De Gids. Jaargang 34
(1870)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 117]
| |
Amerikaansche schetsen.III.
| |
[pagina 118]
| |
wachting overtroffen, wanneer de morgen aanbreekt en ge onder een helderen Amerikaanschen hemel, langzaam voortstoomende, dit panorama kunt overzien. Naauwelijks zijn wij Sandyhook gepasseerd, of het bergachtige Staten-Island, met zijne talrijke villa's en boschrijke heuvelen, treedt te voorschijn; daartegenover ligt het min verhevene Long-Island, gescheiden door de zoogenaamde Narrows, eene betrekkelijk smalle doorvaart, die door de aangelegde forten Hamilton en Lafayette aan de eene zijde en Tompkins en Richmond aan de overzijde, te eenenmale bestreken kan worden. Halverwege tusschen Staten-Island en Manhattan-Island bevindt zich Governor's-island, met zijne sterkten en kazernen en iets verder wijst men u de batterij en het bekende Castle-garden, de tijdelijke verblijfplaats der landverhuizers (zegge steerage-passengers), tevens het uiteinde van New-York. Op den achtergrond verheft zich, half in nevelen gehuld, Brooklyn, de stad der kerken bijgenaamd, terwijl wij aan de regterzijde Manhattan-Island, geheel door de wereldstad ingenomen, en ter linkerzijde Jerseycity met zijne werven en dokken ontwaren. Een kwartier later hebben wij Hoboken bereikt en het anker is gevallen aan een der meest ongezellige steigers, die men zich denken kan en welke tevens tot customhouse ingerigt is. Welk een leven, welk eene bedrijvigheid heerscht hier op het water! Niet alleen dat men zeilschepen ziet in alle mogelijke nuances, van het fregat tot de visscherspink, maar waar vindt men zulk een tal van stoombooten van Noord en Zuid, van Oost en West te zamen gekomen? Hier zijn het de solide zwarte stoomschepen, die, of onlangs de trans-atlantische reis hebben afgelegd, of op het punt staan van te vertrekken; daar de witte Amerikaansche zeegevaarten van twee en drie verdiepingen met den zwaren ijzeren balans, die weder daarboven uitsteekt; onophoudelijk ziet men tusschen deze vloot de vlugge ferry-booten, opgepropt met passagiers en wagens, op zes of acht plaatsen te gelijk de rivier oversteken, en moet men telkens en onwillekeurig de vaardigheid der Amerikanen bewonderen in het sturen van hunne schepen. Van hier af kan men zeggen, dat de Hudson eerst haar aanvang neemt of liever eindigt, daar dit gedeelte, van de zee tot aan Hoboken, gewoonlijk de baai van New-York wordt genoemd. Reeds eenmaal, en wel in de tweede helft der meimaand van | |
[pagina 119]
| |
het vorige jaar, was ik de Hudson langs gevaren en toch kon ik, na mijne terugkomst uit het westen en zuiden der Vereenigde Staten, de verleiding niet weêrstaan vóór mijn vertrek naar Europa, deze zelfde rivier nog eens te bezoeken. Te meer lokte mij het jaargetijde daartoe uit, daar het reeds de 26ste Augustus was, en dan om zoo te zeggen de verkieslijkste tijd tot reizen in de Vereenigde Staten aanvangt. Op eene der zoogenaamde dagbooten naar Albany, de Daniël Drew, had ik plaats genomen, en verliet ik des morgens te acht ure New-York, in gezelschap van naar mijne berekening een zeshonderdtal reizigers. Over de inrigting der Amerikaansche stoombooten, waarbij men luxe, comfort en snelheid vereenigd ziet, zal ik hier niet uitweiden, daar zich misschien later daartoe de gelegenheid aanbiedt. Naauwelijks heeft men den steiger verlaten, of ter linkerzijde ziet men het straks vermelde Hoboken, de landingsplaats der meeste Europesche stoomschepen en het verblijf van een groot aantal New-Yorksche kooplieden. De stad, voor het grootste gedeelte geheel nieuw, met breede regte straten, heeft, wat ligging en omstreken aangaat, veel voor bij de andere, zoogenaamde suburbs van New-York, als Brooklyn, Jersey-city of Williamsburg. Een rotsachtige grond, beschaduwde wegen, begroeide heuvels van honderd tot driehonderd voeten, die bekoorlijke wandelingen aanbieden, inzonderheid de zoogenaamde Elyseesche velden en de ligging aan de rivier, vanwaar men steeds het uitzigt heeft op de bedrijvige stad, maken deze plaats vooral in de laatste jaren tot een geliefkoosd oord. Wie voor een oogenblik de woelige stad wil ontvlieden en zich in de eenzaamheid begeven, te midden van rotsen en bosschen, hij kan aldaar in een half uur tijds plaatsen vinden, waar men meenen zou ver van de bewoonde wereld verwijderd te zijn. Dit is evenwel niet het geval op Zondag; op dien dag trekt de Duitsche bevolking van New-York (zooals men weet, is New-York in zielental de derde Duitsche stad), naar het bijna geheel Duitsche Hoboken en wel omdat aldaar (Hoboken ligt in de staat New-Jersey) in tegenoverstelling van New-York, alle herbergen en beer-saloons geopend zijn, waar men op regt Duitsche wijze zich aan lagerbier en butterbrodt, schinken en leberwurst, tegen billijke prijzen te goed kan doen. Allerwege ontmoet men dan wandelaars, picnics en rijtuigen, alle ferries, alle streetcars (eigenlijk tramwaycars) zijn dan meer dan bezet. | |
[pagina 120]
| |
