De Gids. Jaargang 38
(1874)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 441]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het volksonderwijs op Ceylon.(Vervolg en slot van blz. 317.)Omtrent de vakken waarin en de hoogte tot welke onderwijs wordt gegeven, kan weinig bestemds worden medegedeeld. Eenheid van onderwijs bestaat er op Ceylon nog niet. Waar men zich moet behelpen met lieden van allerlei slag en zeer verschillenden graad van geschikt- en bekwaamheid, van kunde of onkunde, kortom met ieder die zich als schoolmeester aanbiedt, kan bezwaarlijk een standaard van onderwijs voor de verschillende schoolcategoriën vastgesteld worden. Op de eene school wordt in dit, op de andere weder in dat vak onderwezen; hier bepaalt men zich daarbij tot de allereerste beginselen, ginds klimt men veel hooger op, en grootendeels regelt zich dit naar de kundigheden der leeraars. Dit geldt althans van de hoogere, de Engelsche scholen. Op de lagere, bepaaldelijk de inlandsche scholen, waar, uit den aard der zaak, het onderwijs zeer beperkt is, laat zich op dit laatste lichter een peil trekken. Ter tegemoetkoming hierin heeft de heer Sendall mij in het bezit gesteld van een onder de bijlagen voorkomende time-table, welke de lessen, op inlandsche scholen gegeven, ten naastenbij aangeeft. Tot hoever men met het onderricht in elk onderwerp gaat, kan voorts tot zekere hoogte opgemaakt worden uit de voor gesubsidiëerde scholen vastgestelde examens. Uit een en ander blijkt, dat op de inlandsche scholen van Maandag tot en met Vrijdag (Zaterdag, vergis ik me niet, is de wekelijksche feestdag der Boedhisten), en wel van 8 ure 's voormiddags tot 1.30 's namiddags les wordt gegeven in lezen, schrijven (in de laagste klassen het schrijven van letters en cijfers op lei of ola's, in de hoogste het nauwkeurig op- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 442]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrijven van 't geen gedicteerd wordt), rekenen (vooral het vaardig herleiden van munten, maten en gewichten), de beginselen der algemeene aardrijkskunde en de geographie van Ceylon, zoomede de geschiedenis van dit land. Op de gemengde scholen onderscheidt het onderwijs zich in den regel slechts daarin van dat der inlandsche scholen, dat ook het Engelsch lezen en schrijven geleerd wordt. Ten einde ons voorts van het onderwijs op de Engelsche scholen althans eenig denkbeeld te vormen, staat er geen andere weg voor ons open, dan de verslagen der Local Examinations en andere openbare examens, welke later zullen ter sprake gebracht worden, te raadplegen. Andere gegevens zijn er, voor zoover ik weet, niet. En uit de lessen op eenige weinige scholen die ik zelf heb kunnen bezoeken, tot het onderwijs op allen te willen besluiten, zoude, zooals uit het voorgaande volgt, eene ongerijmdheid zijn. Vooraf zij opgemerkt, dat de Engelsche, of zoodanige scholen waar de Engelsche taal uitsluitend het medium van onderwijs is, zich splitsen in gewone en hoogere scholen. De laatste, centraalscholen genaamd, dagteekenen van 1841 en 1842 en zijn in het leven geroepen door de weleer aan het hoofd der scholen staande commissie, welke het onderwijs, tot dusverre gegeven, niet practisch genoeg achtte. Met hare oprichting werd dan ook bepaaldelijk opleiding voor een practisch beroep, voor handel, nijverheid of landbouw beoogd. Het tot dat einde vastgesteld schoolprogram luidde als volgt:
Gebrek aan deskundige leeraars maakte echter - gelijk te voorzien was - de opvolging van dit schema ondoenlijk. Meergenoemde enquête van 1865 bracht aan het licht, dat toegepaste meetkunde nagenoeg geheel, boekhouden en verwante vakken geheel op de centraalschool werden verwaarloosd. In de plaats daarvan werd 't Latijn (!) onderwezen. De leiders der bedoelde enquête waren van oordeel, dat de inlander met eene grondige kennis van het Engelsch konde volstaan, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 443]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat deze taal in zekeren zin voor hèm behoorde te zijn, wat het Latijn voor den Engelschman is. Met klem drongen zij dus de handhaving van 't oorspronkelijk schoolprogram aan. Zooveel doenlijk (straks zal men zien in hoeverre) tracht men thans aan dien wensch te voldoen. - Er bestaan drie centraalscholen, eene te Point de Galle, eene te Kandy en de derde te Colombo; op de laatste plaats is zij onder den naam van Lowerschool aan de Academy verbonden. Strikt genomen behoort ook de Colombo Academy tot de Engelsche scholen; men doceert er althans uitsluitend door middel van 't Engelsch. In 1835 opgericht, stond zij aanvankelijk geheel op zich zelve en verschafte zij aan jongelieden uit den vermogenden stand eene nagenoeg met die op Engelsche colleges gelijkstaande opleiding. Zij bestond toen, gelijk ook thans weder, uit twee verschillende afdeelingen, namelijk eene lagere en eene hoogere school (Lower- and Upperschool). Het onderwijs, in de eerste gegeven, was slechts daarin van dat eener centraalschool verschillend, dat het tevens eene voorbereiding voor de hoogere of Latijnsche school was. De cursus, in beide klassen te zamen, vormde een in zich zelf afgerond geheel, bij welks afbakening men geen opleiding tot eene hoogere academische instelling in 't buitenland, maar uitsluitend voorziening in de uit practisch oogpunt dringendste behoeften der inheemsche bevolking en in 't algemeen der kolonie op het oog had gehad. In 1859 kwam daarin verandering. Op aansporing der hoogeschool te Calcutta werd in dat jaar de cursus in zooverre gewijzigd, dat hij eene voorbereiding tot het toelatingsexamen aan die universiteit werd. Men ging op Ceylon uit eigen beweging nog verder, en voegde in hetzelfde jaar eene hoogere klasse aan de Academy toe, onder den naam van Queen's College, waar gelegenheid werd gegeven om zich voor het examen van Bachelor of Arts te bekwamen, en dezelfde cursus gevolgd werd als op de universiteit van Calcutta, en in latere jaren, zooals uit een verslag van den directeur der Academy, dd. 29 November 1869, blijkt, als op de hoogeschool van Madras. Queen's College en zelfs de Upperschool werden echter van den aanvang af zeer slecht bezocht. Zelfs de vermogende inlanders achten in den regel de opleiding hunner zonen voltooid, wanneer dezen alle klassen eener centraalschool of, op de Colombo-Academy, der Lowerschool hebben doorloopen. De weinigen die het nut van hooger vorming en onderwijs | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 444]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
inzien, zenden hunne zonen op zeer prillen leeftijd of na volbrachten cursus aan de Upperschool der Academy te Colombo, naar Engeland, welks hoogescholen ook in de schatting der inlanders hooger staan dan die van het vasteland van Britsch-Indië. De verslagen der Academy maken slechts van enkele personen gewag, die, bij uitzondering, hunne studiën aan een der Indische hoogescholen voortgezet hebben. Van de Upperschool werd dus weinig, en van Queen's College nagenoeg in 't geheel geen gebruik gemaakt. Het was dan ook het eenparig gevoelen van het sub-comité uit den Wetgevenden Raad, met het instellen van meergenoemde enquête belast, dat aan het bestaan van Queen's College, en voorts aan de affiliatie der Colombo Academy met de universiteit te Calcutta onverwijld een einde diende gemaakt. Met behoud der afdeelingen Lower and Upperschool, zoude de Academy zich voortaan in hoofdzaak moeten bepalen tot het geven eener deugdelijke, practische opleiding, en ten behoeve der weinigen, die het hooger onderwijs wilden volgen, zoude de cursus in dier voege ingericht moeten zijn, dat de leerling tevens voorbereid werd voor het toelatings-examen aan eene Engelsche, niet aan eene Indische hoogeschool. De vereischten toch om op de hoogeschool te Calcutta toegelaten te worden, werkten - zooals de ervaring geleerd had - nadeelig terug op den cursus aan de Academy te Colombo. Eindeljjk stelde het sub-comité voor, door de instelling van beurzen den ijver der gymnasiasten te prikkelen. Aldus werd door de Regeering besloten. De Colombo Academy werd losgemaakt van de universiteit te Calcutta, en Queen's College afgeschaft. Voorts werd op het einde van 1869 eerstgenoemde instelling op een anderen voet gebracht. In hoofdzaak is de tegenwoordige regeling dezeGa naar voetnoot1. De Academy bestaat uit twee afdeelingen. De laagste (Lower Division) is