stand van de middelpunten der drie hemellichamen uit te denken, waarin zij niet in één plat vlak liggen.’
Het is duidelijk, dat er in plaats van ‘met de zon en de aarde in één vlak’, moet staan:
‘in het vlak, waarin de aardbaan ligt.’
Een andere eigenschap van Baudet's recensie is minder nieuw. Zij bestaat in het onvolledig citeeren. Zoo b.v. citeert hij:
‘Bij deze reizen heeft men nooit uitstekende kanten of spitsen aangetroffen. Wel vindt men hier en daar hooge bergen, enz’ en maakt dan de opmerking:
‘Geen uitstekende kanten of spitsen, maar toch wel hooge bergen. Hoe is dat te rijmen?
Al die verbazing zou den heer B. en den lezers van de Gids bespaard zijn, als hij in plaats van ‘enz.’ te zetten en de handen in elkaar te slaan, den zin uitgelezen had. Want er staat:
‘Wel vindt men hier en daar hooge bergen, maar de hoogte daarvan is altijd onaanzienlijk in vergelijking van het oppervlak dat zij beslaan.’
Bij sommige gelegenheden maakt zich de heer B. het recenseeren nog gemakkelijker.
Dan verzint hij eenvoudig de een of andere dwaasheid en doet het voorkomen alsof die in mijn leerboek stond.
Zoo vermeldt hij dat ik een meridiaancirkel met behulp van magneten wil stellen, terwijl iedereen lezen kan dat ik daarvoor een geheel andere methode aanbeveel.
Zoo citeert hij:
‘Een parabool is een lijn, die in plaats van in zich zelve weder te keeren twee takken heeft, die tot in het oneindige verloopen.’
en zegt dan:
‘Daaruit volgt natuurlijk, dat een parabool door één gegeven bepaald wordt (blz. 81):
C'est clair comme du chocolat!’
Intusschen volgt die eigenschap in mijn boekje niet uit de zoogenaamde ‘definitie,’ maar die eigenschap wordt later eenvoudig vermeld.
Zeer karakteristiek is ook een citaat uit ‘Kaiser's Sterrenhemel’, welk citaat moet bewijzen hoe dom het van mij was, de schijngestalten van Mars te ontkennen. Ieder, die genoemde plaats in Kaiser's boek opslaat, maar verder leest dan B. aan-