De Gids. Jaargang 19
(1855)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het volksonderwijs in Noord-Amerika.The Educational Institutions of the United States, their Character and Organisation. Translated from the Swedish of P.A. Siljeström, M.A., by Frederica Rowan. London, Chapman. 1853.Weinig onderwerpen verdienen voorzeker meer de aandacht en algemeene belangstelling, dan dat van opvoeding en onderwijs, en minder de omstandigheid, dat de voorschriften onzer Grondwet eene wettelijke regeling daarvan thans noodzakelijk maken, dan wel eene meer en meer veldwinnende overtuiging, hoe weinig nog voor die hooge en gewigtige zaak in Europa verrigt is, wat vreeselijke gevolgen daaruit kunnen voortvloeijen, doen velen aan alle zijden naar licht uitzien, van alle kanten raad en wetenschap daaromtrent vragen. Wij noemen de zaak van het onderwijs en vooral van het volksonderwijs eene hoogst gewigtige zaak, want van de wijze, waarop zij in den Staat beschouwd en behandeld wordt, hangt zeer zeker het toekomend wel of wee des lands af. Raadplegen wij slechts het naauwe verband, dat er bestaat tusschen volksopvoeding en misdaad; tusschen eene kindschheid buiten onderwijs en school gesleten, en een mannelijken leeftijd of ouderdom in den kerker doorgebragt of op het schavot geëindigd; - de betrekking, welke er bestaat tusschen eene verwaarloosde volksopvoeding en gebrek aan kennis, en het kwijnen en wegsterven van alle takken van nijverheid, en een gestadig toenemen van die duizendtallen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die de armentaxen en uitdeelingen slechts morrend en drei gend van gevaarlijker uitersten terughouden; - de innige zamenhang, dien wij alom bespeuren tusschen eene gebrekkige opleiding der jeugd en alle rampen, alle stoffelijke en zedelijke jammeren, waaraan onze maatschappijen zoo zwaar lijden; raadplegen we dat alles, en wij zullen ligtelijk van de waarheid van het gezegde doordrongen worden. Wij hooren dan ook dagelijks meer den wetgever, die zich met de handhaving van rust en orde belast ziet; den regter, die de straf op misdaad en overtreding moet toepassen; den godsdienstleeraar, die den gevallene in den kerker bezoekt; den staatshuishoudkundige, die de oorzaken van achteruitgang en verminderde welvaart der volken naspoort; den menschenvriend, die bij vermeerderende pogingen de armoede meer en meer veld ziet winnen, wijzen op ééne bron dier vele ellenden, op één geneesmiddel voor al die kwalen: op verstandelijke en zedelijke ontwikkeling, op volksopvoeding en volksonderwijs. Wij verklaarden intusschen, dat deze hoogst gewigtige zaak tot dusverre in de oude wereld nog zeer verwaarloosd is, en doen zulks vooral met een oog op het jeugdige Noord-Amerika, waar ook in dit opzigt een leven en streven heerscht, dat, zoo al niet in alles nagevolgd, toch nader verdient gekend te worden, daar het in menig opzigt ons tot een nuttig voorbeeld strekken kan, en wel geschikt is, ons uit onze zorgelooze onverschilligheid op dit punt op te wekken. Van vooringenomenheid met Amerikaansche toestanden willen wij ons geheel trachten vrij te houden en daartoe zoo veel mogelijk daadzaken laten spreken. Het is intusschen bekend, dat de Amerikaan zich niet ten onregte verheft op de algemeenheid en doelmatigheid van zijn volksonderwijs, op de praktische verwezenlijking zijner schoone spreuk: ‘Kennis is magt’ (knowledge is power), en dat uitstekende Europeërs meer en meer erkennen, dat hij hierop althans regt heeft zich te beroemen. Wij behoeven maar te wijzen op de werken van een' Tocqueville, Michel Chevalier, von RaumerGa naar voetnoot1 en van zoo vele oordeelkundige | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reizigers, wier aandacht hierop meer of minder zich vestigde. Wij willen thans vooral de berigten volgen van een' man, die, zelf onderwijzer, eerst Engeland in 1848, vervolgens Amerika bezocht heeft met het bepaalde doel, om het schoolwezen en de geheele inrigting van het nationaal onderwijs, als ook den toestand der verstandelijke ontwikkeling des volks aldaar en onder een regeringsstelsel als het Amerikaansche, naauwkeurig te leeren kennenGa naar voetnoot1. Wij zullen daarbij gelegenheid hebben op te merken, dat het getuigenis van den Zweedschen onderwijzer dikwerf zamenstemt met dat van andere schrijvers, en met name met de belangrijke mededeelingen, nog onlangs door een onzer landgenooten, den Heer BuddinghGa naar voetnoot2, daaromtrent geleverd. De toestand van volksonderwijs en beschaving moet in Amerika natuurlijk een geheel andere zijn dan in de meeste landen van ons werelddeel, omdat hij zamenhangt, ja, een uitvloeisel is van het maatschappelijk en staatkundig leven aldaar. Dat leven is in zijne geheele ontwikkeling - de geschiedenis der Staten leert dit - democratisch; de belangen en regten des volks, der groote menigte, liggen daar steeds ten grondslag, treden daar steeds op den voorgrond. Van den aanvang af ging daar alles uit van het volk en geschiedde ook alles door en voor het volk. In Europa daarentegen heeft zich alles ontwikkeld uit denkbeelden van rang en stand, van voorregt en gunst. Geslachten en instellingen zijn streng gescheiden, genieten eigenaardige voordeelen, aan sommigen bij uitsluiting verzekerd. Amerika - met name de Noordelijke en Westelijke Staten - heeft zich ontwikkeld als eene wereld van volkomen vrijheid en gelijkheid, waarin de eenige uitzonderingen die zijn, welke de natuur zelve doet geboren worden; Europa is eene wereld, die nog overal de kenmerken draagt van een' toestand van volkomen niet vrijheid en niet gelijkheid, en waar nog dagelijks eene worsteling plaats heeft, om zich uit dien vroegeren toestand te ontwikkelen en tot een anderen over te gaan. De bevestiging van het hier beweerde ziet men ook in alles wat het onderwijs betreft. In Amerika is het volksonderwijs overwegende hoofdzaak voor den Staat, op wien | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de verpligting rust het krachtig op te heffen en te ondersteunen; bijzonder onderwijs voor bepaalde standen, ja zelfs hooger onderwijs wordt in veel mindere mate staatszaak geacht, en veeleer aan pogingen van bijzondere personen of vereenigingen overgelaten. In Europa weten wij dat het omgekeerde altijd plaats had. Academiën en regeringsinstellingen van onderwijs voor sommige standen werden gesticht en rijk bevoordeeld uit algemeene inkomsten, lang voor men nog aan volksonderwijs gedacht had, of toen men, ook in onzen tijd, meende daaromtrent bijna geene verpligtingen te hebben. In Amerika zien wij de volksbibliotheken op eene ongehoorde wijze uitgebreid, en subsidiën van staatswege ruimschoots daaraan toegekend, terwijl de inrigtingen, die wij in Europa bijna uitsluitend met den naam van bibliotheken bestempelen, er veel minder hoog staan dan in de oude wereld, waar men zich, althans van staatswege, over de eersten nog in het geheel niet bekommert. Maar deze opmerkelijke tegenstelling heeft niet slechts plaats bij de pogingen der Regering nopens het onderwijs in de oude en nieuwe wereld, men bespeurt haar ook bij die van vereenigingen en bijzondere personen. In Europa is het onderwijs, en vooral het volksonderwijs, lange eeuwen hoofdzakelijk de taak der geestelijkheid geweest, en is, zelfs in onzen tijd, in sommige landen voor een deel bepaald godsdienstig onderwijs gebleven, waarop de geestelijkheid toezigt en invloed behoudt, of moet er eene bepaald godsdienstige strekking ook in bloot wetenschappelijk onderwijs op te merken zijn. In Amerika is van den aanvang af het schoolonderwijs meer eene staats- en wetenschappelijke zaak geworden, waarmede de geestelijkheid zich niet had bezig te houden. Eene warme liefde voor praktische beoefening van het Christendom, en de meest volkomen verwezenlijking van het beginsel eener algemeene godsdienstvrijheid heeft school- en godsdienstig onderwijs veel meer doen scheiden, zonder het eerste onchristelijk te doen worden, terwijl de grootere vereeniging hiervan in Europa tot onophoudelijke botsingen en klagten voert. In Amerika zien wij daarenboven bij elk de levendigste deelneming en geestdrift in alles wat het volksonderwijs betreft, zien wij daartoe allen medewerken door geldelijke opofferingen en door eigene deelneming daaraan, terwijl in Europa eerst in de laatste tijden hierin verbetering te be- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
speuren is, en de meesten hunne medewerking in een klein geldoffer laten bestaan, of nog wel met groote moeite van het belang der zaak te overtuigen zijn.
Het verschil dier toestanden en denkbeelden ligt echter, gelijk wij reeds opmerkten, in de geheel vrije en democratische beginselen, volgens welke een volk zich ontwikkelt. Waar men aan eenige natie het volle genot van vrijheden en staatkundige regten toekent, zal zij noodwendig bandeloosheid en verderf tegensnellen, indien beschaving des geestes, indien behoorlijk onderrigt die vrijheid niet binnen grenzen doet blijven. Burgers, die elken dag geroepen kunnen worden, om hunne hoofden en voorgangers in Kerk en Staat te kiezen, om zelve tot openbare betrekkingen gekozen te worden, moeten door opvoeding en onderwijs daartoe geschikt zijn gemaakt. Burgers, die van der jeugd af geroepen worden tot onafhankelijkheid en vrijheid in handelen, denken en spreken, moeten door onderwijs en opvoeding leeren, op eigen krachten te steunen, voor zich en de hunnen te zorgen, en van die vrijheden geen misbruik te maken. De volkomen vrijheid en gelijkheid der democratische instellingen is alzoo de krachtigste prikkel, maar tevens een volstrekt noodzakelijk dwangmiddel, om de meest mogelijke uitbreiding en volkomenheid van volksopvoeding en volksonderwijs tot eene levensvraag te maken. De bekwaamste staatslieden, de uitstekendste schrijvers en letterkundigen in Amerika hebben dit voor lang reeds ingezien en daarop aangedrongen, en de menigte is voor hunne raadgevende en vermanende stemmen niet doof gebleven, gelijk de uitkomsten hier en elders leerden. Tocqueville schetste het reeds als een eigenaardig kenmerk van democratische toestanden, dat onderwijs en algemeene kennis daarin zeer algemeen onder het volk verspreid zijn en onder alle klassen doorgedrongenGa naar voetnoot1. De waarheid zijner opmerking ziet men bevestigd in Noord-Amerika en in Zwitserland. In beide landen is het volksonderwijs zoo algemeen als in geene andere. Volgens het Rapport van den Direc- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
teur der volkstelling van 1850, werden de openbare scholen der Unie op 1 Junij 1850 door 4,000,000 kinderen bezocht, zijnde een vijfde der bevolking, of 20 op elke 100 zielen. In den Staat New-York werd het reeds voor verscheidene jaren door Michel Chevalier op nagenoeg een vierde der bevolking berekend, terwijl hij dat getal voor zijn eigen vaderland slechts op een dertiende gedeelte der geheele bevolking kon aangeven. Waar derhalve in New-York 24 op de 100 zielen schoolonderwijs ontvingen, genoten in Frankrijk, de bakermat der beschaving (?), nog geene 8 zielen op de 100 dit voorregt. In Zwitserland berekende de kundige Staatsraad Franscini voor eenige jaren die verhouding voor sommige kantons mede op een vijfde der bevolking, of 20 op de 100Ga naar voetnoot1. Bij ons te lande bedroeg zij, volgens het Regeringsverslag over 1852-1853, een achtste der bevolking, of 12 leerlingen ongeveer op elke 100 zielen. Maar wij wenschen geene meerdere dergelijke cijfers aan te halen, die welligt voor zulke landen, waar het beginsel van verpligt schoolgaan heerscht, gelijk in Pruissen, uitkomsten zouden opleveren, die schijnbaar den toestand van het onderwijs in Europa in gunstiger licht zoude plaatsenGa naar voetnoot2. Dergelijke cijfers mogen al met eenige zekerheid aangeven, hoevele aan de onschatbare zegeningen van het onderwijs deelnemen, zij geven daarom nog niet aan, op welken trap van ontwikkeling en beschaving een volk staatGa naar voetnoot3. Deze wordt niet bij uitsluiting bepaald door een grooter of kleiner aantal van hen, die op de school komen, om eene boete te ontgaan, van hen die er werktuigelijk op lezen en schrijven worden afgerigt, maar van het aantal denkende en verstandelijke wezens, die in de school en verder daarbuiten gevormd worden, waartoe het geheele volks- en staatsleven moet zamenwerken en met het onderwijs als het ware een harmonisch geheel vormen. Dit is het hoofdpunt, waarop de uitstekendste opvoeders in Amerika gestadig terugkomen, waar- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toe hun geheele stelsel van onderwijs strekt. De bekende Horace Mann zegt daarom, aan het slot van zijn ‘Rapport over het volksonderwijs in Pruissen, 't welk hij als uitgebreid en krachtig ingerigt schetst, dat de geringe uitkomsten, die de natie daarvan in hare vorderingen op de baan der beschaving en ontwikkeling ondervindt, hierin te zoeken zijn, ‘dat, wanneer de kinderen eens de school verlaten hebben, hun de gelegenheden ontbreken om hunne kennis toe te passen, of de gaven in het leven te doen treden, die op de school verkregen en ontwikkeld zijn. Hunne verstandelijke hoedanigheden worden niet opgewekt, hunne vermogens niet in beweging gebragt of versterkt door praktijk. Woorden, zooals: “de praktische pligten van het leven;” “de verantwoordelijkheid van burgers;” “het publiek leven, tooneel van bedrijvigheid;” “verpligtingen aan het nageslacht,” die onder ons zoo algemeen zijn, zouden vreemd klinken in de ooren van een Pruis. In Pruissen heeft de regering ongeveer dezelfde zorg voor den burger, als de burger voor zijn vee heeft. De burger kiest geene ambtenaren, is niet geroepen onderzoek te doen naar karakter en verkiesbaarheid van kandidaten, heeft geene stem te geven. Hij maakt noch herroept wetten. Hij wordt niet geroepen om te raadplegen over vragen van vrede en oorlog, van geldmiddelen, in- en uitgaande regten, belastingen, postwetten en nationale verbeteringen. Men vraagt hem niet, waar een weg aangelegd of eene brug gebouwd zal worden, ofschoon hij den arbeid of de bouwstoffen zal leveren of betalen. Zijn Vorst is voor hem geboren, zijne wetten worden voor hem gemaakt. Is er sprake van oorlog, hij wordt er niet in gekend: hij heeft slechts te vechten, doodgeschoten of betaald te worden. De ontvanger zegt hem, hoeveel belasting hij te voldoen heeft. De geestelijke maakt het plan van de kerk, die hij te bouwen heeft; en zijne geestelijke leidslieden, door anderen benoemd, maken een geloofsformulier gereed, dat hij slechts heeft te onderteekenen. Op dezelfde wijze leert men hem, hoe hij zijnen Koning te gehoorzamen, en zijn' God te dienen heeft. Maar, ofschoon er een oceaan sluimert in den geest van elk kind, 't welk geboren wordt, zoo kan die in eene eeuwig stilstaande sombere poel herschapen worden, indien men elke verkwikkende levenwekkende luchtstroom belet zijne oppervlakte te beroeren.’ Welligt is deze schilderij te donker gekleurd, ofschoon | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het eene waarheid blijft, dat het zeer algemeene en verpligte lager volksonderwijs, 't welk in Pruissen en vele andere Duitsche Staten plaats heeft, weinige goede uitkomsten schijnt op te leveren voor verstand of hart. De zedelijke en intellectuele toestand der duizend- en honderdduizendtallen, welke jaarlijks uit Duitschland in Amerika aankomen, leveren hiervan treurige voorbeelden, waarop wij later nog terugkomen. In de klagten over gemis aan alle publiek leven mag eenige republikeinsche overdrijving bemerkbaar zijn, er is daarin ook veel waarheid, die zich mede openbaart in die gestadig toenemende zucht om het zoo schoone Duitsche vaderland voor altijd vaarwel te zeggenGa naar voetnoot1.
