| |
| |
| |
Politiek overzicht.
Rotterdam, 22 September.
Een liefelijke Augustusmaand heeft de vacantie van regeeringen en parlementen tot den heerlijksten rusttijd gemaakt. Wat wonder dat vele staatslieden met een zucht van verlichting voor een wijle het opwekkende, maar afmattende politieke leven vaarwel zeiden, om in enger kring, dan op het uitgebreide staatstooneel, en in frisscher lucht, dan die der groote steden en der parlementszalen, verpoozing te zoeken en nieuwe krachten te verzamelen voor de hervatting hunner taak. De volken leefden er niet minder gelukkig om bij die geheele windstilte in de politiek. Ook hun spelde die Augustusmaand zegen, daar een in de meeste streken overvloedige oogst vergoeding voor het magere jaar 1879 beloofde en teekenen van herleving in den lang gedrukten handel en nijverheid niet ontbraken. Met een onbekommerd gemoed konden zij zich aan de vreugdebedrijven overgeven, waarvoor hier meer dan voldoende aanleiding bestond, ginds gereedelijk aanleiding te vinden was.
België vierde met bewonderenswaardige volharding weken lang zijn onafhankelijkheidsfeesten, die door geen wanklank werden gestoord, en verheugde zich daarbij van dag tot dag meer in de ondubbelzinnige blijken van sympathie, uit alle oorden van Europa der jonge natie toestroomende, die zich in 50 jaren zoo wakker een eereplaats onder de natiën had veroverd. De Oostenrijksche volkerengroep, hoe dikwerf ook in fellen rassenstrijd verdeeld, vierde in volkomen eensgezindheid en met groote geestdrift den 50jarigen geboortedag van dien keizer, tot wien allen als tot een symbool hunner eenheid opzien, en die zich in zijn moeitevolle regeering een zeker welverdiende achting en sympathie heeft verworven, terwijl daarna de Galicische Polen hem op zijn reis in hun land een onverwacht hartelijke ontvangst bereidden. De Fransche natie, gelukkig in haar voorspoed, greep gretig iedere gelegenheid aan om de mannen,
| |
| |
die zij zelve tot haar leiders heeft verkoren, toe te juichen en te vieren, waar zij zich maar in de provinciën vertoonden, door ambtsplichten of behoefte aan rust buiten Parijs geroepen. Duitschland vierde zijn tienjarig Sedanfeest met meer geestdrift dan ooit, door zijn keizer in warme bewoordingen daartoe opgewekt, en zoo Beieren wat achterlijk bleef in geestdrift, het vond vergoeding in het herdenken van het 700jarig bestaan zijner dynastie.
Na de feesten der volken die der koningen: het spel der militaire manoeuvres in Duitschland, in Oostenrijk, in Italië, waar niet al. De kroon spant als altijd het Duitsche leger, dat de bewondering gaande maakt van de militairen, door alle landen afgevaardigd. Minder goed schijnt het met het Oostenrijksche gesteld, dat een paar malen een gevecht moest uitstellen, omdat de vijanden elkander niet vinden konden. Het Italiaansche maakte naar de berichten geen kwaad figuur.
Bij dat alles natuurlijk ovaties, redevoeringen, feestmalen, toasten, optochten, illuminaties, vuurwerk en geestdrift: onze ooren tuiten nog van het geraas.
Inmiddels, wie er onbekommerd feestvierden, voor één natie wilde ditmaal de vacantie maar niet aanbreken. Voor de Engelsche regeering en het engelsche parlement scheen er geen weggelegd, en aan het Engelsche volk benamen wel de jobstijdingen uit Afghanistan en de toestand van Ierland den lust tot den jubel der onbezorgdheid. Niet alleen de gansche Augustusmaand bleven de Lords en de Commons in de hoofdstad vergaderd, maar zelfs op 1 September, de opening van den jachttijd, scheen het einde der zitting nog niet te voorzien. Onvermoeid hielden de ministers stand op hun post, hoe ook het hoopje getrouwen ineenslonk en al brachten de bladen ook dag op dag berichten, dat voor de rest van de zitting de heer A. had paired met den heer B. en de Duke of C. met Earl D. Onwrikbaar betoonden zij zich, telkens als zich weer een Sirenenstem liet hooren, die hen aanspoorde het parlement en zich zelf rust te gunnen. Aan hun besluit om een zeker aantal wetten af te handelen viel geen tittel of jota te veranderen, en de parlementsleden zagen zich genoodzaakt hun dagen en nachten op te offeren voor het algemeen belang. Het was alsof nu de heeren leden uit weerwraak, een wraakneming die hun zelven het duurst te staan kwam, besloten dan al het hunne er toe bij te dragen om de zitting nog langer te rekken;
| |
| |
zelden zijn er zulke langdradige verbitterde debatten uitgesponnen, zelden zooveel tijdverspillende quaesties opgeworpen, zelden de wetsontwerpen - en dat niet zonder schuld der regeering - zoo uit elkander gerukt en vervormd en geamendeerd en gesubamendeerd. Niet licht zal de gedenkwaardige zitting van 21 uren, waarin de Ieren, βοὴν ἀγαϑοί, een verbazingwekkend obstructief vermogen ontplooiden, uit het geheugen worden gewischt van hen, die er aan deelnamen. Noch ook die andere oproerige zitting, waarin uitvallen tegen het Hoogerhuis elkander opvolgden uit den mond van ministers zoowel als uit dien van andere leden, en die besloten werd door een scène met den heer Callan, eindigende met de verwijdering van dien heer, nadat hij ettelijke malen in woede had uitgebulderd, dat hij zich het zwijgen niet zou laten opleggen door een ongeloovige, onwetende, ellendige, verfoeielijke, atheïstische meerderheid, - een zitting, die een fransch blad aanleiding gaf niet zonder leedvermaak te verklaren, dat in het deftige Engeland de tooneelen der Fransche kamer, als de Cassagnac of Baudron d'Assy de held is van den dag, bijkans overtroffen waren. Trouwens een tijd lang zwalkte het Lagerhuis rond op de hooggaande zeeën als een schip zonder roer. De grijze leider, wiens jeugdig vuur de vermoeienissen zijner zware driedubbele taak te licht had geteld, werd op het ziekbed geworpen, en was eerst geheel hersteld, toen de zitting ten einde liep. Hoe bleek toen zijn onmisbaarheid! Geheel Engeland gevoelde het en volgde angstig den loop zijner ziekte. Mannen van elke politieke kleur betuigden hun deelneming in zijn toestand, hun blijdschap in zijn herstel. Allen vereenigden zich in de smeekbede, dat hij zich zelven mocht sparen, wijl Engeland hem niet ontberen kon. Wel wist Lord Hartington hem als leider in het Huis verdienstelijk te vervangen, aan zulk een taak nog niet
ontwend, maar niet altijd kon de minister voor Indische zaken, wiens portefeuille allerminst een sinecure is, tegenwoordig wezen, en in zijn afwezigheid waren de onbesuisdheid van John Bright en het sarcasme van Harcourt er uitnemend op berekend om te bederven, wat zijn gematigdheid, die vastberadenheid niet uitsloot, had verkregen. En wie stond tegenover den leider van het Huis als leider der oppositie? In naam steeds Sir Stafford Northcote, die zijn positie meer aan een toeval, Disraeli's benoeming tot het pairschap, dan aan groote talenten te danken had, en die, om zijn karakter algemeen geacht, bij geringe
| |
| |
redenaarsgaven het overwicht te eenenmale mist, dat een partijleider ook over de oproerigen onder zijn volgers behoort te doen gelden. Zelden wist Northcote het debat te beheerschen, een beslissend woord te spreken, meermalen was zijn plaats op de front opposition bench ledig. Dan was er geen gebrek aan dilettanten, die zijn taak wilden overnemen, en zagen de heeren Smith, Hicks Beach, Lord John Manners, Gibson en wie verder onder de meest beproefde leden der conservatieve partij behooren, zich overvleugeld door een kleine schare jeugdige politici, die zich zonder eenige verlegenheid van below the gangway naar den voorgrond drongen, en wier redevoeringen en interpellaties elkander in schrikbarende vruchtbaarheid opvolgden. Het zijn voornamelijk vier hunner: Lord Randolph Churchill, Sir Henry Drummond Wolff, Mr. A. Balfour en Mr. Gorst, die spoedig schertsenderwijze met den naam van fourth party werden aangeduid. Vierde partij, want als de derde, die zich waarlijk ook niet onbetuigd liet en nooit geneigd was zich of naar den leider van het Huis of naar dien der oppositie te voegen, werd dan die der Ieren aangemerkt, wier meer gematigde fractie tegenover de volgers van Parnell, Dillon, Biggar geheel in 't niet is gezonken. Voeg hier nu nog bij, dat de nieuwe chairman of committees niet altijd volkomen opgewassen bleek voor zijn taak, en het laat zich begrijpen, dat het debat vaak in een babylonische spraakverwarring ontaardde en perken noch grenzen kende.
