De Gids. Jaargang 39
(1875)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 102]
| |
Moody en Sankey.Deze beide namen zijn in den laatsten tijd op zooveler lippen geweest, dat zij een plaats verdienen in een tijdschrift, dat aan geene beweging van onze dagen vreemd wil blijven. Het zijn de namen, gelijk men weet, van de twee amerikaansche zendelingen, die in Groot-Brittanje, inzonderheid te Londen, popaganda hebben gemaakt voor dien zekeren vorm van het godsdienstig leven, die in ons vaderland door het zoogenaamde Réveil vertegenwoordigd werd en dien wij in den loop van dit opstel nader zullen leeren kennen. Zij hebben niet zonder vrucht gearbeid, naar het schijnt. Die vorm is een der vormen van het Protestantisme, en men zou hem den amerikaanschen mogen noemen. Juist omdat het Protestantisme in het algemeen thans opgehouden heeft, een eenigszins belangwekkend verschijnsel te zijn, moeten wij er voor zorgen, dat wij niet over het hoofd zien wat er hier en daar nog in voorkomt, dat onze opmerkzaamheid verdient. In zijn amerikaanschen vorm schijnt het Protestantisme nog het meest onze aandacht waardig; vooral omdat het in dien vorm eene openhartigheid aan den dag legt, die men niet bij alle Protestantsche richtingen wedervindt. Geen wonder: het evangelisch geloof is dubbelhartig geboren, of, wil men liever, het gestarnte, waaronder het geboren werd, was een misverstand. Het vorderde vrijheid van onderzoek en wilde niettemin een geloof blijven, dat is: geestelijk gezag uitoefenen. Van daar dat de onderscheidene richtingen, die in den boezem van het Protestantisme zijn ontstaan, bepaald kunnen worden naar de evenredigheden, waarin zij deze beide tegenstrijdige bestanddeelen: onderzoek en gezag, kritiek en devotie met elkander vermengen. Het behoeft thans geen betoog meer, dat het inderdaad tegenstrijdige en onvereenigbare bestanddeelen zijn; maar het behoeft evenmin betoog, dat aan de logika zelfs geen septennaat in de wereld verzekerd is, en logisch | |
[pagina 103]
| |
onvereenigbare dingen zeer dikwerf bevonden worden, in rust en vrede met elkander te wonen. Zij huizen namelijk in de borst van hen, die geen lust of geen kracht hebben de geheele strekking van hunne beginselen onder de oogen te zien. Deze halfheid kenmerkt, met uitzondering van het ultramontanisme, al de godsdienstige richtingen van het vasteland, en daaronder die van het zoogenaamd rechtzinnige Protestantisme, dat vaak aan een juiste beoordeeling weet te ontsnappen door soms te heulen met machten, waartegen het op andere tijden zich weer kant. In Amerika daarentegen, waar onze aan Duitschland ontleende, half wijsgeerige terminologie nog weinig doorgedrongen is, werpt het zijn masker of zijn sluier af; daar zegt het eerlijk wat het in 't wapen voert; daar moet het dus gadegeslagen en bestudeerd worden. Wij zijn er toe in staat gesteld door een paar levensbeschrijvingen van de reeds genoemde zendelingenGa naar voetnoot1, door een paar bundels preeken van MoodyGa naar voetnoot2 en een verzameling van liederen, die door Sankey vervaardigd zijn en in de godsdienstige bijeenkomsten gezongen wordenGa naar voetnoot3. | |
I.Het is een roerend tafereel, waarbij de eerste bladzijden van Moody's levensbeschrijving ons verplaatsen: een gezin van negen kinderen, dat door de moeder, weduwe sinds 1841, wordt bestuurd en gehuisvest is op een boerenhofstede in Northfield, Massachusetts. Daar was op den 5den Februari 1837 Dwight Lyman Moody geboren. Op zijn vierde jaar verloor hij dus zijn vader; maar de moeder wist den band van haar kroost te bewaren; met éene uitzondering evenwel. Een der oudere broeders, die haar juist had moeten steunen, zonderde zich meer en meer af en verdween eindelijk geheel. Niemand wist waar hij gebleven was. ‘They would all sit in a semicircle about the fire of a stormy winter's night, and listen to stories of their dead father: what | |
[pagina 104]
| |
he did, what he said, how he looked, how he was kind to a friend and lost a great deal of money by him, and so their little home was mortgaged, and they were poor. But if by chance any one spoke the name of the absent brother, a great silence fell upon them; the tears would come into the eyes of the mother, and then they would steal away to bed, whispering their “good nights”, and walking softly as they went; for that name was like a sword-thrust to the mother's heart. Then they would be awake listening to the roar of the wind among the mountains, thinking maybe he was out in the cold somewhere; or, worse than that, perhaps he had gone to sea, and while they were snug in bed was keeping watch on a wavebeaten deck, or climbing a reeling mast in just such darkness and storm. Lange jaren daarna stond een vreemdeling op den drempel. Hij wilde, hij kon niet verder komen. Eindelijk barst hij los in tranen. Aan die tranen herkent hem zijn moeder. ‘And that is just the way, says Moody, - who sometimes tells the story to his great congregations, - that is just the way God forgives all the prodigal sons who come back to Him. Do you think mother kept her long-lost boy out there in the porch till he had gone through with a string of apologies, and done a list of penances, and said ever-so-many prayers? Not at all! She took him to her heart at once. She made him come right in. She forgave him all.’ Onder den weldadigen indruk van een liefhebbende moeder, gelijk onder dien van een schoone natuur en een opwekkelijk klimaat, groeide de knaap op, die reeds vroeg uitmuntte door forschheid en een ondernemenden geest. Godsdienst leerde hij kennen op een praktische, amerikaansche manier: ‘I tried and tried, and I could n't lift them awful heavy | |