Wij hebben verklaard, dat tot dusverre door de Regeringen der oude wereld nog zeer weinig verrigt was voor de zaak van volksopvoeding en volksonderwijs. De redenen daarvan zijn welligt, dat men het onderwijs veelal in andere handen zag, en het daaraan liefst niet wilde onttrekken. Daarenboven heeft men geschroomd daaraan belangrijke sommen ten koste te leggen, waar men niet schroomde millioenen jaarlijks te besteden aan staande legers en kostbare administratiën. Nog geene twintig jaren geleden bedroeg de geheele som, door den Staat, de departementen en de gemeenten in Frankrijk aan het volksonderwijs ten koste gelegd, 4,000,000 frs. (ƒ 2,000,000), een bedrag, 't welk onder het Ministerie van Guizot op 12 millioen frs. (ƒ 6,000,000) gebragt werdGa naar voetnoot2. In Oostenrijk gaf, in 1840, volgens Hübner, de Staat aan het geheele onderwijs eene som ten beste van nog geen een en een halve millioen florijnen (1,422,517), zijnde ruim een zesde van de gezamenlijke sommen daaraan in den Keizerstaat ten koste gelegd. Wat van regeringswege in ons Vaderland aan het lager onderwijs ten koste gelegd wordt, willen wij hier niet trachten te berekenen, maar dat die sommen onbeduidend zijn, mag onder anderen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hieruit blijken, dat de eigenlijke subsidie uit 's Rijks schatkist niet veel meer dan een vijfendertigste gedeelte bedraagt van de geheele begrooting van Binnenl. Zaken, welke op hare beurt nog wederom niet de helft uitmaakt van die van Oorlog. Bij geen enkel Staatsbestuur heeft intusschen, als reden van zoo groote verwaarloozing, de bedenking op den voorgrond gestaan, die men door velen hoort opperen: dat namelijk de Staat onbevoegd zoude zijn zich met het onderwijs in te laten, over het volksonderwijs te waken of het geldelijk te ondersteunen. Velen achten dit strijdig met de vrijheid, en voorstanders van volksopleiding in eene bepaalde rigting zien in een dergelijk staatsonderwijs slechts eene hatelijke concurrentie, die bij de regering daarenboven het karakter van bevoorregting en monopolie heeft, doordien haar middelen ten dienste staan, welke anderen niet bezitten. Wij voor ons tellen deze bezwaren gering. Indien de Staat veiligheid en orde mag beschermen, indien hij misdaden mag bestraffen, indien hij zelfs misdaden mag en moet voorkomen, en voor dat alles zich de noodige hulpmiddelen mag aanschaffen, dan voorzeker mag en moet de Staat zorgen voor volksonderwijs en volksbeschaving, mag hij zich de middelen daartoe niet ontzeggen! De gelden, daartoe aangewend, zijn beter besteed dan aan politie-agenten en Inspecteurs, dan aan straf en tuchthuizen. En wat mededinging betreft, wij juichen haar toe als een prikkel tot elken vooruitgang, maar wij juichen haar vooral toe op het gebied van verstandsontwikkeling en beschaving. Wij wenschen namelijk de vrijheid van onderwijs en godsdienst niet te beperken, maar door een goed ingerigt staatsonderwijs juist te verzekeren. Het staatsonderwijs moet voor allen gelijkelijk te verkrijgen zijn; het moet eene algemeene godsdienstige en zedelijke strekking hebben, maar moet niemand kunnen kwetsen; het moet zoo volkomen, algemeen en deugdelijk zijn, dat het meer en meer een nationaal, een volksonderwijs wordt. Als zoodanig zal het de schoone vruchten van onderlinge gelijkheid, algemeen Christelijke welwillendheid en verdraagzaamheid opleveren, die men daarvan in Amerika tot dusverre plukt. Scholen, waar de geestelijkheid het hoofdgezag bezit, of het onderwijs dienstbaar gemaakt wordt aan het aankweeken van leerstellige godsdienstbegrippen, achten wij voor het geluk eens lands niet wenschelijk | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ofschoon in Amerika reeds van de vestiging der Pelgrimvaders af, het volksonderwijs, althans in de Staten van N. Engeland, met ijver behartigd werd, ondervond het niet altijd die zorg en ondersteuning, waarvan het gedurende de laatste twintig jaren het onderwerp is. In den aanvang dezer eeuw was er een tijdperk, dat het nationaal onderwijs, zoo al niet kwijnde, dan toch in een' staat van stilstand verkeerde. Het was in de dagen van oorlog en krijgsgeweld, die hier, gelijk overal, bewezen slechte bondgenooten van verstandelijke en zedelijke ontwikkeling te zijn, dat de zaak van het onderwijs tijdelijk op den achtergrond geraakte. Na den oorlog met Engeland nam de politiek te veel de eerste plaats in. Vooral onder het Presidentschap van den Generaal Jackson, toen zeer velen uit het volk aan het bewind geraakten, toen in 1826 van de 206 leden, waaruit het Huis der Vertegenwoordigers in Connecticut bestond, 180 gerekend werden hunne opvoeding bij uitsluiting in de nationale of volksscholen te hebben verkregen, begon men het hooge belang in te zien, het algemeen volksonderwijs met kracht op te heffen, en daaraan alle mogelijke zorg te besteden. De wijze, waarop dit in den kleinen Staat Rhode Island geschiedde, geeft een te merkwaardig voorbeeld, op hoedanige wijze men bij onze Transatlantische overburen bij het nemen van gewigtige wetgevende maatregelen te werk gaat, om daarvan hier te zwijgen. Mr. Henry Barnard, wiens naam met roem in het schoolwezen der Unie bekend is, zoude, in betrekking van Commissaris der Openbare Scholen, het werk der hervorming leiden. Hij trachtte in de eerste plaats de noodige kennis nopens het bestaande schoolstelsel bijeen te verzamelen. Daartoe begaf hij zich twee of meermalen naar elke stad en bezocht 200 scholen, raadpleegde met ongeveer 400 onderwijzers over hunne leerwijze, examineerde leerlingen in en buiten de scholen, raadpleegde met de Schoolcommissiën in elke stad en met andere personen, die zich aan de zaak lieten gelegen zijn; hij gaf vervolgens meer dan 1000 circulaires af aan onderwijzers en Schoolcommissiën, met vragen, die tot in de minste bijzonderheden liepen, en zoodanig voorgesteld waren, dat zij alle noodzakelijke verbeteringen als het ware aan de hand gaven; in de derde plaats hield hij openbare mee- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tings in elke stad, om aan elk de gelegenheid te schenken zijne gevoelens over dit onderwerp openlijk aan het licht te brengen. Verder hield de Heer Barnard zelf of door anderen 500 lezingen of voordragten over onderwerpen betrekkelijk de regeling van het schoolwezen; hij schreef meer dan 1000 brieven ter beantwoording van aan hem gerigte vragen; hij bevorderde den omloop van tijd- en weekbladen over het onderwijs bij duizende exemplaren; hij maakte schikkingen voor de vestiging van boekerijen over opvoeding en schoolwezen, ter raadpleging voor onderwijzers en Schoolcommissiën; hij moedigde het oprigten van Vereenigingen aan, ter verbetering der scholen, en van afzonderlijke onderwijzersvereenigingen; hij nam voorloopige maatregelen om de opleiding der onderwijzers te bevorderen; hij maakte de nieuwste en beste plannen bekend voor den bouw en de inwendige inrigting der schoollocalen; hij liet zich gelegen liggen aan de keuze van doelmatige schoolboeken en werktuigen; hij nam deel aan het tot stand brengen van Vereenigingen, tot het aanleggen van Schoolbibliotheken, enz. Eerst nadat zooveel verrigt was, dat een geheel menschenleven daarvoor naauwelijks toereikend schijnt, eerst toen maakte hij het ontwerp eener nieuwe schoolwet. Hoe geheel anders het zich in Europa toedraagt bij het voordragen van wetten, behoeft door onzen schrijver naauwelijks herinnerd te worden, en wij voelen ons bijna gedrongen met hem in te stemmen, dat men - bij het aanschouwen van eene zoo onmetelijke werkzaamheid des geestes; van die massa kennis, die op deze wijze verspreid is; van die overtuiging, welke zich als met geweld heeft moeten meester maken van elk huisgezin, van elk hoofd en van elk hart; van een volk, dus opgewekt tot de zelfbewustheid van een groot nationaal gebrek, en als uit zijne woningen gedreven om het te bestrijden, - meer getroffen wordt door dergelijken kruistogt tegen vervallen schoolhuizen, zwakke onderwijzers en gebrekkige schoolinstellingen, dan door zoo vele ondernemingen, die het luidste geroemd worden in de bladen der geschiedenis! Sedert dien tijd is het schoolwezen veelzijdig verbeterd, en daartoe ook het goede uit Europa meermalen overgenomen. Gedurende de laatste twintig jaren kan men zeggen, dat in verre de meeste Staten der Unie een regelmatig en werkzaam stelsel van staatstoezigt over de volksscholen ge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
houden wordt. De wijze echter waarop dit geschiedt, de middelen waarover het nationaal onderwijs te beschikken heeft, en vele andere bijzonderheden, zijn weder in elken Staat op eigene wijze geregeld. Men behoeft hierbij echter, evenmin als bij de verschillende staatsinstellingen, aan eene verwarrende verscheidenheid te denken, daar er groote eenvormigheid en zucht tot navolging in de geheele Unie heerscht; eigenschappen, welke de natuurkundige uit de physieke eenvormigheid des lands wil verklaren. Hoe dit zij, met betrekking tot het schoolwezen, willen wij de aandacht vestigen op de twee Staten die voorgaan (leading States), Massachusetts en New-York, wier jongste instellingen bijna alom, met geringe wijziging, worden nagevolgd; wijzigingen, waarvan wij met een enkel woord melding zullen maken.
In Massachusetts, een der kleinere Staten van Nieuw-Engeland, die in 1850 eene bevolking van 994,000 zielen telde, is de zorg voor het openbaar onderwijs opgedragen aan de Burgerlijke gemeenten of dusgenaamde Townships. Al de Staten van Nieuw-Engeland namelijk zijn verdeeld in Counties (graafschappen) en dusgenaamde Townships of burgerlijke gemeentenGa naar voetnoot1, die in uitgestrektheid en aantal van ingezetenen zeer verschillen, maar in Massachusetts doorgaans ruim 2½ Engelsche mijl groot zijn en tusschen de 2 en 3000 zielen tellen. Met betrekking tot het volksonderwijs is elk Township in twee of meer schooldistricten verdeeld, wier grenzen geheel onafhankelijk zijn van alle burgerlijke of kerkelijke indeelingen. Zij vormen zedelijke ligchamen (bodies corporate), die eigendom kunnen bezitten, in regten kunnen gedagvaard worden en doen dagen, enz. Twee of meer aangrenzende districten kunnen zich vereenigen, om eene gemeenschappelijke school voor oudere leerlingen te vestigen, terwijl elk eene bijzondere voor jongere kinderen heeft. Hetzelfde mag plaats hebben bij districten, die tot verschillende Townships behooren, maar dan alleen met we- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derzijdsche toestemming. Twee Townships, wier bevolking niet meer dan 2000 zielen bedraagt, mogen zich vereenigen tot oprigting eener zoogenaamde hoogere school (High School). Elk Township, hoe klein ook, moet eene school bezitten, waar gedurende zes maanden des jaars onderwijs wordt gegeven of twee of meer scholen, waarin zulks gezamenlijk gedurende denzelfden tijd geschiedt. Elk Township van 100 huisgezinnen zorgt voor het onderhoud van eene school, gedurende het geheele jaar, of van twee, elk gedurende zes maanden. Telt het 150 familiën, zoo moet het gedurende negen maanden twee scholen onderhouden, of 3 scholen, elk gedurende 6 maanden. Bedraagt de bevolking 500 huisgezinnen, zoo moet het 2 scholen gedurende het geheele jaar onderhouden, of 3 elk gedurende acht maanden. Intusschen blijft de oprigting en het onderhoud van meerdere scholen, dan het hier bepaalde wettelijk aantal, aan de Townships geheel vrij. Elk Township van 500 huisgezinnen moet daarenboven gedurende minstens 9 maanden 's jaars eene school onderhouden van hoogeren rang, eene middelbare school of dusgenaamde English High School. Waar de bevolking 4000 zielen bedraagt, moet daarenboven eene school aanwezig zijn, waar ook onderwijs in de oude talen wordt gegeven, eene dusgenaamde Latin High School. Deze verschillende scholen staan open voor allen, die den vereischten ouderdom bezitten, en met het eenige onderscheid, dat die der Districten alleen door de kinderen uit het district mogen bezocht worden, terwijl de beide hoogere schoolinrigtingen voor aller gebruik bestemd zijn. Het onderwijs op de lagere scholen omvat het spellen, lezen, schrijven, rekenen, Engelsche taal- en aardrijkskunde, en betamelijk gedrag. Op de middelbare scholen wordt het genoemde onderwijs vervolgd, en daaraan toegevoegd geschiedenis der Vereenigde Staten, meetkunde, algebra, landmeetkunde en boekhouden. Het vinden der onkosten voor dit schoolwezen en het beheer daarvan is mede zeer eenvoudig geregeld. Op eene jaarlijksche vergadering der kiezers voor elk Township wordt de som bepaald, welke door hetzelve zal worden opgebragt voor bezoldiging der onderwijzers en voor brandstoffen, alsook voor bouw en onderhoud van scholen en aanschaffing van het be- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noodigde schoolmateriaal. De beide laatste onderwerpen worden in den regel door de districten bekostigd, hetgeen echter minder doelmatig schijnt en daarom in onbruik begint te raken. Op dezelfde vergadering wordt die som over de verschillende districten verdeeld, maar, daar de Wet hieromtrent geenerlei maatstaf aangeeft, geeft dit aanleiding tot onregelmatigheid en onbillijkheid in de verdeeling der tractementen. De dus bepaalde sommen worden door de belasting gevonden in omslagen, door dezelfde personen en volgens dezelfde beginselen geregeld, waardoor alle andere omslagen of gemeentelijke lasten bepaald worden, terwijl