Doch staan wij niet langer stil bij de wijze, waarop gewerkt werd, maar vragen wij liever naar de resultaten der zitting die eindelijk 7 September gesloten werd. De liberale bladen toonen zich hoogelijk daarmee ingenomen, en al is niet eens alles tot stand gebracht, wat de troonrede voorspiegelde, de sluitingsrede zegt terecht, dat het statute book met ettelijke gewichtige wetten is verrijkt. De drie voornaamste zijn: de begrafeniswet, die eindelijk toelaat de Noncorformisten, schoon niet zonder eenige beperkingen, naar hun eigen ritueel in de begraafplaatsen der staatskerk ter aarde te bestellen; de wet, nader regelende de gehoudenheid van werkgevers voor ongevallen, den arbeiders in hun dienst overkomen; de hazenen konijnenwet, die den landbouwer in eenigszins gunstiger verhouding brengt tegenover het adellijk jachtrecht, door hem een recht toe kennen om het wild op zijn grond te dooden en dit recht onvervreemdbaar te verklaren. Daarnevens verdienen genoemd te worden:
| |
| |
de hervorming van den moutaccijns in een bierbelasting, de uitbreiding van het verplichte onderwijs en een nieuwe postspaarbankwet. Wat de drie voornaamste maatregelen aangaat, zij werden eerst wet na veel loven en bieden tusschen de beide Huizen, daar het Hoogerhuis er herhaaldelijk voor zorgde dat men niet vergat, hoe het nog grootendeels conservatief gezind was en zich niet klakkeloos wilde neerleggen bij de besluiten van het liberaal geworden Lagerhuis.
Ernstiger strijd dan deze schermutselingen zou echter nog tusschen beide Huizen ontbranden, een strijd waarbij weder het ongelukkige Ierland het kind van de rekening zou zijn. Had het vorige ministerie voor zijn aftreden een wetsontwerp doen aannemen, waarbij eenige buitengewone maatregelen, door den nood in Ierland geboden, werden gesanctioneerd, het nieuwe ministerie, volgens zijn programma verplicht ingrijpender hervormingen voor te stellen, was voorzichtig genoeg te weigeren reeds in deze parlementszitting een vraagstuk aan te vatten, dat zoo grondige voorbereiding eischte. Doch de omstandigheden waren sterker dan die voorzichtige voornemens. Het ministerie zag zich genoodzaakt, ten einde in den steeds dringenden nood te voorzien, om een aanvullingswet in te dienen op die van het vorige kabinet, waarin allerlei tijdelijke onderstandsmaatregelen werden vastgesteld. Welkome aanleiding voor de Ieren om wederom aan al hun grieven lucht te geven en, zulke palliatieven onnut verklarende, op herziening der landwetten aan te dringen als eenig mogelijk middel tot verbetering. De heer O'Connor Power dien de een wetsontwerp in tot herziening der Land Act van 1870, en de regeering, dit ontwerp onaannemelijk keurende, had de zwakheid om, onvoorbereid als zij was, in strijd met haar vroegere verklaringen, te beloven zelf een voorstel in te dienen, dat althans eenige wijziging zou brengen in de verhouding tusschen landheer en pachter.
Het voorstel kwam in, eerst als amendement op de relief bill welhaast als zelfstandige Compensation of disturbance bill. De grondgedachte, waarvan dit wetsontwerp uitging, was, dat een der beginselen van de wet van 1870, waarbij alle schadevergoeding voor den pachter werd uitgesloten, als hij ten gevolge van wanbetaling uit zijn hoeve werd gezet, in sommige gevallen tot te groote hardheid aanleiding kon geven. Het stelde daarom voor gedurende een bepaalden tijd en in bepaald aangewezen districten, als noodlijdend aangemerkt, den County Court Judge te machtigen ver- | |
| |
goeding toe te staan, als de pachter niet in staat was te betalen, zijn onvermogen een gevolg was van den slechten oogst, hij bereid was redelijke voorwaarden aan te nemen en de landheer zich daartegen onredelijkerwijze verzette. Ten volle bevredigd toonde zich nagenoeg niemand, vooral omdat niemand - en ook het ministerie niet - zich een voorstelling maken kon van de eigenlijke beteekenis dezer concessie. Had men hier eenvoudig te doen met een tijdelijken maatregel om noodlijdenden te hulp te schieten, of was een eerste stap gedaan om tot wijziging in de rechtsverhoudingen tusschen landheer en pachter te komen? Wie alleen op de redevoeringen der ministers, vooral van Gladstone, afging, moest wel van het laatste overtuigd worden, doch kon dan in 't ontwerp niet anders dan een veel te beschroomden stap zien; wie daarentegen het ontwerp met zijn tijdelijk en plaatselijk beperkt karakter uitsluitend beschouwde, en opmerkte, hoe de ministers door het nu eens opnemen, dan weer laten varen van allerlei amendementen, toonden zich door geen vast beginsel te laten leiden, maar slechts een transactie te zoeken, moest weer tot de meening overhellen, dat het ontwerp een hoogst onschuldig karakter droeg, doch dan zeer onvoorzichtig met de beginselen van 't bestaande recht omsprong. Niet alleen de geheele conservatieve partij, maar ook een menigte whigs
vreesden voor een adder onder het gras, en de minister Forster, door zijn eigen vrienden besprongen, omdat hij te ver, door de Ieren aangetast, omdat hij niet ver genoeg ging, kon zijn ontwerp slechts met een zeer geringe meerderheid na dagen langen strijd door het committee tot de derde lezing brengen. Maar het lot van het wetteke was beslist: de Lords verwierpen het met overgroote meerderheid; gelukkig, dat de tegenstand van vele whigs in de Commons hun tot voorwendsel kon dienen om een maatregel tegen te gaan, die een voor hun privilegiën dreigend karakter droeg.
