis.
Versnelde uitvoering van de decreten was de eenige reden van bestaan voor dit kabinet; het was dus te verwachten, dat men dadelijk aan 't werk zou gaan. Inderdaad, wat den heer Constans persoonlijk betrof, hij was onvermoeid: officieuse nota's, instructies, rechtsgeleerde adviezen vloeiden zonder ophouden uit zijn pen, maar het schijnt dat, zoodra het op daden aankwam, de overige ministers niet dan aarzelend wilden medegaan. Met horten en stooten ging men te werk: hier werden een half dozijn (zegge 6) vreemde monniken verdreven, daar eenige Jezuïeten uitgezet die in een ander kleed waren teruggekeerd, verder plotseling de inrichtingen der Barnabieten en Karmelieten gesloten en weder een handvol ordebroeders verstrooid. Daarbij werd dit alles in 't geheim beraamd en bij wijze van overval uitgevoerd, zoodat de ultramontanen nu op hun hoede zijn en wachten in hun inrichtingen hebben aangesteld om, als het zwaard der overheid weer elders neervalt, niet onvoorbereid getroffen te worden. Dit alles is in hooge mate belachelijk en kinderachtig. Te onverantwoordelijker, nu een wetsontwerp op de vereenigingen wordt bearbeid en het tribunaal dar conflicten tegen 4 November is bijeengeroepen, en het dus zoozeer in de reden lag, vermits men toch niet terstond de decreten heeft uitgevoerd, de geheele zaak, zooal niet tot de vaststelling van bedoelde wet, dan toch zeker tot de uitspraak van het conflictenhof op te schorten.
Dit stelsel van ministerieele willekeur, dat zich voornamelijk uit èn waar het vereenigingen èn waar het vergaderingen geldt, begint langzamerhand ook vele vrijzinnigen te verdrieten, ja ook bij de bladen, die het ministerie in al zijn wisselingen houw en trouw bleven, is toch de verdediging der ministerieele maatregelen vrij wat minder warm en enthousiastisch dan voorheen. Geef, liever dan tegen enkele geestelijken uw kracht te toonen, aan het land de wetten die het behoeft, roept men het reeds toe, en in de eerste
| |
| |
plaats wetten op het recht van vereeniging en het, recht van vergadering. Zelfs komt een geavanceerd orgaan als de Nouvelle Revue, schoon nog de politiek van Constans steunende, als het ware schoorvoetende tot de volgende merkwaardige bekentenis: ‘dringt men dieper in de kwestie door buiten alle politieke gezichtspunten om, (sic!) dan wordt men er bijna toe geleid zich af te vragen (slag-om-den-arm-stijl!), of het niet behoorlijk zou zijn, dat eenig verhaal in rechte openstond voor de burgers tegen mogelijk misbruik bij de daden van het administratief gezag, hetzij in de maatregelen zelf, hetzij in de toepassing?’ A merveille; begint Frankrijk dit in te zien, dan kan er veel verbeterd worden. Dan zal het ook mogelijk wezen, dat wel niet de Freycinets illusie verwezenlijkt wordt, als zouden alle Franschen zich tot één partij, die der republiek, kunnen vereenigen, maar althans dat de velen, die de republiek alleen hebben aangenomen, omdat daarbuiten alles chaos is, doch die haar nog steeds met wantrouwen gadeslaan, baar met hart en ziel gaan toebehooren, omdat zij blijkt waarlijk dien ordre moral te waarborgen, dien avontuurlijke en heerschzuchtige politici langs den weg der immoreele wanorde zochten.
De tijd is er zoo gunstig voor. Of bieden de antirepublikeinsche partijen niet dagelijks meer het onverkwikkelijk schouwspel aan harer voosheid, onbeduidendheid of verdeeldheid? Een kabaal, dezer dagen tegen een republikeinsch officier op touw gezet, moest leiden tot ontdekkingen, waardoor een vroegere minister van oorlog, een wapenbroeder van Mac-Mahon met anti-republikeinsche neigingen, in de hoogste mate gecompromitteerd, ja zedelijk vernietigd werd. De Bonapartisten bekommeren zich volstrekt niet meer om de geliefde spreuk van den eersten Napoleon, qu'il faut laver son linge sale en famille, maar verkondigen in onstuimige vergaderingen en heftige persartikelen, door de woede der onmacht bezield, dat de breuk tusschen den pretendent en de clericalen zijner partij onherstelbaar is geworden. Reeds hebben de schrandersten onder Jérôme's aanhangers, ongetwijfeld naar zijn aanwijzingen, Raoul Duval vooraan, de republiek aanvaard, één achterdeurtje openhoudende door namelijk aan de leer zich vast te klampen, dat het volk in de onmiddellijke keuze van den president der rapubliek zijn souvereiniteit behoort te openbaren. Aan de heeren Jules Amigues, Paul de Cassagnac en consorten, die den rooden prins willen bewegen afstand te doen van zijn rechten
| |
| |
ten behoeve van zijn zoon, antwoordt hij bits en uit de hoogte, ook ‘namens zijn zoons,’ dat hij hun afgezanten niet verlangt te ontvangen en dat zij hun ‘kinderachtige illusies’ moeten laten varen. De manoeuvre van Jérôme is blijkbaar een reculer pour mieux sauter, maar zou de epicuristische scepticus langzamerhand niet inzien, dat de afgrond, die hem van den troon scheidt, al grooter en grooter wordt, en de sprong gevaarlijk voor iemand, die zijn rust lief heeft en nooit door vlugheid of heldenmoed uitblonk? Zou hij zelf niet eens bedenken, dat het tijd wordt zijn ‘kinderachtige illusies’ te laten varen?