aan dezelfde ambtenaren de inning daarvan is opgedragen. De uitvoerende magt in elk Township is toevertrouwd aan eene jaarlijksch gekozen commissie - de zoogenaamde select men - die de burgerij bijeenroepen, de besluiten der Vergadering ten uitvoer leggen, kortom, het dagelijksch bestuur uitoefenen. Het beheer en de zorg over de scholen in het Township, is toevertrouwd aan twee Commissiën, de dusgenaamde Schoolcommissie (School Committee) en den Raad van Toezigt (Prudential Committee). De Schoolcommissie bestaat uit 3, 5 of 7 leden, die jaarlijks gekozen worden. Is de bevolking meer dan 4000 zielen, zoo mag het getal leden hoogstens met 6 vermeerderd worden. Zij genieten eene geldelijke toelage voor elken dag aan het schoolwezen gewijd, en houden notulen van het door hen verrigte, als ook rekening hunner uitgaven. De Raad van Toezigt (Prudential Committee) bestaat uit één tot drie leden, in het district woonachtig, en die door het Township of door het district gekozen worden. Het laatste benoemt ook een Secretaris voor dat ligchaam tot het houden der notulen en verrigten der verdere werkzaamheden. Deze Raad is eigenlijk de uitvoerende magt van elk district, omtrent alles wat de scholen betreft. Hij toch roept de burgers bijeen, om over schoolzaken te beraadslagen, en het daaromtrent beslotene ten uitvoer te leggen. De taak, welke op deze beide ligchamen berust, betreft in het algemeen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij het eerste punt valt op te merken, dat, wat aangaat de Middelbare-Latijnsche en Engelsche scholen, de naleving daarvan geheel op de Schoolcommissie berust. Bij de Districts scholen - de eigenlijke lagere scholen - rust deze zorg daarentegen op den Raad van Toezigt, tenzij het Township zelf zich met bouw en onderhoud der scholen belast hebbe. In het laatste geval bepaalt zich de zorg des Raads tot het aanschaffen van brandstoffen, schoolbehoeften en het laten verrigten der noodige herstellingen. Somtijds wordt ook eene afzonderlijke Bouwcommissie (Building Committee) gekozen, wanneer nieuwe scholen moeten opgerigt worden. De vertegenwoordigers van het District kiezen de plaats uit; de eigenaar van den grond moet daarvan afstand doen tegen eenen prijs, bij minnelijke schikking te bepalen, of wel door de uitvoerende magt van het Township of door eene jury vast te stellen. De Raad van Toezigt benoemt de onderwijzers der Districts scholen en treft met hen de noodige schikkingen, tenzij het Township zich dit hebbe voorbehouden; wanneer de Schoolcommissie hierin voor de Districts scholen evenzoo handelt, als zij dit voor Middelbare scholen doet. Onderwijzers kunnen echter nooit benoemd worden zonder een getuigschrift van bevoegdheid, door de Schoolcommissie af te geven. De leden dezer Commissie moeten zich door persoonlijk onderzoek overtuigen van de kunde des kandidaats, van zijn zedelijk gedrag, van zijne geschiktheid om te onderwijzen, enz. Het getuigschrift geldt slechts voor een jaar, voor het Townschip waarin het gegeven werd, en is steeds herroepbaar. De Schoolcommissie bepaalt, welke boeken er gebruikt zullen worden, waaraan de Wet slechts ééne voorwaarde hecht, dat zij namelijk niemands bijzondere godsdienstige of staatkundige denkbeelden mogen kwetsen. Ouders en voogden zijn gehouden hunne kinderen en pupillen van deze boeken te voorzien, terwijl, bij hunne nalatigheid, op berigt des onderwijzers, de Commissie zulks doet. Om het verkrijgen dier schoolboeken den leerlingen zoo gemakkelijk | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en goedkoop mogelijk te maken, koopt zij die werken in groote hoeveelheden op en stelt ze aan de school of bij den onderwijzer tegen de laagst mogelijke prijzen verkrijgbaar. Zij bepaalt ook, in overleg met de onderwijzers, het plan van onderwijs, en de jaren, waarop de leerling tot de Middelbare scholen zal worden toegelaten. De ouderdom van vier jaar is de jeugdigste leeftijd, waarop aan kinderen tot de Distrits scholen toegang wordt verleend. Aan haar is mede, in het hoogste beroep, de beslissing opgedragen over alle onderwerpen, die betrekking hebben op de schooltucht. De wijze om die te handhaven is, gelijk wij later zien zullen, aan de onderwijzers overgelaten, evenzeer als het regt, om leerlingen tijdelijk uit de school te verwijderen, tot de Commissie van de zaak kennis kan nemen. Er is tweëerlei Schoolbezoek voorgeschreven: een meer officiëel en een bijzonder. De geheele Schoolcommissie moet elke Middelbare school minstens éénmaal elke drie maanden bezoeken, terwijl zij, of sommige harer leden, hetzelfde bezoek, op door de. Wet bepaalde tijdstippen, aan elke Districts school moeten brengen. Die bezoeken strekken om bekend te blijven met den aard der school, van het onderwijs, van den staat van gehoorzaamheid en orde onder de kinderen, en of zij behoorlijk van boeken voorzien zijn. Het bijzonder of particulier schoolbezoek bestaat hierin, dat een of meer leden der Schoolcommissie, ten minste eenmaal 's maands, elke school in het Township geheel onverwacht bezoeken. Die leden verdeelen hiertoe onderling de scholen, zoodat elk een zeker aantal voor zijne rekening neemt. Verschijnen zij in eene school, zoo kunnen zij zelve de kinderen examineren, of dit door de onderwijzers laten verrigten. Men ziet hieruit genoegzaam, dat de Raad van Toezigt zich meer bepaalt tot de stoffelijke belangen der scholen, terwijl de Schoolcommissie de hoogere, meer geestelijke belangen van het onderwijs voorstaat. Van hier, dat in de leden der beide ligchamen eigenaardige kundigheden gevorderd worden, die voor leden der Schoolcommissie vrij uitgebreid zijn, daar zij onderwijzers moeten onderzoeken en stelsels van onderwijs en tucht voor de scholen moeten aangeven. Bij deze hoofdbeginselen van het openbaar lager onderwijs zijn in de laatste jaren drie belangrijke toevoegselen gekomen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het eerste was in 1834 de vestiging van een gemeenschappelijk Fonds tot onderhoud der scholen en de erkenning van het beginsel, dat de Staat gehouden is, het stelsel van openbaar onderwijs te handhaven. Het tweede was de instelling in 1837 van een dusgenaamd Board of Education, eene Hoogste Commissie of een Ministerie van Onderwijs. Het derde was in 1838 de oprigting van Normaalscholen, tot opleiding van aankomende onderwijzers en onderwijzeressen. Wanneer wij de Board of Education een Ministerie van Onderwijs noemen, moet men zich dit volstrekt niet in den Europeschen zin van het woord denken. Aanvankelijk vreesde men iets dergelijks in Amerika en veroorzaakte zulks veel tegenwerking. Men is echter met deze instelling geheel verzoend, sedert men bespeurde, dat zij, met volkomen eerbiediging der oude plaatselijke vrijheid in zaken van onderwijs, waaraan men in N. Engeland zoo bijzonder gehecht is, zeer krachtig werkte, om het volksonderwijs te bevorderen. Zij is hiertoe uitdrukkelijk belast: met het jaarlijksch opmaken en indienen aan de Wetgevende Vergadering van een uittreksel uit al de Verslagen der verschillende Schoolcommissiën; met het verzamelen van inlichtingen nopens den toestand en de werking der Openbare scholen, als ook van alle omstandigheden, die op het openbaar onderwijs betrekking hebben; met zooveel mogelijke verspreiding van kennis over de stelsels van opvoeding en onderwijs, die door de ondervinding als de beste worden aanbevolen; met de keuze van leden uit haar midden, om het opzigt over de Normaalscholen te hebben, en voor deze scholen onderwijzers te benoemen; met de keuze van een zeker getal harer leden, als Directeuren der Onderwijzers-Vereenigingen (teachers Institutes); met het jaarlijksch inleveren aan de Wetgevende Magt van een uitvoerig Rapport van hare eigene werkzaamheden, opmerkingen en raadgevingen. De Board of Education bestaat uit tien leden, waaronder de Gouverneur en Vice-Gouverneur van den Staat ex officio plaats nemen. De Gouverneur en zijn Raad benoemen de acht andere leden voor acht jaar, terwijl jaarlijks één lid | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aftreedt. De Secretaris, op wien hoofdzakelijk de werkzaamheden berusten, wordt door de Board benoemd, en is de eenige, die eene vaste bezoldiging van 1600 dollars geniet. Tot 1849 werd deze gewigtige betrekking bekleed door den bekenden Horace Mann, een der bekwaamste regtsgeleerden van Massachusets, die vooral met vrucht de op den Secretaris rustende verpligting heeft volbragt, van jaarlijks uitgebreide inspectiereizen te maken, waarop door lezingen en aanspraken aan volk en Regerings-collegiën de algemeene belangstelling in het openbaar onderwijs wordt opgewekt en gaande gehouden.
Wij vinden onder de bovenstaande werkzaamheden ook vermeld: het verzamelen van alle mogelijke inlichtingen over den toestand en de werking van het onderwijs en der scholen, hetgeen eigenlijk neêrkomt op het zamenstellen eener zoo volledig mogelijk Statistiek van het openbaar schoolwezen. De Board levert hiertoe modellen van schoolregisters, die in de Openbare scholen door de onderwijzers behoorlijk moeten ingevuld wordenGa naar voetnoot1. Het zijn boekdeelen in kwarto voor vijf jaren, die vermelden:
Daarenboven geeft de Board, hetzij jaarlijks, hetzij naarmate de omstandigheden dit schijnen te eischen, eene tabel met vragen, door de Schoolcommissiën te beantwoorden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bepaalde en vaste vragen zijn deze:
Als voorbeelden van buitengewone vragen, die door de Board aan Schoolcommissiën of aan bijzondere personen somwijlen gedaan worden, kunnen de volgende dienen: Zijn er uit den bouw of de plaatsing der schoollocalen ook eenige, en zoo ja, welke bezwaren voor uwe stad voortgevloeid? Kiest uw Township jaarlijks eene Schoolcommissie; is dat ligchaam behoorlijk ingerigt en onderzoekt het leerlingen en scholen volgens de wet? Zijn de leden bezoldigd, en welke bezoldiging genieten zij? Kiest de Schoolcommissie de boeken, die in de scholen gebruikt worden, of is de keuze aan ouders en onderwijzers overgelaten? Zorgt de Schoolcommissie, om, ten koste van het Township, de vereischte schoolboeken aan de kinderen te verschaffen, die daarmede niet voorzien zijn? Geven ouders bewijzen van belangstelling in de scholen, door het bijwonen van examens | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als anderzins? Zijn er eenige onderwijzers aangesteld, die vroeger het beroep van onderwijzer als een gewoon beroep uitoefenden? Hoevelen? Zijn het onderwijzers of onderwijzeressen? Zijn er in het Township, de Stad of het District ook Schoolbibliotheken? Hoe groot is derzelver aantal? Hoe groot is het getal boekdeelen en derzelver vermoedelijke waarde? Hoevele personen hebben daartoe den toegang? Welke is de aard en het gehalte dier boeken? Zijn er ook andere, hoogere of lagere inrigtingen voor onderwijs in het Township? Hoe vele schoolgebouwen bezitten de steden en districten? Hoe velen zijn er gebouwd sedert 1838, en welke waren de kosten? Volgens welke beginselen worden de Schooltaxen over de verschillende Districten omgeslagen, en welke is de kleinste som aan eenig District opgelegd? Hoevele scholen zijn, gedurende den leertijd, gesloten wegens onbekwaamheid der onderwijzers, onhandelbaarheid der leerlingen of andere oorzaken? Welke hulpmiddelen voor het onderwijs (zwarte borden - aardglobes - kaarten, enz.) bezitten uwe scholen? Behalve deze en dergelijke vragen, worden ook nog andere aan fabrikanten, landbouwers, enz. gerigt, om inlichting te erlangen omtrent de meerdere of mindere bekwaamheid bij die arbeiders en werklieden, welke al of niet een deugdelijk volksonderwijs hebben genoten, waarbij steeds eene onderscheiding tusschen inboorlingen en vreemden gemaakt wordt. Aan geneeskundigen doet men vragen betreffende de beginselen en voorschriften der algemeene gezondheidsleer, die bij opvoeding en schoolwezen behooren te worden in acht genomen. De beantwoording van al die vragen door de Schoolcommissiën in den vereischten vorm noemt men School-Verslag (School Return). Het wordt ten slotte ingeleverd aan de Board of Education. Behalve deze Schoolverslagen, moet elke Schoolcommissie een Jaarlijksch Rapport over den toestand, de gebreken en mogelijke verbeteringen der scholen onder haar opzigt gesteld, leveren. - Dit Rapport moet in eene openbare vergadering van het Township worden voorgelezen, kan ook gedrukt en verspreid worden. Een afschrift of afdruk van dit Rapport moet ook weder aan de Board komen. Uit al deze statistische bouwstoffen wordt door den Secretaris van de Board of Education jaarlijks een Uittreksel gemaakt, School abstract of abstract of school returns genaamd, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarvan eene groote hoeveelheid exemplaren gedrukt wordt, om aan de leden der Wetgevende Magt, de Townships, en de schoolcommissiën te worden uitgereikt. Hetzelfde heeft plaats met het Jaarlijksch Verslag aan de Wetgevende Magt, hetwelk de verrigtingen van de Board aangeeft, en daarenboven een critisch overzigt behelst van den werkelijken toestand van het volksonderwijs en der middelen van verbetering en uitbreiding. Deze verslagen vormen ten slotte eene geheele boekerij, die, voor zooverre zij het werk is van Secretarissen als de genoemde Horace Mann, een schat bevat van de uitstekendste beschouwingen en berigten over alles, wat met opvoeding en onderwijs in verband staat.