Wat had het kabinet nu door zijn overijling gewonnen? Een in vele opzichten zwak wetsontwerp was verworpen; het Iersche volk versterkt in de meening, dat het parlement zelfs niet het geringste in zijn grieven wilde te gemoet komen; het indienen van een grondig wetsontwerp ter wijziging van het Iersche landrecht in een volgende zitting bemoeilijkt. De Iersche agitators lachten zonder twijfel in hun vuistje; waren zij met de wet zelf maar matig ingenomen, de verwerping gaf hun weer de heerlijkste gelegenheid hun agitatie
| |
| |
onder het Iersche landvolk te hervatten. Een paar nieuwe grieven voegden zich bij de bestaande. Door de drukke werkzaamheden der zitting was het onmogelijk geworden de Iersche kieswet, in de troonrede beloofd, te behandelen, en een zeer noodzakelijk wetsontwerp tot betere registratie der Iersche kiezers werd zonder afdoende reden door het overmoedig geworden Hoogerhuis afgestemd. Die opeenhooping van kleine plagerijen, zooals men ze bijna zou kunnen noemen, wekte onder de prikkelbare Ieren de grootste verbittering, en de woorden der agitators en leiders van de Irish Land League vonden den vruchtbaarsten bodem. Samenkomsten en redevoeringen alom, en na de opruiende taal, daar gesproken, bleven de misdaden niet uit. De leiders zorgen wel geen vat op zich te geven, en bewonderenswaardig, en niet minder afschuwelijk, is de tact, waarmee zij door halve aanduidingen tot misdaden weten te prikkelen en tegelijk zich zelf weten te dekken. Op dreigenden toon roepen zij uit, dat de landheeren het zullen ondervinden, dat de onrechtvaardige niet lang kan leven, en het antwoord zijn de moordaanslagen, die vroegere vreeselijke jaren van agrarian crime in 't geheugen terugroepen. Of zij zeggen, dat de veestapel van den pachter, die de plaats van een uitgezetten pachter heeft ingenomen, onmogelijk bloeien kan, en weldra blijkt, dat de aanmaning om het vee te verminken of te dooden uitnemend begrepen is. De betaling van pacht algemeen te beletten is thans het duidelijke doel der Land League. Wie pacht betalen, ondervinden op allerlei wijze de wraaknemingen der wanbetalers; de uitgedreven pachters worden met geweld in hun hoeven hersteld; het wegvoeren van den oogst of van roerende goederen ter afdoening der huurpenningen wordt met geweld belet. Al is de toestand nog niet tot zulk een hoogte van wetteloosheid gestegen als in 1848, 1867 of 1870, hij is gespannen genoeg en baart het kabinet heel wat zorg.
Geen wonder, dat de schuld voor een groot deel geschoven wordt op het Hoogerhuis. De heer O'Connor Power, geen man van halve maatregelen, diende nog voor den afloop der zitting een motie in om het erfelijk pairschap af te schaffen, en belegde daarna te Londen een meeting, waarin hij een zelfde denkbeeld bepleitte, doch met niet veel succes. En zelfs onder de ministers liet meer dan een zich op bittere wijze uit over het Hoogerhuis, toen de discussie over het Iersche budget aanleiding gaf om al wederom de geheele Iersche
| |
| |
quaestie in het debat te sleepen. Het was bij die gelegenheid, dat Forster met geringschatting sprak over dat incident of birth, waaraan de Lords hun stelling te danken hebben, dat hij hen beschuldigde al zeer weinig acht te slaan op de beteekenis der vertegenwoordiging en op de belangen en wenschen der Ieren, en dat hij in niet zeer duidelijke maar dreigend klinkende termen van een mogelijke noodzakelijkheid van hervorming in de samenstelling van het Hoogerhuis gewaagde. De uitval was kras genoeg om Lord Granville te nopen onmiddellijk den volgenden dag, zonder nog daartoe geïnterpelleerd te zijn, in het Hoogerhuis een soort van désaveu te geven: Forster had alleen zijn eigen gevoelen uitgesproken en niet dat van het kabinet, ja hij had zelfs niet gezegd, zooals velen meenden, dat hij een veranderde samenstelling van het Huis noodzakelijk achtte, maar slechts dat herhaling van dergelijke feiten, als de geïncrimineerde, wel eens verscheiden personen in en buiten het parlement tot zulk een meening konden brengen. Het gevleugelde woord had niettemin zijn invloed niet gemist, het had reeds de ronde gedaan door Europa, en niet weinigen hoorden in hun verbeelding de doodsklok al luiden over het eerwaardige huis der Lords, Maar vermeldde dan de geschiedenis niet, dat 50 jaar geleden een ander engelsch minister een dergelijk woord had gesproken, nl. Lord Grey, toen hij de bisschoppen, die zich tegen de reform verzetten, aanmaande to set their house in order, een niet onduidelijke bedreiging, al moest ook toen een soort van apologie volgen ter verzekering, dat volstrekt niet bedoeld waren de woorden, die in den Bijbel achter de aangehaalde volgen: for thou shalt die and not live? Dat is thans 50 jaren geleden en nog zelelen de bisschoppen in het huis der Lords. Zoo zal het ook thans wel gaan. Maar gelijk toen hun houding hun aanzien niet deed stijgen, hebben ook thans de Lords in de algemeene
opinie een zwaren knak gekregen. De dagen van hun glorie zijn niet meer.
Wat dan nu eigenlijk het ware persoonlijk gevoelen van den heer Forster over de Lords geweest is, willen wij daarlaten, maar hoe dacht hij over Ierland? Het aanbod van den heer Dillon, die welwillend beloofde voor de rust van het land te zullen instaan, als de minister de constabels ontwapende, hen tot de helft reduceerde en hun verbood in den winter dienst te doen, wees hij beleefdelijk van de hand. Maar tot buitengewone maatregelen van voorzorg toonde
| |
| |
hij zich voorloopig niet gezind. Aan het indienen van een nieuwe wet kon hij vooreerst niet denken, en de bestaande moest worden nageleefd. Daarvoor was hij verplicht te waken. Zou het echter blijken, dat de landeigenaren in ruime mate op harde en onbillijke wijze van hun rechten gebruik maakten, dan zou hij zich genoopt zien het kabinet voor te stellen maatregelen daartegen te nemen, en werd daarmede geen genoegen genomen, dan kon hij de portefeuille niet langer behouden. Een mannelijk en goed woord, dat een goede plaats verdient te vinden.
En zoo hebben wij de parlementszitting de revue doen passeeren, zonder ons echter nog met de buitenlandsche en koloniale zaken te hebben opgehouden, die geen klein gedeelte daarvan innamen. Als wij de oostersche questie voorloopig laten rusten, zal het voldoende zijn aan te stippen, dat het plan der Zuid-Afrikaansche confederatie schipbreuk heeft geleden en daarom (??) Sir Bartle Frere eindelijk terruggeroepen is, en dat in Afghanistan weder een allerschitterendste overwinning is bevochten, natuurlijk niet dan nadat de Engelschen zich voor de zooveelste maal door de ongedisciplineerde barbaren hebben laten verrassen en een smadelijke nederlaag hebben geleden. Hoelang dat kostbare en bloedige spel daar voort zou duren? Niemand weet het, al verzekert ook de sluitingsrede, niet zonder optimisme, dat some progress has been made towards the pacification and settlement of the country.