Wat de legitimisten aangaat, zij weten althans het decorum te bewaren en vertrappen hun echteren adelbrief niet in het slijk. Als vroegere jaren hebben zij weder feest gevierd en ter eere van den edelen slaper in het bosch, zooals men Chambord zou kunnen noemen, gegeten en gedronken en getoost. Niet op den gewonen dag, den 15den Juli, den Saint Henri, omdat hun feestvertoon dan te sterk had afgestoken tegen den Bastilledag der republiek, maar op en na den 27sten September, den geboortedag van den ‘door God gegevene.’ Slechts door zeer weinigen werden hun maaltijden te Parijs bezocht, doch in Marseille, Perpignan, Bordeaux, hier en daar in Vendée en Morbihan, schaarden nog vrij wat ridders en geestelijken zich om de aloude leliënvaan. Kalm en deftig ging het toe: men gebruikte broodjes, in den vorm der fransche kroon gebakken, men nuttigde turbot à la sauce royale en poulet à la Chambord en plengde kwistig den Bordeaux-wijn ter eere van den duc de Bordeaux. ‘'t Is Greece, but living Greece no more’: Oud-Frankrijk is 't, maar 't leeft niet meer; men neemt trouwens die vertooningen volstrekt niet meer au sérieux. De getrouwe Union scheen te begrijpen, dat wat nieuw bloed der partij geen kwaad zou doen, en heeft dientengevolge de gewichtige ontdekking gemaakt, dat de arbeiders meer en meer naar het legitimisme gaan overhellen. De teedere bezorgdheid, die het Bonapartisme steeds voor de ouvriers aan den dag legde, slaat dus op het legitimisme over.
Wie de legitimistische en bonapartistische hallucinatiën niet deelt, ziet er intusschen bitter weinig van, dat die beide partijen gevaarlijk zouden zijn voor de republiek of propaganda zouden maken onder den arbeidersstand. Bewegelijker en gevaarlijker dan zij, worden de socialistische en communistische fracties, die men een
| |
| |
paar jaar geleden in Frankrijk dood waande, doch die onder de arbeiders in de groote steden, door geamnestieerde Nieuw-Caledoniërs geleid, meer en meer aanhang winnen. Noteeren wij, als een curiositeit, dat op een der vergaderingen, door die woelgeesten te Parijs gehouden, de man, die eens de opkomst der nieuwe couches sociales heeft aangekondigd, die als de tribuun van Belleville is gevierd, thans werd gelijkgesteld met tyrannen als Bonaparte en Romanof, wie te moorden een proeve is van burgerdeugd, door een eererevolver of wat eeredynamiet nauwelijks naar waarde beloond. De eisch van het oogenblik is, dat het kabinet tegen dezulken vastberaden weet op te treden, zonder tot willekeur te vervallen. Vrijlaten in het spreken, halt roepen waar het tot daden komt - aan een woord van Grévy zelf is de opmerking ontleend - zou èn tegen deze bergpartij èn tegenover de geestelijkheid wel de beste politiek zijn. Verder wetten schenken aan de natie, die haar vrijheden waarborgen en haar stoffelijke en verstandelijke ontwikkeling bevorderen. Velen zijn er tegenwoordig, die het inzien en die de priester-hetze hartelijk moede zijn, getuigen de bladen en tijdschriften. Maar het is nog parlementaire vacantie; wat zal het worden, als het parlement weer bijeen is en partijhartstocht den toon aangeeft? Helaas! het is of Schiller een kijkje heeft kunnen nemen in onzen tijd van parlementen, toen hij het distichon neerschreef:
Jeder, siehst du ihn einzeln, ist leidlich klug und verständig;
Sind sie in corpore, gleich wird dir ein Dummkopf daraus.