[pagina 105]
| |
rails (van een schutting, namelijk, waar hij onderdoor had willen kruipen); then I hollered for help, but nobody came; and then I began to think I should have to die away up there on the mountain all. But I happened to think that, may be, God would help me, and so I asked Him. And after that I could lift the rails, just as easy!’ Uiterst elementair was het onderricht, dat hij genoot: een ‘weinig lezen, schrijven en rekenen’. Eenige kerkelijke begrippen werden hem het eerst bijgebracht in de vormen der Unitariërs. Maar veel kan het niet geweest zijn. Op zijn zeventiende jaar vraagt hij nog of men Philadelphia F-i-l dan wel F-e-l moet spellen, maar eer iemand antwoordt, zegt hij tot zichzelf: ‘Well, never mind; I'll write it so that they can't tell which it is - e or i’. Nog had hij zijn achttiende jaar niet voltooid, toen hij de wijde wereld inging. Te Boston vond hij een plaats in den schoen- en laarzenwinkel van zijn oom Samuel, waar hij met den verkoop dier artikelen belast was. Zijn oom had hem dit toegestaan, onder anderen op de voorwaarde, dat hij Mount Vernon Church en de daaraan verbonden zondagschool ijverig bezoeken zou. Hier onderwees hem Mr. Edward Kimball, die eens vriendelijk de hand op zijn schouder legde en hem vroeg ‘of hij zijn hart niet aan Kristus wilde geven’. Jaren later zei Moody: ‘I can feel the touch of that man's hand on my shoulder even yet’. Die gebedsverhooring van daareven, onder de schutting; die aanraking van zijn schouder, meer was er niet noodig om aan Moody's leven zijne eigenaardige richting te geven. Reeds nu begint hij in de kerkelijke ‘meetings’ te spreken, tot zeer geringe voldoening, naar het schijnt, van zijne hoorders, die grootendeels tot een beschaafder klasse behoorden. Toen hij zich aanmeldde, om als lid der gemeente opgenomen te worden, begon hij dan ook met een weigering te ondervinden, omdat hij was ‘lamentably wanting in doctrine’. Zijn biograaf verklaart deze weigering op de volgende, karakteristieke wijze: ‘The type of religious life in the churches of that order, at that time, was passive rather than active; no one felt in a hurry about the salvation of sinners, or the sanctification of believers. God's processes of grace were presumed to be slow and gradual’. Dit éene woord teekent de geheele richting: ‘in a hurry about the salvation of souls’; hetgeen zich praktisch vertaalt: in den haast om aan het grootst mogelijk aantal menschen | |
[pagina 106]
| |
mede te deelen, dat Kristus zijn bloed voor de vergeving van hunne zonden vergoten heeft. Men zou er wel zorg voor dragen, dat daarbij vooral geene langzame en graduëele wegen bewandeld werden. In Chicago, waar Moody, na zijn kort verblijf in Boston, evenzeer met den verkoop van schoenen en laarzen belast was, richt hij een zondagschool op, die weldra een zeshonderd knapen telde. Door ‘missionary sugar’ werden zij er heen gelokt. Reeds dit verdient opmerking. Wanneer iemand zedelijk gered kan worden, enkel door het hooren en geloovig aannemen der ‘blijde boodschap’, lok hem dan maar met allerlei middelen, al ware het, gelijk hier, met suikerboontjes. Maar opmerkelijker nog is hetgeen Moody's biograaf, de predikant Daniëls, omtrent de inrichting en het gehalte van de zondagschool verhaalt, en, bovenal, wel geschikt om menigeen de oogen te openen ten aanzien van hetgeen de klerikale richting eigenlijk van het onderwijs denkt zoodra zij volkomen openhartig is (blz. 50): ‘The history of the North Market School for its six years in the hall which gave it its name is full of the proofs of God's favour, and of the faith of devotion of the men and women who sustained it. The great purpose always kept in view was the salvation of souls. To reach this result every possible means was tried. Mere literary and social advantages were never regarded as important. A free evening school was, indeed, established, where such children as pleased to attend were taught a little reading and writing; but it was believed by Moody and his brethren that the shortest road to education and refinement was the road which led to the cross of Christ and the gate of heaven. The words of the Saviour, “Seek ye first the Kingdom of God and his righteousness, and all these things be added unto you,” formed the basis of its hope and its success. If he could make Christians of these wild boys and girls, Moody believed they would make gentlemen and ladies of themselves. With this thought in view little time was spent on the geography or archaeology of the Bible, but the Gospel of the son of God, pure and simple, was impressed upon the minds of the children in every possible way. Thus, while other kindred organisations might properly be called Bible schools, the North Market mission was, above every thing else, a Gospel school. It naturally took this direction, from the spirit and experience of its leader, who was determined to know nothing but Christ and Him crucified; a determination easy for him to carry out, | |