gesplitst in vijf klassen, en de cursus van elk dezer is éénjarig. Het doel dezer afdeeling is van tweeërlei aard. Vooreerst en hoofdzakelijk, een degelijke, practische opleiding voor handel en nijverheid te verschaffen. Daarnevens moet zij voorbereidende school zijn voor de hoogere afdeeling. Deze bestaat uit drie klassen, elk met éénjarigen cursus; zoodat een knaap die op zijn elfde jaar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 445]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor het eerst op de banken der Academy plaats neemt (om er toegelaten te worden, moet men het tiende levensjaar vervuld, en het twaalfde nog niet bereikt hebben), op zijn negentiende of twintigste jaar als undergraduate aan eene Engelsche hoogeschool kan ingeschreven worden. Ten slotte is men ter algeheele voldoening aan het verlangen van voornoemd sub-comité tot de instelling van ettelijke beurzen en prijzen overgegaan. Namelijk twee beurzen van £ 10 elk, en voor den tijd van vier jaren, waarvan er, bij den overgang van de Lower tot de Upper Division, één toegekend wordt aan hem, die het verst van zijne medeleerlingen in de zoogenaamde klassieke vakken, en de ander aan dengeen, die het verst in de mathesis blijkt gevorderd te zijn. Voorts wordt de sinds lang bestaande Turnour-prize, die ter gedachtenis van den verdienstelijken ambtenaar bij het binnenlandsch bestuur, Turnour, den ontdekker en eersten vertolker der oude kronieken van Ceylon, ingesteld is, jaarlijks aan dien leerling van de hoogste klasse der Academy gegeven, die het meest in klassiek gedeelte van het onderwijs (Engelsch, Latijn, geschiedenis en zedekunde) uitblinkt. En eindelijk wordt jaarlijks, ter bekostiging van het verblijf aan een Engelsche hoogeschool, eene beurs van £ 50 toegekend aan den uitstekendste onder allen. Welke grieven er tegen de Colombo AcademyGa naar voetnoot1 ingebracht zijn en steeds te berde gebracht worden, Ceylon heeft aan die instelling zeer veel te danken; o.a. hebben er een groot aantal inlandsche hoofden eene deugdelijke opleiding genoten. In het aantal harer leerlingen moge zij in den regel de centraalscholen niet overtreffenGa naar voetnoot2, ten aanzien van de uitgebreidheid der vakken waarin, en de wijze waarop het onderwijs wordt gegeven, staat zij echter veel hooger dan eenige school waarop de kolonie mag bogen. Pogen we thans door middel van de verslagen der Local Examinations en der eerst sinds 1869 aan de Colombo Academy | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 446]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verbonden examens voor de mathematical en Turnour-prijzen, het onderwijs op de Engelsche scholen ten naastenbij te bepalen. Uit deze stukken blijkt dat er behalve in lezen en schrijven (in 't Engelsch), zoomede de beginselen der rekenkunst, onderwijs wordt gegeven in de hieronder genoemde vakken, en dat, althans op de centraalschool, de grenzen van dit onderwijs feitelijk de volgende zijn (op de meeste Engelsche scholen blijft men beneden dit peil):
Eindelijk, landmeten en teekenen. Van natuur- en scheikunde wordt in die verslagen in 't geheel niet gerept, wèl een bewijs, dat het onderwijs in die vakken, zelfs op de hoogere scholen, tot dusverre tot de vrome wenschen behoort. In het Engelsch brengt men op verscheiden scholen de jongens zoo ver, dat zij een redelijk opstel in die taal kunnen schrijven, en een niet te duistere passage in Milton of Shakespeare op het eerste gezicht ten naastenbij kunnen verstaan. Ziedaar het voornaamste wat zich uit de verslagen van in de kolonie gehouden examens over dit onderwerp laat samenvatten. Hoe weinig het zij, het is toch tot het trekken van den cirkel voldoende, waarbinnen het onderwijs op alle Engelsche scholen, met uitzondering der Colombo Academy, valt. Nog één punt blijft ons onder deze rubriek (onderwijs) ter behandeling over, te weten het schoolgeld. De ervaring heeft op Ceylon geleerd, dat men in de bepaling daarvan zeer voorzichtig moet zijn. Eenmaal vastgesteld, moet het vooral niet lichtvaardig worden veranderd. Aanvankelijk werd, onder het Engelsch bestuur, een zeer gering schoolgeld geheven. Men bevond zich daar wèl bij. Het vroeger vermeld comité, dat in 1849 onder voorzitterschap van Sir Emerson Tennent, ook de tegenwoordige classificatie der scholen ingevoerd heeft, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 447]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dreef echter door, dat de scholen zich zelven zooveel mogelijk zouden bekostigen. Het schoolgeld werd dus verhoogd. Dit had ten gevolge, dat aanstonds het aantal schoolgaande kinderen met 42 pCt. afnam. En ofschoon korten tijd later het schoolgeld weder verlaagd werd, bedroeg dit aantal in 1852 nog 22 pCt. minder dan in 1846-1847Ga naar voetnoot1. Of het wenschelijk is het onderwijs, althans op de inlandsche scholen, om niet te verstrekken, daaromtrent zijn de gevoelens verdeeld. De heer Sendall, die meer dan vijftien jaren bij het onderwijs op Ceylon werkzaam geweest is, staat kosteloos onderwijs voor. Naar zijne gissing gaan er veertig op de honderd kinderen niet school, alleen en uitsluitend wegens het schoolgeld, hoewel dit op de inlandsche scholen niet meer bedraagt dan één stuiver 's maands. Volgens hem, zoude ook daarom het schoolgeld moeten afgeschaft worden, wijl het belet het onderwijs te eeniger tijd verplichtend te maken. Anderen zijn weder van meening, dat de voordeelen, die met de heffing van schoolgeld gepaard gaan, grooter zijn dan de nadeelenGa naar voetnoot2. Hoe het zij, op Ceylon wordt tot nog toe op alle scholen betaling gevorderd. Te weten, maandelijks, op alle inlandsche scholen, één penny of stuiver; op gemengde scholen voor jongens negen stuivers, voor meisjes zes stuivers; op hoogere scholen voor meisjes (Temale Superior Schools) 1 s. 6 d. of achttien stuivers; op lagere Engelsche scholen voor jongens (Second grade English schools) voor de eerste klasse 2 shilling, en voor de overige klassen 1 s. 6 d; op hoogere Engelsche scholen voor jongens (First grade English schools) voor de eerste klasse 2 s. 6 d. en voor de andere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 448]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
klassen 1 s. 9 d., en eindelijk op de Colombo Academy voor de hoogste klasse (Sixth form) 20 s, voor de twee daaropvolgende klassen (upper and under Remove) 15 s., voor de vijfde en de vierde klasse 10 s. en voor de drie laagste klassen 5 shillingGa naar voetnoot1. Het totaal van het in 1870 geïnde schoolgeld bedroeg £ 2548, of bijkans een achtste van de gezamenlijke kosten van het onderwijs in dat jaar. Onderwezenen. Ten einde van dezen alvast een algemeen denkbeeld te krijgen, zij allereerst een bezoek aan de Centraalschool te Galle gebracht. Hier toch vindt men grooter verscheidenheid dan op eenige andere school in de rassen en nationaliteiten waartoe de knapen behooren, in den leeftijd dien zij bereikt, en in de mate van kennis die zij hebben verkregen. Laat ons echter bij dit bezoek onze aandacht niet uitsluitend tot de schooljeugd bepalen, doch over de gansche school eens het oog laten gaan; na eene inlandsche school (die van Madihi) in oogenschouw te hebben genomen, is het wellicht niet zonder belang met haren tegenhanger, een Engelsche school, van meer dan één zijde kennis te maken. In een der stegen van Galle treden we binnen een eenvoudig, denkelijk oud-Hollandsch huis, met vier ruime, op de hoogte der straat gelegen vertrekken. Het is nog vroeg in den ochtend. De kerstvacantie is gisteren geëindigd en heden, de eerste dag op welken weder een aanvang met de lessen gemaakt wordt, zullen de jongens examen afleggen, ter bepaling wie onder hen in eene hoogere klasse zullen geplaatst worden. De gelegenheid om met de schooljeugd kennis te maken is dus uitnemend. Door den stroom der jongens naar de achterkamer medegevoerd, valt ons hier de schoolmonarch 't eerst in het oog. 