Laten wij, in afwachting dat de parlementen in Europa weder geopend worden, even een kijkje nemen aan de overzijde van den Oceaan, in het uitgebreide vasteland, dat, na de ontdekking met den naam van nieuwe wereld gedoopt, thans vier eeuwen later weder meer en meer voor veler oogen recht heeft op den glans van dien naam. Uit een politiek oogpunt wekt wat daar omgaat, hetzij in het Noorder-, hetzij in het Zuider-halfrond, doorgaans weinig belangstelling. Aan de Internationale vraagstukken, die de door vele banden aaneengehechte Europeesche volkerenfamilie in voortdurende spanning houden, blijven de Amerikaansche staten grootendeels vreemd; de vraagstukken van binnenlandsche politiek, die zij op te lossen hebben, zijn van zoo geheel anderen aard, dan die in de Europeesche staten, dat zij niet in staat zijn de aandacht bijzonder
| |
| |
te boeien. Doch des te belangrijker is Amerika uit een materieel en commercieel oogpunt voor Europa, en alles wat ons kan inlichten omtrent de onuitputtelijke hulpbronnen op elk gebied in die uitgestrekte gewesten, omtrent de wijzen harer exploitatie, omtrent den handel in haar voortbrengselen, wordt bijna met den dag van meer gewicht. In zooverre nu de politieke toestanden wederom op het oeconomische leven terugwerken, maken ook zij aanspraak op belangstelling, en vandaar dat de partijtwisten voor vaak onverstaanbare leuzen in Noord en Zuid, die daar maar al te licht door het goud, hier door het zwaard beslecht worden, toch niet geheel liggen buiten ons domein.
Noord en Zuid over één kam te scheren, is onbillijk. Al trachten de meeste staten van Zuid-Amerika zich bij voorkeur te vormen naar het voorbeeld der groote Noord-Amerikaansche republiek, deze laatste had reeds een lang tijdperk van ontwikkeling doorloopen, toen gene de eerste wankelende schreden zetten op de gladde baan van vrijheid en zelfregeering, en bovendien openbaart zich tusschen beiden nog steeds het radicale verschil, dat er bestaat tusschen Angelsaksische energie en Spaansche indolentie. Met dat al ontbreken op politiek gebied de punten van overeenkomst niet, en zoo Amerika het voorbeeld meet geven van den republikeinschen regeeringsvorm als staat der toekomst, dan heeft waarlijk het monarchale Europa nog weinig reden, zoowel om de Unie van Noord-Amerika als om de Zuid-Amerikaansche staten te benijden. Thans, nu men in de Unie wederom in het tijdperk van het opgewektste politiek leven verkeert, nu men er staat aan den vooravond eener nieuwe presidentskeuze, toonen zich de wonde plekken dier maatschappij weder op het duidelijkst.
Den Dinsdag volgende op den eersten Maandag in November, moeten door geheel de Unie de mannen gekozen worden, die van het volk het mandaat ontvangen om voor het volgende viertal jaren den president der republiek aan te wijzen en daarmee aan een eenvoudig burger een macht op te dragen, als bijna geen europeesch monarch bezit. In zijn bevoegdheid om naar welgevallen zijn administratie in te richten en ambtenaren aan te stellen en te ontslaan eenerzijds, in zijn recht van veto op de besluiten der wetgevende macht anderzijds, ligt de buitensporige macht van den president der Unie opgesloten. Bestond daartegenover niet de mogelijkheid om
| |
| |
hem, die toch niet meer is dan de eerste magistraat van het souvereine volk, in staat van beschuldiging te stellen door het zoogenaamde impeachment, en kon zijn veto niet krachteloos gemaakt worden door een meerderheid van twee derden der stemmen in de kamer, door welke het daarmee getroffen voorstel is ingediend, die macht zou inderdaad alle perken te buiten gaan. Maar ook zoo nog is zij in staat veel ten kwade uit te richten. Het eerste gevolg dier uitgebreide bevoegdheden is, dat de Amerikaansche ambtenaarsstand door en door bedorven en gedemoraliseerd is. In den regel maakt de president van zijn ambtstermijn gebruik om zijn getrouwe aanhangers en vrienden, zonder eenigszins op bekwaamheden te letten, met rijke postjes en bedieningen te voorzien, en de dus begunstigden, die op geen langer behoud hunner betrekkingen dan voor vier jaren durven rekenen en die na dien tijd geen aanspraak hebben op pensioen, stellen zich tot hoofddoel to make money, honestly if they can, but to make money. Postjes te veroveren is dientengevolge ook het hoofddoel der partijen geworden. ‘De buit voor den overwinnaar’ is de leus, waaronder zij ten strijde trekken. De leiders der partijen kiezen de personen uit, die zij meenen het best aan hun zelfzuchtige oogmerken dienstbaar te kunnen maken, en de strengste partij-organisatie, die doodend is voor alle zelfstandigheid en individualiteit bij de zich oppermachtig wanende kiezers, is noodzakelijk om de keuze hunner creaturen te verzekeren. Zoo komt het, dat de groote politieke strijd in de Unie doorgaans in een personenstrijd ontaardt, dat de beginselen zoo noodig geheel op den achtergrond worden geschoven, dat de zege is aan hen, die het best rekenen kunnen en het sterkst zijn in kuiperijen en knoeierijen.