[pagina 107]
| |
for he was thoroughly converted to, and quite well acquainted with, Christ; while his other “knowledges” were, for this purpose, conveniently few and small.’ Niet altijd worden wij op zulke naieve bekentenissen vergast. Ziedaar dus de opvoedingstheorie van den man, wiens invloed ook op ons land men van welbekende zijde wenschelijk heeft gekeurd. Met even weinig terughouding worden wij ingelicht omtrent het karakter van zijne herderlijke zorg. In 1861 was de groote oorlog tusschen Noord en Zuid uitgebroken, waarvan de afschaffing der slavernij de prijs moest zijn. Moody trekt mede, niet als medestrijder, maar als geestelijke. Aan boord van de stoomboot, die hem in gezelschap van andere geestelijken naar het leger bracht, greep er eene diskussie plaats over de wijze waarop zij het best hun taak zouden vervullen. Robert Collyer, een Unitariër, beweerde, dat men aan de gewonden in de eerste plaats die middelen moest toedienen, die hen konden verkwikken. ‘Brace up the nerves of the poor fellows, zeî hij te recht, and help to keep them alive rather than begin by trying to prepare them for death’. Een ander geestelijke, Dr. Patton, meende met nog meer recht, dat men geen algemeenen regel vast kon stellen. Soms moest stoffelijke, soms geestelijke hulp verleend worden. Maar Moody was van oordeel, ‘the thing to be done was to offer them a short and swift salvation’, en deze kon aangeboden worden door te verhalen van den moordenaar aan het kruis. Hij wilde dus terstond beginnen met uit te maken, of de gewonde ‘een kind van God was’; zoo ja, dan behoefde men niets meer voor hem te doen - ‘he being safe enough already’; zoo niet, dan moest hij zoo spoedig mogelijk van den moordenaar aan 't kruis hooren. Men ziet hier een zekere theologie in al hare barbaarschheid, want men ziet haar in al hare konsekwentie. Wat zal hij een tal van lijders gemarteld hebben, die maniaque van ‘the Gospel’! Voor den vooruitgang der beschaving is het niet bemoedigend op te merken, dat deze biografie van Moody zich aan dezelfde soort van sprookjes te goed doet, die wij reeds vinden in de legenden der Heiligen, welke voor acht en negen eeuwen geschreven werden. Zoo lezen wij hier van een pijnlijken nacht, waarin een groot aantal gewonden zonder eenig voedsel waren. De geestelijken deden wat zij konden om van hier en daar nog bijéen | |
[pagina 108]
| |
te zamelen wat bruikbaar was. Te vergeefs. Toen sprak een onder hen: Bidt, dat God ons brood zende. Zoo gezegd, zoo gedaan. Weldra was er een wagen met brooden in het gezicht. Er moet toch nog een geheel publiek zijn, even als de monniken der tiende eeuw op zulke verhalen verzot. Het geval stond bovendien niet op zichzelf. Te Chicago, waarheen Moody van tijd tot tijd van het leger wederkeerde, had hij reeds vroeger een dagelijkschen bidstond ingesteld. Weldra ging naar alle zijden het gerucht uit van het goed succes, waarmee daar steeds gebeden werd. Wat te voorzien was, bleef niet achterwege. ‘Alsof geen andere plaats op aarde zoo dicht bij den hemel ware geweest, en geene andere geloovigen zulk een vrijen toegang hadden gehad tot het oor des Heeren, zond men uit den geheelen Staat en zelfs uit naburige Staten’, boodschappen naar Chicago met last om daar voor de belanghebbenden te bidden. ‘Bij duizenden’ kwamen soortgelijke verzoekschriften in; ‘and often, in quick succession, came the tidings of glorious answers to prayer’. Het werpt zeker een eigenaardig licht op den toestand der beschaving in Amerika. Wat er na 1862 in Chicago wel gebeurd mag zijn, dat ‘de Heer’ die stad zoo meedoogenloos, alsof zij Sodom en Gomorra ware geweest, aan de vlammen heeft prijs gegeven. Men moet aannemen, dat de bidstond inmiddels afgeschaft was! In '63 was het nog zoo niet. Veeleer kon Moody in dat jaar voor de som van 50,000 gulden, die hijzelf gekollekteerd had, een eigen kerk bouwen. Zijn school telde een duizend leerlingen. Ds. Daniëls weet ons nauwkeurig op te geven, hoevele van deze leerlingen en hunne ouders ‘bekeerd’ waren. Ongeveer 300. Mody's huisbezoek aan de leden zijner gemeente, echt amerikaansch gelijk al het overige, wordt ons op de volgende wijze beschreven (blz. 115): ‘At an early hour (het was Nieuwjaarsdag) the omnibus, which was to take him and several of his leading men, was at the door; and, with a carefully prepared list of residences, they began the day's labour. The list included a very large proportion of families hiding in garrets, and the upper stories of high tenement houses. On reaching a family belonging to his congregation, he would spring out of the bus, leap up the stairways, rush into the room, and pay his respects as fellows: | |