Een enkel woord over deze beide echt Amerikaansche middelen van vervoer, die dit met elkander gemeen hebben, dat zij beiden goedkoop en, hoe opgepropt ook, nimmer vol zijn. De ferry is wat bij ons eene veerpont is, maar èn door het gebruik van stoom èn door de inrigting, zoowel van de boot als van den steiger, meen ik, dat het om zoo te zeggen veeren zijn, die tot de grootste perfectie zijn gebragt. Zoodra men toch de ferrygate binnenkomst, wijst de weg u van zelf langs het loket, waar men in het voorbijgaan zijne twee cents betaalt, naar de wachtkamer, een ruim en hoog vertrek, rondom met glad eikenhouten banken betimmerd en des winters door stoompijpen en een grooten kagchel verwarmd; in het midden bevindt zich een fonteintje met frisch drinkwater en daarnevens eene uitstalling van couranten, tijdschriften, enz.; verder vindt men een barroom, waar sodawater en bier te verkrijgen zijn en een afzonderlijk vertrek voor liefhebbers van rooken. Wanneer de tijd van afvaart daar is, wordt de breede deur of liever het luik onzigtbaar in de hoogte geheschen en honderden stormen te gelijk op de boot, waar men evenzoo net betimmerde vertrekken met zitplaatsen aan de kanten aantreft, des winters behoorlijk verwarmd en des avonds met gas verlicht en die zich zoowel aan stuurboords- als aan bakboordszijde over de geheele lengte der boot uitstrekken, terwijl het middengedeelte uitsluitend voor voertuigen bestemd is. Het spreekt van zelf, dat niet alle ferries even net en kostbaar zijn ingerigt; maar allen, waar ik ze ook in de Vereenigde Staten heb aangetroffen, zijn op dezelfde leest geschoeid. Goedkooper vervoermiddel als de streetcar bestaat er geloof ik niet; voor zes centen rijdt men twee uren gaans, en van City-hall naar Haarlem, ruim twee en een half uur gaans, betaalt men slechts zeven centen. New-York en in het algemeen alle steden in de Vereenigde Staten, zelfs diegenen, die eene bevolking van vijf duizend inwoners hebben, zijn door tramways doorsneden of staan door tramways in verbinding met de naburige plaatsen, ja een Amerikaan kan zich geene beschaafde stad voorstellen, waar geene tramways worden gevonden. En dat er een druk gebruik van dit vervoermiddel wordt gemaakt, blijkt daaruit, dat sommige plaatsen in Philadelphia, New-York, enz. (ik noem hier slechts Astorhouse, waar misschien twintig rails nevens elkander liggen), op groote spoorwegstations gelijken, dat het aantal cars in New-York meer dan drie duizend | |
[pagina 121]
| |
bedraagt en dat, zoo als ik zeide, de streetcar nimmer vol is. Ofschoon de wagen slechts voor achttien zitplaatsen is ingerigt, zoo kan men menigmaal veertig tot vijftig passagiers op één wagen tellen. Alle ruimten, tot zelfs de treden toe, zijn dan ingenomen, ja aan den conducteur of aan den koetsier wordt naauwelijks eene plaats gegund om te kunnen staan. Maar wij keeren tot de Hudson terug, slaan even een blik op de buitenplaats aan den heer Stevens, een van het viertal Croesussen in New-York - nl. de HH. Astor, van der Bildt, Stevens en Stewart, die ieder naar men zegt, meer dan vijftig millioen dollars bezitten - toebehoorende, zoo schilderachtig op een heuvel vlak aan de rivier gelegen, en die alleen aan bouwgrond, door het omringende park, eene ongeloofelijke waarde vertegenwoordigt (bouwterrein wordt hier niet bij de vierkante el, maar bij den vierkanten voet uitgemeten) en bereiken langzamerhand Weehawken, sedert de laatste jaren de verblijfplaats van een aantal Duitschers, die zich hier door de nabijheid van de kolossale Beijerschbier-brouwerij geheel in hun element bevinden. Een van de merkwaardigste partijen aan de Hudson, de zoogenaamde Palissades, een muur van rotsen, die zich bijna loodregt tot eene hoogte van ruim vijfhonderd voet boven den waterspiegel verheft, en waarvan de kruin geheel met bosschen is begroeid, neemt hier een aanvang en strekt zich over eene lengte van nagenoeg twintig mijlen vlak langs de rivier uit. Eindelijk zijn wij de opeenvolging van werven en straten, op Manhattan-Island, zoo ik mij niet bedrieg de 190ste straat, voorbij, en hebben wij Bloomingdale, met het in Gothischen stijl gebouwde weeshuis en het krankzinnigengesticht, in het gezicht. Aan geschiedkundige herinneringen is dit gedeelte der Hudson rijk; ginds wijst men u fort Lee, in den Amerikaanschen vrijheidsoorlog bekend, waar de terugtrekkende Amerikanen door de Hessische troepen (zooals men weet bestond het Engelsche leger voor een groot gedeelte uit soldaten, die het Engelsche gouvernement van den keurvorst van Hessen had gekocht) te eenenmale verslagen werden; iets verder de ruïnen van for Washington, dat na een hevigen tegenstand, den 16den Nov. 1776 door de Engelschen veroverd werd, en eindelijk ter linkerzijde Spuitenduivel. Deze laatste plaats, met haren regt Hollandschen naam, voert ons in onze verbeelding een paar eeuwen terug en | |
[pagina 122]
| |
wel tot den tijd van den bekenden Peter StuivesantGa naar voetnoot1, van wien kolonel Nicholls, in naam der Engelsche kroon, de stad Nieuw-Amsterdam en het daarom heen gelegen land kwam opeischen. Stuyvesant, niet van zins zonder slag of stoot hiertoe over te gaan, zond (zooals het verhaal luidt) zijn getrouwen trompetter Antonie van Corlaer uit, om de Hollanders van de verschillende nederzettingen bij elkander te roepen en tot verdediging aan te sporen. Het was een donkere, stormachtige nacht, toen van Corlaer zich op weg begaf om de verschillende dorpen te bezoeken en de Harlem-river, de scheiding van Manhattan-Island en den vasten wal, bereikte. Er was geene schuit, veel minder een veerman te ontdekken, en toch zijne zending willende volbrengen, nam hij het stoute besluit de rivier over te zwemmen en wel zooals hij zeide: ‘spijt den duivel.’ Eerst nam hij eene goede teug uit zijne veldflesch en sprong in de rivier; maar naauwelijks ter halverwege gekomen ontzonken hem zijne krachten, en zijn einde voelende naderen, had hij het besef zijne trompet nog even aan den mond te brengen en een melancholischen toon te doen hooren, waarop hij in de diepte verdween. Yonkers is eene oude nederzetting, maar overigens een plaatsje, dat voornamelijk zijne opkomst te danken heeft aan de Hudsonriver-railroad, die van hier af tot Albany bijna voortdurend den loop der rivier volgt. Evenals Hastings en Dobbs-ferry is dit een van de geliefde zomerkwartieren van de beau-monde van New-York; de eene buitenplaats volgt op de andere in deze streek vol verscheidenheid. Hier ontwaart men geheel begroeide heuvels, daar vruchtbare valleijen, ginds weder verheffen zich steile rotsen langs de rivier, waarop voortdurende beweging heerscht van zeilschepen, stoombooten, houtvlotten, enz. Zoo langzamerhand zijn wij Sing-Sing genaderd op 33 mijlen afstand van New-York, waar de Hudson eene breedte erlangt van een uur gaans. De naam Sing-Sing is alleen haast genoeg om huivering te verwekken; hier toch bevinden zich de groote, door de gevangenen zelve geheel en al gebouwde strafgevangenissen van den staat New-York, zoowel voor mannelijke als vrouwelijke misdadigers. In het hoofdgebouw, dat eene lengte heeft van 484 voet, bij eene breedte van 44 voet, en dat vijf verdiepingen hoog is, kunnen, met inbegrip der beide vleu- | |
[pagina 123]
| |
gels, vijftienhonderd gevangenen cellulair verpleegd worden. Zooals men weet, wordt hier het Auburnsche gevangenisstelsel toegepast, afzondering bij nacht en gezamenlijke arbeid bij dag. Gaarne had ik deze inrigtingen bezocht, maar de hevige opstand, die aldaar in de eerste dagen van Augustus l.l. had plaats gehad, waarbij verscheidene soldaten, bewaarders en gevangenen waren gesneuveld, was de oorzaak dat, gedurende den eersten tijd, de toegang aan vreemdelingen niet werd verleend. Vreemd genoeg en om het contrast tusschen eene strafgevangenis en eene prachtige natuur nog grooter te maken, is ook deze plaats omringd met talrijke buitenverblijven. In de onmiddellijke nabijheid van Sing-Sing bevindt zich het bassin van de groote Croton-waterleiding, die New-York van drinkwater voorziet, een van de reusachtigste werken die in Amerika tot stand zijn gebragt en waarvan de kosten veertien millioen dollars hebben bedragen. Aan de overzijde van Sing-Sing ontmoet men weder een Hollandsche naam, en wel Verdrietiges-hoek, merkwaardig door de nabijheid van het Rockland-lake, een meertje dat 250 voeten boven de Hudson gelegen is en vanwaar het beste en zuiverste ijs verkregen wordt. In New-York en in het algemeen in de Vereenigde Staten, is het verbruik van ijs ongelooflijk groot; het wordt als eene der eerste levenbehoeften beschouwd, en geen huisgezin verkeert haast in zulke armoedige omstandigheden, of men vindt er toch nog de ijsbox. Reeds vroeg in den morgen worden de steden doorkruist door ijswagens, in den regel voertuigen met een paard bespannen en opgevuld met vierkante blokken ijs; achter aan den wagen hangen de tangen om het ijs aan te vatten en een unster om het ijs te wegen; de koetsier houdt bij zijne verschillende kalanten even op, hakt met een bijl een stuk ijs af, dat gewogen wordt en op de stoep voor de deur wordt nedergelegd, waarna hij zijn weg weder vervolgt. In alles wordt ijs gebruikt, in water, bier, thee, de verschillende soorten van cobblers, ja zelfs bij vruchten. Dat de aanvoer van ijs een belangrijke tak van industrie is, bewijzen de zoogenaamde ijshuizen, groote houten schuren op vlotten, die men langs de geheele rivier aantreft. Verplancks-Point, een stadje met 2000 inwoners, heeft ook zijne geschiedenis. Hier was het, dat Hendrik Hudson met zijn schip ‘de halve maan’ in dienst der Oost-Indische compagnie, nadat hij den mond der rivier verlaten had, het eerst zijn | |
[pagina 124]
| |
anker liet vallen en de nieuwsgierige Indianen het eerst kennis maakten met de hollandsche wapenen; hier was het, dat Washington in het merkwaardige jaar 1782 zijn hoofdkwartier had gevestigd. Naauwelijks zijn wij Verplancks-Point voorbijgestoomd, of de natuur wordt grootscher, de bergen bereiken eene hoogte van 1000 tot 1600 voet en wij bevinden ons te midden der zoogenaamde Highlands, die mij in menig opzigt aan de Loreley deden denken. Ter linkerzijde verheffen zich de Dunderbergmountains en daar beneden bevindt zich Caldwell's landing; ter regter zijde ziet men Peeks-kill, eene stad met 3000 inwoners, gesticht door Jan Peek een der eerste Hollandsche settlers aan de Hudson. En zoo zijn wij West-Point genaderd. Met welk regt, vraagt Trollope, heeft men het bekoorlijkste punt aan de Hudson, de schoonste plaats op het vaste land, een van de heerlijkste plekjes die de natuur met weelderige hand ons geschonken heeft, ingerigt tot een school voor den oorlog? Alles is hier, in het weinig militaire Amerika, op militairen voet ingerigt; niemand kan zich hier eene woning verschaffen, tenzij hij in de eene of andere betrekking tot het instituut staat; geene wegen vindt men hier naar naburige steden of dorpen, ter naauwernood eene ferry naar de overzijde der rivier. Alles wat maar eenigzins de attentie der kweekelingen kan afleiden, moet hier vermeden worden; wel zijn hier een paar hôtels, en goede ook, maar alles, de geheele omgeving doet gevoelen, dat men hier als gast slechts toegelaten of liever getolereerd wordt. Tot groot ongerief der reizigers, is de verkoop van wijn, bier en spiritualia in West-Point en zelfs in de hôtels, te eenenmale verboden en naar ik vernam heerscht hier in dit opzigt zulk eene strenge discipline op de school, dat, bij de minste overtreding in het gebruik van deze dranken, de cadet van de school verwijderd wordt. Dat hier veel gewerkt moet worden, en dat in de Vereenigde Staten veel van den toekomstigen officier gevergd wordt, blijkt daaruit, dat het getal werkuren op de academie veertien per dag bedraagt en dat in den regel slechts een derde gedeelte van hen, die eenmaal op de school zijn toegelaten, tot officier bij het leger worden gepromoveerd. Vooral gedurende den laatsten oorlog is het gebleken, welke groote diensten de school van West-Point aan het leger heeft bewezen. Zij, die op de academie van West-Point hunne opleiding had- | |