Nog steeds staan twee groote partijen tegenover elkander, de republikeinen en de democraten. Doorgaans denkt men bij het noemen dier namen aan den burgeroorlog en het groote twistpunt, dat de Unie toen verdeelde, en beschouwt men dus laatstgenoemden als de voorstanders en de eersten als de tegenstanders der slavernij. Intusschen liggen de beginselen, die hen scheiden, dieper en was de strijd over de slavernij slechts de aanleiding, waarbij het verschil zich practisch het krachtigst openbaarde. De democraten zijn in den grond der zaak zij, die de leer zijn toegedaan, dat de Souvereiniteit berust bij de staten der Unie, die gezamenlijk slechts een juist omschreven deel dier Souvereiniteit aan den Bond hebben
| |
| |
afgestaan, zoodat de Bond zich onthouden moet van inmenging in de wetgeving der Staten. De republikeinen zijn zij, die in den Bond de Souvereiniteit vertegenwoordigd zien en die hem het recht geven ook aan de bijzondere Staten de wet te stellen, als het belang van het geheel dat vereischt. Het is klaar, dat dit geschil in de practijk dikwijls slechts op een quaestie van meer of minder neerkomt, en dat er tijden zijn, waarin eigenlijk geen enkel vraagstuk aan de orde is, dat deze partijverdeeling rechtvaardigt. Zoo is het thans gesteld, en de programma's dezen zomer opgesteld in de groote vergaderingen, die de partijen vertegenwoordigen, kunnen daarvan ten bewijze strekken. Men vindt in die beide stukken bijna dezelfde stellingen verkondigd: onveranderde handhaving der constitutie, vrijheid der verkiezingen, algemeen stemrecht, leerplicht, tegengaan van de immigratie der Chineezen, hervorming der administratie: beide schrijven ze in haar banier. Op twee punten schijnt zich eenig onderscheid te openbaren, schoon het volstrekt niet duidelijk is, wat die met het grondverschil tusschen beide partijen te maken hebben, nl. in de munt- en in de handelspolitiek. De republikeinen zijn voor den gouden standaard en voor de aflossing van het papieren geld, dat de regeering der Unie, door den nood gedrongen, tijdens den oorlog in groote hoeveelheid heeft uitgegeven; de democraten, schoon in deze zaak zich liefst zoo omzichtig mogelijk uitende, wenschen ruime aanmunting van zilver en zijn van papieren geld niet afkeerig. De republikeinen zijn aanhangers van een beschermende handelspolitiek ten behoeve van de industrie van het Noorden; de democraten verkondigden de leer, dat invoerrechten alleen voor fiscale doeleinden goed te keuren zijn, doch zij hebben zich altijd wel gewacht, - en zullen zich blijkens een schrijven van hun candidaat daarvoor blijven wachten - om te raken aan het buitengewoon hooge, protectionistische tarief, dat voor de schatkist
de hoofdbron der inkomsten is. Waar nu zoo weinig ingrijpende verschillen bestaan, die een waren politieken strijd kunnen veroorzaken, wordt in de plaats daarvan het wapen der verdachtmaking van beide zijden wakker gehanteerd. Steeds worden de oorlogsherinneringen weder voor den dag gehaald: de democraten zijn rebellen en onderdrukkers der negers, de republikeinen willen de rechten der Staten vernietigen - ziedaar het onuitputtelijke thema, waarop van weerszijden wordt voortgeborduurd of liever voortgehamerd, de on
| |
| |
behouwen manieren der Amerikaansche polemiek in aanmerking genomen. De Times en de Economist hebben uitgemaakt, dat het voor de Engelsche belangen onverschillig is, welke van de beide partijen haar candidaat gekozen zal zien; ook zij, die zich op minder eenzijdig en zelfzuchtig standpunt stellen dan die heeren, die meenen dat de gansche wereld voor hen is gemaakt, zullen tot het besluit moeten komen, dat het, van welk standpunt ook gezien, zeer weinig verschil zal uitmaken, wie voor het naderende 4-tal jaren zal zetelen in het Witte Huis.