[pagina 109]
| |
ons dit verhaalt). Are you all well? Do you all come to Church and Sundayschool? Have you all the coal you need for the winter (waarvoor “the Lord” minder scheen te zorgen dan voor de brooden der soldaten)? Let us pray.” And down we would all go upon our knees, while Mr. Moody offered from fifteen to twenty words of earnest, tender, sympathetic supplication, that God would bless the man, his wife, and each one of the children. Daar kunnen die goede lieden bijzonder veel aan gehad hebben! In het geheel werden er tweehonderd bezoeken gebracht, dus tweehonderd schietgebedjes van 15-20 woorden opgezonden tot ‘the Lord’, van wien Moody heeft moeten aannemen, dat Hij anders aan die huisgezinnen niet gedacht zou hebben. Als dit een en ander geen humbug is, komt het toch zeer daaraan nabij. Of is dit geen ontwijding van het gebed? Maar neen; het is veeleer de wettige konsekwentie van een ongerijmd beginsel. Als het gebed een toovermiddel is, is 't verstandiger, het duizend dan slechts honderdmaal per dag aan te wenden. Zoo blijft de menschheid zichzelve toch overal gelijk. Welk onderscheid is er tusschen de bekende bidwielen en een twee honderdmaal op éen nieuwjaarsmorgen gedurende een minuut op de knieën vallenden Moody. Men is in Indië slechts nog praktischer dan in Amerika. Bij het berekenen van de werking van dat schietgebed moet evenwel ook het groote gezag in aanmerking worden genomen, waarmee Moody in het oog van de leden zijner kerk bekleed is. Ook hier naderen de uitersten tot elkander. Geen Roomsch-Katholiek priester, ja geen paus kan meer onvoorwaardelijk gehoorzaamd worden. Ds. Daniëls schreef zijn boek, terwijl Moody in Engeland was. Hij getuigt, dat Moody op duizend mijlen afstands inniger vereenigd is ‘met zijn volk’ dan menige predikant het is, die in het midden zijner gemeente woont. ‘His wishes are regarded with the greatest attention. His parting instructions to the Sunday-school teachers still ring in their ears. His way of doing things is copied - even to a fault, sometimes.’. Men werkt en ‘lijdt des noods, om zijne | |
[pagina 110]
| |
liefde te bewijzen voor den man, die hen deelgenooten heeft gemaakt van de gemeenschap der heiligen’. En dezelfde Mr. Hitchcock, die zoo even onze berichtgever was, schrijft: ‘If it is announced that a letter is to be read from Mr. Moody, we are sure to have a crowded school. He really holds us in his hand, though he has been nearly two years absent; and if he would only come home and wind us up again, with a few week's work among us, we would run on like a clock for a long time to come.’ Dit onderstelt natuurlijk een persoonlijke kracht, die men ten volle waardeeren kan, al moet men betreuren, dat zij in deze wereld zelden anders dan in vereeniging met het een of ander bijgeloof uitgeoefend wordt. Geboren menschenbeheerschers, noem ze Loyola of Napoleon, heerschen toch nooit zonder dit bondgenootschap. | |
II.Een nieuwe proeve van de wijze, waarop die kracht bij Moody zich uitte, levert ons de stichting van Farwell Hall. Het groote werktuig, waarvan Moody zich vooral gedurende den oorlog bediend had, was the Young men's Christian Association of kristelijke Jongelingsvereeniging. Hare werkzaamheden hadden zich zeer uitgebreid en eischten een nieuw gebouw te Chicago. Maar er was geen geld. Dat Moody begint met God om geld te bidden, verwondert ons minder dan dat hij later ook nog tot andere middelen de toevlucht neemt. Het komitee der vereeniging begreep al terstond, dat het geld nooit bijéen zou komen, tenzij Moody tot president werd benoemd. Dit is reeds bevreemdend; want indien het welslagen der zaak van God en niet van menschen moest worden verwacht, kon het vrij onverschillig zijn of Moody zich met of zonder den presidentstitel tot het Opperwezen zou hebben te richten. Een soortgelijke opmerking zou men gedurig kunnen herhalen. Het oprichten van een nieuw gebouw voor de Jongelingsvereeniging gaat niet zonder een eigenaardig en weinig aantrekkelijk mengsel op te leveren van vroomheid en wereldsch overleg. Men weet soms niet of men van een godsdienstige | |
[pagina 111]
| |