[pagina 125]
| |
den gehad, als Meade, Grant, Sherman, hebben een einde aan den oorlog gemaakt, terwijl de zoogenaamde civiele generaals, als Pope, Burnside, de oorzaak zijn geweest van enorme verliezen voor de Noordelijke staten. Behalve de academie en de kazernen vindt men hier een laberatorium, een observatorium, eene kerk, een gebouw voor militaire exercitiën en een park, ongeveer 250 acres groot, vanwaar men aan alle zijden de heerlijkste uitzigten op de rivier geniet, naar mijn idee eenigszins ontsierd door de aanwezigheid van batterijen, schanskorven, kanonnen, enz. Een geheel beschaduwde weg brengt ons aan het marmeren gedenkteeken van Kosciusko, door niets merkwaardig dan door de ligging. Vooral bekleedt West-Point eene belangrijke plaats in de geschiedenis van den Amerikaanschen vrijheidsoorlog. Eene enkele episode, die misschien niet algemeen bekend is wil ik hier mededeelen. Washington had zijn hoofdkwartier in de nabijheid van West-Point gevestigd, toen hij op zekeren dag een toer te paard maakte en aan eene woning afstapte om wat uit te rusten. De eigenaar ontving hem uiterst vriendelijk en gedurende zijn verblijf aan de Hudson maakte de generaal meermalen gebruik van de uitnoodiging om het middagmaal aldaar te nemen. Op eens wordt Washington gewaarschuwd door een zijner officieren, dat die persoon aangeboden had hem voor eene zekere som aan de Engelschen uit te leveren en begon hij zelf argwaan te krijgen, toen hij eene herhaalde uitnoodiging ontving om op dien en dien dag des middags precies te drie ure te komen. Washington begeeft zich evenwel geheel alleen te een ure naar zijn quasi vriendelijken gastheer, en daar het te vroeg was voor het middagmaal, noodigt hij hem uit vooraf eene wandeling te doen. Dezen tijd maakte Washington zich ten nutte om zijnen gastheer over den oorlog te onderhouden, over het schandelijk verraad, dat eenigen tijd vroeger een zijner kolonels (Arnold) had gepleegd; over de mislukte poging van André en het flinke gedrag van John Paulding, en kon hij toen reeds de zenuwachtige stemming opmerken, waarin de gastheer zich bevond. Het was ongeveer twee uur, toen de beide wandelaars op eens een piket cavallerie hooren aankomen. Washington deed zich voor hevig ontsteld te zijn, en op de vraag ‘welke cavallerie het was?’ ontving hij ten antwoord: ‘de Engelsche om mijn eigendom te beschermen.’ ‘Engelsche soldaten!’ roept | |
[pagina 126]
| |
Washington uit, ‘terwijl ik uw gast ben; wat moet dat?’ Intusschen is het piket in het rood gekleede dragonders genaderd, en nu zegt de verrader aan Washington: ‘Generaal, gij zijt mijn gevangene.’ - ‘Nog niet,’ zegt Washington, en meteen gelast hij den bevelvoerenden officier zijn lagen gastheer gevangen te nemen. Het bleek nu, dat Washington zelf aan eenige zijner ruiters bevolen had zich in Engelsche uniformen te kleeden en een uur vóór den bestemden tijd te komen, ten einde de goede trouw van zijnen gastheer zelf op de proef te kunnen stellen. De eerste voorname plaats na West-Point is Newburgh, eene van de belangrijkste steden aan de Hudson, met eene bevolking van ruim 20,000 inwoners, verschillende fabrieken en een station van den Erie-spoorweg. De stad is gedeeltelijk op een heuvel gebouwd en gelijkt inwendig op alle Amerikaansche steden van die grootte. Het eerste, wat men den vreemdeling alhier aanwijst, is het hoofdkwartier van Washington, een onaanzienlijk gebouw, maar met verschillende historische herinneringen. Het ameublement is nog hetzelfde, dat door Washington werd gebezigd; hier ziet men eenige handschriften, den rok en den degen; ginds enkele veroverde kanonnen en vaandels. Vlak tegenover Newburgh ligt Fishkill, een plaatsje, bijzonder gezocht door de schoone omgeving. Daarna volgt New-Hamburgh en een half uur later hebben wij Poughkeepsie, de voornaamste stad tusschen New-York en Albany, bereikt, alwaar ik de eerste maal, dat ik de Hudson bezocht in het vrij goede logement, vlak aan de landingsplaats gelegen, overnachtte. De stad met eene bevolking van 22,000 inwoners ziet er welvarend en bedrijvig uit, met breede, levendige straten, een twintigtal kerken, verschillende fabrieken, banken, enz. Dat Poughkeepsie ook oorspronkelijk eene Hollandsche nederzetting is, bleek mij ook daaruit, dat, toen ik in den morgen de stad doorwandelde, ik op onderscheidene huizen, en voornamelijk op de winkels, Hollandsche namen geschreven vond, als van Valkenburg, van Kleek, Schrijver, enz. Zoo als ik reeds vroeger heb medegedeeld, willen deze volbloed Yankees met Hollandsche namen, weinig meer van hunnen Hollandschen oorsprong weten; ja, zelfs zijn er velen, naar ik vernam, die zich schamen van Low-Dutch af te stammen. Wanneer een Hollander zich in Amerika komt vestigen en kinderen medebrengt, dan kan men in den regel zeggen, dat deze Hollanders blijven. Er is echter | |
[pagina 127]
| |