Garfield en Hancock zijn de namen der candidaten voor het presidentschap, de eerste een selfmade man, die zijn leven als daglooner is begonnen, daarna onderwijzer is geworden, vervolgens in de volksvertegenwoordiging en eindelijk in den senaat is gekozen, de tweede een militair, die lange jaren in het leger der Unie heeft gediend. Tamelijk gelukkig zijn beide keuzen te noemen, daar het verleden van beide mannen zelfs voor het scherpziend oog van den politieken tegenstander weinig of geen aanleiding oplevert om hun eerlijkheid of karakter aan te tasten. Kan overigens de keuze van een man als Garfield ten bewijze strekken, dat een volksregeering het hoogste eereambt openstelt ook voor hem, die van de laagste sport der maatschappelijke ladder is opgeklommen, aan den anderen kant blijkt maar al te zeer, hoe het stelsel van verkiezing niet den minsten waarborg oplevert, dat de bekwaamste wordt gekozen. Noch Garfield noch Hancock, hoezeer mannen van aanzien en beteekenis, munten uit door die hoedanigheden, die iemand als van zelf tot leider stempelen. Den dag na hun verkiezing hebben natuurlijk hun partijgangers plotseling da schitterendste eigenschappen in hen ontdekt, en niets wordt verzuimd om bij de natie hun buitengewone verdiensten in 't licht te stellen. Levensbeschrijvingen van hen worden in massa's uitgegeven en in massa's verkocht en de verhevenste poëzie wordt dienstbaar gemaakt aan de verheerlijking hunner deugden. Zoo is er een gedicht uitgekomen, waarin de republikeinsche candidaat in korte trekken zelf zijn levensloop den volke vertelt: James A. Garfield is my name, Ohio is my nation, luidt de aan duidelijkheid niets te wenschen overlatende eerste regel, die den hoorder terstond in medias res brengt. Onder meer deelt de candidaat zelf daarin mede, dat men hem beschuldigt uit zekere financieele operatie niet met geheel zuivere handen te voorschijn te zijn
| |
| |
gekomen - zelfs de beste burgers schijnen in Amerika niet zonder dergelijke vlekken - doch hij voegt er bij, dat deze zaak eigenlijk te onbeduidend is om over te spreken. Een ander gedicht is meer in epischen trant opgesteld; de dichter heeft daarin de verschillende tijdperken uit Garfields leven geschetst, om telkens te eindigen met den treffenden regel: And now he aspires to the presidency, terwijl de laatste strophe de moraal behelst in deze woorden: So whatever ye do, do it faithfully, Then you may aspire to the presidency.
Het heeft natuurlijk zijn eigenaardige verdienste, dat op deze populaire wijze het volk in kennis wordt gebracht met zijne groote mannen, doch de opmerking heeft zich laten hooren, dat het niet noodig geweest is dus een Jefferson, een Monroe, een Adams te introduceeren. Iedereen kende die mannen; de tegenwoordige candidaten zijn onbekend. De schuld van dit verschijnsel ligt ten deele aan de sociale toestanden, ten deele aan de politieke zeden der groote republiek. Lamartine heeft van Marat gezegd: L'égalité était sa fureur, puisque la supériorité était son martyre, en al gaat het niet aan, dienovereenkomstig te beweren, dat overal, waar een gelijkmakingsmanie heerscht, de grond daarvoor te vinden is in ergeruis over superioriteit, valt met het voorbeeld der Unie voor oogen moeilijk te ontkennen, dat waar het beginsel der gelijkheid tot het uiterste wordt doorgedreven, zulk een toestand althans niet bevorderlijk is voor de ontwikkeling van superieure mannen. Geen land, waar de algemeene, de gemiddelde ontwikkeling zoo hoog staat als in Amerika, maar ook geen land, waar zoozeer die klasse der fijnbeschaafde en talentvolle mannen ontbreekt, die in onze moderne maatschappij den waren adelstand, niet naar geboorte, veel min naar geld, maar naar den geest vormen. En zoo er enkelen zijn, dan ontbreekt aan die maatschappij, die als geen andere den naam verdient van Erwerbsgesellschaft en waarin, om met Parker te spreken, het meest de Heilige Drieëenheid wordt aangebeden van den gouden eagle, den zilveren dollar en den koperen cent, het orgaan om hen naar hun rechte waarde te schatten. Bovendien leiden het politieke stelsel en de politieke zeden van het Amerikaansche volk er toe, dat alle strijd in de staatkunde ontaardt in een strijd om personen en ambten, waarin de onderlinge jaloezie der strijders, die elkander de begeerde betrekkingen niet gunnen, den onbekendsten vaak de
| |
| |
zegepraal kan bezorgen, een strijd dus, die voor waarlijk verdienstelijke en uitstekende mannen weinig aantrekkelijks heeft.