't Is onmiskenbaar een Hollander, of, juister, iemand van Hollandsche afkomst, in zeer verwijderden graad - de hoofdonderwijzer, die ginds tegenover den ingang op eene soort van tribune plaats heeft genomen. Door vergelijkenderwijs veel lichter gelaatskleur onderscheidt hij, en in 't algemeen zijns gelijken, zich kennelijk en gunstig (men bedenke dat in de keerkringen het teint nagenoeg de waarde eener moreele eigenschap heeft) van den Portugeeschen afstammeling, maar tevens door grooter netheid in kleeding en vooral | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 449]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door iets stemmigs, deftigs en plechtigs in houding, gebaren en uitdrukking. Zij, de Hollandsche ‘burghers’, worden dan ook door den Engelschman voor meer respectable gehouden, en wat henzelven betreft, zij zien met minachting neder op het Lusitaansche gebroed en zullen er zich in geen geval mede mengen. Op het gebied van het onderwijs echter reiken de Portugeesche en Hollandsche afstammelingen elkander de hand; beiden maken op de meeste hoogere scholen den onderwijzersstand uit. Engelsche leeraars vindt men bijkans uitsluitend op de Colombo Academy. - Om den lezer volledig in kennis te brengen met den hoofdonderwijzer der centraal-school te Galle, zij ten slotte vermeld, dat hij niet gelijk velen zijner ambtsbroeders op Ceylon den in het Vaderland welbekenden familienaam van Leembruggen of Tiedeman draagt, maar dien van J.E. Anthonisz Esq. Daar hij de eenige Euro-Aziatische schoolmeester is, aan wien het gouvernement den titel van Esquire toekent, zal hij wel een sieraad zijn van zijn stand. De paedagoog geeft ons een minzamen wenk om ons naast hem op zijne verhevenheid neder te zetten, en terwijl hij elders ietwat schroomvallig, links en gedrukt schijnt, overziet J. Anthonisz hier kalm en gebiedend zijn drommen. Inderdaad zijn dezen een opmerkzamen blik overwaard. Jongens van zeer verschillende rassen en allerlei leeftijd, van zes jaren af tot zestien en meer jaren toe, zitten in bonte rijen bijeen. Hier nog minder dan elders schijnt de leeftijd een maatstaf van kennis te zijn, in zooverre dit laatste door de plaatsing en rangschikking der jongens aangeduid wordt. Sin̥halesche knapen, zoo licht herkenbaar aan hun helderwit buisje en sarong, en die te nauwernood zeven of acht jaren oud zullen zijn, ziet men toch op dezelfde banken geplaatst, als b.v. nagenoeg reeds volwassene (in 't algemeen wel als slimmer en sluwer, doch als minder leerzaam te boek staande) Mooren. Van het hooge en eigenaardige hoofddeksel der laatsten en hun bonte kleedij, - een blauw buis over een veelkleurigen sarong - dwaalt het oog naar de stompzinnig-weemoedige tronie van het ‘burgher’-kind af, welks schrale ledematen, hier gelijk elders, in zeer nauwsluitende, gansch en al witte kleedingstukken beklemd zijn. Wit is, gelijk in 't algemeen op de zuidkust van Ceylon, de kleur die op school in de kleederdracht de overhand heeft; de enkele purperen of blauwzijden kleedjes, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 450]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
welke hier en ginds uitkomen, doen dit nog meer in het oog vallen. - Sommige knapen laten het lange krullende haar vrijelijk golven; anderen, als moesten ze naar een kinderbal gaan, hebben het opgemaakt met fraaie schildpadden kammen. Valt bij wijlen een zonnestraal door de geopende tuindeur, dan gelijkt de school op een bloemperk. Het examen vangt aan. Het werk, dat in de vacantiedagen gemaakt is, wordt in de eerste plaats nagezien, Het blijkt een opstel in 't Engelsch over Joseph te zijn. Tot het schrijven daarvan hebben de knapen blijkbaar een vlijtig gebruik van den Bijbel gemaakt - te vlijtig wellicht, want, zooals de hoofdonderwijzer zelf meesmuilend toestemt, schier overal meent men den Bijbeltekst zelven te lezen. Van een poging om op eigen trant het gelezene weder te geven, vindt men geen spoor. Boeiend is de lectuur van die stukjes dus niet. Gelukkig doet zich eene afleiding voor. Een Sin̥haleesje komt het schoolvertrek binnen, gaat bedremmeld op den schoolmeester af en zegt dezen, gehaast en verlegen, dat hij heden vrijgesteld wenscht te zijn van het schoolgaan wegens ongesteldheid of ziekte. Uit vrees dat men hem ouder gewoonte niet zou gelooven, indien hij schriftelijk die reden vermeldde, kwam hij ditmaal in persoon er kennis van geven, Bij dit verhaal komt het gelaat van den schoolmeester geen oogenblik uit de plooi. Hij heeft blijkbaar geen zin voor de naiveteit van den knaap, en verwijst hem met het gelaat van een Brutus naar zijne plaats. Ietwat gedrukt door de majesteit van den leeraar, sluipen we naar een ander vertrek. Een doelmatige inrichting valt ons hier in het oog. Niet in rijen, vóór en achter elkander, zitten de jongens; er is slechts één enkele rij zitplaatsen, eenvoudige banken zonder lessenaar, welke in den vorm van een hoefijzer bij elkander geplaatst zijn. De jongens zijn dus voortdurend, van het hoofd tot de voeten, voor elkander en den schoolmeester zichtbaar. Slechts bij het schrijven wordt gebruik gemaakt van een lessenaar. Het is waar, dat die inrichting veel ruimte vereischt. Het examen in deze afdeeling loopt over de Engelsche spraakleer. De inlandsche meester spreekt echter zoo zacht, dat we met de hand achter het oor vlak naast hem gaan staan, met het ongelukkig gevolg, dat hij weldra niets meer laat hooren. Is het verlegenheid of besef zijner onkunde? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 451]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We weten het niet, doch de gedachte mag ons troosten, dat ook de inspecteurs van het onderwijs vaak het slachtoffer zijn van die eigenaardigheid der inlandsche leeraars. Het behoeft te nauwernood opmerking, dat waar de meester zoo voorgaat, de jongens hem volgen. Geen mond doen zij open. Wij gaan dus naar een ander lokaal. Een opgeschoten knaap bewijst hier vlug en vlot op het bord, dat het quadraat der hypothenuse gelijk is aan de som der overige driehoekszijden in 't vierkant. Eene kleine verandering in de figuur brengt echter den bruinen Euclides geheel van de wijs, en geen enkele onder de aanwezige jongens schijnt thans de stelling te vatten. Hebben ze echter geen inzicht in meetkunstige vraagstukken - volgens alle schoolverslagen zijn ze zwak in meetkunde beide en rekenen - zij blijken een eigenschap te bezitten, die in het practische leven wellicht evenveel waard is als de kennis van vlakken en lichamen. Fluks verdwijnen een paar hunner en keeren weldra terug, om ons met voorkomendheid een stoel en een sigaar aan te bieden. Ziedaar alles wat ons dit schoolbezoek leert. 't Is weinig, maar wellicht voldoende, om ons van het uitwendige eener centraalschool op Ceylon een denkbeeld te vormen. Men moge er overigens vrede meê hebben, daar het slechts eene inleiding is tot de hieronder volgende cijfers. Ten aanzien der schooljeugd is de eerste vraag die zich voordoet: tot welke rassen behooren de knapen die de scholen bezoeken, en in welke onderlinge verhouding staan deze rassen, wat hunne numerieke sterkte betreft, op de verschillende soorten van scholen? Voorts dient beantwoord, van welken leeftijd de schoolknapen zijn, en hoelang zij ter school gaan? De beantwoording dier vragen zal aanwijzen, welk deel der bevolking en voorts, in verband met het voorgaande, in welke mate dit deel der bevolking door het onderwijs wordt gebaat. Het eenvoudigste en nauwkeurigste antwoord op de eerste der vragen, daareven genoemd, wordt door het volgende staatje gegeven. Het moge om zijne beknoptheid verschoond worden. Op uo. December 1870 telde men op Ceylon: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 452]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit deze opgave blijkt, dat het aantal Engelsche knapen die in de kolonie ter school gaan, uiterst gering is, en dat zij, zooals zich trouwens bij voorbaat liet aannemen, schier uitsluitend de Engelsche scholen bezoeken; op de Colombo Academy vindt men de meesten, schoon op bovenstaanden datum niet meer dan vier, Verreweg de meeste Europeanen op Ceylon zenden hunne kinderen ter opvoeding naar Engeland. Voorts dat het aantal Sin̥halesche knapen bijna acht negenden bedraagt van het gezamenlijk aantal der leerlingen; dat op hen in getalsterkte volgen de afstammelingen van Europeanen en de Malabaren, en dat het zeer gering overschot voornamelijk uit Mooren en Maleiers bestaat. De laatsten stammen af van soldaten, welke destijds door de Oost-Indische Compagnie naar Ceylon gebracht zijn, en zich hier met inheemsche vrouwen gekruist hebben. Zoo vindt men aan de Zuidkust van Ceylon, te Hambangtotte bijv., verscheiden Maleische koloniën. Wat hunne beschaving betreft, worden deze afstammelingen geacht beneden de Sin̥halezen te staan, en dat zij in tegenstelling der Sin̥halezen, Malabaren en Mooren, aan de Engelsche en half-Engelsche scholen boven de inlandsche de voorkeur schijnen te geven, vindt daarin zijne verklaring, dat zij, geen landbouwers zijnde, schier uitsluitend op hoofdplaatsen wonen. Wat den leeftijd der jongens en den korteren of langeren duur van hun verblijf op de scholen betreft, bepaal ik mij tot eenige weinige opgaven. Voor bijzonderheden kan men de bijlagen raadplegen. Op de Engelsche scholen zijn (of waren althans in 1869) negentien pCt., op de gemengde scholen dertig pCt., en op de inlandsche scholen bijkans vijf pCt. van de jongens meer dan vijftien jaar oud. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 453]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor de meeste Indische kinderen is op hun vijftiende jaar de tijd om te leeren voorbij. Op de inlandsche scholen, die verreweg het meest bezocht zijn, treft men echter op elke vijf jongens, die het vijftiende levensjaar reeds vervuld hebben, meer dan acht en zeventig knapen aan tusschen het achtste en het vijftiende jaar, dus op een leeftijd, die ter erlanging van onderwijs 't geschiktst wordt geacht. Die verhouding mag dus gunstig genoemd worden. Indien men echter mag aannemen dat het eene jaar in dit opzicht niet veel verschilt van het andere, dan blijven veertig ten honderd der jongens minder dan één jaar, en slechts vijf en dertig pCt. of daaromtrent twee jaar en langer op school. En alles te zamen genomen, kan men, zonder zich aan overdreven optimisme schuldig te maken, het aantal knapen die werkelijk door het onderwijs op de gouvernementsscholen gebaat worden, niet hooger stellen dan vijftig ten honderd. Het overzicht van de hoofdelementen der school - onderwijzers, onderwijs en onderwezenen - is hiermede geëindigd. Dat ze niet van alle zijden in het licht gesteld zijn, is slechts aan gemis van gegevens te wijten. Gedrukte noch ongedrukte bescheiden kunnen ons dezen volledig verschaffen. Voor een overzicht zal trouwens, naar ik mij vlei, het medegedeelde voldoende geacht worden. Laat ons thans de middelen in oogenschouw nemen, welke tot opbeuring der scholen door de Regeering aangewend worden. Een voornaam middel tot opbeuring der scholen of tot verbetering van 't onderwijs, bestaat op Ceylon in openbare examens. Deze examens, drie in getal, zijn of waren van tweeërlei aard, in zooverre namelijk, dat bij twee hunner een prijs, en bij het derde slechts een diploma toegekend werd. De eersten waren de examens voor den Turnour en den Mathematical Prize, reeds vroeger vermeld, welke thans zijn verbonden aan de Academy te Colombo en dus niet meer publiek zijn. De eenige thans nog bestaande openbare examens, aan welke ieder behoudens zekere voorwaarden kan deelnemen, zijn de zoogenaamde Local Examinations. Van den beginne af hebben dezen uitmuntend voldaan. De ervaring heeft namelijk geleerd, dat zij onderwijzers en leerlingen tot krachtsinspanning, de scholen onderling tot wedijver aansporen. Voorts strekken de jaarlijks van deze examens openbaar gemaakte verslagen, de Regeering en allen die bij het onderwijs zijn betrokken, tot richtsnoer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 454]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zij wijzen tot zekere hoogte den toestand van het onderwijs aan, de gebreken die er aan kleven, en de middelen welke tot verbetering moeten aangewend worden. Wegens het groote nut dier examens is het dus wellicht van practisch belang, dat wij er nader kennis mede maken. De plaatselijke examens dagteekenen van 1862. In dit jaar althans hadden zij, ingevolge een besluit van 26 November 1861, voor het eerst plaats. Krachtens dit besluit, worden jaarlijks op de vier hoofdplaatsen (Colombo, Galle, Kandy en Jaffnapatam) en elders, indien dit wenschelijk mocht voorkomen, gelijktijdig openbare examens gehouden. Telken jare wordt het program dier op alle plaatsen volkomen gelijke examens door het Departement van onderwijs vastgesteld en tijdig ter kennis gebracht van 't publiek. Voorts is ten aanzien van hen, die aan het examen deel willen nemen, bepaald, dat zij het zeventiende levensjaar nog niet bereikt moeten hebben, dat zij gehouden zijn een getuigschrift van goed gedrag, zoomede een geboorteacte of, bij gebreke daarvan, een getuigschrift van gelijke strekking over te leggen, en eindelijk, dat zij tijdig 't Departement verwittigen zullen, in welk gedeelte van het program zij een examen doorstaan willen. Zij die aan het examen voldoen worden, naarmate der kennis waarvan blijken hebben geven, in vier klassen gerangschikt. De drie eerste of de hoogste dier klassen zijn zoogenaamde ‘honor-classes’. Het certificaat, 't welk den geëxamineerde uitgereikt wordt, vermeldt de vakken waarin hij examen afgelegd heeft en de klasse waarin hij geplaatst is. Wat het examen-zelve betreft, dit splitst zich in een voorafgaand en een eindexamen. Voorheen moesten dezen afzonderlijk, d.w.z. dit jaar het eene, en het volgende jaar het andere, afgelegd worden. In 1870 is hieraan een einde gemaakt, zoodat deze examens niet meer worden gescheiden. Omtrent den aard en den omvang van beiden, zal men door het hieronder volgend program van een der jongst gehouden examens voldoende ingelicht worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Voorloopig examen.Van den candidaat wordt gevorderd:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 455]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Eindexamen.Het eindexamen splitst zich in zeven gedeelten of afdeelingen. In niet minder dan twee dezer zal men ter erlanging van een diploma moeten voldoen, doch in geen geval in meer dan vier afdeelingen, welker keuze aan ieder blijft overgelaten, geëxamineerd kunnen worden. De eerste is verplichtend voor ieder. Eerste afdeeling. Engelsche taal. De candidaat zal een oorspronkelijk opstel in 't Engelsch over een hem opgeven onderwerp schrijven. Voorts zal hij ondervraagd worden over het eerste en het tweede boek van Wilson's Paradise Lost en over Trench's Study of words. Tweede en derde afdeeling. Latijn en Grieksch. (Deze vakken behoeven slechts pro memorie te worden vermeld, daar zich niemand tot nog toe voor 't examen in 't Grieksch en slechts éénmaal een enkel persoon voor dat in 't Latijn op de openbare concoursen aangemeld heeft). Vierde en vijfde afdeeling: Sin̥halesche en Tamilsche talen. Zesde afdeeling. Wiskunde in ruimeren zin. Wordt gevorderd grondige kennis van het eerste en het tweede boek van Euclides, zoomede van de beginselen van algebra en rekenkunde. Zevende afdeeling. De eerste beginselen der werktuigkunde. Het parallelogram der krachten, de leer van het zwaartepunt en de mechanische krachten. Buitendien zal men in de gelegenheid worden gesteld, om examen af te leggen in de leer van 't perspectief, en in het teekenen, zoo naar modellen als uit het hoofd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 456]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bovenstaand program verschilt slechts weinig van dat der voorgaande jaren, en, gelijk uit het voorgaande blijkt, heeft men bij de vaststelling dezer programma's uitsluitend de Engelsche scholen op 't oog, en inzonderheid de centraalscholen. Echter leveren niet de gouvernementsscholen-alléén candidaten voor de openbare examens. In de eerste drie jaren na de instelling der laatsten (1862-1864) waren het voornamelijk privaatscholen, door Tamils beheerd en waar uitsluitend inlanders onderricht gaven, die er aan deelnamen. In dit tijdperk bedroeg namelijk het gezamenlijk aantal der candidaten een honderd twee en twintig. Van dezen waren er twee en tachtig afkomstig van negen Tamil-privaatscholen, dus meer dan dubbel het aantal der leerlingen, die op gouvernementsscholen opgeleid waren De hoofdoorzaak daarvan moet daarin gezocht worden, dat destijds het voorloopig examen afzonderlijk afgelegd werd, en hiertoe zich verreweg de meeste candidaten bepaalden; voor het eindexamen meldden zich in den regel slechts enkele leerlingen der gouvernementsscholen aan. Een andere reden is hierin gelegen, dat de Regeering aanvankelijk de mededinging bij de openbare examens op allerlei wijs aanmoedigde. Zoo werd aan degenen, die het best bij deze examens voldeden, uitzicht op plaatsing in 's lands dienst gegeven, en werd zelfs, in 1863 en 1864, aan den uitstekendsten onder allen een beurs (the Junior Queen's scholarship) toegekend. Een en ander is tegenwoordig vervallen, zoodat een diploma en de aanbeveling die daarin zoowel voor eene particuliere als eene gouvernements-betrekking vervat is, het eenige uitmaakt wat den candidaat in uitzicht gesteld wordt. Het aantal mededingers is dientengevolge aanmerkelijk verminderd, en schier allen zijn tegenwoordig afkomstig van de Colombo Academy en de centraalscholen. Slechts ééne enkele gesubsidiëerde school, zooals de Jaffna Boy's Seminary, neemt nog nu en dan deel aan deze openbare examens. Terwijl dan ook in 1869, het laatste jaar waarin het voorloopig examen afzonderlijk werd afgenomen, nog vier en zestig candidaten zich aanboden, bedroeg hun aantal in het daaraanvolgende jaar niet meer dan zeventien, van welke geen enkele in de eerste klasse, doch twee in de tweede en even zoovelen in de derde klasse geplaatst werden. De nuttige strekking dezer examens, in welker jaarliiks openbaar gemaakte verslagen de antwoorden der candidaten soms woordelijk worden medegedeeld, springt van zelve in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 457]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