Naast dien parlementairen strijd in Engelaud zijn alle verdere gebeurtenissen der zomermaanden vrij onbeduidend Kleine schermutselingen, niets beteekenende partijtwisten, die bij de politieke windstilte het air van wereldgebeurtenissen aannamen. Zoo in Spanje de ernstigste discussiën over de vraag, of de koninklijke spruit, wiens geboorte verwacht werd, zoo 't een prinses zou zijn, den titel van prinses van Asturië zou dragen, dan of de zuster des konings dien titel behouden zou, een vraag, waarmee de toekomst des lands scheen gemoeid te zijn, de constitioneele beginselen op het spel schenen te staan! Zoo in Italië woedende uitvallen, oologzuchtige artikelen tegen Frankrijk, weken lang, naar aanleiding van de concurrentie van een Italiaansche en een Fransche maatschappij voor den aankoop van een onnoozel spoorweglijntje bij Tunis. Alleen wellicht is aan 't gebrek aan stof te wijten, dat zulke nietigheden de aandacht van het buitenland bezighielden, en zouden zij ook, als zij in tijden van be- | |
| |
langrijker politieken strijd ongemerkt voorbijgingen, voor die landen zelf van het hoogste gewicht blijven: het eerste valt geheel in het kader der gewone cosas de España, het laatste in dat dier querelles d'Italiens met welke benaming men de querelles d' Allemands eerlang dient te herdoopen.
Is het Russische nieuws van den laatsten tijd van even onbeduidenden aard? De schaarschte van tijdingen uit het rijk der Czaren gedurende vele maanden kon geen reden van beklag zijn, sedert Europa zich had moeten gewennen in de Russische telegrafen en posten slechts boden van schrik en ontzetting te zien. Een ware verademing thans een bericht te kunnen vermelden, dat eenige verbetering in de vreeselijke toestanden schijnt aan te duiden. Doch het blijft zaak voorloopig nog slechts behoedzame uitdrukkingen te bezigen, want wat waarborg is er nog, dat de welwillend klinkende ukase van 18 Augustus werkelijk een verandering van regeeringsstelsel beoogt? De werkzaamheid van Loris Melikoff is zeker vruchtbaar geweest, daar verdere nihilistische aanslagen zijn uitgebleven, al zal dit voor een deel wel op rekening gesteld moeten worden van de onvermijdelijke reactie, die op zulk een opeenstapeling van aanslagen moest volgen. Als groote verdiensten moeten hem althans aangerekend worden, dat hij niet schroomde de meest gehate hoofdambtenaren, als Gourkho en Drenteln, af te zetten; dat hij graaf Tolstoï zijn afscheid gaf en met een nieuwen minister van onderwijs, Soubarow, een nieuw stelsel inwijdde; dat hij de crimineele processen zorgvuldiger deed instrueeren, daarbij niet langer het getuigenis van gendarmes en spionnen als onfeilbaar deed gelden, maar zelfs de mogelijkheid van onschuld bij een beklaagde - vroeger een in Rusland ongehoorde vooronderstelling - aannam; eindelijk vooral, dat hij de ontzaggelijke taak van de revisie der vonnissen van het vroegere schrikbewind aanvaardde, en dientengevolge 115 personen deels van politietoezicht bevrijdde, deels uit de verbanning terugriep, en aan een 30tal studenten vergunde hun studiën voort te zetten, terwijl nog de acten en papieren van 1696 veroordeelden in onderzoek zijn. Het hoofddoel van de instelling onzer hoogste commissie, zegt nu de Czaar in bovenbedoelde ukase, is bereikt, en daarom wordt de commissie
ontbonden, en tegelijk de bekende ‘derde sectie,’ de geheime politie, opgeheven. Ziedaar wel hervormingen van zoo ver reikende beteekenis, zou men oppervlakkig zeggen, dat thans eerst naar waar- | |
| |
heid, maar dan ook met het volste recht, de Czaar den eerenaam van vader zijns volks verdient. Doch men oordeele niet te spoedig; wel wordt de hooge commissie ontbonden, maar haar voorzitter wordt minister van binnenlandsche zaken; wel wordt de derde sectie afgeschaft, maar de geheime politie wordt ingedeeld bij binnenlandsche zaken; wel bestaat de commissie rechtens niet meer, maar de minister van binnenlandsche zaken kan haar nog altijd raadplegen; wel bestaat haar voorzitter niet meer, maar aan den minister van binnenlandsche zaken worden zijn bevoegdheid overgedragen om als hoogste rechter tegenover staatsmisdadigers op te treden. Le roi est mort, vive le roi! Loris Melikoff, als voorzitter van de hooge commissie afgetreden, herrijst weer als minister van binnenlandsche zaken en is dezelfde als voorheen, met dit onderscheid, dat hij zich de handen niet meer gebonden voelt door een commissie, die toch al niet veel in te brengen had. De ukase noemt dit: ‘terugkeer tot de gewone wettelijke middelen met eenige uitbreiding der jurisdictie van het ministerie van binnenlandsche zaken.’ De toekomst zal nu moeten leeren, of het buitengewoon gezag aan den minister van binnenlandsche zaken toegekend en dat in de handen van een Loris Melikoff althans veilig is, inderdaad maar tijdelijk is, en de voorloopig grootendeels administratieve hervorming de eerste stap wordt tot een ingrijpende verandering, dan of de geheele verandering hierin bestaat, dat er voor 18 Augustus een schrikbewind was, dat onbewimpeld zijn naam op het voorhoofd droeg, en na 18 Augustus een schrikbewind onder het etiket van een terugkeer tot de gewone toestanden.