Zoo met dat al de keus der candidaten als betrekkelijk gelukkig kan worden geroemd, heeft men dit grootendeels aan het toeval te danken. Grant en Tilden zijn geweerd, ziedaar het groote voordeel van den toestand. De republikeinsche leiders hadden hemel en aarde bewogen om Grant voor de derde maal de hoogste waardigheid op te dragen. Deze geld- en eerzuchtige man, wiens groote zwakheid bij luttel bekwaamheden in zijn vroeger bestuur het veld vrij had gelaten voor politieke avonturiers van het slechtste allooi, was juist daarom voor velen de meest welkome candidaat. Men meende bij de natie op groote geestdrift voor hem te kunnen rekenen, en niet zonder reden, want gelijk vroeger zijn verdiensten in den burgeroorlog hem tot den populairsten man van de Unie maakten, heeft hij in den laatsten tijd, toen zijn roem was gaan tanen, door zijn reis om de wereld, waarbij hij overal als vertegenwoordiger zijner natie met de grootste eerbewijzen is ontvangen, zijn plaats in het hart dier natie, die in hem zichzelf gehuldigd zag voor een deel heroverd. De berekeningen zijner vrienden, die aan zijn zegepraal niet twijfelden, faalden echter. Toen de conventie, waarin de partij, geheel als de natie in het congres, staatgewijze vertegenwoordigd is, op 3 Juni te Chicago bijeenkwam, wisten zijn tegenstanders terstond zijn verkiezing onmogelijk te maken door het verrassende besluit door te drijven, dat de unit rule zou worden afgeschaft. De beteekenis van dit besluit is het volgende. In iederen Staat wordt voor de samenkomst der groote conventie een staatsconventie gehouden, waarin bij meerderheid van stemmen besloten wordt, welke candidaat gesteund zal worden. Vervolgens worden de gedelegeerden ter algemeene conventie gekozen, die de opdracht ontvangen de meerderheids-candidaturen voor te staan. De partij-discipline eischte vroeger, dat daarbij iedere Staat als a unit stemde, d.w.z. dat alle stemmen van den Staat, ook die der minderheid, op denzelfden candidaat
werden uitgebracht. Thans heeft men dit veranderd en de minderheden vrijheid gegeven van het besluit van hun staatsconventies af te wijken. Dit was de val van Grant, want juist in de machtigste staten, waar hij de meerderheid had, als New-York, Pennsylvania, Indiana, Illinois, waren ook de sterkste minderheden tegen hem. Hij kon het nu niet verder brengen dan even 300 van
| |
| |
de 756 stemmen. Zijn sterkste tegenstander bleek Blaine te zijn, de vriend van den spoorwegkoning Jay Gould, een man, wiens candidatuur door alle vrienden van een eerlijke en onomkoopbare admi nistratie al evenzeer werd geducht als die van Grant. Blaine kreeg ongeveer 280 stemmen; na hem volgde Sherman, Hayes' bekwame en gelukkige minister van financiën; eindelijk was een klein honderdtal stemmen verdeeld tusschen, den oud-gezant te Parijs Washburne en de senatoren Edmunds en Windom. Garfield werd zelfs niet genoemd, evenmin als Hayes in 1876, en toch zou dit dark horse, zooals het politieke jargon der Amerikanen zulk een persoon noemt, den kampstrijd winnen. Eerst bij de 29ste stemming - men stemt maar dag aan dag onvermoeid door, totdat iemand de volstrekte meerderheid heeft - kreeg hij 2 stemmen, en met de 35ste had hij er een 50tal. Hij stond op, om te verzoeken niet in aanmerking te komen, en zie: bij de volgende stemming had hij de meerderheid. Eerst later werd verklaard, wat de oorzaak is geweest van die plotselinge verplaatsing van stemmen. Blaine en Sherman, die te Washington door dépêches op de hoogte werden gehouden van den loop der stemmingen, bemerkten, dat zij geen van beiden de meerderheid zouden erlangen, tenzij de een voor den ander week. Zoover ging hun zelfopoffering niet, maar was hun kans verkeken, dan wilden zij, althans verhoeden, dat Grant de zege wegdroeg. Daarom sloegen zij de handen ineen en verzochten per telegram hun aanhangers hun stemmen over te brengen op Garfield. Welke veeten voor deze keuze de facties ook verdeelden, nu eenmaal Garfield de meerderheid op zich vereenigd had, werd zijn naam van alle zijden met geestdrift begroet en hij eenparig tot candidaat der republikeinen geproclameerd.