of van eene dier vele amerikaansche ondernemingen leest, die louter door en voor het eigen belang begonnen worden. Deze godsdienstige onderneming moet dan een naam op het uithangbord voeren, die het groote publiek aantrekken kan. Juist het groote, het minst kieskeurige: ‘The young Men's Christian Association was now the strongest Christian Society in the whole North-West. Its membership comprised many a scholarly, influential, and reverend man, whose name and influence as president would add to its dignity and popularity. To place in the chair a blunt and unlearned man like Mr. Moody, seemed strangely radical and inappropriate, to those conservative members, whose pride would be sorely wounded in following such a leader.’ Hij werd gekozen met een kleine minderheid. En nu is zijn plan terstond gevormd. Het gebed alleen zal het niet doen, maar een bouw komitee wordt opgericht, met den heer Farwell tot chairman; en Moody, hoe ‘blunt’ en ‘unlearned’ dan ook, heeft het volgende denkbeeld: ‘to organize a stock company, with twelve trustees, the stock was to bear six percent, interest, from the completion of the building’. Dus een maatschappij met obligatiën, tegen de niet te versmaden rente van zes percent. Wij zijn hier tamelijk ver van de bovennatuurlijke wereld; zoover, dat de biograaf al hetgeen hij vroeger mededeelde omtrent gebed en gebedsverhooring vergeet, en in een onbewaakt oogenblik zich laat ontvallen: ‘the placing of this stock, to the amount of 101,000 dollars, was the great financial success of Mr. Moody's life’. In dit verband grenst dat ‘financial success’ aan het hoog-komische. Blijkt de biograaf hier ontrouw te worden aan den geest van zijn held? In het minst niet. Op den avond van de inwijding der nieuwe stichting (29 September, 1867) hield President Moody een rede voor een ‘immense assembly’. De ‘devotional exercises’ waren reeds achter den rug, In deze rede is evenzeer het vrome en het wereldsche zoo zonderling vereenigd, dat men er uit een zielkundig oogpunt wel de aandacht op mag vestigen (blz. 126): ‘.... I feel more than anything else, and more than ever before, that Jesus has accomplished this great result for us. And for this wonderful blessing I want you all to praise Him. | |
[pagina 112]
| |
weaker, and at one time it came very near dying. Those who organized it made the mistake of supposing that if they opened some rooms, and gave notice of meetings to be held in them, sinners would come there of their own accord to be saved. But they were not long in finding out, that if they would save the lost they must search for them...’ Wanneer men, in stede hiervan, gelezen had: ‘we must ask for faith, faith, More Faith’, zou er zeker meer overeenstemming zijn geweest tusschen begin en slot. Brooden schijnen toch van ouds geliefkoosde voorwerpen te zijn geweest, waarop een bovennatuurlijke macht hare werking uitoefent. Wij hoorden zoo even van een gebed om brood voor stervende soldaten, dat straks een wagen met brooden geladen deed aankomen. Maar van een gebed om geld, dat terstond een wagen met zakken dollars in het gezicht brengt, daarvan leest men zoo niet. En wanneer men dan bedenkt, dat hier geld noodig was, niet om lichamen te voeden, maar om zielen te behouden! Aan het eind van den avond werd er voor het nieuwe gebouw een naam gezocht en gevonden. Het werd Farwell Hall genoemd naar den Chairman van het bouw-komitee, die zelf voor eene aanmerkelijke som obligatiën genomen had. In dezelfde rede van Moody, waaraan wij het een en ander ontleenden, geeft hij het als zijne overtuiging te kennen, dat ‘a mighty influence | |
[pagina 113]
| |
is yet to go out from us, that shall extend through this county and every county in the State; through every State in the Union; and, finally, crossing the waters, shall help to bring the whole world to God’. Ds. Daniëls noemt het een profetie van Moody's zendingsreis naar Groot-Brittanje. Men moet bewondering koesteren voor zooveel ‘pluck’. De man, die door zijn naam een honderd duizend dollars bijeengebracht, thans een der schoonste ‘halls’ in Amerika, en bovendien het recht had om te verwachten, dat eens ook de oude wereld naar zijn stem zou luisteren, was slechts twaalf jaar vroeger als leerling in een schoenenwinkel te Chicago aangekomen. Wanneer wij niet moedwillig de oogen sluiten voor hetgeen om ons heen gebeurt, kunnen wij de wereld, waarin wij leven, toch niet anders dan zeer zonderling vinden. Mundus vult decipi: de wereld wil bedrogen worden. Had diezelfde Moody woorden van gezond verstand gesproken, men had hem geen dollar gegeven; nu hij daar is ‘like falling at the feet of Jesus and crying out to Hin with prayers and tears’, crying tegelijk tot zijn publiek om money, money, more money, stroomen de dollars toe. Farwell Hall had verschillende zalen en kamers, ook een bidkamertje voor den president. Een der zalen werd maandags avonds gebruikt voor ‘a stranger's meeting’. Het was er Moody vooral om te doen, om hen tot spreken te brengen. Hij legde het op de volgende wijze aan: ‘He would single out the new-comers and call on them to speak thus: | |
[pagina 114]
| |