Na deze algemeene beschouwing van de inrigting van het openbaar onderwijs in den Staat Massachusetts, willen wij den blik wenden op die in den Staat New-York, welke eenige verscheidenheden oplevert, en ten voorbeeld strekte aan vele der nieuwere Staten, niet slechts van het verre Westen, maar zelfs van Nieuw-Engeland. In geen Staat toch maakte het volksonderwijs grooter voortgangen, dan in New-York, dat ook hierin als Hoofdstaat, als eerste onder zijne broederen schijnt te kunnen optreden. Vóór 1795 was het onderwijs hier geheel aan bijzondere personen overgelaten, daar van dat jaar de eerste schoolwet dagteekent. De Wet van 1812 heeft echter den grondslag gelegd van dat stelsel van volksonderwijs, 't welk, met eenige wijzigingen, tot nu toe stand heeft gehouden. Die wet - vooral gewijzigd in 1841 - voerde onder anderen in: eene meer juiste verdeeling in schooldistricten, een geregeld stelsel van schoolverslagen, en de betrekking van een Oppertoezigter (Superintendent) der scholen. De New-Yorksche schoolwetten omvatten daarenboven alleen het volks- of lager onderwijs en hebben geene betrekking op eenige instelling van middelbaar of hooger onderwijs, terwijl aan hare bepalingen mede niet zijn onderworpen de later te vermelden zondagscholen en de bijzondere of gezindheidsscholenGa naar voetnoot1. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Staat New-York is, even als Massachusetss, in Counties en Townships verdeeld. In het plaatselijk beheer heerscht echter eenig verschil. Elk Township kiest een dusgenaamd Supervisor, die somtijds hetzelfde gezag uitoefent van de select Men in Massachusetts. Somwijlen ook vormen de Supervisors van hetzelfde graafschap een ligchaam (Board of Supervisors), waarbij het administratief gezag van het geheele graafschap berust. Door deze inrigting treedt het Township meer op den achtergrond, en krijgt het plaatselijke gezag eenigzins meer het karakter van een gewestelijk of provinciaal bestuur. Wat echter het schoolwezen betreft, is ook hier elk Township in schooldistricten verdeeld, geheel afgescheiden van burgerlijke of kerkelijke inrigtingen. De Secretaris van Staat is ex officio Staats-Superintendent der openbare scholen. Hij heeft nevens zich een Deputy Superintendent, of Opperste van het departement der openbare scholen. Deze laatste wordt voor een tijdvak van twee jaar, door het volk gekozen. Zijne taak is: de staatstoelagen voor het volksonderwijs te verdeelen over de verschillende graafschappen en steden; den vorm der schoolverslagen te bepalen; een jaarlijksch verslag aan de wetgevende magt op te maken nopens den toestand en de behoeften van het onderwijs; het geven van raad en voorlichting aan de verschillende plaatselijke autoriteiten betreffende de inrigting der scholen; het uitreiken van staatscertificaten aan allen, daartoe bevoegd, om als onderwijzers in de scholen van den Staat te kunnen benoemd worden; de benoeming van personen, die de scholen van het graafschap, waarin zij wonen, zullen bezoeken en daaromtrent verslag uitbrengen; het beslissen van alle geschillen nopens de toepassing der schoolwetten. Vóór 1847 waren er Superintendenten over de Graafschappen, die zeer vele werkzaamheden verrigtten, maar wier betrekking, ten gevolge van plaatselijke ongunst, werd afgeschaft. Naar het oordeel van alle deskundigen was dit echter een ongelukkige maatregel, waarop men behoort terug te komen, en waardoor een schakel in het geheele stelsel schijnt te ontbreken. Op den Staats-Superintendent volgen thans namelijk de Stads-Superintendenten, die in elk Township door de kiezers voor den tijd van twee jaar gekozen worden. Deze hebben ongeveer dezelfde taak, als de Schoolcommissiën in Massachusetts. Zij verdeelen het Township | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in schooldistricten of brengen daarin veranderingen; zij verdeelen ook het aandeel van het Township in de staatstoelagen over de districten; zij bezoeken minstens tweemaal 's jaars elke school in het Township; zij leveren een jaarlijksch verslag aan den Staats-Superintendent; zij onderzoeken Candidaat-Onderwijzers en geven hun het vereischte toelatingscertificaat af; zij mogen ook onderwijzers examineren en de certificaten weder intrekken. Zij doen derhalve uitspraak over de bekwaamheid, maar het certificaat van aanstelling wordt door hooger gezag uitgereikt. In elk schooldistrict worden door de kiezers daarenboven voor den tijd van drie jaar drie personen benoemd, Trustees genaamd, wier taak zich meer tot het materieele gedeelte van het onderwijs bepaalt, als: herstelling van schoolgebouwen; overeenkomsten met onderwijzers; orde en schooltucht, enz. Hunne taak schijnt, met eenige uitbreiding, overeen te komen met die van het Prudential Committee in Massachusetts. Men ziet in deze inrigting van het openbaar lager onderwijs in den Staat van New-York eene meerdere strekking tot centralisatie en hierarchie. De geheele ook staatkundige administratie heeft een meer officieel karakter; zij, die er deel aan hebben, oefenen grooter gezag en bezitten het voor langer tijd, terwijl in Massachusets alles meer geheel plaatselijk en tijdelijk blijktGa naar voetnoot1. In den laatstgenoemden Staat straalt in alle instellingen nog den ouden Puriteinsch Republikeinschen geest door, terwijl in New-York het karakter der nieuwere democratische vormen meer te voorschijn treedt. Wat de inrigting van het volksonderrigt in de overige Staten betreft, zoo is op te merken, dat de verdeeling van Townships en Schooldistricten bijna algemeen is, terwijl zij slechts in uitgestrektheid en zielenaantal verschillen. Terwijl wij b.v. zagen, dat in Massachusetts elk Township niet veel meer dan 2½ Eng. mijl oppervlakte, met eene bevolking van ongeveer 2300 zielen, bevat, telt het in Rhode Island 5 Eng. mijlen met eene bevolking van 3500 zielen, en in New-Hampshire tusschen 3 en 4 Eng. mijlen met 1200 bewoners. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In Connecticut heeft men, ook voor het schoolwezen, eene andere indeeling, welke met de Kerk in verband staat. Het is die in de zoogenaamde kerkelijke Genootschappen (ecclesiastical Societies), die de regten van zedelijke ligchamen bezitten nevens territoriale grenzen. Diezelfde grenzen zijn ook die der schooldistricten, terwijl de genootschappen overigens dezelfde regten en pligten hebben met betrekking tot het schoolwezen als de Townships in de overige Staten van Nieuw Engeland. Deze schooldistricten hebben doorgaans eene uitgestrektheid van 2½ Engelsche mijl, met 14 à 1500 zielen. In den Staat Maine is een dusgenaamd Board of Education, met een bezoldigden Secretaris, wiens werkzaamheden overeenkomen met dat van Massachusetts. In New-Hampshire, Rhode Island, Vermont en Connecticut is dit hoogste schoolgezag meer dan in New-York geregeld, en wordt de Board vervangen door een ambtenaar, met den titel van Commissaris of Superintendent der Openbare Scholen. In Vermont heeft men de graafschaps-Superintendenten, die wij zagen dat in New-York werden afgeschaft. In al de Staten heeft men ook, onder verschillende benamingen, ligchamen of personen, wier werkkring overeenkomt met dien der schoolcommissiën (School-Committees) en Commissiën van Toezigt (Prudential Committees) van Massachusetts. In al de overige vrije Staten, wier getal in het Westen gestadig toeneemt, is eene behoorlijke regeling van het openbaar lager onderwijs doorgaans eene der eerste zorgen, bij welke regeling echter het aangegeven stelsel van New-York meestal gevolgd wordt. De meerdere leemten en gebreken, welke zich hierbij in sommige Staten nog voordoen, zijn eigenaardige en onafscheidelijke gevolgen van de nog geringe maatschappelijke ontwikkeling in bevolking en rijkdom van vele dier nieuwe StatenGa naar voetnoot1. De goede beginselen zijn er echter evenzeer erkend en zullen er waarschijnlijk eenmaal dezelfde rijke | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vruchten dragen als in de Staten van Nieuw-Engeland. Geheel anders is het in de Zuidelijke of slavenstaten. Hier bestaan evenzeer eigenaardige zwarigheden voor een algemeen werkend lager onderwijs door de mindere digtheid der bevolking en hare verspreiding op uitgestrekte, ver verwijderde plantaadjen. Het stelsel der slavernij veroordeelt daarenboven verre het aanzienlijkste deel dier bevolking tot volstrekte onkunde, ja, menige wetsbepaling maakt het geven van onderwijs aan den neger tot strafschuldige misdaad! Dat een stelsel, geheel gebouwd op miskenning der eerste en eenvoudigste beginselen van regt en godsdienst, den bedroevendsten invloed moet uitoefenen ook op de blanke bevolking, is eene waarneming van alle tijden en plaatsen. Gemis aan ware belangstelling in opvoeding en onderwijs moet er natuurlijk mede gepaard gaan. Als bewijs hiervan vermeldt de schrijver, dat vele afgevaardigden der Zuidelijke Staten op het Congres soms niet zeer bekend waren met de ortographie hunner moedertaal. Bij ons zoude men welligt, uit dergelijke onbekendheid, nog geen zoo gestreng gevolg trekken en aan den volksvertegenwoordiger op dit punt grootere vrijheid laten. Het is hier de plaats, te gewagen van de uitgebreidheid van het volksonderwijs, van het aantal kinderen, dat daaraan deel kan nemen en werkelijk deelneemt. Het beginsel van schoolpligtigheid, van verpligting tot het bezoeken der scholen, is, gelijk wij reeds opmerkten, in vele Staten althans niet volledig uitgesproken. Dit punt wordt aan de zedelijke verantwoordelijkheid der ouders overgelaten, die hierin, althans in de Staten van Nieuw-Engeland, steeds zeer naauwgezet waren. Door de komst der vele vreemdelingen, die hieromtrent geheel anders handelen, zal welligt eene verandering ook daarin noodzakelijk worden, en men tot het stelsel der Duitsche Staten de toevlugt moeten nemen. De navolgende cijfers verspreiden voor 1850 over dit onderwerp eenig licht: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In sommige groote steden is de verhouding der schoolgaande kinderen tot het getal der schoolpligtige nog aanzienlijker, dan door de gunstigste der bovenstaande getallen wordt uitgedrukt. Zoo rekende men in 1850 in de stad New-York 90,145 kinderen van 5 tot 15 jaren, terwijl het getal leerlingen op de schoolregisters ingeschreven 102,947 beliep, hetgeen een gevolg mag zijn van de vele kinderen, die buiten de vereischte jaren de school bezochten. Wij merkten reeds op, dat voor de geheele Unie het getal der schoolonderwijs genietende thans op een vijfde der geheele bevolking gerekend wordt.
Met een blik op de algemeenheid en groote uitgestrektheid van het lager onderwijs in Amerika is de vraag natuurlijk dubbel belangrijk, op welke wijze de kosten daarvoor gevonden worden? Het algemeen beginsel is, dat in alle scholen van N. Engeland en het Westen, het volksonderwijs voor allen om niet te erlangen is. In Connecticut en Rhode Island is, in geval van nood, het heffen van schoolgeld (fees) geoorloofd, onder de bepaling echter, dat aan geen kind de school mag ontzegd worden bij onvermogen tot betaling, en dat deze betaling nooit meer dan 1 dollar per kwartaal mag bedragen. Verder heeft men in bijna alle Staten Schoolfondsen, voortspruitende uit den verkoop van Staatslanderijen, waartoe het Congres bepaald heeft, dat voortaan in nieuwe Staten een zes en dertigste van alle publieke landen zoude worden afgezonderd. Elke Town of Township vormt een regelmatig vierkant van 36 Engelsche mijlen inhoud, in gelijke vierkanten, elk van een Engelsche mijl, verdeeld. Het zes- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tiende vierkant, van uit den Noord-Westelijken hoek geteld, vormt het dusgenaamde Schoolblok, waarvan de opbrengsten voor het onderhoud der scholen bestemd zijn, en zeer aanzienlijke sommen zijn reeds uit den verkoop daarvan voortgesproten. In vele Staten, Maine, New-Hampshire, Rhode-Island, Massachusetts, wordt de onderstand, uit publieke fondsen aan de Townships te verstrekken, geregeld, naarmate van de grootere of kleinere sommen, die deze zelf aan het openbaar onderwijs ten koste leggen, of van de getrouwheid, waarmede zij de wetten op het onderwijs naleven. Zij dienen dan als premiën en belooningen ter aanmoediging van grootere plaatselijke opofferingen in de zaak van het nationaal onderwijs. Een zeer goed en heilrijk beginsel voorwaar! In Massachusetts besloot de Wetgevende Magt in 1834, dat alle gelden, op dat tijdstip in de schatkist aanwezig van den verkoop der staatsdomeinen in MaineGa naar voetnoot1, en eenige andere geldelijke voordeelen, als ook 50 pCt. van alle verdere verkoopen van domeinen, tot een kapitaal zouden gevormd worden ter bevordering van het schoolonderwijs, dat echter niet hooger dan 1,000,000 dollars mogt worden opgevoerd. Den 1en Junij 1849 bedroeg dit kapitaal 868,425 dlrs., waarvan de jaarlijksche renten over de verschillende Townships worden verdeeld, naar verhouding van het getal kinderen tusschen de 5 en 15 jaren, 't welk elk Township bevat, onder voorwaarde: dat het jaarlijks eene schooltax heffe ten bedrage van minstens 1½ d. per kind; dat de schoolcommissie behoorlijk de vragen beantwoorde van de Board of Education, en getrouwelijk de wettelijke voorschriften naleve. In Massachusetts, waar het volksonderwijs zoo hoog staat, vinden wij, dat de Staat uit het Schoolfonds ook ondersteunt: de Normaalscholen met eene subsidie van 7000 d. 's jaars; de Schoolonderwijzers-vereenigingen met 2500 d.Ga naar voetnoot2; ook de verschillende schoolbibliotheken. Bij deze laatsten is het weder aanmoediging van het goede, door anderen aangevangen. Elk district, dat 15 d. heeft uitgegeven voor eene derge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijke boekerij, mag een gelijken onderstand van den Staat genieten. In New-York is voor het Staats-schoolonderwijs een kapitaal te zamen gebragt, hetwelk thans tusschen de 2 en 3,000,000 d. beloopt, waarvan de interessen, met eene jaarlijksche gift van 110,000 d. uit het United States deposit fund, een krachtigen steun aan het volksonderwijs geven. De hier genoemde toelage van 110,000 d. komt eigenlijk van de Regering der Unie en heeft den volgenden oorsprong. Met het einde van 1834 bezat het Federaal Bestuur een overschot van 40,000,000 d. in de schatkist. Het Congres besloot hierop dit overschot, hetwelk door verschillende omstandigheden met 10 millioen verminderd werd, onder de verschillende Staten der Unie te verdeelen, als een voorschot zonder interest, als een depositum. De Staten hebben die sommen aangewend in ondernemingen ter bevordering van nijverheid en onderwijs, en ofschoon, volgens de wet, dit depositum ten allen tijde door het Centraal Bestuur kan teruggevorderd worden, is het algemeen gevoelen, dat dergelijke eisch nooit zal geschieden. De hier genoemde staatsbijdragen worden over de verschillende Graafschappen en Townships verdeeld, naar verhouding van het aantal inwoners, terwijl in elk eene Schooltax moet geheven worden, gelijk in opbrengst aan de staatstoelage. Het gezamelijk bedrag dezer inkomsten wordt over de schooldistricten verdeeld, naar verhouding van het aantal kinderen van den bepaalden leeftijd, daarin aanwezig, en moet uitsluitend worden aangewend tot bezoldiging der onderwijzers, terwijl het daaraan nog te kort komende door de scholieren voldaan wordt onder den naam van rates of tuition. Onkosten voor aanbouw, onderhoud en inrigting der schoollocalen moeten door de verschillende districten gedragen worden. Deze mogen ook eene jaarlijksche belasting heffen voor schoolbibliotheken en voor den aankoop van schoolbenoodigdheden. In Connecticut is het schoolfonds zoo aanzienlijk, dat daaruit bijna alle onkosten van het onderwijs kunnen bestreden worden, hetwelk echter deze schaduwzijde heeft, dat het de inwoners het denkbeeld heeft doen opvatten, dat hetzelve ook in alle behoeften behoort te voorzien. Hierdoor is er eene mindere bereidwilligheid bij de bevolking, om tot uitbreiding van het onderwijs, langs andere wegen mede te wer- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ken. Het aanzienlijk bedrag van het schoolfonds alhier laat zich uit de omstandigheid verklaren, dat de Staat, volgens oude koloniale voorregten, al het land van den Atlantischen tot den Stillen Oceaan binnen zekere breedtegraden bezat. Dat regt stond men in 1795 aan de Unie af, tegen de som van 1,000,000 dls., waarvan een gedeelte jaarlijks bij het kapitaal gevoegd werd. De Heer Buddingh geeft ons de volgende belangrijke cijfers aan van het bedrag (in Hollandsch geld berekend) der schoolfondsen in verschillende Staten over het jaar 1850. als ook van de jaarlijksche uitgaven voor de openbare scholen, die uit de renten dier kapitalen, of wel uit de schoolbelasting of andere middelen moeten gevonden worden.
Van de Staten Maryland, Nd. Carolina, Florida, Mississippi en Arkansas waren den schrijver dergelijke opgaven onbekend. Siljeström geeft daarenboven nog eenige opgaven nopens het bedrag der plaatselijke schoolbelastingen, die soms in meerdere of mindere mate in het cijfer der uitgaven moeten helpen voorzien. Zij zijn de volgenden: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men kan zich somwijlen niet genoeg verwonderen over de sommen, die door enkele steden en plaatsen ter zake van onderwijs en inrigtingen van onderwijs worden ten koste gelegd. De stad Albany, waaraan wij als Hollanders nog zoo gaarne worden herinnerd, gaf in een veertigjarig tijdvak, van 1810 tot 1849, meer dan een half millioen guldens uit aan de oprigting van verschillende schoolgebouwen en akademiën, terwijl hare bevolking in 1840 slechts 42,000, thans welligt 70,000 zielen bedraagt. De stad New-York, met eene bevolking van ruim 500,000 zielen, besteedde van 1843-50 alleen aan de oprigting van nieuwe Ward- of Wijkscholen eene som van ƒ 1,027,820 en aan het stichten eener free Academy in 1849 ƒ 212,500. Buiten deze buitengewone uitgaven bedroeg het schoolbudget der stad over 1850 eene som van ƒ 852,851.95. Ook bij het naauwlettendst acht geven op het verschil van toestanden, die gewis in de oude en nieuwe wereld zich voordoen, blijkt toch onmiskenbaar, dat in ruime uitgaven voor volksonderwijs Amerika zoover boven Europa staat, dat aan geene vergelijking te denken valt. De verhouding van alle publieke uitgaven is er geheel anders. In Europa is de koste van het onderwijs vrij algemeen een geheel ondergeschikte post, in Amerika de alles overwegende. In hoevele Staten mogen het inkomen der kroon, de tractementen der ambtenaren, een niet oneindig hooger cijfer vormen, dan dat, 't welk aan volksonderwijs wordt ten koste gelegd. In de beide Leading States van Amerika is het anders gesteld. In den Staat New-York beliepen, volgens Siljeström, de gezamenlijke kosten der Wetgevende, Uitvoerende en Regterlijke Magt nog geene 300,000 dlrs. (ƒ 750,000), terwijl zij in Massachusetts ongeveer 166,821 d. (ƒ 417,052.50) bedroegen. Volkomen onverklaarbaar zouden dergelijke cijfers blijven, indien men niet bedacht, dat hier alleen sprake is van administratie-kosten, daar meestal noch voor renten van staatsschulden, noch voor krijgsmagt, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noch voor openbare werken te zorgen valt, waaraan zoo aanzienlijke sommen op onze Europesche begrootingen ten beste komen: indien men niet bedacht, dat de Gouverneur, de hoogste staatsambtenaar, in New-York slechts 4000 dlrs. (ƒ 10,000), in Massachusetts 2,500 dlrs. (ƒ 6,250) als jaarlijksch inkomen geniet, sommen, die door het inkomen van menigen hoofdonderwijzer worden geëvenaard of overtroffen.