De democratische conventie te Cincinnati liep spoediger af. Het aantal candidaten was legio, maar niemand wist te zeggen, welke de sterkste zou zijn. De meerderheid scheen ten gunste van Tilden te neigen, deels om zijn rijkdom en zijn machtige vrienden, deels omdat de democraten steeds overtuigd zijn, dat hij eigenlijk in 1876 tot president is gekozen en hem door republikeinsch geknoei het ambt is onthouden. Doch de man is oud, ziek van lichaam en zwak van geest, zoodat hij bij een groot deel der natie minachting in plaats van geestdrift wekt. Het was daarom een uitkomst, dat hij voor de eer bedankte in een schrijven, dat naar men vermoedt
| |
| |
door de verstandigsten zijner partij hem in de pen is gegeven. Desniettemin had hij bij de zeer verdeelde eerste stemming de meeste stemmen. De ook bij de tegenpartij gunstig aangeschreven senator Bayard, de rechter uit het bondsgerechtshof Field, generaal Hancock, de speaker van het congres Randall, kwamen na hem het meest in aanmerking. Na eenige stemverschuivingen bleek reeds bij tweede stemming generaal Hancock de meerderheid te hebben.
Ons overzicht van den stand der partijen zou niet volledig zijn, als wij er niet nog twee vermeldden, wier aanhang wel niet talrijk is, maar met welke toch gerekend moet worden. Vooreerst zijn bedoeld de zoogenaamde greenbackers, een jonge partij, die ontstaan is sedert het Westen in macht en aanzien toenam en die ook in het Oosten hier en daar invloed heeft weten te verwerven. Zooals zich uit den naam laat afleiden, zijn deze mannen in de eerste plaats voorstanders van een ruime uitgifte van papieren geld. Natuurlijk blijft hun credo niet tot dit eene punt beperkt, maar zeer moeilijk valt het juist aan te wijzen wat hun programma is. Het is hoofdzakelijk negatief, daar zij niet langer genoegen willen nemen met de h.i. verouderde leuzen der republikeinen en democraten. Overigens verkondigen zij een mengelmoes van allerlei heterogene en excentrieke stellingen, wisselende naar plaats en tijd. Hier staat verjaging der Chineezen, daar een min of meer socialistische regeling van den arbeid, ginds weer de dood aan de particuliere banken vooraan op hun banier. Allen stemmen zij overeen in de noodlottige oeconomische dwaling, dat overvloed van circulatiemiddelen een volk rijk maakt en dat daarom in onbeperkte mate goud en zilver moet worden aangemunt en papieren geld uitgegeven. Ook zij hebben hun conventie gehad en hun candidaat benoemd, Weaver geheeten en leider van het hoopje greenbackers, een dozijn ongeveer, in het congres; doch in de meeste Staten vertrouwen zij zoo weinig op hun eigen kracht, dat zij niet aarzelen gemeene zaak te maken met die democraten, die aan hun financieele politiek geen aanstoot nemen. Men verwacht dan ook, dat het aantal stemmen van Weaver uiterst gering zal zijn.
In getal wellicht nog zwakker, maar om hun beginselen sterker zijn zij, die zich Independenten noemen en die zich uit een fractie der republikeinen hebben gevormd. Voorstanders van Shermans
| |
| |
financieele politiek en van een tariefsherziening, hebben zij als hoofdpunt op hun programma gesteld: civil service reform. Zij wenschen den zoo eenvoudigen, maar altijd miskenden regel aangenomen te zien, dat de ambten worden gegeven aan de bekwaamsten, zonder te vragen naar zijn partij, opdat, zooals zij kras maar waar zeggen, het politieke leven der Unie gezuiverd worde van een smet, niet minder vernederend en onteerend dan eens de slavernij was. Op dien weg heeft de tegenwoordige president eenige beschroomde stappen gezet, maar bij het doorzetten zijner hervormingen moest hij steeds op onwil en verzet stuiten. Het weinige wat hij tot stand heeft gebracht, zou onder een man als Grant weder geheel verloren gaan: vandaar, dat de Independenten zich ten krachtigste tegen diens candidatuur hebben aangekant, verklarende tegenover hem aan een democraat, die niet al te slecht aangeschreven mocht staan, de voorkeur te zullen geven. Ook beschouwden zij het als hoogst gevaarlijk en in strijd met het traditioneele recht, door Washingtons voorbeeld ingewijd, aan een persoon voor de derde maal de hoogste betrekking in de republiek toe te vertrouwen; de zoogenaamde anti-third-term-movement, waardoor Grant voornamelijk is bestookt, vond in hen warme aanhangers. Haar orgaan vindt deze partij in het uitnemend geredigeerde weekblad the Nation, doch overigens is zij nog weinig georganiseerd, zoodat zij voorloopig weinig kracht kan ontwikkelen. Zij schijnt besloten ditmaal den republikeinschen candidaat te steunen, van wien zij voor haar doel meer verwacht dan van den democraat. Het is voor het politieke leven der Unie te hopen, dat haar invloed voortdurend mag klimmen, en dat zij niet misgetast heeft, waar zij vertrouwt, dat Garfield niet alleen den wil bezit de noodige hervormingen in te voeren, maar ook - wat bijv. den eerlijken en weldenkenden Hayes ontbrak - de geestkracht en het gezag om op te roeien tegen den geweldigen stroom van
partijzucht, zelfzucht en vooroordeelen.