of religion would generally give himself up to the Lord, - being, as if it were, pushed headforemost into the kingdom of heaven.’ Dit ‘pushing’ greep ook buiten de deur, voor het gebouw, plaats. Hij hield de voorbijgangers stil bij den arm met de vraag: are you for Jesus? Hij dwong ze in te gaan. ‘In ten or fifteen minutes of this vigorous kind of work he would send up a large number of people for prayers’. Dat geschiedde tot dat het uur, voor den aanvang der gebeden vastgesteld, geslagen had; dan ‘he would leap up the stairway, three or four steps at a time, and rush to his place near the platform, to watch and help on the progress of the meeting’. De vruchten van de samenkomst waren vaak terstond zichtbaar, zoodat men de bekeerden tellen kon. In een meeting was er een ‘awakening’ van zeventig personen, niet meer, niet minder. Die zeventig personen stonden op verschillende punten van de zaal plotseling op om in het gebed voor te gaan. Een was een kind van zes jaren, een a rider een ‘grey-haired infidel of seventy jears’. Gedurende een zekere tijdruimte, die niet nader wordt aangegeven, wrarèn er tweehonderd bekeeringen. Bekeering, ‘conversion’ moet van ‘awakening’, van opwekking onderscheiden worden. Een volgend jaar, binnen gelijke tijdruimte, beliep het aantal der bekeerden ongeveer tien duizend, en was de tegenwoordigheid van den Heiligen Geest onmiskenbaar, al bepaalde zijn werking zich tot dit betrekkelijk toch altijd klein aantal. Reeds nu ging Moody buiten den engen kring zijner stad. Elk jaar reisde hij van Maine naar Texas, van Montreal naar San Francisco, van St. Paul naar New-Orleans, om te prediken, te bidden, de kristelijke jongelingsvereeniging tot verhoogde werkzaamheid op te wekken, of om ‘revivals’ te organiseeren. Gedurende dezen tijd, verzekert ons zijn biograaf, ging hij voort met slechts éen boek te lezen, den Bijbel, waarin geen waarheid hem dierbaarder was dan deze: ‘Whatsoever ye shall ask in faith, believing, ye shall receive’, of ook: ‘Daniël was taken out of the den, and no manner of hurt was found upon him, because he believed in his God’. Van zijne liefde tot den Bijbel wordt zelfs bericht, dat zij de groote beweegreden was, die hem naar Engeland deed reizen, ‘where he might have the help of certain brethren who had become migthy in the Scriptures’. Hij had er reeds vroeger, | |
[pagina 115]
| |
met zijn gezin (want hij was sedert Augustus 1862 gehuwd met Emma C. Revell) om gezondheidsredenen een kort bezoek gebracht, waaruit blijkt, dat het hem aan het noodige van de aardsche goederen niet ontbrak. Maar op iemands vraag: waarom hij den Oceaan andermaal overstak, was thans zijn antwoord: ‘I am going to England to study the Bible’. Of nooit de gedachte bij hem opgekomen is, wat dan al die amerikaansche kristenen moesten aanvangen, die geen fortuin genoeg bezaten om in Engeland Gods Woord te leeren begrijpen? Het is toch ook een zonderlinge openbaring, die een mensch in Amerika niet eerder voldoend licht geeft, eer hij een dure reis naar de oude wereld heeft gemaakt. Men heeft ons niet gezegd, waarin de studie van den Bijbel voor Moody bestond, noch welke de bijzondere voordeelen waren, die juist Engeland daarvoor opleverde. Maar wij kunnen het ons wel eenigszins voorstellen. Onder de illusiën van de richting, die ook Moody vertegenwoordigt, behoort ook het geloof, dat het mogelijk is, den Bijbel in waarheid te leeren verstaan, zoolang men daarin hoofdzakelijk bewijsplaatsen zoekt voor die eigenaardige theologie, die hare aanhangers gemeenlijk het eenvoudige of ook het zuivere Evangelie noemen. | |
III.Uit de nieuwsbladen is het reeds bekend, dat Moody in Engeland niet alleen heeft gearbeid. Zijn biograaf brengt van nu aan (bl. 226) ook Ira David Sankey ten tooneele, geboren te Edinburgh in Pennsylvanië, in het jaar 1840, uit een familie die van vaderszijde engelsch, van moederszijde iersch was. Zijne beide ouders behoorden tot de episkopale Methodisten, en waren welgesteld. Ira genoot een beschaafde en puriteinsche opvoeding, Hij toonde reeds vroeg dien muziekalen aanleg te bezitten, die in het Vereenigd Koningrijk zoovele harten voor hem gewonnen heeft: ‘His abilities as a Christian singer made his services in great request throughout all that region of country (Chicago). Mr. Sankey's singing was a part of his religion. His talent in this direction was a special gift from God, and as such he cultivated it almost exclusively in the lines of sacred music. | |
[pagina 116]
| |
