De Gids. Jaargang 23
(1859)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 685]
| |
Voor het eeuwfeest van Friedrich Schiller's geboorte.(10 november 1759.)I.
Verder dan de heilige eiken
Van d'aêlouden duitschen grond,
't Siersel dat den storm weêrstond,
Kransen voor zijn dichter reiken,
Doet de faam zijn eeuwfeest kond;
En waar ergens onder vreemden
't Licht uit blaauwe kijkers blinkt,
Als het: du! trouwhartig klinkt,
't Innig: du! van berg en beemden,
Daar men rhijnschen bleeker drinkt,
Niet alleen door heel Europe,
Over de oceanen meê
Ruischt zijn lof van steê tot steé
Die der jonkheid zoetste hope,
Die der menschheid grootsch verschiet
Schilderde in 't onsterflijk lied!
| |
[pagina 686]
| |
II.
Laat Germanië hem 't eerste
Kroonen als haar diêrste zoon,
Priester van 't verhevenst schoon
Wordt door 't zustrental om 't zeerste
Dankbre hulde hem geboôn.
SveaGa naar voetnoot1 ziet op 't feestlijk roepen
Nore dalen van zijn rots,
Lieflijk smelt in 't golfgeklots
't Lied van Dana's eilandgroepen,
Neder buigt Brittanje's trots!
En een enkle zoude ontbreken
En geen jublend vreugdgeschal
Opgaan uit 't gezegend dal,
Vrijheids bakermat gebleken;
Holland falen in de schaar
Bloemen windende om 't altaar?
III.
Louter hengenis van harte,
Is het sluiten aan dien stoet
Haar behoefte van 't gemoed;
Heeft hij in haar diepste smarte
Voor vertwijfling niet behoed?
Toen, helaas! haar tweede Vondel
't Vreeslijk vonnis onderschreef,
| |
[pagina 687]
| |
Dat geen redding overbleef,
Zoo het wrak van pijlenbondel
Niet in fransche waatren dreef,
Werd zijn schildring van 't verleden
Door haar hoog, haar hemelsch licht
Ons 't bezielende gezigt
Ter herschepping van dat heden!
Tranen zijn 't van dankbaarheid,
Die ze op Schiller's assche schreit.
IV.
Zanger aller idealen,
Hoe benijdbaar is uw roem!
Uwer wat men streelendst noem',
Uwer lentes zoetste stralen,
Uwer liefdes schoonste bloem!
Van geslachte tot geslachte
Altijd nieuw en altijd frisch,
Wordt geen hartsgeheimenis
Een verheemlende gedachte,
Daar uw lied niet tolk van is!
Elke worstling met het leven
Blijkt een weldaad in uw dicht;
Looden taak en ijzren pligt
Weet ge gulden glans te geven,
En der duitsche mannen trouw
Huldigt naar uw woord de vrouw!
| |
[pagina 688]
| |
V.
Dichter aller stoutste droomen
Van het menschelijk geslacht!
Naauwlijks nog verdwijnt de nacht;
Zal in 't eind de morgen komen,
Die ge hijgend hebt verwacht?
Duitschland blinkt van diademen,
Maar der vorsten digte drom
Ziet naar DillenburgGa naar voetnoot1 niet om:
Filips gouden staf werd leemen,
Blijd klonk Willem 't wellekom!
‘Al wat duitsch spreekt’ tuigt de Moeder,
‘Is mijn kroost, mijn hoop, mijn lust!’
Ach! hunne afkomst zich bewust,
Smaadt de broeder toch den broeder,
En de twist van Noord en Zuid
Maakt ze beiden heerschzuchts buit.
VI.
Schiller! onze bede is hulde:
Dat de dag der eendragt rijz'!
Schoon men grootscher eer bewijz'
Aan 't genie dat u vervulde,
Welke stelt ge op hooger prijs?
Uit denzelfden stam gesproten
| |
[pagina 689]
| |
Voelen we ons in iedren stand
't Duitsche lief en leed verwant;
Heiligst ons als al zijn loten
Vrijheid, godsdienst, vaderland!
Strijder voor dien diêrsten zegen,
Trots het graf dat u omsluit!
Nog gebiedt uw geest: vooruit!
Lagche u de overwinning tegen,
En waardeer dan 't éénig volk,
Van zijn pligt en regt u tolk!
E.J. potgieter.
|
|