een hemelsbreed verschil tusschen deze kinderen en degenen, die aldaar geboren worden. Mij werd verteld, ik sta niet voor de waarheid in, dat een Hollander zijn zoon, die in Amerika geboren was, om de eene of andere reden bestraft had, waarop de zoon met verontwaardiging uitriep: ‘that I am whipped I don't care, but that I am whipped by such a damned Dutchman I cannot forget.’ Het meest trotsche gedeelte van de Hudson is men hier gepasseerd, en toch, welk eene afwisseling van vruchtbare weidelanden en weelderige korenvelden aan deze zijde, kale rotsen en bosschen aan gene zijde biedt de rivier, gestoffeerd door tal van vaartuigen en met kleine eilandjes met boschrijke heuvels bezet, niet aan, terwijl ter regterzijde ieder oogenblik spoortreinen langs de Hudson-riverrailroad ons voorbijsnorren, op een aanzienlijken afstand door den rotsachtigen bodem reeds hoorbaar. En ginds op den achtergrond verheffen de Catskillmountains hunne fiere kruin en zien als het ware met minachting op de omringende bergen neder. Rondout, aan de kreek van dienzelfden naam gelegen, waarvan de ingang door een lichthuis, dat in de rivier is geplaatst, wordt aangewezen, is een levendig stadje, op vijftien mijlen van Poughkeepsie. Scheepstimmerwerven, cementfabrieken en kolenhandel zijn hier de voornaamste middelen van bestaan, en dat hier veel bedrijvigheid heerscht, bleek mij daaruit, dat ik, behalve de zeilschepen, kolenligters, enz., elf stoombooten groot en klein in de haven telde. Het viel mij in 't oog, dat overal in de Amerikaansche steden van dezelfde grootte als de Hollandsche (ik spreek hier niet van zeehavens of middenpunten van industrie) zooveel meer vertier en bedrijvigheid heerscht; het is of hier overal groote kantoren gevestigd zijn, of het iederen dag om zoo te zeggen marktdag is. Daarbij komt, dat, zooals ik reeds zeide, iedere plaats van eenige beteekenis door tramways doorsneden is en door tramways in verbinding staat met de naburige dorpen, en zoo vond ik ook hier zulk een middel van vervoer naar Kingston, een stadje, vier mijlen binnenwaarts gelegen, oorspronkelijk ook eene Hollandsche nederzetting. Even talrijk als in Alkmaar de familie de Lange vertegenwoordigd is, zoo was het hier de familie Schoonmaker. Alle autoriteiten, als notaris, advocaat, judge of peace en schrijver, schijnen hier tot die familie te behooren; ja, ik zeg geene onwaarheid, wanneer ik verklaar, dien naam meer dan twaalf malen op verschillende plaatsen gelezen te hebben. | |
[pagina 128]
| |
De omstreken van Kingston zijn aan alle zijden even aantrekkelijk en deden mij aan een Geldersch landschap denken. De steengroeven, die hier in de nabijheid gevonden worden, leveren een voornaam middel van bestaan op. Maar wij zouden van de Hudson afdwalen en keeren daarom terug naar Rondout, vanwaar wij met de ferry overvaren naar Rhinebeck, een station aan den spoorweg, en ter loops een kijkje nemen in Saugerties en Tivoli, vriendelijke plaatsjes, ter wederzijde van de rivier gelegen. Vooral is het eerste vrij belangrijk door de ligging aan de Aesopus-creek, die hier in de Hudson vloeit en eene aanzienlijke waterkracht aan de verschillende fabrieken verschaft. De Catskill-mountains zijn wij thans genaderd; de nevelen, waarin ze gehuld waren, zijn opgetrokken en op een afstand van twaalf mijlen wijst men u op een der toppen het Mountainhouse, met het bloote oog slechts als eene witte stip zigtbaar. ‘Vergeet toch vooral niet de Catskill-mountainsGa naar voetnoot1 te bezoeken, wanneer ge van New-York naar Albany gaat,’ had mij een Amerikaan op mijne reis van Europa naar de nieuwe wereld reeds gezegd, en daar an gedachtig, stapte ik aan de landing af, waar de diligences voor het Mountain-house gereed stonden. Reeds op de boot had ik onwillekeurig mijne oogen gerigt naar de stapels koffers, die voor elk station bij elkander waren geplaatst, en viel het mij toen reeds op, dat de grootste verzameling voor Catskill bestemd was. Naauwelijks was dan ook de plank gelegd, of het stroomde passagiers; een ieder haastte zich plaats te nemen in de gemakkelijke diligences, wier aantal slechts twee bedroeg, elk met vier stevige paarden bespannen, om niet genoodzaakt te zijn in een open wagentje de reis te maken, te minder aangenaam, daar het regende dat het goot. Ik zorg maar altijd op reis, en vooral in Amerika, om niet de laatste te zijn, en zoo had ik dan ook eene goede plaats bekomen op de gemakkelijke achterbank van de diligence, die het eerst vertrok. Deze diligences, zooals men ze meer in de oostelijke staten aantreft, zijn om zoo te zeggen enorme kasten op zwanenveeren, met breede lederen banken van binnen en voor negen | |
[pagina 129]
| |
personen ingerigt, die trouwens zeer ruim kunnen zitten, van boven eene imperiale en van achteren een bak om koffers op te plaatsen; in een woord zware gevaarten, allerminst geschikt om eene reis van vijf uren gaans, onafgebroken stijgende, mede af te leggen. Mijne reisgenooten waren allen inwoners uit Philadelphia, een paar oude dames, die elkander onophoudelijk de snuifdoos presenteerden, twee echte Amerikaansche kooplieden, die voortdurend onder het genot van een pruim tabak over den goudkoers en de timber redeneerden en eenige voetreizigers, geheel geëquipeerd met reistasschen, slobkousen, kaplaarzen, regenjassen, enz., die voornemens waren van uit de Catskill-mountains het Adirondackgebergte te bezoeken. Ten gevolge van den hevigen regen was de weg ook slecht en moesten wij bijna voortdurend stapvoets in eene schommelende beweging de betrekkelijk lange reis afleggen. Wij waren het onaanzienlijke dorp en de brug over de kreek gepasseerd, toen