For years he felt deeply impressed that there was a power in song which the Church had failed to appreciate, or even to understand. It seemed to him that he had a special mission in this direction, and accordingly he entered into this department of Christian work with the same earnestness and devotion as he would have taken up the work of preaching the Gospel if he had felt himself called thereto. No singing master, or conservatory of music, ever placed a professional stamp upon him. His style was acquired in the Sundayschool, in the regular service of the House of God, in camp-meetings and conventions, and in the closet upon his knees. He was accustomed to pray over his singing as a minister prays over his sermon; and thus receiving the baptism of the Holy Ghost, he was able to go forth in the name of the Lord, singing psalms and hymns and spiritual songs, making melody in his heart unto God, and thereby thousands of others to understand and join in, the service of praise as they never had done before. From first to last he was never a professional musician.’ Sankey was reeds gehuwd en gevestigd, toen Moody hem trachtte te bewegen, neen bijna in den naam van God gelastte, om hem zijne medewerking te verleenen. Den 7den Juli 1873 verlieten zij beiden, Moody in gezelschap van zijn gezin, New York, om tien dagen. later in Liverpool aan te komen. Zij kwamen als zendelingen. Moody gaf als doel op van zijn engelsche reis: ‘to win ten thousand souls to Christ.’ Twee van zijne oude vrienden, die hem uitgenoodigd hadden, een predikant in Londen en een wesleyaansche koopman te Newcastle-upon-Tyne, waren juist gestorven; een derde uitnoodiging had hij ontvangen van Mr. George Bennett te York. Naar die stad trokken zij nu het eerst; reeds den volgenden Zondag traden zij op. Zij bleven er een maand en ‘250 persons professed to find Christ.’ Op het laatst werden dagelijks meetings gehouden. Het eerste uur was gewijd aan biecht en gebed; het tweede aan lofzangen; het derde aan mededeelingen omtrent vervulling van Gods beloften, getrokken uit eigen ervaring, promise meetings genoemd; het vierde aan geloofsbelijdenissen van jongbekeerden; het vijfde aan bijbellezing; het zesde aan de viering van het avondmaal. Het blijkt niet duidelijk of deze uren op een en denzelfden dag dan wel op verschillende dagen waren gesteld. Toch schijnt in York en in Sunderland, dat zij na York bezochten, de indruk niet bijzonder groot te zijn geweest. Eerst in Newcastle-upon-Tyne | |
[pagina 117]
| |
maakten de zendelingen sensatie. En van daar ging het steeds, crescendo, in Schotland, in Ierland, in Londen. Bij de vele bekeeringsverhalen, die ons worden meegedeeld, behoeven wij niet stil te staan. Het genre is bekend, en elk verhaal van dien aard gelijkt op het andere als twee druppels water op elkander gelijken. Maar niet onbelangrijk is het, de soort van prediking te leeren kennen, die zoovele duizenden menschen heeft geboeid. Den algemeenen inhoud kan men wel gissen: het thema is altijd hetzelfde: wanneer ik geloof, dat God zijn Zoon gegeven en die Zoon zijn bloed voor mij gestort heeft, ben ik zeker, onmiddellijk na mijn dood in een plaats van eindelooze gelukzaligheid te zullen komen. Ziedaar de eenige stelling van welker waarheid de spreker zijne toehoorders overtuigen wil. Dit moet men wel in het oog houden, en dus enkel vragen: hoe hij het aanlegt om dit zijn doel te bereiken. Hij is daartoe redenaar in den waren zin des woords; dat is: hij richt zich zoo goed als uitsluitend tot de verbeelding. Argumenten gebruikt hij zoo weinig, dat hijzelf ergens zegt, niets zoo gevaarlijk te vinden als een argument. Hetgeen ons hier dus belangstelling inboezemt, is te weten of de tafereelen, die hij voor de verbeelding zijner toehoorders toovert, door de eene of andere eigenschap uitmunten, waardoor zulk een succes verklaard wordt. De vraag moet bevestigend worden beantwoord. Veel in Moody's preken is gewoon, traditioneel, vervelend, maar op het afgezaagde valt hier en daar een licht dat, in verband met de bekende theologische of mythologische voorstellingen van het britsche volk, voor de groote menigte in het Vereenigd Koningrijk veel aantrekking moet hebben gehad. Leest men deze preeken, dan blijft slechts een zielkundig raadsel over: hoe kan een mensch, al is zijn gezichtseinder nog zoo beperkt, de verveling doorstaan van dag en dag, en jaar in jaar uit, zoo eentonig te zijn en niets anders te doen dan tegenover al de zedelijke ellende der wereld dat vage ‘come to Christ’ te herhalen? Maar wie zal wagen, over het algemeen in de wereld, op welk gebied het zijn moge, de onmiskenbare behoefte der menschen aan eentonigheid, aan reproduktie van het reeds bekende te peilen! Ziehier dan eenige proeven. De eerste is ontleend aan eene rede over Lukas XIV: 18: ‘en zij begonnen zich allen te verontschuldigen.’ Uit alles blijkt, ook dit moet in het oog gehouden worden, dat de redenaar zich niet tot een uitgelezen | |
[pagina 118]
| |