Aan de toekomst evenzeer moeten wij overlaten de juiste beteekenis in het licht te stellen van de twee voornaamste gebeurtenissen, die de algemeene opinie in Duitschland en Frankrijk bezig hielden: hier de scheuring der nationaal-liberale partij, daar de strijd over de decreten. Eerst als de parlementen weder bijeen zijn, de aangewezen lichamen om voor en namens het volk te spreken, kan er een licht opgaan over de nu veelszins duistere verhoudingen. Zal de scheuring in de nationaal-liberale partij werkelijk tengevolge hebben, dat er zich een partij vormt, die niet in naam alleen liberaal is, maar die zelfs liberaal durft zijn in spijt van Bismarck, den allesomvattende, allesbeheerschende, die, niet tevreden met de betrekking van rijkskanselier, van president van het pruisische ministerie en ettelijke ambten meer, zich nu laatstelijk nog tot pruisisch minister van koophandel heeft
| |
| |
doen benoemen? Of zal het wakkere woord door Rickert te Danzig gesproken, dat het sein gaf tot de scheuring, niet meer weerklank vinden dan in de eerste dagen, toen slechts een 27tal afgevaardigden zich met hem vereenigde en bepaaldelijk Zuid-Duitschland, waarop men vooral gerekend had, zich het tegendeel van sympathiek betoonde? Hopen wij in 't belang van Duitschland het eerste. De organen van Bennigsen en de zijnen mogen spotten, dat het programma van Rickert en Forckenbeck niets nieuws bevat, het paste hun beter te zwijgen en schaamrood zich zelven af te vragen: hoe hebben wij dat programma, waarin wij het onze erkennen, nageleefd? Het hoopje der acht en twintig verkondigt voorzeker geen nieuwe, nooit gehoorde beginselen, maar het heeft een daad verricht door zich onder de vlag dier beginselen af te scheiden van hen, die zoo menigmaal hun vaandel ontrouw werden. En het is hun leiders bij die afscheiding niet te doen om de twijfelachtige eer, gelijk geïnsinueerd werd, aan wederom een nieuwe fractie hun naam te geven, maar zij hebben het duidelijk uitgesproken doel om de kern te vormen, waarom zich een groote, echt liberale partij zal kunnen vereenigen. Zij wenschen vereeniging en maken daarom scheuring: het klinkt paradoxaal en is niettemin zeer juist gezien. Alvorens toch een groote partij zich vormen kan, die waarlijk liberaal zal wezen, moet ondubbelzinnig gebroken worden met de schare der vreesachtigen, der balanceerenden en transigeerenden, die zich in allerlei bochten wringen om, ware het mogelijk, twee heeren te dienen: Bismarck en de vrijheid. Dat het moeite kost het vaste terrein te vinden, waarop de vereeniging der verspreide krachten mogelijk is, die thans vrijbuiten in dienst van het liberalisme, een der 28 kan er van mee spreken, de man, van wien de eerste stoot voor deze afscheiding moet zijn uitgegaan, nl. von Forckenbeck. 's Mans parlementaire loopbaan hing van dergelijke proefnemingen aaneen. In 1861 zwenkte hij daartoe naar
links, in 1867 wendde hij zich naar rechts, en thans in 1880 wijkt hij weder uit ter linker. Zal hij nu, gesteund door de grootere talenten van Rickert en Bamberger en zeker van de hulp van den reeds vroeger gedeserteerden Lasker, gelukkiger zijn dan bij zijn vroegere proefnemingen? Profetieën zijn altijd gevaarlijk, maar profetieën over de toekomst van het liberalisme in Duitschland, zoolang Bismarck leeft, zijn driedubbel gevaarlijk.
In Frankrijk de decreten van 27 Maart, en nog eens die decreten
| |
| |
en eeuwig die decreten. In welk een wespennest heeft de regeering zich gestoken, dank zij het ijveren van den minister van onderwijs. 't Is nu reeds ongeveer een tweetal jaren, dat het land door deze ongelukkige quaestie wordt beroerd en alle andere belangen voor deze onzalige twisten op den achtergrond geraken. De president-minister, de gematigdheid in persoon, die gelijk niet onduidelijk is gebleken zijns ondanks op dien weg was voortgestuwd, begreep, dat daaraan een eind moest komen. Welk tijdstip geschikter dan het tegenwoordige? Zonder in dien overdreven dithyrambenstijl te vervallen, waarmeê de ministers en verdere hooggeplaatsten in de republiek de gewoonte hebben aangenomen hun hoorders en zich zelf op te winden, als zij de weldaden der nooit volprezen republikeinsche regeering bezingen, kan veilig erkend worden, dat Frankrijk in lange jaren zulk een vrijheid en orde, zulk een vrede naar buiten, zulk een voorspoed van binnen niet heeft gekend. Daar kwamen de verkiezingen voor de generale raden op 1 en 8 Augustus, die aan de republikeinen een verpletterende meerderheid schonken, getuigen hoe het volk algemeen tevreden was met het bestaande en wantrouwend tegenover de avonturen, waarin de anti-republikeinsche partijen het land allicht zouden willen storten. Eindelijk bracht de reis van den president der republiek naar Cherbourg, waar hij de vloot kwam inspecteeren, gelijk hij op 14 Juli het leger had geïnspecteerd, op verrassende wijze aan het licht, hoe die eenvoudige burger, die zich in zijn afkeer van praalvertoon steeds op den achtergrond had gehouden, niettemin de achting en sympathie had weten te veroveren van de fransche natie, die zich dan toch niet door klatergoud alleen meer laat bekoren. Het was geenszins te verwonderen, dat de Freycinet in een groote rede aan een feestmaal te Montauban, waar hij den generalen raad presideerde, met welgevallen het succes der republiek herdacht en het oogenblik gekomen rekende om een
programma voor de toekomst te ontvouwen, waarvan het wachtwoord: matiging en verzoening, zou zijn. Men kan er verzekerd van zijn, dat deze rede, daarna in alle communes van Frankrijk aangeplakt, wel gewikt en gewogen was. Een terugblik op den toestand van het land voor 10 jaren gaf den redenaar aanleiding den lof te zingen van het werk, door de republiek gewrocht, waarvan de laatste verkiezingen hem de bekroning toeschenen. Tegenover de groote republikeinsche partij hadden thans de andere nog maar
| |
| |
een schijnbestaan: de tijd was te voorzien, waarop alle overblijfselen van de andere partijen, enkele ontroostbare of gecompromitteerde personen uitgenomen, tot haar rangen zouden overgaan. Het land heeft zich verder tegelijk van de uiterste linker- en van de uiterste rechterzijde afgewend: het wil den vooruitgang, maar den wijzen, verstandigen methodischen vooruitgang. En dien beoogt het ministerie. In de eerste plaats den vooruitgang op materieel gebied, en verder die daarmeê hand in hand moet gaan, de algemeene intellectueele ontwikkeling. Het staatsonderwijs zou zoodanig worden ingericht, dat de concurrentie van godsdienstige corporaties niet te vreezen zou zijn. A propos van godsdienstige corporaties - het was alsof de redenaar zoo heel toevallig aan dit kapittel kwam - de regeering heeft tegen haar den strijd moeten aanbinden, maar men moest niet gelooven, dat daarmede de godsdienst bedreigd was. Alle eerbied voor den godsdienst; alleen kon het niet worden toegelaten, dat godsdienstige orden zich stelden boven de wet. Gesommeerd de wet toe te passen, had de regeering de machtigste en vermaardste orde haar eigen sterkte en de kracht der wet doen gevoelen. Het stond thans aan de andere orden, voor wier ontbinding geen datum was vastgesteld, door haar gedrag te toonen, of dergelijke gestrengheid tegen haar noodzakelijk was: de regeering bereidde een wetsontwerp op de vereenigingen voor, waarvan het van haar zou afhangen gebruik te maken, ja dan neen. De minister eindigde met zijn programma te resumeeren in de verklaring, dat zijn leus was tegenover het buitenland: la paix sans jactance et sans faiblesse, in het binnenland: le calme, la sécurité et le travail.
