De Gids. Jaargang 41(1877)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 183] [p. 183] Wat de zwaluwen vertellen. (Een liedje van den herfst.) Naar Théopkhile Gautier. Reeds zijn de gele grastapeten Bezaaid met de eerste dorre blaân, Een frissche wind waait zonder pozen; De mooie dagen zijn gedaan. Nog sluit een enkle bloem zich open, Met zorg voor 't allerlaatst bewaard: De dahlia prijkt met haar kokarde, De goudsbloem schittert in de gaard. De regen plast; op 't dak der woning Belegt - bijtijds bekend gemaakt! - De zwaluw haar vergaderingen: De koude komt, de winter naakt! Bij honderden beraân zij samen Waarheen de reize wezen zal. O - zegt er eene - O, in Athene Is 't lekker op den ouden wal. Ik ga er jaarlijks en ik huis er Op 't Parthenon, daar heb je 't best; 'k Stop in den gevel, moet je weten, 't Gat van een kogel met mijn nest. Een andre: 'k heb appartementen Te Smyrna in 't Café besteld, Waar op den drempel in het zonn'tje De Hadji amberkorrels telt. [pagina 184] [p. 184] Een derde: mijn adres, mijn waarden, Is Rhodes, weet ge, in 't groot Paleis; Het kapiteel van een der pijlers Is jaarlijks 't doelwit van mijn reis. Een vierde: 'k reis van 't jaar zoo vèr niet, 'k Word oud en kan zoo niet meer meê. 'k Ga naar 't terras van Malta, tusschen Een blauwe lucht en blauwe zee. Een vijfde: weet je waar het goed is? Te Caïro in een ornament Der torens van een der moskeën; Daar heb ik steeds mijn wintertent. En nog een: bij de watervallen Is mijn verblijf, vergeet het niet; De juiste plaats heb 'k aangeteekend In 't Koningsstandbeeld van graniet. In koor: Ha, morgen op dit uurtje Zijn we al een mooi eind hier van daan, Langs donkre dalen, witte bergen En langs den schuimende' oceaan! Zoo babblen, klapprend met de vleugels, De zwaluwen ginds in de goot, Als stormen gieren, regens plassen, En 't bosch zich verft in schittrend rood. De dichter kent der zwaluw tale; Als zij slaat hij de wieken uit, Maar ziet zijn vlucht straks onmeêdoogend Door een onzichtbaar net gestuit. O geef mij vleugels! geef mij vleugelsl - Zoo luidde ook Rüekerts drooef refrein - Om met de zwaluwen te vliegen Naar eeuw'ge lente en zonneschijn. J.N. van Hall. Vorige Volgende