gehoor, maar tot een publiek van ettelijke duizenden richt. Nadat hij nu de bruiloft, waarvan in zijn tekst sprake is, met ‘de bruiloft van het Lam’ vereenzelvigd en de verschillende verontshuldigingen nagegaan heeft, die, uit andere preeken ons reeds bekend, hier slechts in pikanter en populairer vorm dan gewoonlijk het geval is, worden meegedeeld, is dit zijne peroratie, die men zich slechts met een indrukwekkende stem voor veertien tot vijftienduizend menschen voorgedragen behoeft te denken: ‘I wish I had time to call your attention to, who will be at the marriage supper of the Lamb. Lift your eyes heavenward to night, mothers; you have loved children that have gone on before you; they will be at the marriage supper of the Lamb; will you be missing? Fathers and mothers who have loved ones that have gone on before you! if you could hear them, they are shouting from the battlements of heaven: “come this way.” Young man, you have a sainted mother there, - a loved father there: they are beckoning you heavenward to night. They have been gathering from the time the holy Abel went up: for six thousand years, gathering out of the four corners of the earth. The purest and best of earth, are there, they are in heaven; and God wants you and me to be there. Blessed is he that shall be at the marriage supper of the Lamb. Meer goeden smaak verraadt het volgende, genomen uit een preek over den welbekenden tekst: ‘Adam, waar zijt gij?’ | |
[pagina 119]
| |
Ook hier is de gedachte ver van nieuw, maar de inkleeding wel er op berekend om aandoeningen te wekken: ‘This last year has been a solemn feeling stealing over me. I am what they call in the middle of life, in the prime of life. I look upon life as a man who has reached the top of a hill, and just begins to go down the other side. I am speaking to many now who are also on the top of the hill, and I ask you, if you are not Christians, just to pause a few minutes, and ask yourselves where you are. Let us look back on the hill that we have been climbing. What do you see? Yonder is the cradle. It is not far away. How short life is! It all seems but as yesterday. Look along up the hill, and yonder is a tombstone, it marks the resting place of a loved mother. When that mother died, did you not promise God that you would serve Him? Did you not say that your mother's God should become your God? And did you not take her hand in the stillness of the dying hour, and say: “Yes, mother, I will meet you in Heaven.” And have you kept that promise? Are you trying to keep it? Ten years have rolled away: fifteen years; but are you any nearer God? Did the promise work any improvement in you? No, your heart is getting harder; the night is getting darker; by and by death will be throwing its shadows round you. My friend, where art thou? Look again. A little further up there is another tombstone. It marks the resting-place of a little child. It may have been a little lovely girl - perhaps her name was Mary; or it may have been a boy-Charley; and when that child was taken from you: did you not promise God, and did you not promise the child, that you would meet it in Heaven? Is the promise kept? Wie kanselwelsprekendheid als een letterkundig genre erkent, zal aan de volgende proeve daarvan zijne bewondering niet kunnen. onthouden: ‘I want to tell you why I like the gospel. It is because it has been the very best news I have ever heard. That is | |
[pagina 120]
| |
just why I like to preach it, because it has done me so much good. No man can ever tell what it has done for him, but I think we can tell what it has undone. It has taken out of my path four of the bitterest enemies I ever had. | |
[pagina 121]
| |
everlasting rest.... I can imagine when they laid our Lord in Joseph's tomb one might have seen death sitting over that sepulcre, saying: ““I have Him; He is my victim. He said He was the resurrection and the life. Now I hold him in my cold embrace. They thought He was never going to die, but see Him now. He has had to pay tribute to me.”” Never! The glorious morning comes, the son of man bursts asunder the bands of death and rises, a Conqueror, from the grave. ““Because I live, He shouts, ye shall live also.”” | |
IV.Overzien wij het geheel van Moody's overtuigingen en werkzaarnheid, waarvan wij het karakter ook in Sankey's liederen wedervinden, dan schijnt mij dit tweeledige vast te staan: 1o. dat hij met bewonderenswaardige kordaatheid het eigenaardige der kristelijke levensbeschouwing vertegenwoordigt; 2o. dat de wijze, waarop hij dit doet, bij uitnemendheid geschikt is om hen, welke deze beschouwing met tot de hunne kunnen maken, tot helderheid te brengen omtrent de ware reden hunner weigering. Een bekend engelsch spreekwoord zegt: Prevention is better than cure. De tegenstelling tusschen de kristelijke levensbeschouwing en die welke uitsluitend op de ervaring steunt, laat zich naar aanleiding van dat spreekwoord zeer duidelijk maken. Volgens Moody en zijne geestverwanten is alles ‘cure’; volgens hen, die niet met hem medegaan, alles ‘prevention.’ Volgens Moody, ‘therapie;’ volgens ons ‘hygiëne.’ Hij acht de wereld bedorven, maar uit dat bederf kan zij gered worden; wij zien in de wereld een werkplaats, waaruit langzamerhand, door zorg, door het in acht nemen der ware methode, eenig goed te voorschijn moet komen. Voor Moody zijn alle bloemen verwelkt, ja vertreden, maar een wonder zal ze op haren stengel weder bevestigen. Wij kweeken bloemen, maar zoo er een afvalt, hebben wij weinig hoop. Geluk is voor hem een manna, door een toovermacht bereid; voor ons een bete broods, in het zweet des aanschijns verworven.
Utrecht. A. Pierson. |
|