Door met een woord te gewagen van den toestand der onderwijzers, doet zich van zelf de gelegenheid voor, dit aangelegen onderwerp meer uitvoerig te beschouwen. Een oud spreekwoord zegt: zoo de meester, zoo de school, en hiervan uitgaande, moet men vooral den Amerikaanschen onderwijzersstand leeren kennen, om zich een goed denkbeeld van het onderwijs te vormen. In de steden, waar de volksscholen het grootste gedeelte des jaars geopend blijven, worden de onderwijzers doorgaans voor één jaar benoemd, en daar de salarissen zeer hoog zijn, vindt men hier meestal uitstekende mannen aan het hoofd. Ook geeft die jaarlijksche benoeming weinig wisselvalligs aan hun bestaan, daar zij vrij zeker zijn van in hunne betrekking te blijven. Alleen bij de onderwijzeressen is dit minder het geval, daar zij veelal spoedig in het huwelijk treden. Op het land worden de onderwijzers doorgaans slechts voor een half jaar aangenomen (for one term). In den zomer namelijk wordt het onderwijs veelal aan eene onderwijzeres opgedragen, omdat de scholen dan meest door meisjes en jonge kinderen bezocht worden, terwijl de jongens weder aan den veldarbeid deelnemen. In den winter heeft het omgekeerde plaats en men verkiest dan een onderwijzer. Als onderwijzers treden veelal op arme studenten, die de rol van schoolonderwijzer kiezen boven die van gouverneur in bijzondere huisgezinnen: ook de zoons van kleine landbouwers, die hiertoe hunnen veelal ledigen wintertijd aanwenden. De onderwijzeressen zijn dikwerf meisjes uit den gegoeden stand, dochters van landlieden, enz., die door armoede of ongelukken zich genoodzaakt zien in hun eigen bestaan te voorzien. Vooral zulken opent het schoolonderwijs eenen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eervollen en hoogst nuttigen werkkring. Onderwijzers en onderwijzeressen zijn doorgaans jong en blijven niet veel langer dan drie of vier jaren deze roeping volgen. Velen, die zich aan de normaalscholen in Massachusetts gevormd hebben, vertrekken naar de westelijke Staten, geven er eenigen tijd onderwijs, en eindigen met er zich als kolonisten te vestisen. Uit het schoolverslag in den Staat van New-York van 1844 blijken de volgende bijzonderheden met betrekking tot het hier gezegde: Het getal onderwijzers in de winterscholen beliep 4665, dat der onderwijzeressen 5565: in de zomerscholen daarentegen bedroeg het eerste 975, het laatste 5438. Verre het aanzienlijkste getal, ⅔ a ¾, is bij beide geslachten van den leeftijd tusschen 18 en 25 jaren, terwijl dat boven de 30 jaren betrekkelijk gering is. Slechts een klein getal onderwijzers is voor langer dan een half jaar in dezelfde school werkzaam, terwijl het getal van hen, die het beroep van onderwijzer gedurende vele jaren volgen, betrekkelijk gering is. In Amerika namelijk wordt de taak van onderwijzer in de volksschool niet beschouwd als een bepaald beroep, maar als eene voorbijgaande werkzaamheid der jeugd, bij beide geslachten. Men behoort daardoor minder tot eene geslotene kaste, maar blijft burger, terwijl men in betrekking tot zijne leerlingen de plaats bekleedt van een ouder broeder of zuster. De nadeelen van deze beginselen zijn zeker groot: gemis aan een schat van theoretische kennis en praktische ondervinding, beiden zoo wenschelijk in den opvoeder der jeugd; de voordeelen daarentegen: kracht en geestdrift, eigenaardige kenmerken der jeugd, die door haar alleen in der kinderen gemoederen kunnen worden overgestort; het gemakkelijker verkrijgen van een groot aantal onderwijzers, daar de bezoldiging geringer kan zijn; vermijding van pedanterie en schoolsche waanwijsheid. Intusschen maakten wij reeds gewag van de oprigting van normaalscholen, die zich de vorming van een eigenlijken onderwijzersstand ten doel stellen en uit Europa naar Amerika zijn overgebragt. Het groot aandeel, 't welk het vrouwelijk geslacht in het openbaar onderwijs neemt, baart in Europa gewis mede verwondering en wordt door velen welligt afgekeurd. In Amerika is het dikwerf als een kenmerk beschouwd der meerdere deugdelijkheid van het onderwijs en vindt het gevol- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelijk meer en meer bijval. In Massachusetts steeg de verhouding voor het getal onderwijzeressen, in het tijdvak van 1837-1850, van 60 op 70 procent, terwijl men hetzelfde verschijnsel in bijna alle staten waarneemt. In Maine is thans de verhouding tusschen het getal der onderwijzers en onderwijzeressen als 2 tot 3; in New-Hampshire als 1 tot 2. Wij voor ons kunnen niet nalaten bij dit onderwerp groot gewigt te hechten aan het oordeel van kundige Amerikanen als Seward en Dr. Humphrey, ook door onzen Schrijver gedeeld. Zij beweren dat, bij gelijke, voorbereiding, de vrouw even berekend zijn kan voor de taak van onderwijzen als de man, vooral in een land, waar zelfs onder de lagere klassen het schoone geslacht van zwaren handenarbeid geheel verschoond is en veel beter gelegenheid heeft tot ontwikkeling der geestvermogens dan elders. Maar vooral bij geene of geringe voorbereiding bezit de vrouw veel, dat haar meer bevoegd maakt tot de taak van het onderwijs dan de man. In natuurlijke vlugheid van bevatting heeft zij den man altijd overtroffen, en het valt niet te betwijfelen, dat dit instinctaardig (intuitive) vermogen, haar meestal voert tot de keuze van de geschiktste en beste middelen van opvoeding. Het valt evenmin te ontkennen, dat zij den man verre overtreft in naauwgezetheid en naauwkeurigheid, in geduld en volharding, in gelijkheid van zielsstemming, in orde, in fijnheid van manieren en smaak, waardoor zij zooveel te geschikter is, om diezelfde beginselen in de scholen te doen heerschen. Merkwaardig is het, hoe, door de toepassing dezer meer huiselijke hoedanigheden, jonge meisjes van 18 tot 20 jaren in staat zijn orde te handhaven onder een groot aantal leerlingen van beide geslachten en van dikwerf met hen bijna gelijken leeftijd. Hiertoe kan echter bijdragen de hooge achting, die de vrouw in het algemeen in Amerika geniet. Het vrouwelijk onderwijs is ook zeer bevorderlijk aan dat groote doel der Amerikaansche schoolopvoeding, om volksschool en huiselijk gezin zooveel mogelijk in elkander te doen smelten, om de huiselijke opvoeding en die der school zooveel mogelijk in harmonie te brengen. Wat de bezoldiging van onderwijzers en onderwijzeressen betreft, merkten wij reeds op, dat die der eersten doorgaans aanzienlijk veel hooger is. Dit is een gevolg van de groote wet der mededinging, die hier zwaarder op het vrouwelijk geslacht drukt, daar voor den man, in een land als Ame- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rika, nog zoo vele andere bronnen van bestaan aanwezig zijn, die zijne krachten eischen, maar voor het zwakkere geslacht gesloten blijven. In de steden is het salaris soms zeer aanzienlijk en wordt veelal bij het jaar berekend. Op het land betaalt men bij de maand. Een deel der bezoldiging slechts wordt in geld voldaan, een ander in kost en inwoning (board). Het eerste gedeelte wordt altijd gevonden uit de staatstoelagen. De navolgende opgaven toonen, welke de gemiddelde geldelijke bezoldiging van onderwijzers en onderwijzeressen in verschillende jaren was, en derhalve ook den vooruitgang en de verbetering, die hierin plaats hebben.
Uit deze opgaven blijkt alzoo, dat in 1848 het gemiddeld inkomen der onderwijzers in de meeste Staten van N.-Engeland 15.42 d. beliep per maand, en 185.04 d. per jaar; dat der onderwijzeressen 6.64 d. per maand, of 79.68 d. per jaar. In onze munt genoten de eersten derhalve ƒ 462.50 per jaar, de laatsten ƒ 199.20, buiten vergoeding van kost en inwoning. Dit laatste bestanddeel geeft dikwerf aanleiding tot het stelsel van Boarding round, dat is, dat de onderwijzer achtervolgens bij de verschillende huisgezinnen eenigen tijd verblijf houdt. Wij vinden van deze gewoonte reeds in onze oudste vestigingen in den Staat van New-York gewag gemaakt. Bij een jeugdig, ongehuwd, meestal welopgevoed onderwijzerspersoneel heeft het ook minder bezwaren, dan wij daaraan gewis verbonden rekenen. Het bezit daarentegen een groot voordeel, dat van het vormen van een naauwer band tusschen het huisgezin en de school. De kosten van Boarding worden in Massachusetts, wederom veel hooger dan in andere Staten, berekend op 9 d. per maand voor onderwijzers, en op 7 d. voor onderwijzeressen, hetgeen der- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
halve de bovengenoemde jaarlijksche inkomsten der onderwijzers op ƒ 732.50, en der onderwijzeressen op ƒ 409.20 van ons geld zouden brengen. Deze belooning van het onderwijs is moeijelijk te vergelijken met die in andere landen, maar beter met die van andere werkzaamheden in Amerika. Zij is dan, vooral in verhouding van handenarbeid, niet hoog, maar toch aanzienlijk genoeg, om velen dat beroep te doen kiezen, en de gelegenheid te verschaffen, door besparing zich bij hun intreden in het leven een klein kapitaal te verschaffen. Daarenboven is hier opklimming zeer wel mogelijk, waarmede aanzienlijke verbetering in geldelijke voordeelen gepaard gaat. Gebrek aan kennis en ervaring, zagen wij, zijn de groote bezwaren, tegen het onderwijzend personeel in Amerika te opperen. Laat ons echter zien, op welke wijze dat personeel gevormd wordt. Wij gewaagden reeds van de normaalscholen. De Unie telt thans drie dezer inrigtingen. De eerste is die te West-Newton in Massachusetts, welke uitsluitend voor de vorming van onderwijzeressen bestemd is. Zij, die hierin wenschen opgenomen te worden, moeten den ouderdom van 16 jaar bereikt hebben en voldoende getuigschriften van gezondheid, zedelijkheid en verstandelijke ontwikkeling kunnen overleggen. De onderwerpen, waarin hier onderwezen wordt, zijn: de beginselen van algebra en wiskunde, van natuurlijke wijsbegeerte, chemie, sterrekunde, natuurlijke historie, zedeleer, zielkunde en de kunst van opmerken (art of tuition), terwijl de leerlingen ook nog een hooger en vollediger cursus van het gewone lager onderwijs doorloopen. Geheel praktisch en tevens hoogst nuttig was het denkbeeld, om eene district-school, als proefschool, aan de inrigting toe te voegen. Elke leerling der normaalschool moet minstens drie weken in deze proefschool doorbrengen, waarvan eene om op te merken, twee om zelve onderwijs te geven. Volgens het Verslag van 1849 telde men onder de leerlingen alhier 23 dochters van arbeiders, 16 van landbouwers, 14 van handelaars en winkeliers, 4 van koopvaardijkapiteins, 3 van klerken, 2 van dagbladschrijvers, enz. Er waren daaronder ook 3 weezen en 29 weduwen. Te Albany bestaat sedert 1844 eene normaalschool voor leerlingen van beide geslachten, waaraan mede eene proefschool verbonden is, terwijl dit ook plaats heeft bij die te Philadelphia. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Algemeen is echter het gevoelen, dat de normaalscholen eerst hare wezenlijke waarde zullen erlangen, wanneer het bestaande onderwijs in dier voege mogt gewijzigd worden, dat er overal eene opklimming in de scholen plaats heeft. De districtscholen zouden daarbij geheel onder beheer der onderwijzeressen moeten komen; de dusgenaamde Unionschool, die een trap hooger zouden staan, zouden aan de zorg der onderwijzers worden toevertrouwd. In dien hoogeren rang van scholen zoude natuurlijk ook meer van de onderwijzers moeten gevergd worden, en hiertoe de hoogere opleiding der normaalscholen allergeschiktst zijnGa naar voetnoot1. In vele scholen geeft de onderwijzer aan zijne hulponderwijzers en aan uitstekende leerlingen bijzondere lessen, die, gevoegd bij eigen studie, tot opleiding der jeugd bekwaam maken. Die eigen-oefening is in geen land der wereld gemakkelijker dan in Amerika, door de ondenkbare zucht tot lezen en letteroefeningen, die er alle klassen bezielt, en door de hoogst gemakkelijke en weinig kostbare wijze, waarop wij later zien zullen dat daaraan voldaan kan worden. Daarenboven heeft men in den Staat New-York getracht ook nog op andere wijzen in de verdere opleiding te voorzien ook van hen, die reeds als onderwijzers werkzaam zijn. De regering geeft belangrijke sommen aan de dusgenaamde academiën (bijzondere inrigtingen van onderwijs), op voorwaarde dat zij eene afdeeling of afgezonderde klasse zullen vormen tot opleiding van onderwijzers. In 1828 werd hiertoe zekere som over al de academiën gelijkelijk omgeslagen, maar in 1834 werd dit tot acht academiën beperkt. In 1849 werden echter weder aan 38 dier instellingen elk 250 d. geschonken. Intusschen schijnt deze maatregel weinig aan het oogmerk te beantwoorden. De gewigtigste instellingen voor de verstandelijke ontwikkeling der onderwijzers zijn echter de onderwijzers-vereenigingen (Teachers Associations) en de onderwijzers-instituten (Teachers Institutes of Conventions). De eersten zijn vergaderingen of meetings, waarop de onderwijzers van grootere of kleinere school-indeelingen te zamen komen, om onderling te spreken en te beraadslagen. In de steden hebben dergelijke bijeenkomsten soms eens in de acht of veertien dagen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plaats, terwijl de onderwijzers van meer verwijderde oorden doorgaans slechts 2 of 3 dagen 's jaars zamenkomen. De Institutes vormen eene soort van tijdelijke normaalscholen, die in elk graafschap gedurende de gewone schoolvacantiën geopend zijn. De onderwijzers vereenigen zich dan in deze Institutes, om onderrigt te ontvangen van personen, daartoe opzettelijk door de hoogste schoolmagt in den Staat afgevaardigd. De superintendent of secretaris van de Board of Education is niet zelden bij dergelijke vereenigingen tegenwoordig. Gedurende den dag ontvangen de onderwijzers geregeld onderrigt door voorlezingen, ondervragingen, praktische oefeningen, door het beraadslagen over verschillende vraagstukken. Niet slechts vermeerdert op deze wijze hunne kennis, maar hunne belangstelling in het schoolwezen wordt opgewekt en aangevuurd, waartoe niet weinig bijdraagt, dat de aanzienlijkste en kundigste mannen van den Staat deze vergaderingen leiden. Zij vormen ook nog een nieuwen band tusschen het volk en het schoolwezen, en zijn zoo zeer in aanzien, dat vele steden, waar zij zamenkomen, aan de bezoekers om niet herberging en de noodige localen tot het houden der vergaderingen verschaffen. Deze Institutes vormen een zeer eigenaardig kenmerk van het Amerikaansche schoolwezen, dat, naar onze gedachten, elders navolging verdiende. In Amerika werden zij in 1839 in Connecticut door Mr. Barnard ingevoerd en overal nagevolgd. In 1849 schonk de Staat New-York daaraan eene subsidie van 3000 d., terwijl de reiskosten der onderwijzers dikwerf vergoed worden. In Maine hadden in dat jaar de vergaderingen der Institutes in al de graafschappen plaats gehad, en waren door 1074 onderwijzers en 1280 onderwijzeressen bezocht geworden, zijnde meer dan een derde van het geheele onderwijzend personeel. In New-York werden zij door 6000 onderwijzers bezocht. Moeijelijk zijn met eenige zekerheid algemeene cijfers aan te geven nopens het onderwijzend personeel in de Unie, of in verschillende Staten, als ook van de verhouding tusschen deze en de leerlingen. In het rapport der volkstelling over 1850 wordt het eerste cijfer op 115,000 gesteld, en zoude er alzoo gemiddeld één onderwijzer op elke 35 leerlingen zijn. In den Staat Massachusetts is deze verhouding welligt nog gunstiger en van 1 onderwijzer op 27 leerlingen in de zomerscholen, van 1 op 44 des winters. In Boston | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was zij minder gunstig. Een getal van 50 leerlingen wordt als het grootste beschouwd, dat aan de zorgen van een meester kan worden toevertrouwdGa naar voetnoot1.