het stijgen begon, eerst te midden van niet zeer vruchtbare weidelanden, afgewisseld door boomgaarden, en eindelijk voortdurend door het bosch. De Catskill-mountains zijn een zijtak van het groote Aallachische gebergte; zij strekken zich over eene lengte van 30 mijlen, op een afstand van 12 mijlen langs de rivier uit. Het aantal legenden aan deze streken verbonden, vooral met betrekking op de Hollanders, die zich het eerst alhier gevestigd hadden, betreffende hunne ontmoeting met de Indianen, is zeer talrijk. Een enkel feit om ons op historisch terrein te bewegen. Niew-Amsterdam (New-York) was een oogenblik in rep en roer, ten gevolge van het gerucht, dat in het Catskill-gebergte goud was gevonden (nimmer toch heeft een Nederlander zijne natuur verloochend). Wilhelmus Kieft, de toenmalige gouverneur, had eene zamenkomst met enkele hoofden der Mohawk-Indianen, om over een verdrag van vrede te onderhandelen, bij welke gelegenheid mijnheer Adriaan van der Donk, zooals het verhaal luidt, een doctor in de regten, hem vergezelde. De hoofden der Indianen waren natuurlijk in groot gala verschenen, beschilderd en opgeschikt, terwijl een van hen om den hals iets droeg, dat glinsterde en op een zeker metaal geleek. Dit ontging geenszins de aandacht der beide bovengenoemde Heeren; zij trachtten een stukje van dit metaal magtig te worden en gaven het ten on- | |
[pagina 130]
| |
derzoek aan een medicinae doctor, Johannes de la Montagne, die verklaarde, dat het goud was. Terstond werden door den gouverneur verdere onderzoekingen in het gebergte gedaan en het gelukte eene zekere hoeveelheid van het kostbare metaal bijeen te verzamelen, waarmede hij een zijner vertrouwden, Arend Corsen, naar Holland zond. Dit schip bereikte evenwel nimmer zijne bestemming en onderging hetzelfde lot als dat. waarmede eenige jaren later Willem Kieft naar Rotterdam zou stevenen, eveneens toegerust met eene aanzienlijke hoeveelheid goud. Nog werd eenigen tijd later eene poging aangewend om goud te graven door zekeren Brandt van Slechtenhorst, doch door de politieke omstandigheden bleven ook zijne ontdekkingen zonder eenig resultaat. Zoo waren wij langzamerhand de eerste pleisterplaats voorbijgereden: de weg werd hoe langer hoe steiler en de koetsier vroeg beleefd aan de Heeren, of zij, daar het niet meer regende, de paarden wilden te hulp komen, door het rijtuig te voet te volgen. Gewillig werd hieraan voldaan, te meer daar aan het Rip van Winklehouse, eene herberg midden in het bosch gelegen, op vijf mijlen afstand van het Mountain-house, een half uur vertoefd zou worden. Rip van WinkleGa naar voetnoot1 is een naam, die in dit gebergte algemeen bekend is; wat in een zeker opzigt Tijl Uilenspiegel voor Holland is geweest, is Rip van Winkle, de man, die twintig jaren aaneen sliep en zich verbeeldde slechts een nacht geslapen te hebben, voor de Catskill geweest. Voor deze herberg was dan ook een uithangbord geplaatst, waarop Rip van Winkle was afgebeeld, daar dit gehouden werd voor de plaats, waar hij dien gedenkwaardigen nacht had doorgebragt. Ook de familie Schermerhorn, Pieter van Oosterhout en anderen zijn meermalen het onderwerp geweest van interessante historische verhalen, die allen op het Catskill-gebergte betrekking hebben. Na nog gedurende anderhalf uur midden door de bosschen en voortdurend stijgende, gereden te hebben, bereikten wij des avonds te zeven ure het Mountain-house, alwaar de vermoeide reizigers met een knetterend kolenvuur, dat in den haard in de leeszaal aangelegd was, werden opgewacht. Zeven en twintig honderd | |
[pagina 131]
| |
voeten boven de zee, in eene bijna geheel onbewoonde streek, vond ik hier een hôtel van alle gemakken voorzien, met muziek- en spreekzaal, rook- en leeszaal, en naar mijne berekening met wel driehonderd gasten. Den volgenden morgen was ik vroegtijdig bij de hand, om het merkwaardigste van het verblijf, namelijk het uitzigt van den berg te genieten, maar evenals op de Rigi of Pilatus, schijnt het ook hier tot de uitzonderingen te behooren, een helderen zonsopgang bij te wonen. Nevel aan alle kanten wat men zag. De frissche berglucht, die mij tegenwoei, lokte mij uit eene wandeling te doen naar de lakes, twee meertjes boven op den berg gelegen en die, omringd door sparren en pijnboomen, zoo juist het karakter van een noordsch landschap wedergeven. Regt aangenaam gezelschap had ik aan een koopman uit Baltimore, die zijne beide zoons, jongens van naar mijne gissing negen en elf jaren, met zich medenam. Veel goeds heb ik in Amerika gevonden, maar ook veel, waarmede ik mij allerminst zou kunnen vereenigen, en hiertoe behoort in de eerste plaats het weinige respect, dat kinderen aan hunne ouders betoonen. Ik had gelegenheid er hier een sprekend voorbeeld van te zien in de beide zoons van mijn reisgenoot. Wij waren aan den oever van het meer gezeten, terwijl de beide jongens, met een roeibootje, dat aldaar lag, hun tijd zochten door te brengen; het grootste genot, zooals ik mij herinner, dat jongens op dien leeftijd kunnen hebben. Toen de vader mij voorstelde te vertrekken, wilden zijne zoons, die zich midden op het meer bevonden en die hij niet alleen vertrouwde, aan zijn geroep maar geen gehoor verleenen, en gelukte het eerst na een halfuur bidden en smeeken hen te bewegen aan wal te komen. Niettegenstaande het strenge verbod zouden zij des middags, zooals zij zeiden, terugkomen, en toen de vader, om dit te verijdelen, de boot door een duw midden in het meer liet afdrijven, ontlastte zich de toorn van die kwâ-jongens, zouden wij zeggen, in vloeken en razen. De man hoorde alles rustig aan, en toen ik hem vertelde wat in Europa de vaders gewoon zijn dan te doen, antwoordde hij mij doodkalm: ‘Ik ben evenzoo geweest; dat zijn de gevolgen, wanneer men kinderen heeft.’ Reeds vroeger had het mij getroffen, dat ik kinderen van vijf en zes jaren hunnen vader steeds met Sir en hunne moeder met Mrs hoorde aanspreken, hetgeen naar mijn | |