't oog. Tot nog toe hebben zij overigens de overal elders in Indië opgedane ervaring bevestigd, dat de Oostersche schooljeugd uitmunt door een zeer sterk geheugen en een zekere nabootsingsgave, doch traag in het denken en niet vlug van begrip is. Buitendien schijnt oorspronkelijkheid, waarin het ook zij, haar ten eenenmale vreemd. Zoo heeft de Sin̥halees veel aanleg voor het aanleeren van talen, zoomede voor het teekenen, zoolang zich dit tot copieeren bepaalt; in 't rekenen, de mathesis enz., brengt hij het echter in den regel niet ver. Tot dusverre is uitsluitend over de jongensscholen gehandeld. Al het voorafgaande, met uitzondering van het schetsje der school te Noopé, heeft slechts op dezen betrekking. Thans moge het belangrijkste worden medegedeeld omtrent het onderwijs van gouvernementswege aan meisjes gegeven. Opheffing der inheemsche bevolking tot hooger peil van beschaving moet het einddoel van het onderwijs zijn. Dit kan slechts bereikt worden door verstandelijke en zedelijke vorming der vrouw. Waar alleen voor het mannelijk deel der bevolking scholen opgericht worden, waar uitsluitend aan jongens eenig onderwijs wordt gegeven, zal men er wellicht in slagen eene klasse van schrijvers of klerken te vormen, waaraan op Ceylon gelijk in elke kolonie groote behoefte bestaat; maar het meerendeel der bevolking zal met dat onderwijs weinig gebaat zijn, men zal er hare beschaving niet veel verder door brengen. Op Ceylon wordt dit door niemand betwijfeld. Trouwens, reeds onze voorouders waren doordrongen van de gewichtige rol, welke, in Indië niet minder dan elders, de vrouw in de samenleving vervult, en achtten reeds hare medewerking onmisbaar, waar het in slechts één der elementen van de beschaving, met name den godsdienst, eene verandering of ommekeer gold. Hunne handelingen geven er blijk van. De omstandigheden, waarin zij na de vermeestering van Ceylon geplaatst waren, drongen hen om de inheemsche bevolking, voor zooverre deze Roomsch-Katholiek was, tot den hervormden eeredienst te bekeeren. Het onderwijs, gelijk we reeds zagen, was daartoe het middel. Ten einde dit doeltreffend te maken, werd niet alleen het mannelijk deel der bevolking, althans het jonger geslacht, met zachten dwang naar de scholen gedreven, maar ook meisjes en vrouwen, en dezen overtroffen in aantal, blijkens in het archief der Wolvendahl-kerk te Colombo be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 458]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarde geschriften, dikwerf verre dat der jongens op de gouvernementsscholen ter hoofdplaatsGa naar voetnoot1. Sinds lang reeds is op Ceylon het onderwijs geen middel meer om propaganda te maken, en wordt met de oprichting van scholen hoofdzakelijk bevordering der stoffelijke welvaart en verbetering van het zedelijk gehalte der bevolking beoogd. Tot het laatste bestaat aandrang te over, Om slechts één voorbeeld te noemen, ook op Ceylon heeft de ervaring geleerd, dat vooral op die plaatsen, waar het Europeesch en het inheemsch element het meest en het nauwst met elkander in aanraking komen, het zedenbederf onder de inlanders hand over hand toeneemt. Op de kustplaatsen van Ceylon, gelijk op het vasteland van Britsch-Indië, op Java en waar niet in Indië, zijn het meerendeel der inlandsche vrouwen voor een weinig geld veil, en het eenige middel, 't welk tegen die voosheid en rotheid der samenleving kan aangewend worden, is de zedelijke vorming der vrouw. Daarmede is het hoofddoel der scholen voor meisjes bepaald. De vrouw onder het oog eener bedaagde matrone van onbesproken gedrag van kindsbeen af te gewennen aan nuttige bezigheid, aan orde en tucht, aan net- en zindelijkheid, en, zoo mogelijk, aan reinheid in handel en wandel: - dit is op meisjesscholen de hoofdzaak. Het onderricht op die scholen, zooals in 't lezen, schrijven en rekenen, zoomede in naaiwerk en het maken van kant, is in zekeren zin bijzaak. Slechts ‘zachte dwang’ - gelijk we reeds zagen - kon onder het Hollandsch bestuur den Sin̥halees tot het naar school zenden zijner dochters bewegen. Ook thans nog is zyne ingenomenheid met de meisjesscholen niet groot. Om meer dan één reden. Om een der voornaamsten te noemen, in Indië is een meisje nog vroeger dan elders van dienst in de huishouding. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 459]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haar hulp wordt slechts noode gemist. Ter school gaande, waar geen bloote sarong zooals te huis voor hare kleeding toereikende is, kost zij buitendien meer. Ter tegemoetkoming in het laatste dezer bezwaren zou nu en dan een kleedingstuk als prijs op de scholen kunnen uitgereikt worden. Nog beter is wellicht wat tegenwoordig geschiedt, dat namelijk, zooals reeds vroeger vermeld is, aan de schoolgaande meisjes de kant, dien zij in de schooluren gemaakt hebben, in eigendom afgestaan wordt. In allen gevalle zijn soortgelijke prikkels tot nog toe onmisbaar. Gelijk de jongensscholen, - 't is reeds vroeger gezegd - zijn de meisjesscholen verdeeld in inlandsche, gemengde en Engelsche scholen. De laatsten komen, wat het peil van het onderwijs aangaat, te nauwernood de gemengde jongensscholen nabij. Aan onderwijzeressen, die tot nog toe uitsluitend door godsdienstige zendingen en liefdadigheidsgenootschappen aangekweekt worden, is er trouwens zeer groot gebrek. Op enkele meisjesscholen is nochtans het onderwijs vrij ver gevorderd. Zoo legde in 1864 de hoogste klasse der Kandy Superior Girl's School voldoend examen af in lezen, schrijven, rekenen, de geographie van Europa, de geschiedverhalen der Evangelisten, enz. De verbreiding van het onderwijs. van gouvernementswege aan meisjes gegeven, en de samenstelling der scholen mogen, gelijk vroeger bij de jongensscholen geschied is, in een staatje aangetoond worden. Op ultimo December 1870 telde men op Ceylon
Dus eene gansch andere verhouding der verschillende rassen dan op de scholen voor jongens. Slechts de, op ééne na allen in de zuidelijke en westelijke provinciën gelegen, inlandsche scholen worden in grooten getale door Sin̥halesche meisjes bezocht. En het aantal Engelsche meisjes op gemengde en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 460]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Engelsche scholen is aanmerkelijk veel grooter dan dat der Engelsche jongens op dezelfde categoriën van scholen. Eindelijk vindt men op elke vier jongensscholen slechts één meisjesschool, en is op de laatsten het aantal leerlingen slechts één zesde van dat der schoolgaande knapen. Men make hieruit niet op, dat men op Ceylon zich weinig aan het vrouwelijk onderricht gelegen laat liggen. Het gouvernement geeft eer van het tegendeel blijk. Zoo werden de drie eenige, van gouvernementswege opzettelijk ten behoeve van het onderwijs opgerichte gebouwen, welke in 1864 bestonden, voor meisjes-, niet voor jongensscholen gebruikt. Voorshands is echter geen groote uitbreiding van het vrouwelijk onderwijs mogelijk. Gelukkig dat de zendinggenoot-schappen der Regeering te hulp komen, waar hare krachten te kort schieten. Op een groot aantal zendingscholen wordt onderricht aan meisjes gegeven. En ten blijke dat dit, zelfs daar waar de omstandigheden het ongunstigste zijn, niet vruchteloos is en in elk geval eenig nut sticht, moge het weinige wat over de scholen voor meisjes is medegedeeld, met eene aanhaling uit een geschrift van den heer Sendall worden besloten. .....