Niet minder dan de zorg voor opleiding van den onderwijzer, komt bij het lager Schoolonderwijs de zorg voor de gebouwen en localen in aanmerking, waarin hij en zijne leerlingen zoo vele uren huns levens moeten doorbrengen. Het punt eener doelmatige inrigting der schoolgebouwen is van te meer gewigt, naarmate daarvan niet slechts veel voor den gezondheidstoestand der jeugd afhangt, maar ook voor het beter of minder slagen van het geheele onderwijs. Het voor alle indrukken ligt vatbaar gemoed des kinds wordt sterk aangedaan door die, welke het schoolgebouw maakt. Het kan niet anders, of in een ruim, luchtig, vrolijk, van alles goed voorzien locaal, moet het onderwijs aangenamer vallen en met grooter opgewektheid gevolgd worden, dan waar het tusschen donkere, sombere muren wordt gegeven. Men heeft dit in Amerika zeer goed begrepen en moest er te eer acht op slaan, daar doorgaans de kinderen reeds zeer vroeg ter schole komen en men school en huiselijken haard voor hen zoo gaarne wil vereenzelvigen. De tijd der schoolpligtigheid is wel in verschillende Staten niet dezelfde, maar vangt in bijna allen met het 4de jaar aan, om op het 16de, 18de of 20ste te eindigenGa naar voetnoot2. Buiten de geldelijke opofferingen, die men zich voor aanbouw, herstelling en verbetering van schoolgebouwen getroost, heeft de Staat Massachusetts aan elk Township een exemplaar geschonken van Henry Barnards zeer geroemd werk: ‘School Architecture for the Improvement of Schoolhouses’ (Schoolbouwkunde ter verbetering van Schoolgebouwen), hetwelk plannen bevat voor den bouw en de inwendige inrigting, de luchtverversching, verwarming, enz. van scholen, door behoorlijke teekeningen toegelichtGa naar voetnoot3. Intusschen is in Amerika in uiterlijk aanzien en inwendige in- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rigting van vele gebouwen, voor het volksonderwijs bestemd, welligt nog grooter verschil dan in de oude wereld. Men denke zich slechts Girards ‘College,’ te Philadelphia, een Griekschen tempel van wit marmer, omgeven door eene colonade van 34 Corintische zuilen, en zoo menige hut van ruwe boomstammen in het verre westen, waarin het onderwijs echter ongeveer hetzelfde isGa naar voetnoot1. Over het algemeen is de toenemende verbetering der schoolgebouwen, vooral in de laatste tien jaar, zoo groot, dat het, bij gelijke voortduring daarvan, te verwachten is, dat na vijfentwintig jaar elke districtschool zal veranderd zijn in een bevallig buitenverblijf met speelplaats en plantsoen, uit- en inwendig van alle mogelijke gemakken voorzien. Het punt van verwarming en luchtverversching trekt vooral de aandacht, en aan eene gezonde middelbare temperatuur wordt zoozeer gehecht, dat de onderwijzers in vele scholen hiertoe een thermometer in het schoollocaal hebben, en hunne waarnemingen daaromtrent in het schoolregister opteekenen. Uit vele scholen zijn de banken verbannen, en heeft elk leerling een eigen zitplaats met afgezonderden lessenaar, voorzien van eene lade voor zijne boeken. Voor zeer kleine kinderen, wier zwakke leden nog steun behoeven, gebruikt men kleine armstoelen met eene lade aan eene der zijden, tot berging van boeken. Gezondheid, orde en netheid wordt hierdoor bevorderd. In de kinderscholen (primary schools) zijn jongens en meisjes in hetzelfde vertrek; in andere scholen zijn de beide geslachten doorgaans gescheiden, met uitzondering der distriktscholen op het land. Men heeft echter altijd afgezonderde ingangen van de straat en in het schoolvertrek, afgezonderde trappen en speelplaatsen. Ofschoon wij zagen, dat het gemiddeld getal leerlingen voor elk onderwijzer niet groot is, zijn echter somwijlen in hetzelfde gebouw, ja in hetzelfde vertrek, een zeer groot aantal leerlingen aanwezigGa naar voetnoot2, die in verschillende afdeelingen, onder verschillende meesters werkzaam zijn, terwijl het overhooren van lessen doorgaans in nevenvertrekken (recitation-rooms) plaats heeft. De meeste scholen en vooral de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoogere bezitten een uitgebreid en zeer volledig materieel, verzamelingen van kaarten, boekwerken, wetenschappelijke instrumenten, mineraliën, technische voorwerpen en dergelijken. Wat het handhaven van orde en tucht in de schoollocalen betreft, waarvan wij boven reeds met een woord gewaagden, zoo is het zeker, dat rotting en plak vroeger in de Amerikaansche scholen, even als in die der Oude Wereld, eene groote rol speelden. Dit zal niemand verwonderen, die den strengen geest der oude Puriteinen kent. Het mag echter vreemder schijnen, dat in het land der volkomen vrijheid en gelijkheid, waar het gevoel van eigenwaarde zoo hoog gesteld wordt, dergelijke straffen in de volksscholen, tot op dit oogenblik, door de Wet nergens verboden zijnGa naar voetnoot1. De toepassing van dergelijke straffen, gelijk trouwens de geheele handhaving der tucht, is aan de schoolonderwijzers overgelaten. Belangrijk is in dit opzigt eene beslissing, door den School-Superintendent van New-York genomen, waarin als beginsel wordt erkend, ‘dat de onderwijzer verantwoordelijk is voor de handhaving der orde op de school, en dat hij zelf den aard en de hoegrootheid der toe te passen straf in het geval van verzet tegen zijn gezag moet bepalen;’ ‘hij wordt echter, ter zelfder tijd, verantwoordelijk gesteld voor alle misbruik van een voorregt, dat alleen berust op een oud herkomen.’ Dit laatste geeft tevens den grond aan van het groot gezag aan den onderwijzer toegekend: oude gewoonten, waarvan men in N. Engeland, evenmin als in het oude Engeland, gaarne afgaat. Intusschen is de openbare meening in Amerika, even sterk als in Europa, tegen dergelijke straffen gestemd, hetgeen onder anderen hieruit blijkt, dat de openbare schoolvereeniging te New-York van tijd tot tijd eere-diploma's uitreikt aan die onderwijzers, die gedurende geruimen tijd orde en tucht wisten te handhaven, zonder toepassing van eenige straf. Wijders kennen de schoolwetten algemeen aan de onderwijzers en School-directeuren het regt toe, om onverbeterlijke en ongehoorzame leerlingen van de school te verwijderen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het algemeen is in Amerika de tucht op de scholen gestreng, maar de middelen, waardoor zij gehandhaafd wordt, zacht. Dit schijnbaar tegenstrijdig beginsel straalt in het geheele maatschappelijke en staatsleven der Nieuwe Wereld door. Strengheid, waar deze werkelijk noodig is, maar geene begeerte om elke ligte overtreding op te merken en te straffen uit bemoei- of heerschzucht. De toepassing dezer milde beginselen in de Amerikaansche scholen deden een' Siljeström, Buddingh en anderen dikwerf getuigen zijn van de bekoorlijkste voorbeelden van orde, vrede en rust. De zucht tot rust en stilte scheen zelfs te ver te worden uitgestrekt, wanneer men de kinderen soms, vóór het binnentreden van het schoolvertrek, de schoenen met pantoffels deed verwisselen, om alle gedruisch te vermijden. In eene hoogere school te Hartford in Connecticut werd de schooltucht in zekere mate door de leerlingen zelve gehandhaafd. Zij vormden namelijk, onder den onderwijzer, eene regtbank, waaraan elken morgen, na het ochtendgebed, de gedragregisters van den vorigen dag werden voorgelegd ter beoordeeling. Elke leerling mag dan veranderingen voorstellen in de straffen en zijne zienswijze ontwikkelen, hetgeen aanleiding geeft tot veel jeugdige parlementaire welsprekendheid. De onderwijzer, die voorzit, heeft natuurlijk de absolute eind-uitspraak. Dit stelsel werkte dáár zeer goed, maar zoude welligt toch gevaarlijk zijn voor algemeene toepassing. Het beginsel van geldelijke belooningen voor vlijt en goed gedrag is geheel afgeschaft, terwijl tegen het daarmede naauw verwante van eereblijken en merkteekenen zich de publieke opinie almede meer en meer verklaart. De bevrediging der eerzucht mag geen hoofddoel voor het goed gedrag der leerlingen worden. Het ware beginsel behoort te blijven opwekking van liefde tot deugd en wetenschap om haar zelfswille. Het sterk prikkelen der eerzucht is hieraan nadeelig, terwijl de ware eerzucht daarenboven reeds genoeg voldoening vindt in de zelfbewustheid van goed gehandeld te hebben, en hoog te staan aangeschreven in de achting van leermeesters en medescholieren. Middel tot opwekking der leerlingen en tot verlevenging van de belangstelling van het publiek in de schoolzaken vormen de dusgenaamde Celebrations, eene soort van feesten, waarbij één of tweemaal 'sjaars optogten met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vlaggen gehouden worden, die eindigen met publieke ondervragingen, het uitreiken van getuigschriften, enz. Doelmatiger dan het voorgaande is het door den Heer Holbrook ingevoerde stelsel, om tusschen de scholen van verschillende Staten eene mededinging van bekwaamheid op te wekken. Hiertoe ruilen zij onderling hunne voortbrengselen, hunne werken, als teekeningen, kaarten, mineraliën. Dit wakkert de belangstelling en ijver der leerlingen zeer aan, en is daarenboven een onkostbaar middel, om de verschillende schoolcollectiën te verrijken. Het stelsel van gedragregisters (annotation books) is op alle lagere scholen ingevoerd, als een der beste middelen van contrôle over het gedrag der leerlingen. Onder de minder aanbevelingswaardige gewoonten, die onze schrijver aan de Amerikaansche scholen ten laste legt, behooren: het opgeven aan de leerlingen van lessen, om te huis te bewerken; het somtijds niet behoorlijk verdeelen van den schooltijd in voor- en achtermiddag, en het bezighouden der kinderen gedurende zoogenaamde long sessions, dat is, van 's morgens 9 tot 's middags 3 ure, met slechts zeer geringe tusschenpoozen, en het niet genoeg zorg dragen voor de ligchamelijke ontwikkeling der kinderen. De gymnastie is hier op de scholen nog bijna geheel onbekend, en in het algemeen wel eene strekking bemerkbaar, om de verstandelijke ontwikkeling te veel ten koste van die des ligchaams aan te moedigen.
Maar wat wordt er nu op de volksscholen in Amerika geleerd? Ook op deze vraag is geen volstrekt antwoord te geven, daar er verschil is in verschillende Staten. Een groot beginsel staat echter op den voorgrond: de scheiding van Wetenschap en Godsdienst. Eigenlijk godsdienstig onderwijs is aan de scholen vreemd. Wat het wetenschappelijk onderwijs aanbelangt, zoo worden de natuurwetenschappen, als scheikunde, mineralogie, physiologie en technologie op sommige scholen geleerd, maar het onderwijs in een of ander dezer vakken heeft eigenlijk meer de strekking, om de aandacht der leerlingen daarop eenigzins te vestigen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er hunne belangstelling voor gaande te maken, dan wel, om er hen eenige belangrijke vorderingen in te doen maken, of een dieper blik daarin te doen slaan. Veel hangt hierbij af van de instrumenten en verzamelingen van natuurkundige voorwerpen, die in het bezit der verschillende scholen zijn. Meetkunde en lijnteekenen zijn mede weinig algemeen, en worden, even als het handteekenen en de regelen der perspectief, te veel verwaarloosd. Een en ander mag het gevolg zijn, dat het onderwijs in Amerika eene te eenzijdige, alleen op verstandsontwikkeling, minder op het schoonheidsgevoel werkende rigting heeft. Greschiedenis wordt veel minder beoefend dan aardrijkskunde en meestal in verband met de staatsinstellingen des lands. Het onderwijs in de hier vermelde vakken is echter uitzondering op de volksscholen, waar men in den regel uitgaat van het denkbeeld, om slechts eerste beginselen van kennis, en deze dan ook grondig, te leeren. Lezen, schrijven, de moedertaal, rekenen en aardrijkskunde zijn de grondvakken van onderwijs. Onder het rekenen verstaat men vooral ook het rekenen uit het hoofd; onder de kennis der Engelsche taal gewoonlijk niet slechts het lezen, maar ook eene sierlijke en goede uitspraak, taalkennis, en vooral de vaardigheid om eigen denkbeelden goed op schrift te brengen. Men ziet dan ook dikwerf leerlingen van 12 en 13 jaren eenig gegeven onderwerp uitmuntend in geschrift behandelen. Het is bekend, dat de meisjes in de fabrieken te Lowell een tijdschrift uitgeven, waarin hunne opstellen, zoo al niet door hooge literarische verdienste, dan toch door grondige kennis der taal uitmunten. Van lezen en declameren wordt veel werk gemaakt, en men heeft daartoe uitmuntende schoolboeken, wier gebrek soms is, dat zij te veel verzen en declamatorische studiën bevatten. Op de volksscholen lezen de leerlingen soms allen te gelijk, met verwonderlijke naauwkeurigheid en harmonie, zoodat men gelooven zoude slechts ééne stem te hooren; soms leest, een voor de geheele klasse. Het declameren geschiedt door het voordragen van van buiten geleerde stukken uit het schoolboek. Voor dergelijke stukken worden doorgaans redevoeringen van beroemde staatslieden gekozen, zoodat de scholen dikwerf weergalmen van de bezielde taal van een' Patrick Henry, Wit Clinton, Henry van Buren en anderen. Onderwijs in het zingen is in den laatsten tijd mede | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vrij algemeen ingevoerd en een onderwerp van groote voorliefde. Vooral worden daartoe Amerikaansche volksliederen gebezigd, als Hail Columbia, the Star spangled Banner, America I love thee still, Our native land, enz., door welk een en ander het onderwijs een zeer nationaal karakter verkrijgt, wel geschikt om aan het jeugdig geslacht beginselen van liefde en eerbied voor vaderland en vrijheid in te boezemenGa naar voetnoot1. In de hoogere schoolinrigtingen in de steden vindt men bijna algemeen Piano's bij dergelijk onderwijs in gebruik. Maar - dit zal het bezwaar van menigeen zijn - aan dat volksonderwijs, hoe uitgebreid, hoe doelmatig in vele opzigten, ontbreekt toch het hooger levensbeginsel, ontbreekt het godsdienstig onderwijs; want elk positief godsdienstig onderrigt is van de Amerikaansche school gebannen. En toch.... in Amerika heerscht evenveel ware godsvrucht als in eenig ander Christelijk land, en wordt op de uitwendige vormen van Godsdienst meer gelet dan ergens elders, Groot-Brittanië welligt uitgezonderd. Algemeen wordt dáár door geestelijkheid en leeken erkend, dat het bestaande stelsel van openbaar onderwijs, in stede van nadeelig, voordeelig werkt op de Christelijke gezindheid des volks, en dat een openbaar lager onderwijs ondenkbaar zoude wezen, zonder dergelijke uitsluiting van de Godsdienst. De Katholieken alleen verzetten zich tegen dit beginsel, verlangen afzonderlijke of Secte-sckolen, en zenden hunne kinderen bij uitsluiting daarheen. Zij wenschen het gezag en den invloed der geestelijkheid en der frères Chrétiens op de school. Het is vrij duidelijk, dat zij bij het volksonderwijs juist van het omgekeerde denkbeeld