Doch wij spreken, alsof het reeds zeker ware, dat Garfield de opvolger van Hayes zal worden in het Witte Huis. De uitslag der verkiezingen voor de nieuwe volksvertegenwoordiging, die in vollen gang zijn, maakt het waarschijnlijk; de tweede November zal zekerheid geven.
Nu wij eenmaal in de nieuwe wereld zijn, ook een enkele blik
| |
| |
op het zuiderhalfrond geslagen. Onder de republieken, die hier alle min of meer naar het model der groote Amerikaansche zuster geknipt zijn, is er een, die haar staatsregeling op het nauwkeurigst heeft gecopieerd en die zoo juist evenals zij de agitatiën eener presidentskeuze heeft doorloopen. Het is de Argentijnsche confederatie, de grootste der Zuid-Amerikaansche republieken, en die in de laatste jaren, niet alleen omdat zij de grootste is, met steeds klimmende belangstelling wordt gadegeslagen. Zoo een dier republieken een toekomst heeft, dan is het dit uitgestrekte gebied, met zijn gelukkig klimaat en gelukkige ligging, rijk in allerlei natuurvoortbrengselen, arm nog slechts in bewoners. Doch de stroom der emigratie begint zich hierheen te richten, en de bevolking zelf beijvert zich de schatten van den bodem meer en meer te ontginnen. Reeds zijn de graanbouw en de veestapel van dien aard, dat een belangrijke uitvoerhandel in wol, vleesch en graan wordt gedreven; in 't binnenland legt men zich op wijnbouw en suikeraanplant toe; de rijke mijnen worden ontgonnen; spoorwegen doorkruisen het land, en het crediet van den staat is op de Londensche beurs gevestigd. Het bestuur des lands kan de vergelijking met de zusterstaten zegevierend doorstaan, al zou het ook wat veel gevergd zijn, wilde men hier reeds vorderen dat een regeeringswijziging vreedzaam zonder bloedvergieten in haar werk ging. Immers de laatste presidentskeuze heeft een burgeroorlog doen ontbranden, geheel als in de andere republieken, doch gelukkig heeft die spoedig een einde genomen en onderscheidde de strijd zich althans in zooverre gunstig, dat het niet uitsluitend een strijd van personen was, maar een politieke gedachte daaraan ten grondslag lag. De oorzaak der telkens terugkeerende twisten ligt hier in het enorme overwicht, dat de hoofdstad in bevolking, rijkdom, handel en beschaving over de staten van het binnenland uitoefent, ten gevolge waarvan zij haar
constitutioneele gelijkstelling met die staten moeilijk verkroppen kan. Thans heeft men het kwaad in den wortel aangetast door een wetsontwerp aan te nemen om Buenos-Ayres, op de wijze van Washington in Noord-Amerika, tot bondsstad te maken onder onmiddellijk bestuur der bondsregeering, en alleen het tegenwoordig gebied van den Staat Buenos-Ayres zonder de stad zelve als Staat der Unie te erkennen. Hiermede zal de voornaamste aanleiding van naijver en twist verdwenen zijn, en de repu- | |
| |
bliek in de gelegenheid zijn gesteld ongestoord aan haar stoffelijken en zedelijken vooruitgang werkzaam te zijn.
De verwoestende oorlog aan de Zuidzeekust schijnt, nu de bemiddeling der Vereenigde Staten is aangenomen, eindelijk zijn einde nabij. De welvaart en het crediet van Peru heeft hij vernietigd, voor zoover daaraan nog iets te vernietigen viel; aan Chili heeft hij slagen toegebracht, waarvoor slechts jarenlange ingespannen arbeid genezing zal kunnen aanbrengen.
R. Macalester Loup.
|
|