‘At Jaffna Mr. Kilner was kind enough to take me round to several schools recently established in different parts of the native town, for the instruction of little girls. Nothing that I saw during my stay at Jaffna gave me more pleasure than this visit. In the heart of a populous district, surrounded by dirt, ignorance and vice, a clean airy bungalow is put up for a few pounds, and all around are invited to send their children. A few accept the invitation and fifteen here, twenty there, fifty in another place, are assembled together. Of course there is not much work done that can be tabulated, parcelled out, and summed up in statistics. But there is fresh wholesome air; there is kind rational treatment; there is employment and there is amusement, and all these things must tend to humanize. There is something singularly winning and attractive in very young Tamil children. That they rapidly and permanently deteriorate, must be due to the irresistible nature of the degrading influences which surround them. Schools such as these help to counteract, or at least, to defer the vitiating process. Before they are swallowed up in the mire and slough which is their destined portion, these poor little things are permitted to pass a few years in green pastures and | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 461]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beside still waters - in itself an addition to the human enjoyments which it is pleasant to think of. Singing enters largely into the business of these schools. There was something strangely affecting in the sound of quaint old Puritan hymns, in quaint old Puritan tones, sung to Tamil words by these little brown oddities, forming a combination of tones and sentiments of which that ancient language must have been considerably astonished to find itself made the vehicle, etc. Medewerking van anderen in de verbreiding van maatschappelijk onderwijs heeft steeds bJj de Koloniale Regeering waardeering en ondersteuning gevonden. Jaarlijks zijn in den regel subsidiën aan privaat- en zendingscholen verleend. Ten aanzien der laatsten heeft de Regeering of juister het College, op welk zij hare volmacht voor zoo ver het onderwijs aangaat weleer een tijdlang heeft overgedragen - de Centrale Schoolcommissie, bedoel ik - niet van een altoos even juist inzicht, van vaste beginselen, de blijken gegeven. Zoo bepaalde zij in 1858, op grond der overweging, dat gelden, door het gansche volk opgebracht, niet mochten besteed worden aan scholen, die aan een deel der bevolking ergernis konden geven, dat voortaan geen onderstand meer aan zendingscholen zoude verleend worden. Slechts zulke scholen, welke door geen godsdienstig genootschap geheel of gedeeltelijk beheerd of in stand werden gehouden, zouden subsidie erlangen. Nog geen drie jaren later, in 1861, kwam zij terug op dien maatregel. De zendingscholen - zoo besloot zij - zouden weder in het genot van subsidie gesteld worden, mits zij zich onderwierpen aan het op alle gouvernementsscholen ten aanzien van het onderwijs in den godsdienst aangenomen beginsel. Bij minuut van 20 Mei 1841 had namelijk de gouverneur Stewart Mackenzie der schoolcommissie het volgende voorschrift gegeven. Vooreerst, dat gewaakt worden moest tegen de invoering op alle door het gouvernement bekostigde scholen van boeken of vakken van onderwijs, welke het wegblijven van leerlingen om godsdienstige redenen konden veroorzaken. En ten tweede, dat evenwel de godsdienstige opleiding van leerlingen, die den christelijken godsdienst beleden, bevorderd moest worden. Het een met het ander zooveel mogelijk in overeenstemming brengende, had de schoolcommissie besloten, dat dagelijks op alle gouvernementsscholen het eerste schooluur, en geen ander dan dit, aan het onderricht in den christelijken godsdienst besteed | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 462]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoude worden, en tevens, dat den ouders volkomen vrijheid zoude worden gelaten, hunne kinderen al dan niet van dit onderwijs gebruik te doen maken. Aan deze bepaling moesten dus, krachtens het besluit van 1861, de zendingscholen, die onderstand van gouvernementswege wenschten, zich zonder voorbehoud onderwerpen. En, als waren zij daarmede nog niet genoeg aan banden gelegd, volgens hetzelfde hier bovengenoemde besluit moest het godsdienstig onderwijs zich bepalen tot verklaring van den Bijbel en de hoofdbeginselen der christelijke leer. Zoo vaag en onbestemd als het laatste, zoo bepaald en bestemd was het voorafgaande voorschrift, en het behoeft te nauwernood opmerking, dat het meerendeel der zendinggenootschappen om geenen prijs tot zulke voorwaarden toetreden wilde. Godsdienstige opleiding was en moest op hunne scholen hoofdzaak blijven. Zij vorderden niet, dat de kinderen die hunne scholen bezochten den christelijken godsdienst zouden omhelzen, wèl echter, uit den aard hunner roeping, dat de kinderen het godsdienstig onderwijs bijwoonden. Daarmede mocht in geen geval de hand gelicht worden. Eenige zendingvereenigingen, die van de kerk van Engeland b.v., zagen dan ook van allen gouvernementsonderstand af; anderen, zooals de Roomsch-Katholieke, namen dien, noodgedrongen, slechts voor enkelen harer scholen aan. 't Algemeen belang was hiermede geenszins gebaat. Het was namelijk in 't geheel niet uit weelde, dat de godsdienstige zendingen voor het meerendeel van onderstand afzagen. Integendeel. Bij gemis aan genoegzame fondsen gingen velen van hare scholen te gronde. En daar de ervaring geleerd had dat geldelijke ondersteuning van gouvernementswege even gewenscht of onmisbaar was voor deze genootschappen, als hun bloeiende toestand en medewerking in de verbreiding van het onderwijs voor de Regeering of, juister, voor de gansche bevolking - moest de laatste slagboom waardoor zij van het genot van subsidie werden buitengesloten, wel eerlang worden opengeworpen. Dit werd verhaast door een onderzoek, 'twelk het meergenoemd Comité uit den Wetgevenden Raad van 1865 naar de werking van het in 1854 op het vasteland van Britsch-Indië ingevoerd stelsel van onderwijs instelde, en waarbij aan het licht kwam, dat gelijk dit stelsel in 't algemeen, ook de regeling der voorwaarden waarop dáár subsidie aan privaat- en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 463]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zendingscholen verleend wordt, uitmuntend voldeed. Dit had ten gevolge, dat in 1869 op aandrang van den heer Sendall eene op gelijke leest geschoeide verordening op Ceylon van kracht werd verklaard, en daarmede alle bezwaren der godsdienstige zendingen om subsidie uit 's lands kas te ontvangen, vervielen. De grondbeginselen dezer verordening zijn, vooreerst, dat alle scholen waar maatschappelijk onderwijs wordt gegeven, gelijkelijk recht op onderstand hebben (mits er geen godsdienst geleerd wordt, die met de goede zeden in strijd is; gelijk men weet, is dit in Indië geen overtollig beding). En ten tweede, dat de resultaten van 't maatschappelijk onderwijs op de scholen de maatstaf behooren te zijn van het subsidie, aan elk dezer te geven. 1o. Alle scholen, 'tzij door godsdienstige zendingen, 'tzij door privaat-personen, inboorlingen of vreemdelingen, beheerd, hebben gelijkelijk op onderstand aanspraak. Behoudens de volgende voorwaarden: Vooreerst, dat zij dagelijks door niet minder dan twintig jongens of meisjes bezocht worden. Ten tweede, dat zij in materiëel opzicht niet aan de eischen te kort doen, welke gesteld zijn voor de registratie onder Letter B (hierover straks nader). En eindelijk, dat minstens in twee standaarden door hare leerlingen examen afgelegd wordt. Wat men hieronder verstaan moet, zal eveneenslater aangetoond worden. Voorts is bepaald, dat de scholen welke van gouvernementswege subsidie, of juister, eene premie ontvangen, ten allen tijde moeten openstaan voor de ambtenaren bij het departement van onderwijs; dat de beheerder der school gehouden zal zijn aan de indiening van alle verslagen, welke door genoemd departement of door het plaatselijk bestuur verlangd mochten worden, en eindelijk, dat dezelfde persoon een waarborg moet stellen voor de instandhouding der school gedurende minstens drie jaren. De laatste bepaling is niet overbodig, Er is meer dan één voorbeeld, dat eene school enkel en alleen ter verkrijging van een premie opgericht, en zoodra dit doel was bereikt, weder opgeheven is. Tot zooverre over het eerste beginsel. 