uitgaan, waarvan het bestuur der verschillende Staten uitgaat. De laatsten willen de meest algemeene verspreiding van kennis en verlichting, de opleiding des volks tot zelfdenkende wezens, en dit is het juist waarvoor Rome beeft, maar niet alleen Rome, ook allen, die op het gebied van de Godsdienst sectegeest huldigen, dat is, aan eigen opvattingen uitsluitend het karakter der waarheid toekennen. Siljeström maakt de zeer juiste opmerking, dat, bij de behandeling van dit gewigtig vraagstuk, door alle voorstanders van het godsdienstig onderwijs eene grove dwaling | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als onbetwistbare waarheid doorgaans wordt vooropgesteld. Zij is deze: dat, waar godsdienstig onderwijs van de school wordt uitgesloten, deze daardoor natuurlijk ongodsdienstig en onchristelijk moet zijn. Wij noemen dit eene dwaling, daar verscheidene zaken onderwezen worden, waarbij de godsdienst volstrekt niet in aanmerking komt. Men denke slechts aan eene landbouw-school, aan eene dusgenaamde bergwerk-school, men denke aan het onderwijs in teeken-, schilder- en toonkunst. Dit alles is slechts wereldsche kennis, maar daarom zeker niet vijandig aan de Godsdienst; integendeel, sommige dier vakken zijn daaraan hoogst bevorderlijk, door de zeden te verzachten, het gemoed voor reiner en teerder indrukken toegankelijk te maken, door gevoel voor het schoone op te wekken. Dat gevoel toch, wij zeggen het den Zweedschen zanger na, is ook streven naar waarheid, en waar streven naar waarheid leeft, is ook streven naar God. Onderwijs kan derhalve aan deugd, ja, aan Christelijke deugd en godsvrucht bevorderlijk zijn, zonder dat daarbij eenige sprake is van direct godsdienstig onderwijs, en al denkt men zich het onderwijs, wat het punt der Godsdienst betreft, nog zoo negatief, zoo gelooven wij, dat het in waarheid wetenschappelijk ook nog deze strekking hebben zal. Het onderwijs in Noord-Amerika is intusschen niet zoo geheel negatief, en de invloed daarvan op de ontwikkeling en verspreiding van Christelijke gevoelens zeer krachtig en heilzaam. Op vele scholen in N. Engeland wordt de Bijbel gelezen en ook wel een morgengebed gedaan. Maar een en ander geschiedt met alle vermijding van een onderrigt, 't geen eenige sectekleur of bepaalde rigting zoude kunnen hebben. Op deze wijze althans schijnt men zich de zaak te moeten voorstellen en de nog al eenigzins uiteenloopende berigten van Siljeström en Buddingh nopens dit punt in overeenstemming te kunnen brengen. In het algemeen is het onderwijs op de volksschool zuiver wetenschappelijk en heerscht daarin niet meer dan een Christelijk godsdienstigen geest. Het ontbreekt intusschen het aankomend geslacht daarom niet aan een meer positief Christelijk onderrigt, maar het is zelfstandig en afgescheiden van gewoon onderwijs. Het wordt, evenals de geheele Godsdienst in Amerika, meer buiten den kring van wereldsche bemoeijingen gehouden, en wint daardoor welligt in verhevenheid | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en hoogere beteekenis. Zoo heeft men dáár de Godsdienst nooit zien gebruiken tot staatkundige bedoelingen, en de geestelijkheid der verschillende secten bepaalt zich streng tot zijne eigenlijke verhevene roeping, verkondiging der godsdienstleer, onderwijs in hare verhevene waarheden, en toespraak. Staats- en wereldlijke bedieningen is het haar nimmer geoorloofd te bekleeden; hare leden mogen in vele Staten zelfs in geenerlei betrekking van schoolwezen werkzaam zijn. Christelijke godsdienstkennis wordt vooral bevorderd door de Zondagscholen. Robert Raikes stichtte de eerste dier scholen in 1780 in zijne vaderstad Gloucester, in Engeland, vanwaar zij in Amerika navolging vonden en in 1790 eerst door de Methodisten, vervolgens ook door verschillende kleine vereenigingen bevorderd werden, totdat in 1823 de Amerikaansche Zondagschool-Vereeniging tot stand kwam. Het hoofddoel dezer Vereeniging, waarvan de zetel te Philadelphia is, bestaat volgens Robert Baird in bevordering van het oprigten van Zondagscholen door de geheele Unie; in het uitgeven en verspreiden van godsdienstige boeken en tractaatjes in de scholen en in de woningen der particulierenGa naar voetnoot1. Een vijftigtal missionarissen reist alle Staten rond, om de bevolking voor dit oogmerk te winnen en tot ijver aan te sporen. De vereeniging telt daarenboven agenten onder de aanzienlijksten des lands In 1849, derhalve na een bestaan van ruim 25 jaren, had de vereeniging reeds 5213 verschillende grootere en kleinere geschriften het licht doen zien, die in ontelbare exemplaren, tegen ongewoon lage prijzen, worden verspreid. Onder die geschriften behooren niet alleen de Bijbel, maar ook werken tot bevordering van bijbelkennis, als bijbelsche aardrijkskunde, bijbelsche natuurkunde, oudheden, kaarten van het Heilige land, enz.Ga naar voetnoot2. De bruto opbrengst dier werken bedroeg, in het jaar 1849, 130,000 dlrs. Boekwerken ter waarde van 12000 d. werden om niet uitgereikt, terwijl de vereeniging eene som van 300,000 d. alleen in schenkingen ontving. Zij geeft daarenboven drie tijdschriften uit, een voor onderwijzers, twee voor kinderen en jonge lieden. Robert Baird verklaarde in 1846, dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het getal Zondagscholen in de Vereenigde Staten toen niet wel te bepalen was, maar schatte het in 1838 op ongeveer 16,000, met 130,000 onderwijzers en 1,000,000 leerlingen, cijfers, welke sedert, dien tijd ontzagchelijk moeten zijn toegenomenGa naar voetnoot1. Wat ons echter het merkwaardigste en schoonste in deze vereeniging voorkomt, is, dat zij alle Christelijke secten omvat, en om allen eenzijdigen sectegeest te keeren, de door haar uitgegeven geschriften door een comité laat onderzoeken, bestaande uit een lid van elke godsdienstige gezindheid. De verschillende godsdienstige gezindheden hebben echter nog afzonderlijke vereenigingen, die met hetzelfde doel, verspreiding van Christelijke godsdienstige kennis, werkzaam zijn. Zoo zorgen thans Episcopalen, Baptisten, Methodisten, Lutherschen en Gereformeerden nog op bijzondere Zondagscholen voor de kinderen hunner gezindheden. De Synode der Hervormde Hollandsche Kerk stelde zich als eene hulpafdeeling van de algemeene Amer. Zondagschoolvereeniging. Zij ondersteunt als zoodanig hare pogingen met inlichtingen en geld, zonder verzaking van eigene beginselen, daar zij een meer leerstellig godsdienstonderwijs poogt te bevorderen, zooals dat, vervat in den Catechismus en andere formulieren, die door de Synode der Hervormde Hollandsche Kerk zijn aangenomen. Amerikanen en buitenlanders getuigen eenparig, dat de zondagscholen uitmuntend werken op de godsdienstige vorming des volks, ja, de verdienstelijke Bauman Lowe noemt de zondagschool de kweekplaats (nursery) der Kerk. Door het godsdienstig onderwijs meer af te scheiden van het wetenschappelijke; door het meer uitsluitend te brengen op den dag des Heeren; door het alzoo in overeenstemming te doen zijn met het plegtige en eerwaardige, dat op dezen dag in het geheele maatschappelijke leven heerscht, krijgt het kind een ernstiger en heiliger indruk; leert hij meer dat godsdienstig onderwijs als iets hoogers schatten, dan wanneer het, dagelijks en overal bij te pas gebragt, dikwerf in een lastigen en vervelenden slenter ontaardt. Opmerkelijk is hieromtrent het gevoelen van een achtingswaardig geestelijke der Anglicaansche Kerk, die meende, dat door het gebruik van den Bijbel als een lees- of spelboek, hij maar al te ligt in den geest der kinderen vereenigd wordt met al de teregtwijzin- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen en kleine straffen, die zij in den loop dier lessen ontvangen; en dat het gelukkig mag heeten, indien de Schriften, aldus gebezigd voor een oogmerk, waarvoor zij nooit bestemd waren, in hunne oogen niet het symbool worden van alles, wat vervelend en walgelijk isGa naar voetnoot1.’ De zondagscholen worden in Amerika meestal in de kerkgebouwen gehouden, die er bijzonder voor zijn ingerigt, of daartoe goede gelegenheden opleveren; in de gewone schoollocalen; in eenig ander locaal voor voorlezingen, of zelfs wel in vertrekken van bijzondere huizen. Op het land zijn zij slechts éénmaal daags geopend; in de steden tweemaal, vóór en ná de godsdienstoefeningen. Lessen uit den Bijbel of eenig ander godsdienstig werk worden den kinderen opgegeven, om gedurende de week te huis te leeren. Zij worden in de school herhaald en verklaard. Zij krijgen ook wel Sabbathschoolgezangen, het godsdienstig Penningmagazijn en andere lectuur mede naar hunne woning. De gemeente kiest de opzieners over deze scholen uit geestelijken en leeken. Als onderwijzers - en dit is weder een zeer eigenaardig kenmerk van het godsdienstig onderwrijs in Amerika - verschijnen leeken en ook vrouwen. De aanzienlijkste en achtingwaardigste burgers achten het niet beneden zich, maar beschouwen het een duren pligt, als leeraars in de zondagscholen op te treden. Er is voorzeker iets groots en waarachtig Christelijks in, wanneer men eenen Harrison, even beroemd als krijgsheld en als Staatsman, op den Zondag vóór zijn vertrek naar Washington, om het Presidentschap der Vereenigde Staten te aanvaarden, als leeraar in eene zondagschool ziet optreden: wanneer men een Marshall, opperregter in het hoogste Geregtshof der Unie, weinige dagen voor zijn' dood, aan het hoofd der zondagscholen door de stad Richmond in plegtigen optogt ziet rondgaan! Zoo blijkt het, dat het belangrijkste gedeelte van het godsdienstig onderwijs, buiten dat, 't welk in het huiselijk onderrigt bestaat, aan de eigenlijke geestelijkheid onttrokken is en door de leeken wordt gegevenGa naar voetnoot2. Het is een Amerikaansch gevoelen, door onzen Zweedschen schrij- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ver gedeeld, dat dit werken der leeken in overeenstemming is met den geest des Christendoms, volgens 't welk een ieder geroepen wordt priester te zijn en leeraar in zijnen kring, naar de volle mate zijner begaafdheden, daar, naarmate de ware geest des Christendoms meer verspreid wordt en in aller harten leeft, ook het gewigt en de invloed van een uitwendig priesterdom zal verminderen en verdwijnen. De geschiedenis van de Godsdienst in het algemeen schijnt de waarheid van dit gevoelen volkomen te staven. Bij al die volken namelijk, waar de menigte zeer laag in godsdienstige ontwikkeling staat, treedt het priesterdom op als de middelaar bij uitsluiting tusschen haar en God; matigt zich een deel aan van den eerbied en het gezag, dat Gode alleen toekomt. Naarmate de mensch echter dieper in den geest des Christendoms doordringt, voelt hij zich daardoor vrijer en onafhankelijker van kerkelijk, dat is, menschelijk gezag, maar daardoor ook meer gedrongen om zijne eigene overtuiging uit te spreken. Uit het gezegde volgt intusschen, dat ook in de Zondagschool het dogmatische godsdienst-onderwijs slechts bij uitzondering plaats heeft, en in den regel alleen datgeen onderwezen wordt, wat in het Christendom alǵemeen is en tot deszelfs wezen behoort, terwijl de verschilpunten tusschen de verschillende secten, ter onderzoeking en toetsing aan een lateren leeftijd worden overgelaten. Slechts algemeen godsdienstige en Christelijke denkbeelden worden opgewekt en aangekweekt, denkbeelden, gelijk die doorstralen in een dikwerf gezongen lied van Cruikshank, ons door Buddingh medegedeeld, en dat wij hier overnemen, daar men er uit leert, hoe in Amerika de Sabbathschool beschouwd wordt en waartoe zij strekken moetGa naar voetnoot1. Twee vragen doen zich welligt nog | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij dit onderwerp aan velen op. Zij zijn deze: vanwaar bezitten leeken, die als leeraars optreden, de noodige kennis, om dit met vrucht te doen? Ten andere, welke is dan de werkkring der geestelijkheid in Amerika? Op de eerste kan men antwoorden, dat de Godsdienst minder als eene vrucht van kennis en wetenschap, dan wel van een vroom en geloovig hart wordt beschouwd; dat elk derhalve, die in zich de roeping voelt tot stichting zijner broeders te spreken, zulks doen mag en doen moet. Maar daarenboven voert die zucht om te onderwijzen tot onderzoek, daar weinigen den lust zullen gevoelen, om als leeraars op te treden, wanneer zij zich niet eene zekere mate van kennis verworven hebben. Deze nu kan men zich ook nopens godsdienstige onderwerpen nergens gemakkelijker verschaffen dan in Amerika. Wat de geestelijkheid betreft, ook haar blijft een ruim veld over op den kansel, in den bijzonderen omgang en in de zoogenaamde Bijbelklassen. De kerkelijke gemeenten zijn doorgaans klein, althans niet zoo groot, dan dat de geestelijke niet gemakkelijk met al de leden daarvan bekend kan worden, een vermogend middel om hem dat hoogst gewigtig deel zijner pligten als zielverzorger te doen nakomen, 't welk bij ons dikwerf hoogst gebrekkig vervuld of te zeer verzuimd wordt. De kansel is daaren- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boven de plaats, vanwaar de geestelijkheid hier meer dan onder ons vermag, omdat het kerkgaan veel algemeener en getrouwer geschiedt dan elders. Wil men hiervan bewijzen? Men bedenke dat in 1850 in de Unie over de 36,000 kerken bestonden, te zamen met ongeveer 13,850,000 zitplaatsen, derhalve voor ongeveer drie vijfden der bevolking; terwijl het aan een evenredig druk kerkbezoek wel niet zal haperen, wanneer men in aanmerking neemt, dat in die kerkgebouwen de plaatsen zeer duur worden gekocht of gehuurd. De godsdienstige opvoeding der jeugd heeft echter vooral ook in het huisgezin plaats, en zelfs was dit, vóór de invoering der Zondagscholen, bijna bij uitsluiting het geval. Nog is een Christelijk te huis iets, waarop de grootste prijs gesteld wordt, en vele der tegenwoordig meest gelezene tafereelen van Amerikaansche schrijvers en schrijfsters leveren daarvan de schoonste schilderingen. Hoofdtrek in de godsdienstige opvoeding van Amerika is echter de meest mogelijke verdraagzaamheid, die in de laatste twintig, ja, tien jaren zeer is toegenomen. Het schijnt dan ook, dat de volle erkenning van godsdienstige vrijheid in de School en in den Staat ten slotte tot werkelijke verdraagzaamheid moet voeren, maar het eischt tijd eer dergelijke gevoelens in een volk wortel schieten en tot overtuiging worden. Het is overigens duidelijk, dat allen, die godsdienstige verdraagzaamheid gelijkluidend rekenen met onverschilligheid voor de Godsdienst, met de Amerikaansche denkbeelden op dit punt volstrekt niet kunnen instemmen. Wij voor ons gelooven, dat dergelijke meening wederom even eenzijdig en daardoor onjuist is als die, waarbij alles, wat niet positief Christelijk heet, voor anti- Christelijk gehouden wordt.