Het ministerie zal de decreten niet verder toepassen, het zal in een wet op het recht van vereeniging wereldlijke en geestelijke corporaties gelijkelijk omvatten, het heeft de hand, door Dufaure toegestoken aangegrepen, het transigeert met het clericalisme: zoo begreep men in parlementaire en journalistische kringen de quintessence der ministerieele toespraak. Dadelijk groot alarm bij die woelige fractie der liberalen, wier levensvoorwaarde strijd tegen het clericalisme is en die, werd haar dit speelgoed ontnomen, zich geheel gedesoeuvreerd zou gevoelen. Ook bij hen, die de vijanden van den vooruitgang met geweld willen onderdrukken, omdat zij te goeder trouw meenen op die wijze alleen den vooruitgang te kunnen dienen, of omdat zij van de verslagen vijanden der republiek een voetstuk willen
| |
| |
maken voor hun eigen grootheid. De République française begon de aanstaande wet op de vereenigingen al te bestrijden, eer haar nog een syllabe daarvan bekend was; invloedrijke afgevaardigden verklaarden, dat zij met het ministerie niet konden meegaan, als het de uitvoering der Maartdecreten op de lange baan schoof; ja er werd gemompeld en telkens luider en luider, dat in het ministerie zelf tweespalt heerschte, en bepaaldelijk Constans, Cazot en Farre voor strenge maatregelen gestemd bleven. Inmiddels volgde een nieuwe verrassing, nadat nog op 1 Augustus gevolg was gegeven aan het decreet tegen de Jezuïeten, voor zoover het hun inrichtingen van onderwijs betrof, doch zonder practisch resultaat, daar overal, waar men aanklopte, de vogels gevlogen waren en een burgerlijke societeit of een reguliere geestelijkheid de plaats der geproscribeerden innam. Zoo was met de Jezuïeten afgerekend: hoe zou het nu met de overigen gaan? Zie, enkele dagen later verschijnt in een provinciaal blad een merkwaardige verklaring, die naar gemeld werd aan alle orden ter onderteekening zou worden voorgelegd. Het was niet meer of minder dan een acte van onderwerping aan de regeering. Zoo zij geen autorisatie hadden aangevraagd, het was, omdat zij meenden daartoe niet verplicht te zijn en zich niet bewust waren geen wettig bestaan te hebben; zij maakten intusschen geen bezwaar haar eerbied en onderwerping te betuigen tegenover de bestaande staatsinrichting; haar trouw aan de kerk maakte haar niet onafhankelijk van het wereldlijk gezag; haar zedelijk en geestelijk levensdoel verbood haar zich aan eenig politiek regime onverbrekelijk vast te hechten of eenig ander onverbiddelijk uit te sluiten; zij verwierpen solidariteit met de politieke partijen en passiën. In dien trant ging het stuk voort; kortom het was, zooals een vroom blad opmerkte, le dernier mot de la sottise et du ridicule, het was een apocryph stuk, een mystificatie,
een bedrog. En..... nauw waren 14 dagen verloopen, of alle congregaties zonder onderscheid en alle kerkvorsten, Mgr. Freppel uitgenomen, hadden het stuk geteekend.
De beteekenis van dit feit is moeilijk te overschatten. Men bedenke: een geestelijkheid, die het nooit verheeld heeft, dat de republiek haar gehaat was, die haar ontzaggelijken invloed bij elken politieken strijd in de schaal heeft geworpen, tegen welke de republiek tot uitzonderingsmaatregelen besloten had, staakt plotseling haar actief en haar lijdelijk verzet niet alleen, maar legt de onbewimpelde ver- | |
| |
klaring af van onderwerping aan de republiek, zich geheel los makende van den politieken partijstrijd. Het liet zich wel terstond vermoeden dat zij voor een hoog gezag moet gebukt zijn om dus haar antecedenten te verloochenen, en weldra is dan ook gebleken, schoon nog niet alle nevelen, die hangen over de geschiedenis van den oorsprong der verklaring zijn weggevaagd, dat zij te Rome is opgesteld, en geen minder dan Leo XIII zelf zijn goedkeuring daaraan heeft gehecht. Zijn Heiligheid zal allerminst lust hebben gehad in een herhaling der belgische historie en heeft zich wijzer getoond dan de krijgshaftige fransche clericalen die den strijd tot het uiterst wilden drijven. Onzeker bleef nog in hoeverre de Freycinet het stuk heeft geïnspireerd en kennis droeg van den inhoud, toon hij zijn Montaubansche rede hield. De pers was kwistig met vooronderstellingen, en natuurlijk werd den minister het verwijt niet bespaard, dat hij, in plaats van te handelen met de wet in de hand, in transacties was getreden met het hoofd der kerk. Op al de geuite verwijten heeft het Journal Officiel fijntjes geantwoord, dat de regeering tegenover niemand verplichtingen op zich heeft genomen en de handen volkomen vrij houdt. Hiermede is volstrekt niet ontkend, dat de verklaring het resultaat kan geweest zijn van onderhandelingen tusschen de regeering en het Vaticaan, maar eenvoudig, dat de regeering zich niet aan handen en voeten gebonden heeft overgegeven, doch op eigen verantwoordelijkheid en rechtens volkomen vrij kan blijven handelen, wat niet wegneemt, dat
zij rekenen moet met den thans geschapen toestand.
De bedoeling van de Freycinet was zeker na dit verkregen resultaat de decreten te laten rusten. Autorisatie in den eigenlijken zin des woords hadden da congregaties wel niet aangevraagd, maar de verklaring kon daarmede gelijk gesteld worden, vooral aangezien daarin op zeer vernuftige wijze een verklaring en verontschuldiging voor de niet-aanvrage is ontwikkeld; inmiddels kon met verder handelen worden gewacht, totdat de nieuwe wet op de vereenigingen een volkomen wettelijken toestand zou scheppen. Illusiën omtrent een geheel veranderde gezindheid bij de geestelijkheid behoefde daarom wel niemand te koesteren: zij zal als vroeger met heimwee bezield zijn voor het oude regime, zij zal als vroeger haar invloed, misschien meer indirect, ten gunste der reactie doen werken; geestelijken blijven immers menschen en wie kan hun verhinderen anders te denken en te willen en te werken dan de Republikeinsche meerderheid? Zij
| |
| |
hebben eenvoudig verklaard, dat zij zich aan de wet onderwerpen en niet in permanenten opstand zijn tegen het gezag, en met zulk een verklaring kan iedere regeering tevreden zijn.
Niet alzoo natuurlijk het radicalisme en de bepaaldelijk anti-clericale schakeeringen van het liberalisme. Haar verzet tegen de Freycinet is door de verklaring volstrekt niet verminderd.