2o. Bepaling van het subsidie. De resultaten van 't maatschappelijk onderwijs, d.w.z., de vorderingen, welke de leerlingen in bepaalde vakken gemaakt hebben en het aantal der leerlingen leveren den maatstaf van het bedrag der premie voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 464]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eenige school. Echter niet uitsluitend. Ten einde de scholen ook materieel te verbeteren, heeft men nog een anderen factor ter bepaling van dit bedrag aangenomen. Scholen, welke subsidie erlangen, worden namelijk onder letter A of onder letter B geregistreerd. Tot de eerste categorie, A-scholen, worden de scholen gerekend, van welke de inspecteur van onderwijs certificeert, dat het gebouw opzettelijk voor school ingericht, goed onderhouden, en niet door andere, den vrijen toegang van lucht en licht belemmerende gebouwen, omringd is. Voorts, dat haar materiaal, te weten, lessenaars, schoolborden, kaarten, boeken, schrijfbehoeften enz., toereikende, wat de hoeveelheid betreft, en uitmuntend van hoedanigheid is. Buitendien zijn vereischten voor A-scholen: strenge tucht, een goede methode van onderwijs, net- en zindelijkheid van de leerlingen. Scholen welke niet aan alle, of niet geheel aan deze eischen voldoen, worden onder letter B geboekt. Zulke scholen eindelijk, welke ten eenenmale beneden het peil der A-scholen blijven, zijn, gelijk we reeds zagen, van allen onderstand buitengesloten. Voor A-scholen nu is de premie één zesde meer dan voor B-scholen. Met andere woorden, voor elken shilling aan eene A-school als premie gegeven, wordt onder overigens gelijke omstandigheden slechts tien stuivers aan eene B-school verleend. En dat deze maatregel zeer heilzaam werkt, blijkt uit het feit, dat een aantal vroeger verwaarloosde of ontredderde scholen sedert dien tijd door de eigenaars in uitmuntenden staat zijn gebracht. Nog een andere omstandigheid is op de bepaling der premie van invloed. Gelijk de gouvernementsscholen worden de gesubdiëerde scholen verdeeld in Engelsche, gemengde en inlandsche scholen. Voor de eerste categorie worden veel grooter kosten voor onderwijzend personeel en hulpmiddelen bij het onderwijs, dan voor gemengde en inlandsche scholen gevorderd. Het is dus niet meer dan billijk, dat aan eene Engelsche school eene om de helft grootere premie dan aan de overige scholen toegekend wordt. De Engelsche A-school erlangt dus een premie van 1 sh. 6 d., wanneer de gemengde of inlandsche A-school slechts één shilling ontvangt. Evenzoo is de premie der Engelsche B-school 1 sh. 3 d., wanneer die der gemengde of inlandsche B-school 10 d. bedraagt. Echter wordt hetzelfde voorrecht aan gemengde en inlandsche scholen verleend, wan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 465]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neer zij, gelijk het geval is met sommige meisjesscholen, op denzelfden voet ingericht zijn als Engelsche scholen. De hoofdfactor ter bepaling van de subsidie, of veeleer de premie, zijn en blijven echter de resultaten van het onderwijs. Ten einde de resultaten van eenige school of de vorderingen van hare leerlingen in bijzonderheden te kunnen bepalen, heeft men voor elk der drie schoolcategoriën (Engelsche, gemengde en inlandsche scholen) een examen vastgesteld. Deze examens zijn, om mij aan de Engelsche uitdrukking te houden, in standaarden gesplitst, en dezen weder in onderafdeelingen of hoofden (heads). Het examen nu voor de gemengde en de inlandsche scholen omvat vier, dat der Engelsche scholen zes standaarden, en de hoofden van de drie eerste standaarden van 't examen voor inlandsche scholen zijn drie in getal, namelijk: lezen, schrijven en rekenen. In den eersten of laagsten standaard zijn de eischen, voor elk dezer vakken gesteld, uit den aard der zaak lager dan in een hoogeren standaard, en wordt slechts gevorderd, dat de leerling eenige weinige zinsneden uit een leesboek voor eerstbeginnenden duidelijk kan voorlezen; terwijl hij, in den derden standaard examen afleggende, in een leesboek voor meergevorderden volkomen te huis moet blijken te zijn. Zoo ook wordt, volgens den derden standaard, geoefendheid in het vermenigvuldigen en het deelen gevorderd en, volgens den eersten standaard, slechts vaardigheid in het optellen van cijfers beneden de twintig. - In den vierden of hoogsten standaard van het examen voor inlandsche scholen is bij het lezen, schrijven en rekenen nog de geographie van Ceylon gevoegd. Gaan we thans na, hoe bij de vaststelling der schoolpremie te werk gegaan wordt. Vroeger reeds is vermeld, dat in 1870 twee adjunct-inspecteurs van onderwijs aangesteld zijn, waarvan er een met het toezicht op de gesubsidiëerde scholen in de Tamil-districten en de ander met dat der Sin̥halesche scholen belast is. Ten einde nu de resultaten van eenige school en het bedrag der subsidie waarop zij aanspraak mag maken te kunnen bepalen, gaat de adjunct-inspecteur op zijn schoolbezoek in de eerste plaats na, of de school in 't algemeen aan de eischen, die tot het erlangen van subsidie gesteld zijn, voldoet; rangschikt ze voorts onder de categoriën A of B, en gaat vervolgens over tot het examen, met inachtneming der volgende voorschriften: Vooreerst, wat de toelating tot het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 466]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
examen betreft, dat zij, die aan het examen onderworpen wenschen te worden, niet jonger dan zes en niet ouder dan twintig jaar moeten zijn, Voorts, dat zij de twaalf aan het examen voorafgaande maanden op geene andere school dan op welke thans het examen zal plaats hebben, onderricht hebben genoten; de onderwijzer die b.v. slechts een paar maanden een knaap onder zijne leiding gehad heeft, zoude anders licht de premie erlangen waarop een ander grooter aanspraak mag maken. En daar de premie der school naar het aantal punten bepaald wordt dat al de jongens te zamen op het examen behalen, is mede in 't belang der onderwijzers de bepaling gemaakt, dat de jongen die zonder geldige redenen en alleen met het doel om eene school te benadeelen (zooals bijv. op Tamil-scholen meermalen plaats heeft) zich aan een examen, waar of wanneer ook, heeft onttrokken, in geen geval meer, waar hij zich daartoe ook aanbieden mocht, aan een examen zal deelnemen. Hij loopt dus gevaar, op geene school meer toegelaten te worden. Ten aanzien van de wijze waarop het examen afgenomen moet worden, is ten slotte bepaald, dat bij een eerste examen de onderwijzer zelf de standaarden zal aanwijzen, waarin hij elk zijner leerlingen geëxamineerd wenscht te zien. Voorts dat niemand meer dan éénmaal in den eersten en den tweeden, of meer dan tweemaal in den derden, vierden of vijfden, of meer dan driemaal in den zesden standaard zal geëxamineerd worden. De reden der laatste bepaling is deze. Bij het voor 't eerst bekend worden der standaarden wekte het algemeen misnoegen, dat slechts in elementaire vakken examen kon afgelegd worden en dus alleen aan het onderwijs dáárin een premie toegekend werd. De hoogste of zesde standaard behelst toch niets anders dan lezen, schrijven, rekenen, spraakkunst, aardrijkskunde en een weinig geschiedenis. Daaruit leidde men af, dat de Regeering afkeerig was van het onderwijs in andere of hoogere leervakken. Ten onrechte. De Regeering heeft er niets tegen, dat algebra, latijn, mathesis en zulke wetenschappen, wier weidsche naam zekere aantrekkelijkheid voor den inlander heeft, op de scholen worden geleerd. Grooter waarde hecht zij echter aan 't onderwijs in meer elementaire, meer eenvoudige vakken. Op grondige kennis van dezen komt het, haars inziens, in de eerste plaats aan. Vandaar dat zij voorshands slechts in dezen examen laat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 467]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afnemen, m.a.w., voor het onderwijs daarin eene premie verleent. Opdat echter het onderwijs in hoogere vakken uit geldelijk oogpunt niet schadelijk zij voor de school en de meergevorderde leerling bij voortduring winst voor haar afwerpe, heeft de Regeering bij nader inzien een herhaald examen in denzelfden standaard veroorloofd. Een en