[pagina 132]
| |
idee een totaal gemis van vertrouwelijkheid verraadt. Aan den anderen kant moet men erkennen, dat aan den jeugdigen Amerikaan eene zekere onafhankelijkheid eigen is, die moeielijk met onze denkbeelden omtrent het familieleven is overeen te brengen. Om slechts iets te noemen. Een Amerikaan, al is hij nog zoo rijk, vindt er niets in, dat zijn zoon, des noods als gewoon werkman, in de eene of andere fabriek dienst neemt, om practisch een tak van nijverheid te beoefenen. Het gevolg hiervan is, dat zij op zestienjarigen leeftijd reeds om zoo te zeggen de wereld ingaan, dikwijls geheel tegen den wil van hunne ouders, die, zooals meermalen gebeurt, niets meer van hunnen zoon vernemen. Tot het aangaan van een huwelijk wordt ook volstrekt de toestemming der ouders niet vereischt. Is de jongman achttien jaren en de jonge dochter veertien jaren, dan gaan zij eenvoudig naar een predikant, die in tegenwoordigheid van een of twee getuigen (welke natuurlijk gemakkelijk daartoe te bewegen zijn), zonder de minste navraag of zij reeds gehuwd zijn en of hun voornemen de goedkeuring der wederzijdsche ouders wegdraagt, verklaart, dat zij door het huwelijk zijn verbonden. Mij werd gezegd dat het meermalen gebeurt, dat kinderen, die nog de school bezoeken, des middags hunne ouders verrassen met de tijding, dat zij in het huwelijk zijn getredenGa naar voetnoot1. Aan het Mountain-house omstreeks elf ure teruggekomen, had ik de voldoening het heerlijke uitzigt in al zijne uitgestrektheid te kunnen genieten, daar de nevelen geheel waren opgetrokken. En daar lag uu, van de Table-Rock af gezien, de vallei der Hudson voor mij; welk eene afwisseling van bosschen en bouwlanden, van rotsen en bergen, van afgronden en glooijingen! en het geheel omzoomd door een zilveren lint, waarop de rivier, door de zon beschenen en van zulk een afstand gezien, | |
[pagina 133]
| |
geleek, en dat men, het schijnt ongeloofelijk, zestig mijlen ver met het bloote oog kan volgen. Hoe rijk is dit geheel bovendien gestoffeerd door dorpen en steden, en op den voorgrond door kudden, eenzame woningen en graanschurenGa naar voetnoot1. Liever, zegt een Amerikaansch tourist, had ik de prairien en de Missisippi, ja, zelfs de Niagara gemist, dan dit uitzigt. Ik voor mij had er de Niagara buiten gelaten. En toch, hier vlak naast mij, in deze grootsche omgeving, ziet men een tafeltje met vier dames daaromheen gezeten, in het kaartspel verdiept. Welk eene passie moet dat geworden zijn! Niemand vergete, wanneer hij het Mountain-house bezoekt, ook eene wandeling te doen naar de Catskill-falls, op ongeveer twee mijlen van daar gelegen, en aan het bekoorlijk gelegen Laurel-house af te stappen. De waterval is alleen merkwaardig door zijne hoogte en omringende woeste natuur, niet door de massa water, daar deze in den zomer soms zeer luttel is. En toch, hoe kan men zich bedriegen! Wanneer ge beneden staat, schijnen u de drie vallen (de waterval is als het ware in drie verdiepingen verdeeld) ter naauwernood toe eene hoogte van tachtig voeten te bereiken, en met verwondering staart gij den gids aan, wanneer hij u mededeelt dat deze vierhonderd voeten bedraagt. Wanneer men evenwel de aangelegde trappen opgaat om ook den val van boven te zien, ontwaart men al te goed, vooral wanneer het een warme zomerdag is, dat de man waarheid heeft gesproken. Te drie ure verliet ik het Laurel-house om langs den eenzamen maar aangenamen weg mijn logement weder op te zoeken. Naauwelijks was ik opgewandeld, of een koetsier, die reizigers naar de falls had gebragt, passeerde mij met een ledigen wagen en noodigde mij uit naast hem plaats te nemen, hetgeen ik gretig aannam, daar de middag warm was. Ik kon mij hier nog eens overtuigen wat een Amerikaan al niet doet om geld te verdienen, want de koetsier kon, ofschoon hij mij zelf uitgenoodigd had, toch bij het naderen van mijne bestemming niet nalaten te zeggen, ‘dat hij tevreden was met alles, wat ik hem gaf, maar dat hij gaarne eenig geld wilde zien’. Hij ver- | |
[pagina 134]
| |
ontschuldigde zich wel met te zeggen, dat ik het misschien vreemd zou vinden, dat hij zulks vroeg, maar, zeide hij: ‘een Yankee moet altijd geld verdienen, al is het nog zoo weinig’. Dit doet mij denken aan den raad, dien in den regel, zooals bekend is, de vader in Amerika aan zijn zoon medegeeft, wanneer hij de wereld intreedt: ‘my son, make money, if you can honestly, but make money.’ Den tweeden dag verliet ik het bekoorlijk gelegen Mountain-house: ventre à terre ging het met de diligence hier en daar den berg af, en in twee uren hadden wij den weg afgelegd, waarop wij in het heengaan vijf uren hadden zoek gebragt. Naauwelijks was ik aan de landingsplaats te Catskill aangekomen, of de gelegenheid bood zich aan met de stoomboot van Newburgh op Albany, de rivier op te varen tot Hudson, eene stad met ongeveer 16,000 inwoners, vooral bekend door de in de nabijheid gelegen Lebanon-Springs en het Shakervillage. Wij waren spoedig te Hudson, eene stad met ruime straten, verscheidene mooije kerken en een Courthouse, geheel van wit marmer opgetrokken. Na een uur oponthoud begaf ik mij met de Hudson and Boston-railroad naar Canaän, een klein station, en vandaar per diligence naar Lebanon-Springs, met het voornemen den volgenden dag naar Hudson terug te keeren. De badplaats, moet ik zeggen, was in eene bekoorlijke streek gelegen, maar overigens, wat luxe en aanleg aangaat, in geenen deele te vergelijken met de Duitsche badplaatsen of Saratoga, Newport, enz. Vooral is het Shaker-village op twee mijlen afstand merkwaardig. Had ik misschien vroeger sympathie gevoeld voor eene godsdienstige sekte als de shakers, die zoo in eendragt en waren broederzin te zamen wonen, na mijn bezoek was al mijne illusie verdwenen en heb ik eene zekere antipathie gekregen tegen die kerels met lange haren tot over de schouders, die een gelofte gedaan hebben zich ten eenenmale van het huwelijk en intimen omgang met het vrouwelijk geslacht te onthouden. Zij toch geven zich voor het volk te zijn waarvan in den bijbel geschreven staat: ‘Gij zult niet huwelijken noch ten huwelijk gegeven worden, maar gij zult zijn als de engelen Gods in den hemel’. Zonde en jammer vond ik het, dat deze nederzetting gelegen is in eene vallei waar de natuur hare schoonste gaven met zoo kwistige hand heeft uitgedeeld. De Vereeniging, de oudste en grootste van deze orde in de Vereenigde Staten, telt ongeveer vijf- | |
[pagina 135]
| |
honderd leden, die in groote vierkante houten huizen van drie verdiepingen, aan beide zijden aan den breeden weg gelegen, gehuisvest zijn. De vertrekken der broeders en zusters zijn aan de tegenovergestelde zijden van ieder huis door een gang gescheiden en voor twee tot zes personen ingerigt, en alhoewel de mannen en vrouwen onder hetzelfde dak slapen, hebben zij geene andere gemeenschap met elkander dan voor zoo verre de uitoefening der godsdienst en hunne zaken zulks medebrengen. Elke vereeniging van Shakers is uit verschillende afzonderlijke huisgezinnen zamengesteld, die zich zelven onderhouden en met betrekking tot wereldlijke en geestelijke zaken geregelde opperhoofden hebben, onder den titel van ouderling of diaken. Meestal bewoont elk van deze familiën een afzonderlijk huis, waarin eene groote zaal voor gemeenschappelijke zamenkomsten is ingerigt. Evenals in het broederhuis te Zeist, vindt men ook hier winkels van allerlei aard, waar men tegen hooge prijzen zich van alle mogelijke artikelen, voornamelijk kramerijen, kan voorzien. Op de zes duizend acres, die tot de nederzetting behooren, wordt ook de landbouw en boomkweekerij uitgeoefend, bijna uitsluitend tot eigen verbruik. Daar mijn verblijf slechts tot een paar uren bepaald was, ontbrak mij de gelegenheid de godsdienstoefening bij te wonen, waarbij nog, zooals mij gezegd werd, de zoogenaamde Shakerdans wordt uitgevoerd. Den volgenden dag teruggekeerd in Hudson, zette ik mijne reis per boot naar Albany voort. De eenige plaatsen van eenig aanbelang, die men nog voorbijvaart, zijn Kinderhook, de geboorteplaats van Martin van Buren, Coeymans, met een aanzienlijke handel in geperst hooi, en New-Baltimore. Iets verder wijst men u een steenen glooijing midden in de rivier aangelegd, om het vaarwater, dat door de zamenvloeijing der Mohawkriver alhier menigmaal aan verzanding onderhevig was, in stand te houden. Van hier af verliest de Hudson-rivier geheel haar grootsch karakter; de oevers zijn over het geheel vlak; rotsen of bergen zijn bijna niet meer te bespeuren, en niettegenstaande de aanzienlijke breedte, doet het groote aantal lage eilandjes veel van den trotschen aanblik verloren gaan. Eindelijk lag het uitgestrekte Albany, de hoofdstad van den staat New-York, met eene bevolking van ongeveer 80,000 inwoners, in een halven cirkel op een laag plateau voor ons uitgestrekt. De naam, dien Albany vroeger had, namelijk Beverwijk, doet wel haar | |
[pagina 136]
| |
oorsprong vermoeden; vervolgens werd het Willemsstad gedoopt en eindelijk ontving het den tegenwoordigen naam ter eere van Jacobus II, hertog van York en Albany. Door de bijzonder gunstige ligging en goede verbindingen, zoowel te water als te land, met New-York langs de Hudson en de Hudsonriver-railroad, met Boston, Hartford, Springfield en andere groote steden van Nieuw-Engeland, langs verschillende spoorwegen, met Buffalo en het Eriemeer langs de New-York-central-railroad en het Eriekanaal (364 mijlen lang, het grootste kanaal in de Vereenigde Staten), met Canada door het Champlain-kanaal naar het meer van dien naam, heerscht hier een buitengewoon vertier en eene groote bedrijvigheid. Tal van industriële inrigtingen als ijzergieterijen, fabrieken van landbouwwerktuigen en uitgestrekte houtwerven (Albany heeft misschien de grootste houtmarkt van Amerika) trof ik daar aan. Overigens heeft de stad volmaakt het Amerikaansche type; breede straten, gedeeltelijk met hout geplaveid, tal van kerken, een brug over de rivier, een Statehouse en een Courthouse, gebouwen die door niets merkwaardig zijn dan door de omringende parken, verschillende banken en buiten de stad onderscheidene buitenverblijven en eenige liefdadige inrigtingen, ziedaar het voornaamste wat men in Albany ontwaart. De universiteit te Albany, in 1852 opgerigt, heeft eene goede reputatie, vooral door de daaraan verbonden onlangs gebouwde sterrewacht en het mineralogisch kabinet; wie Albany mogt willen bezoeken, hij neme zijn intrek in het Delavan-house, een van de beste hôtels, die ik in Amerika heb aangetroffen. En hier nam ik afscheid van de Hudson.
A.E. Croockewit. |
|