Er is over en weer geschreven, gesproken, onderhandeld en het eind was weder een ministerieele crisis, De minister Constans vooral verzette zich tegen de Freycinet; pogingen tot verzoening werden beproefd; van 16 tot 19 September werd voortdurend ministerraad gehouden onder presidium van den president der republiek; nu eens scheen de vrede geteekend, dan kwam een nieuw verschil van opinie voor den dag; eindelijk ruimde de Freycinet het veld en bleef de zege aan Constans. De strijd liep ten slotte eenvoudig over de vraag, of de Maartdecreten spoediger of later, met meer of minder gestrengheid zouden worden toegepast, maar de Freycinet zag te duidelijk in, dat achter die eenvoudige vraag strijd over ingrijpende beginselen van regeeringsbeleid verborgen lag, dan dat hij het mogelijk kon achten langer met Constans en de zijnen in een ministerie samen te zijn. Is dun nu de minister van binnenlandsche zaken de man van het oogenblik? Zoo van iemand, dan kan van hem gezegd worden: er glaubt, er schiebt, und wird geschoben. Door de politieke opinie? Neen, wanneer men daardoor verstaat de overtuiging van het degelijke en bezadigde deel der gansche natie; ja, wanneer men deze vertegenwoordigd acht door het geruchtmakend radicalisme van een invloedrijk deel der Parijsche pers en der Parijsche bevolking; door een groote fractie van strijdlustige afgevaardigden, die reeds bij monde van Gruichard de samenkomst niet van de kamer, maar van een partij eischte om het ministerie de wet te stellen; door een man eindelijk die zich steeds op den achtergrond blijft houden, maar wiens naam op aller lippen zweeft: den voorzitter der Kamer. Gambetta wordt wederom als meester van den toestand aangewezen. Doet men hem onrecht? Het is in elk geval bekend genoeg, dat de Freycinet, oorspronkelijk zijn creatuur, een mate van onaf hankelijkheid tegenover den ex-dictator ten toon is gaan spreiden, waarmede zijn eerzuchtige natuur alles behalve gediend was. Wanneer op zulk een
onafhankelijkheidsvertoon onmiddellijk een crisis volgt, dan ligt het voor de hand, dat die wordt toegeschreven aan hem, van wien ieder weet,
| |
| |
dat zijn invloed dien der ministers vele malen overtreft. En reeds daarom alleen, zoo hij niet direct de schuldige is, laadt hij, die door een woord te spreken licht in den chaos zou kunnen brengen, waar hij zich hult in zijn zwijgende houding, middellijk de verantwoordelijkheid op zich.
En terwijl dus in Parijs opnieuw de verdeeldheid woedde in de rangen der republikeinen, werd te Saint Germain het standbeeld onthuld van den man, die de gevleugelde woorden heeft gesproken: La république est le gouvernement, qui nous divise le moins en La république sera conservatrice ou elle ne sera pas.
Wij hebben op de voornaamste landen van Europa en hun niet geheel ongestoorde zomerrust een blik geslagen. En het Oosten? vraagt wellicht de lezer ongeduldig. De meening, aan het slot van het vorig overzicht uitgesproken, dat de Porte Europa geen rust zou gunnen, is maar al te zeer bewaarheid, en van meer algemeen belang dan de schokken, die het binnenlandsche politieke leven der natiën verstoorden, dunken wellicht velen de verschillende phases der Oostersche quaestie, met welker min of meer vreedzame ontwikkeling de rust van geheel Europa gemoeid is. Doch ronduit gezegd de belangstelling in deze eindelooze Oostersche quaestie verflauwt bij mij niet weinig: de Sisyphus-arbeid der kabinetten is bijna even vermoeiend om aan te zien als om te verrichten, en het is niet aangenaam nooit verder te kunnen komen dan een vraagteeken, thans het laatste en dikste in dit aan vraagteekens reeds overrijk overzicht. Laat ons dan ten slotte de Oostersche quaestie althans als toetssteen dienen voor de waarde van Granville's vinding: het harmonisch concert der mogendheden.
Teen wij een vorige maal deze zaken behandelden waren er drie groote vraagstukken: het Grieksche, het Montenegrijnsche en het Armenische; thans zijn er drie groote vraagstukken: het Montenegrijnsche, het Grieksche en het Armenische. De veranderde volgorde waarin ik ze opsom, duide aan, dat een ander op den voorgrond is getreden, de eenige verandering, die heeft plaats gegrepen. Overigens rien de changé, seulement quelques notes collectives de plus. Hoevele wel? ik moet eerlijk bekennen den tel kwijt te zijn. Het best kunnen ons omtrent de feiten inlichten de antwoorden, die de Engelsche ministers op de herhaalde interpellaties hebben gegeven in het Engelsche parlement, het eenige dat in dezen tijd van verwikkelingen vergaderd
| |
| |
was. De beschouwingen, die zij daarbij ten beste gaven, zullen wij maar laten voor wat ze zijn: het maakt een al te koddigen indruk hen nu eens in gemaakte verontwaardiging te hooren verklaren, dat het onbillijk en onheusch is de vooronderstelling te wagen, als zou de Porte zich tegen den wil van het vereenigd Europa wenschen te verzetten, dan weder op hoogen toon te hooren uitvaren tegen dat onverbeterlijke Turkije, met de niet onduidelijke bedreiging, dat er welhaast over het ten ondergang neigende rijk de doodsklok zal worden geluid. Ons dus tot de feiten bepalende, zien wij eerst een antwoord vermeld van de Porte op de nota, waarbij de mogendheden de beslissing der Berlijnsche conferentie bekend maakten. Het laat zich niet moeilijk gissen, in welken geest dit antwoord gesteld was: de Porte zou de Porte niet meer zijn, wanneer haar nota's niet van excepties en voorstellen tot verdaging aaneenhingen. Nu, niemand executeert gaarne zich zelven en het laat zich hooren, dat de Porte, daartoe zelfs buiten twijfel volkenrechtelijk bevoegd, weigerde voorloopig een grenslijn te erkennen, buiten haar medewerking opgesteld, en die het sterke Metzovo, het Albaneesche Janina en het Muzelmansche Larissa aan Griekenland toewees. Griekenland, het getalm moede, besloot te mobiliseeren en wilde met de wapenen in de hand den buit, waarop het nu al jaren lang begeerig getuurd had, gaan bemachtigen. Maar dat strookte niet met de bedoeling der mogendheden: vooral Frankrijk, dat eerst zoo warm voor de Hellenen in de bres was gesprongen, werd zeer lauw, nu het op daden aan zou komen, en Freycinet wist nog tijdig het plannetje van Gambetta te voorkomen, die het ongeoefende leger wat fransche officieren wilde verschaffen, - een der redenen, tusschen twee haakjes, van de verkoeling tusschen Gambetta en de Freycinet. De mogendheden maanden de Grieken aan wat geduld te hebben, en wijdden zelf inmiddels bij wijze van verpoozing haar aandacht aan Montenegro, volgens Gladstone
bewoond door het heldenmoedigste en vrijheidlievendste volk der wereld. Bij een nota, 3 Augustus te Konstantinopel gearresteerd, werd de Porte aangemaand onmiddellijk aan dit belangwekkende volkje Dulcigno met bijliggend gebied over te dragen, gelijk reeds bij een vroegere nota was voorgesteld en met excepties was beantwoord, of als zij dit liever verkoos, alsnog de conventie-Corti na te komen, in welk geval drie weken tijd werden toegestaan om de daarin aangewezen overdracht te bewerkstelligen. Overbodig
| |
| |
bijna te vermelden, dat er na drie weken niets van dien aard was geschied. Eerst betuigde de Porte zich gezind de conventie-Corti na te komen, daarna Dulcigno af te staan, doch toen ontstonden er weer zwarigheden over de juiste grenzen van het over te dragen gebied, die eindelijk ten gunste van Turkije werden beslist. Inmiddels had de Porte troepen naar Dulcigno gezonden, met welk doel was twijfelachtig. Nu deze zaak ook weder zoo lang slepende bleef, begrepen de mogendheden zich voor afwisseling andermaal met de Grieken te kunnen bezig houden, en omstreeks 20 Augustus werd een nota ingediend, waarin verklaard werd, dat de Grieksche quaestie niet kon heropend worden, gelijk de Porte in haar antwoord gewild had, al hadden de mogendheden geen bezwaar over de wijze van overdracht in onderhandeling te treden. Opmerking verdient, dat deze nota op aandrang van Engeland werd opgesteld na eenig verzet van andere mogendheden, die maar liever de zaak blauw blauw wilden laten, omdat zij vreesden zoo van stap tot stap tot feitelijke interventie te worden gedreven. De Porte nam haar voor kennisgeving aan, en begreep, daar de mogendheden zelf nog al geduld schenen te hebben, zich volstrekt niet te moeten overhaasten. Eindelijk in 't begin van September herinnerden de mogendheden zich, dat ook nog een antwoord van de Porte betreffende de Armenische quaestie op wederantwoord wachtte, en werd dus een geharnast stuk in zee gestuurd om op hervormingen in Armenië aan te dringen.