ander in acht nemende, gaat de inspecteur dus over tot het examen. Van den uitslag daarvan houdt hij aanteekening op zoogenaamde report-slips, gedrukte staatjes van een vast model waarvan er één voor elken standaard van het examen gebruikt wordt. Deze staatjes behelzen in de eerste plaats eene verklaring, welke door den schoolmeester onderteekend moet worden, dat deze aan alle voorwaarden tot het erlangen van onderstand voldaan heeft en verder voldoen zal. Voorts teekent de inspecteur er de categorie, waartoe de school behoort, en haar registerletter (A of B) op aan, zoomede de namen der kinderen, en of zij voldaan hebben of niet in de verschillende hoofden van 't examen. Het aantal ‘passes’ of teekens dat zij voldaan hebben wordt vervolgens opgetrokken, en het door den inspecteur gedateerd en onderteekend staatje, gezamenlijk met de overige report-slips van ééne en dezelfde school, op den dag zelven van het examen aan het departement van onderwijs verzonden. - Hier geschiedt de herleiding der ‘passes’ in geldswaarde. Deze reductie geschiedt op de volgende wijs. Ten einde aan elke school wat haar toekomt en den onderwijzer eene belooning te geven naar de mate der inspanning die hij zich heeft getroost, moet aan de verschillende bij het examen behandelde vakken wel eene verschillende waarde toegekend worden, Het vormen van letters of cijfers op lei of bord is wel het eenvoudigste, het meest elementaire wat op school wordt geleerd. Het wordt dan ook in zekeren zin aangemerkt als de ‘eenheid van onderwijs,’ en bij de herleiding der passes in geld door het cijfer 1 uitgedrukt. Alle andere kundigheden of vakken worden nu naar gelang hunner grootere moeilijkheid door een overeenkomstig cijfer bepaald. Zoo het lezen en het rekenen in den eersten standaard op alle scholen door 2. In den tweeden standaard echter is de waarde van een, ‘pass’ in 't schrijven 2, in het lezen en het rekenen beide 3; in den derden standaard wordt voor elk dier vakken weder een hooger cijfer berekend, 3 en 4, en in den vierden standaard voor het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 468]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrijven en het lezen 4, voor het lekenen 5, voor de aardrijkskunde 3 (en gelijk in den derden standaard voor het vaardig afschrijven van modellen 2; dit laatste vormt echter geen afzonderlijk hoofd). - De waarde nu van de ‘eenheid van onderwijs’ of van het cijfer 1 is één shilling, en de waarde der overige cijfers naar rato. Voor elken knaap dus die op een gemengde of inlandsche A-school bij het gehouden examen voldaan heeft in elk der drie hoofden van den eersten standaard, wordt aan de school een som van vijf shilling uitgekeerd. En om nog een voorbeeld te geven: op een inlandsche A-school van vijf en veertig kinderen, waarvan er twaalf in den eersten, vijftien in den tweeden, tien in den derden en acht in den vierden standaard examen afleggen, zal, in 't geval dat er negentig ten honderd van de verkrijgbare ‘passes’ in elk der standaarden (het afschrijven van modellen daaronder begrepen) behaald worden, - de premie omstreeks twinting pond sterling of twee honderd Ceylonsche roepiën bedragen. Voor meisjesscholen wordt op dezelfde wijs de premie bepaald. Voor elk meisje echter wordt buitendien, mits zij in lezen, schrijven en rekenen of althans in twee dezer vakken voldoet, op een A-school voor goed naaldwerk één shilling en voor uitmuntend naaldwerk anderhalve shilling toegekend; op B-scholen is dit bedrag één zesde minder. Ten slotte zij opgemerkt, dat indien de ‘passes’ minder dan vijf en veertig ten honderd van het verkrijgbaar aantal bedragen, de school hare aanspraak op een premie verliest. Dit geldt zoowel voor jongens- als voor meisjesscholen. Eene opgave van de waarde der ‘passes’ in hoogere standaarden en andere bijzonderheden over dit onderwerp zouden, na het aantal cijfers reeds hierboven vermeld, slechts tot verwarring of misverstand aanleiding geven. Het medegedeelde is trouwens voldoende om te doen inzien, dat bij het verleenen van onderstand aan bijzondere of zendingscholen op Ceylon de meeste billijkheid in acht wordt genomen, dat ieder loon naar werken ontvangt en dat deze regeling tevens een krachtige prikkel tot verbetering is. Het is buitendien niet een harer minste verdiensten, dat zij alle bezwaren welke vroeger bestonden voor godsdienstige zendingen om onderstand uit 's lands kas te ontvangen, uit den weg heeft geruimd, zonder op eenig beginsel van goed staatsbeleid inbreuk te maken. Schier alle zending- zoowel als privaat-scholen zijn reeds het eerste jaar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 469]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volgende opdat waarin de nieuwe regeling vastgesteld is, in het genot van subsidie gesteld. Zoo erlangde in 1870 de Wesley'sche zending voor acht en vijftig scholen omstreeks £ 850, de Roomsch-Katholieke voor één en dertig scholen omtrent £ 750, de zending der Engelsche staatskerk nagenoeg £ 850 voor twee en tachtig scholen, de Amerikaansche missie £ 550 voor een en veertig scholen, en eindelijk werd in 'tzelfde jaar £ 250 aan elf privaatscholen verleend. Alleen de premiën aan privaat- en zendingscholen bedroegen dus, volgens die opgaveGa naar voetnoot1, in 1870 drie duizend twee honderd en vijftig pond sterling. Dit bedrag is ongeveer een zesde van de gansche som, welke in 1870 van gouvernementswege aan het onderwijs ten koste gelegd werd. Het juiste cijfer der laatste is £ 20,555. (Hieronder is ook het schoolgeld begrepen en kleinere, uit den verkoop van boeken en andere schoolbehoeften voortspruitende inkomsten; door de schatkist werd in 't geheel slechts bijgedragen £ 17,387.) Een ander zesde dezer som, 't juiste bedrag is reeds vroeger vermeld, werd aan het algemeen beheer besteed. Voorts omstreeks drie zesden of de helft aan jongensscholen en het overschietende zesde deel aan meisjesscholen, met inbegrip der bijzondere subsidie van £ 200 aan eene geneeskundige school der Amerikaansche zending en van £ 92 aan armenscholen. De £ 10,712, welke de jongensscholen kostten, waren als volgt verdeeld: drie vijfden aan de Engelsche, een vijfde aan de gemengde en evenveel aan de inlandsche scholen. En wat de meisjesscholen betreft, de Engelsche kostten ruim tweemaal zooveel als de gemengde en inlandsche scholen te zamen. De hierbovengenoemde som van twintig of een en twintig duizend pond sterling overtreft verre het een jaar vroeger (1869) aan het onderwijs besteed bedrag. Dit was namelijk zestien en een half duizend pond of daaromtrent. In 't algemeen zijn, behoudens enkele afwijkingen, telken jare de uitgaven voor het onderwijs op Ceylon geklommen. Zooals reeds vroeger gezegd is, bedroegen zij in het begin dezer eeuw niet meer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 470]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dan £ 2000 's jaars. In 1841 bereikten zij het cijfer van ruim £ 5000. Vijf jaren later (1846) klommen zij tot £ 10,000, weder twintig jaren later (1867) tot £ 15,000, en drie jaren later (1870), gelijk we reeds zagen, werden zij wederom met ruim £ 5000 vermeerderd. Wanneer men voorts in aanmerking neemt, dat schier telken jare door den Wetgevenden Raad een grooter bedrag toegestaan is dan men verbruikt heeft, soms twee, drie, ja vier duizend pond meer, dan moet men bij de steeds klimmende inkomsten der kolonie wel aannemen, dat de uitgaven ten behoeve van het onderwijs op Ceylon nog op verre niet haar toppunt bereikt hebben. Ik heb mijne taak hiermede geëindigd. Ik heb den tegenwoordigen staat van den belangrijksten tak van het volksonderwijs op Ceylon, - het onderwijs dat onder rechtstreeksch beheer van het gouvernement staat, - naar mijn beste weten, naar de beste bescheiden en aan de hand der beste gidsen beschreven. Dat ik nochtans de hoogten van dit zoo weinig bekende gebied niet beklommen en mij niet in zijne diepten gewaagd heb, dat ik slechts heb vermeld wat men als op de vlakte aanschouwt: men make er mij - leek in onderwijszaken - geen grief van. Vergelijken, beoordeelen, bespiegelen - aan anderen blijve het overgelaten. Zoo ik slechts door de gelegenheid tot vergelijking open te stellen, in welke geringe mate dan ook, tot verbetering van het onderwijs in onzen Indischen Archipel heb medegewerkt, dan zal het doel, 't welk met dezen arbeid beöogd werd, bereikt zijn.
A.W.P. Verkerk Pistorius. |
|