Hoe algemeen, hoe krachtig en doelmatig, met hoeveel geestdrift ook in Amerika voor verstandelijke en godsdienstige volksontwikkeling gearbeid en geijverd worde, men zoude dwalen, wanneer men dacht, dat het getal dergenen, die volstrekt niet lezen of schrijven hunnen, en in een be- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
klagelijken toestand van verwildering zich bevinden, zoo geheel onbeduidend is. De verslagen der gevangenissen in Massachusetts en New-York leveren voorbeelden van het tegendeel, want zij leeren in cijfers het treurig verband, dat tusschen misdaad en verwaarloosde opvoeding bestaat. Intusschen schijnt het toenemend aantal geheel verwaarloosden slechts voor een niet noemenswaardig gedeelte te zoeken onder de eigenlijke inboorlingen, onder de afstammelingen van den ouden Anglo-Saxischen stam. Het is een bedroevend en zorgwekkend gevolg van de toenemende Europesche emigratie. Menig nijver en oppassend gezin toch moge uit Europa wijken, om eene betere toekomst in de Nieuwe Wereld te zoeken, verre het grootste aantal van hen, die zich uit de Oude Wereld daarheen begeven, vormt eene onkundige, ruwe menigte, zonder opvoeding en beschaving, zonder godsdienstige kennis, daar zij beurtelings de uitersten van bijgeloof of ongeloof huldigt. Men denke slechts aan het overgroote aantal Ieren en Duitschers, dweepzieke Katholieken of materialistische wijsgeeren. Die toenemende getallen dreigen gevaarlijk te worden voor onderwijs en godsdienst. Zij vermeerderen vooral het cijfer van onkunde en misdaad in de Unie, en wanneer men soms daaruit en uit andere omstandigheden bedenkingen hoort herhalen tegen het Amerikaansche stelsel van onderwijs en vrijheid van godsdienst, zoo wachte men zich wel, die bezwaren het stelsel der vrijheid toe te rekenen, daar men ze veeleer wijten moest aan de ligtvaardigheid dier Staatswetten, die elken vreemdeling gemakkelijk de grenzen opent, en daarmede de sluizen aan een' stroom van alles, wat Europa meest verdorven bevatGa naar voetnoot1. Velen in Amerika zien dit in, en middelen daartegen worden beraamd. Bijzondere scholen ter verbetering van jeugdige misdadigers of verdorvene kinderen heeft men reeds te Boston, Westborough, New-York, Rochester, Philadelphia en elders opgerigt. Het zijn meestal stichtingen van bijzondere liefdadigheid, die dikwerf echter van staatswege | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ondersteund worden. Er schijnt ook reeds sprake van te zijn, om het volksonderwijs voor allen verpligtend te maken. Moeijelijk zullen echter alle kwade gevolgen gekeerd kunnen worden, en de godsdienstige vrijheid en verdraagzaamheid zullen de Duitschers doen volharden in volkomen onverschilligheid en ongeloof, de Ieren sterken in klagten over niet genoegzame beperking, in eischen tot afsluiting en afzondering, opdat de Kerk en haar gezag grooter uitbreiding erlangen. Welk een treurigen indruk overigens een hoog cijfer dergenen, die noch lezen, noch schrijven kunnen, op ons maken moge; welk eene voorstelling ons ook van de hoogere ontwikkeling eens volks mag voor den geest komen, wanneer dat cijfer zeer gering, ja, naauw in het oogvallend is, steeds behooren wij gedachtig te wezen aan de door ons in den aanvang van dit opstel gemaakte opmerking, dat de eigenlijke verstandelijke en zedelijke kracht eens volks minder nog uit dit cijfer blijkt, dan uit het getal vrijdenkende en zelfstandige menschen. Te kunnen lezen en schrijven, gedachten in zich te kunnen opnemen en in karakters te kunnen weêrgeven, zijn groote voorregten, maar het zijn niet meer dan middelen om denkbeelden over te brengen - zonder nut, indien de geest, die ze ontvangt, ze niet behoorlijk kan vatten en zich toeëigenen. Dergelijke kennis is nog geene verstandelijke ontwikkeling; maar alleen het vermogen om te denken, die eigenlijke hemelgave, die den mensch van andere schepselen onderscheidt, mag hiertoe gerekend worden. Weinig maakt het uit, of op elke 1000 zielen eenige meer of minder schrijven of lezen kunnen, maar oneindig veel maakt het uit, of daarop eenige meer of minder geteld worden, die men onder de zelfdenkende wezens kan rekenen. Hiertoe echter zijn, gelijk Horace Mann reeds opmerkte, de beste schoolinrigtingen nog niet toereikende; hiertoe moet het geheele volksleven verder strekken; hiertoe moeten later ook buiten de school gelegenheden zijn, om het in de school aangevangene voort te zetten. Amerika bezit hierin groote voorregten boven de Oude Wereld, waarvan wij sommigen nog eenigzins nader wenschen te beschouwen, als: de ondenkbare verspreiding en goedkoopheid der volksletterkunde; de algemeenheid der school- en volksbibliotheken, en de verschillende voorlezingen, genootschap- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pen en vereenigingen, waarin ook voor meer bejaarden en ontwikkelden kennis kan verkregen of bewaard worden.
Om een volk onder de beschaafde en ontwikkelde te kunnen rangschikken, is er niet slechts noodig, dat het veel en algemeen leze, het komt vooral ook aan op den aard der volkslectuur. Waar deze eene uitsluitende strekking heeft, hetzij zij van eene wijsgeerigen, materieëlen of godsdienstigen aard is, zal de ontwikkeling eenzijdig blijven en slechts tot gebrekkige uitkomsten voeren. Wij laten hier zelfs voor het hoogste, wat de mensch heeft, de Godsdienst, geene uitzondering toe. Hoe wenschelijk het zijn moge, dat een volk zijne dusgenaamde stichtelijke lectuur niet verwaarlooze, voor meerdere ontwikkeling moet de wereldsche lectuur eene aanzienlijke plaats daarnevens bekleeden. In Amerika is dit welligt in hooger mate dan elders en ook in ons Vaderland het geval. Geschiedkundige werken, die tot bevordering van natuur- en aardrijkskunde, dichters en zoo vele anderen, worden in allerlei vormen, en tegen de goedkoopste prijzen, dagelijks gedrukt en herdrukt, bij uittreksels overgenomen in bladen en tijdschriften en alzoo in waarheid gepopulariseerd. De nuttigste en uitstekendste geschriften voor kinderen en jonge lieden, die in Engeland het licht zien, worden terstond nagedrukt, en met eene menigte oorspronkelijke vermeerderd. Groot is het getal Almanakken, dat zeer tot bevordering van de verstandelijke ontwikkeling des volks bijdraagt. Bijna elke godsdienstige gezindheid heeft haren eigenen Almanak, buiten de vele meer algemeene, die voor bepaalde standen geschreven worden. Ook de Amerikaansche dagbladpers werkt gunstig op de algemeene verspreiding van kennis en beschaving. Men moet bij deze dagbladen namelijk wel onderscheiden tusschen hunne politieke en oorspronkelijke beschouwingen, welke doorgaans beneden het middelmatige zijn, en de nuttige kennis, die zij bevatten. Het grootste getal staatkundige bladen, vooral de wekelijksche, die de meest algemeene zijn, bevatten steeds een grooter of kleiner aantal artikelen van gemengden aard, die zeer goed en doeltreffend zijn. Om zich eenig denk- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beeld te vormen van de uitgebreidheid van dezen tak van volkslectuur, verdient vermelding dat vele nieuwsbladen, die dagelijks verschijnen, hunne belangrijkste artikelen nog weder twee of driemalen 's weeks afzonderlijk uitgeven, zoodat hetzelfde blad, soms als dagblad, half-weeksblad, weekblad en drie-weeksblad verschijnt. In de stad New-Haven (Connecticut), met 15000 zielen, komen geregeld drie dagbladen uit; in Hartford (12000 inwoners) twee van aanzienlijken omvang en met kleine letter gedrukt; in New-London (7000 inwoners) twee van minderen omvang. De abonnementsprijs is van 4 tot 5 d. 's jaars. Men heeft verder in dien kleinen Staat (Connecticut telt slechts eene bevolking van 370,000 zielen) drie bladen, die driemaal 's weeks uitkomen, en 17, die éénmaal 's weeks verschijnen. Hieronder heeft men een godsdienstig blad, een ter bevordering der afschaffing van sterken drank, en drie bepaald aan wetenschap en letterkunde toegewijd. De officiëele opgaven van 1850 leveren de volgende belangrijke cijfers. Het geheele getal dagbladen en tijdschriften in de Unie, jaarlijks verschijnende, bedroeg 2800 en het geheele getal inteekenaars 5,000,000.
Hiervan verschenen:
Van elke vier zielen der Unie is er alzoo één geabonneerd op een dag- of weekblad; is er één, die zich zelf eenige uitgave getroost, om ook verstandelijk en geestelijk voedsel te erlangen. Hoe geheel anders is dit in Europa, waar men, ook onder ons, in de lagere burgerklassen nog wel eens lezen wil, maar dan uit deze of gene inrigting, waar men zulks om niet kan doen. Dit brengt ons intusschen als van zelf op de Volksbibliotheken, waartoe in de eerste plaats behooren de Districts-Schoolbibliotheken, bij de openbare scholen. Wij zagen reeds, dat daaraan van staatswege jaarlijksche toelagen verstrekt worden. James Wadsworth van Geneseo (New-York) gaf hiertoe de eerste aanleiding en moedigt dit nog door jaar- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijksche giften aanGa naar voetnoot1. In den Staat New-York telden in 1850 deze boekerijen niet minder dan 1,409,154 deelen, of ongeveer 125 deelen voor elk district. De aan te koopen boeken worden door de inwoners van het district, onder leiding der bevoegde school-autoriteiten gekozen, met dien verstande, dat alle werken, die godsdienstigen of politieken sectengeest ademen, verboden zijn. In Massachusetts heeft de Raad van opvoeding eene verzameling van geschriften voor deze bibliotheken doen maken, die uit twee seriën bestaat, waarvan de eene voor kinderen beneden 12 jaar, de andere voor meer gevorderden en hunne ouders. Uitstekende schrijvers en schrijfsters leggen hieraan hunne krachten ten koste, zoo als blijkt uit de namen van Paulding, Washington-Irving, Bryant, Miss. Sedgwick, Mrs. Hale, Story, Everett, enz. In het algemeen bestaan dergelijke verzamelingen uit goede geschriften over godsdienst, wijsbegeerte, natuurwetenschappen, geschiedenis en aardrijkskunde, ja, maakt de stof der onderwerpen van deze inrigtingen soms zeer nationale; zoo worden in de genoemde seriën de levens van Hendrik Hudson, Washington, Franklin, Fulton en andere in de geschiedenis des lands vermaarde mannen behandeld. Zoo heeft men ook bloemlezingen uit Amerikaansche dichters, geschiedenissen der Vereenigde Staten en van de afzonderlijke Staten, zedekundige verhalen, enz. De boeken worden aan de leerlingen der school en aan de bewoners van het district onder zekere voorwaarden uitgeleend, met de overtuiging, gelijk Morgan zegt, ‘dat elk boek van een welgekozen Bibliotheek een voortdurend onderwijzer is van allen, die er gebruik van willen maken, om zich te onderrigten.’ Er bestaan daarenboven nog vrij algemeen boekerijen voor jongelieden uit de arbeidende klassen, zoogenaamde Apprentices Library's, waarvan veelvuldig gebruik gemaakt wordt. In het algemeen ziet men hier, en ook elders, dat, waar de gelegenheden tot lezen gemakkelijker gemaakt worden en toenemen, ook het getal lezers en hunne belangstelling grooter wordt. In 1850 gaf het Amerikaansch Tractaatgehootschap te New-York, welks doel is uitgave en verspreiding van zedelijke en godsdienstige geschriften, een almanak uit (the Family Christian Almanac), bevattende nuttig onderrigt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
over verschillende onderwerpen, waarvan 192,000 exemplaren werden afgezet; terwijl het tweemaandelijksche Tijdschrift der Vereeniging (the American Messenger) 140,000 inteekenaars telde. Zijne agenten verkochten 377,000 tractaatjes en deelden er 98,000 gratis uit. Buiten dit alles is de levendigheid en werkzaamheid van den Amerikaanschen boekhandel verbazend. Overal treft men boekhandelaars en reizende agenten aan. Nieuwsbladen, tijdschriften en boeken worden alom op spoorwegen, in stoombooten en op alle publieke plaatsen aangeboden. Eene vrij volledige Statistiek van de Volksbibliotheken vindt men in het vierde Jaarlijksche Verslag der Regenten van de Smithsonian Institution, aan de Senaat en Wetgevende Vergadering over 1849. Wij laten het hier in bijzonderheden volgen, om te doen zien, welk eene uitbreiding deze zaak in Amerika gekregen heeft.
Men ziet alzoo, dat er in 1849 10,015 Volksbibliotheken in de Unie bestonden, die over 3,701,828 boekdeelen te beschikken hadden. Om echter eenigermate het voordeel te leeren kennen, hetwelk het Publiek hieruit trekt, zoude men den omzet dier boekwerken moeten kunnen bepalen, daar de meeste zeker veel meer dan eenmaal 's jaars worden uitgegeven. Siljeström geeft hieromtrent eenige mededeelingen voor den Staat en de stad N. York, maar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
over het jaar 1847. In den geheelen Staat (buiten de stad) rekende men toen, dat elk boek, bij een leestijd van 14 dagen, tweemaal 's jaars zoude zijn uitgeleend, terwijl het in de stad op zevenmaal 's jaars kon gesteld worden. Volksvoordragten en lezingen zijn in Amerika zeer algemeen, hetwelk men eenigzins kan opmaken uit de volgende opgaven voor den Staat van Massachusetts (met 994,000 zielen). In het jaar 1839 telde men daar 145 vereenigingen, waarin of door wier toedoen lezingen en voordragten werden gehouden, ten getale van minstens 5 over hetzelfde onderwerp, en die door ongeveer 33,000 personen bezocht werden. In Boston telde men 26 verschillende curssusen, of 204 voordragten, die door 13,000 personen bezocht werden. Men voege hierbij al de afzonderlijke lezingen en voordragten over matigheid, afschaffing van slavernij en andere onderwerpen, om zich eenig denkbeeld te maken van de uitbreiding, welke dit bestanddeel van het volksonderwijs alhier heeft verkregen. Het nut van dergelijke voordragten, vooral wanneer zij mondeling geschieden, is zeker niet te miskennen, en wordt meer en meer ook onder ons ingezien. Zij vormen met de ontelbare gelegenheden, om overal deugdelijke en onkostbare lectuur te verkrijgen, de middelen waardoor de kennis, in het schoolonderwijs ontvangen, blijft voortleven en zich ontwikkelen. Zonder deze middelen toch is het duidelijk, dat het schoolonderwijs op zich zelf slechts beperkte en zeer tijdelijke vruchten kan opleveren, iets, wat doorgaans veel te veel wordt voorbijgezien. Wij gewagen hier met opzet niet verder van den aard der politieke en burgerlijke instellingen, waarbij de menigte zoo gestadig geroepen wordt tot deelneming, tot spreken, vergelijken, oordeelen, tot omgang en verkeer ook met den meer beschaafde, met den beter opgevoede. Dat dit alles tot ontwikkeling van den algemeenen volkgeest moet bijdragen, kan, naar onze gedachten, bezwaarlijk ontkend worden.
Groote en belangrijke beschouwingen doen zich voorzeker op, naar aanleiding van het door ons over de volks- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opvoeding en het volksonderwijs in Amerika gezegde. Wij zouden geenszins geacht willen worden daarmede overal volkomen in te stemmen; daarin niet veel te zien, wat plaatselijk en voor geene algemeene toepassing vatbaar is; maar enkele hoofdpunten en beginselen, die dáár met het gelukkigste gevolg in aanwending zijn gebragt, verdienen navolging, mogen in Europa, en ook onder ons, te luider verkondigd worden, naarmate wij van hunne verwezenlijking nog verder verwijderd schijnen. Wij rekenen daartoe het beginsel, dat de Staat zich het volksonderwijs mag en moet aantrekken, vooral daar hij zulks doen kan zonder te groote centralisatie, door tusschenkomst van lagere besturen, onder deelneming en invloed der burgerij; het beginsel, dat, waar regeringen en overheden niet schromen dikwerf aanzienlijke sommen aan pracht en praal, aan de bevestiging van hun gezag of de voldoening hunner eer- en heerschzucht, aan krijgstoerustingen en kunsten des oorlogs te besteden, zij ook mogen denken aan die uitgaven, waardoor hunne onderdanen eenen hoogeren rang in de menschheid zullen erlangen; het beginsel, om aan elk de vrijheid te laten zijne kinderen die opvoeding te geven, welke hem de beste schijnt, en niemands gevoel of godsdienstige inzigten te beleedigen, maar te zorgen, dat er een algemeen, voor allen toegankelijk onderwijs besta, dat, bij eene algemeen godsdienstige en zedelijke strekking, zich ver houde van alle kerkelijke Godsdienstleer; het beginsel, dat Kerk en Staat, Godsdienst en Wetenschap zooveel mogelijk moeten gescheiden blijven, en dat zulks, bij toepassing der grootst mogelijke vrijheid, het beste bereikbaar is, ja, dat de weg der vrijheid de eenige is, om een eind te maken aan alle klagten over miskenning en verguizing; eindelijk het beginsel, dat men, ook bij de grootste verscheidenheid van inzigten en pogingen, door een hooger gevoel van liefde en verdraagzaamheid kan bezield zijn, om een groot algemeen belang te bevorderen, om eenen eersten Staats-, - wat zeggen wij? - menschen- en Christenpligt te vervullen, dien van aankomende geslachten meer en meer in den zegen van een goed onderwijs te doen deelen, het grootst | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mogelijk aantal onzer evenmenschen tot den rang van redelijke en denkende schepselen te verheffen. Ook hier, Amerika leert het, maakt eendragt magt. Mogten wij, bij het onderwerp van volksonderwijs onder ons, nog tijdig dat voorbeeld nastreven, die leuze de onze maken, daar wij anders welligt de treurige ervaring spoedig zullen erlangen, dat ook de keerzijde van de spreuk onzer vaderen waarheid behelst, en dat door tweedragt de heilrijkste zaken te gronde worden gerigt!
December 1854. w.r. boer. |
|