Doch ten opzichte van Montenegro zou het niet bij nota's blijven, maar zou klem aan de eischen der mogendheden worden bijgezet door wat zij met den naam van een navale demonstratie gedoopt hebben. Reeds meermalen was daarvan sprake geweest, nu eens in verband met de Montenegrijnsche, dan met de Grieksche zaken, maar steeds was men niet verder gekomen dan een zeer nevelachtig ontwerp. Den 9den Augustus stelde Granville in 't Hoogerhuis die demonstratie nog als zeer onzeker voor, en weigerde hij uitsluitsel te geven, tot welke stappen mogelijkerwijze besloten zoude worden, - juist drie weken later kon hij verklaren, dat de mogendheden bevel hadden gegeven aan eenige schepen samen te komen in de haven van Ragusa, door 't Oostenrijksche gouvernement welwillend daartoe aangewezen. Met welk doel? Het woord demonstratie heeft de gelukkige eigenschap dit geheel in het midden te
| |
| |
laten; terwijl het van den eenen kant kan beteekenen, dat men zich tot de passieve rol van toeschouwer bepaalt, kan men anderzijds geleid worden tot een van die untoward events, als het einde was van een dergelijken tocht naar Navarino in 1827. Als in het parlement nadere inlichtingen werden gevraagd, verlieten de ministers het terrein der algemeenheden niet: de scheepsmacht zou een dwangmiddel zijn; coercion was het wachtwoord; de volvoering van internationale overeenkomsten moest verzekerd worden enz. enz. Geen wonder, dat bij deze onbestemde uitingen zij, die nu niet juist van sympathie brandden voor het roovervolk der Zwarte Bergen, met angst de mogelijkheid tegemoet zagen, dat Europa in een oorlog gedreven werd ter wille van een ellendig havenstadje, door dit volkje begeerd. Eenig licht brachten de instructies, niet van geruststellenden aard daar zij wel het landen van troepen verboden, maar het schieten van de schepen vergunden, overigens alles aan de prudentie van den opperbevelhebber, den engelschen admiraal Seymour, en de overige bevelhebbers overlatende.
Zoo waren ten slotte vier verschillende troepenmachten om Dulcigno geschaard, de Montenegrijnen, de Albaneesche Liga, de Turken onder Riza-pacha en, schoon nog op eerbiedigen afstand, de vloot der mogendheden, en onzeker bleef het steeds, in welke vriendschappelijke of vijandige verhouding deze vier partijen onderling stonden. Ja, wist men zelfs, hoe de verhouding der vereenigde mogendheden onderling was? Wij hadden reeds gelegenheid aan te stippen, dat over het zenden eener tweede nota in de Grieksche quaestie oorspronkelijk geen eenstemmigheid heerschte, omdat sommige gouvernementen langzamerhand begonnen te begrijpen, dat wie a gezegd heeft, niet alleen b moet zeggen, maar wellicht tot z toe moet gaan, en zij voor deze verantwoordelijkheid terugdeinsden. Een degelijk verschil van gevoelen schijnt zich ten opzichte der demonstratie te hebben vertoond; zooveel is zeker, dat Frankrijk alles behalve haast maakte met het zenden van zijn aandeel in de scheepsmacht en eerst daarmee aankwam, toen alle andere reeds lang bijeen waren. En zoo groot was het vertrouwen in de eensgezindheid der verschillende natiën, dat op de meest ernstige wijze in engelsche bladen over de moeilijke taak van den oppervlootvoogd werd geschreven, niet omdat in zijn optreden tegenover de Turken groote omzichtigheid en kieschheid noodig zou zijn, maar omdat het veel beleid zou kosten de eendracht tusschen de naijverige volken
| |
| |
onder zijn bevelen te handhaven. Daarom mochten bijv. geen boatraces gehouden worden: het mocht den nationalen naijver eens prikkelen; geen verschillende nationaliteiten tegelijk aan land gaan: het zou tot twisten aanleiding geven. Nu betreffen deze kleinigheden trouwens nog slechts het zeevolk, bij 't welk de nationale naijver wel nooit gedoofd zal kunnen worden; doch stond het met de regeringen beter? Reeds dadelijk was er oneenigheid tusschen den oostenrijkschen en den italiaanschen bevelhebber over het salueeren, een twist, waarin zich de jaloerschheid der beide naties van de Adriatische zee afspiegelde. En hoe te vooronderstellen, dat Frankrijk van ganscher harte met Italië medewerkte, waarmee het onlangs over Tunis ernstiger dan ooit oneenig was? Hoe dat Oostenrijk zich met vreugde aansloot, dat al zijn best doet Italië in het Duitsch-Oostenrijksche verbond te lokken, als een demonstratie tegen Engeland en Rusland, die nu onlangs den keizerstaat in de Donaucommissie den voet dwars zetten? En hoe is het met de overeenstemming tusschen Duitschland en Frankrijk, nu Gambetta te Cherbourg de gerechtigheid der geschiedenis heeft ingeroepen en de Norddeutsche Allgemeine Zg. daarin een welkome aanleiding vond weder tegen de revanche-politiek te waarschuwen? Met die tusschen Duitschland en Rusland, nu juist dezer dagen door een invloedrijk persoon de fabel weder eens is opgehaald, dat Rusland het vorig jaar met behulp van Frankrijk een inval in Duitschland beoogde, en de duitsche regeering, anders met communique's niet karig, daartegenover een hardnekkig stilzwijgen bewaart? Doch waartoe meer? Genoeg om te doen hooren, dat het harmonisch concert niet zonder dissonanten is en dat, als de Oostersche quaestie thans eenvoudig als middel moet dienen om dit harmonisch concert te doen hooren, gelijk Lord Granville wil, de kosten en wellicht het bloed bespaard hadden kunnen worden. Of is ook hier all discord harmony
not understood? Er behoort een sterk geloof toe dit aan te nemen.
R. Macalester Loup.
P.S. 29 Sept. In Frankrijk is Ferry premier geworden en Barthélemy St. Hilaire minister van buitenlandsche zaken. Thans reeds wordt getwijfeld aan de levensvatbaarheid dier combinatie.
Dulcigno is niet overgegeven, en de vloot.... schijnt zich gereed te maken af te druipen. Zij is zeker in een moeilijk dilemma: bombardeert zij de weerlooze plaats in vollen vrede, wat ongehoorde schending van het volkenrecht; verwijdert zij zich onverrichter zake, wat belachelijker vertooning dan deze navale demonstratie!
|
|