van 1428-1482; hij doorsnuffelde de stukken van de opkomst der Republiek en van den tachtigjarigen strijd; hij verdiepte zich in de geschiedenis der Compagnie en van de merkwaardigste zeereizen der zeventiende eeuw. Te midden van dien arbeid begon hij zijne indologische studiën en zijne voorbereidende taalvorsching.
Achtereenvolgens verscheen in de Gids: Nitisastra, de Vuurdienst, Boedha, Bhagavad Gita, Stichtelijke Lectuur in Hindostan. Het Ramayana, de Avonturen van een Indisch Edelman, Een Schoonheidskuur, Oostersch Atheisme, De Maan der Kennis, Poëzie der Woestijn, Kabbala, Veden-studiën, de Wijze van 't Hemelsche Rijk, en eindelijk gaf hij zijn roman Akbar in het licht, een boek, niet alleen hier te lande, maar ook in den vreemde met toejuiching en hooge waardeering begroet.
Dat hij, bij al dezen ernstigen en geestinspannenden arbeid, der politiek niet vreemd werd, bewijzen zijne artikelen over Eene Statenvergadering in Luxemburg, Parasitische Politiek en Java's Hervormers. Wanneer men het laatste artikel in verband brengt met het doorwrocht historisch-juridisch betoog over den grondeigendom in het Oosten, door hem in de Tweede Kamer gehouden, zal men erkennen dat van Limburg Brouwer ook op koloniaal gebied diezelfde ernst en grondigheid van onderzoek overbracht, welke hij aan al de takken van het menschelijk weten wijdde, waartoe hij zich getrokken gevoelde.
Wanneer men de verbindende draad tracht te vinden, die het leven en streven van dezen scherpzinnigen en degelijken geleerde bij de groote verscheidenheid van studieveld, en bij de schijnbare afwisseling van de voorwerpen van zijn onderzoek, tot eenheid brengt, zal men die moeten zoeken in zijn zucht tot waarheid in de verhevenste en edelste beteekenis van het woord. Hij wilde de geschiedenis doorgronden van het denken der menschheid, van hare bakermat, tot op onzen tijd. Hij wilde daarin het wezen schiften van de uitwendige, voorbijgaande vormen, van de symboliek en de conventie. Hij was bij uitnemendheid een rationeel, een intellectueel man. Ook bij zijne nasporingen omtrent mythen en religie, stonden de eischen des verstands, de wetten der logica bij hem op den voorgrond. Hij bezat geen sentimentalisme; alle mysticisme was hem vreemd. Klaarheid en consequentie waren zijne eerste eischen. Hij heeft gewerkt en geijverd; altoos en voortdurend, met volharding en met moed gewerkt en geijverd, voor licht, voor waarheid en vrijheid.