| |
| |
| |
Staatkundig overzigt.
22 November 1848.
Wij lieten in onze jongste beschouwing de keizerlijke hoofden hofstad Weenen, sedert weken aan regeringloosheid ten prooi, toen van alle kanten door de Oostenrijksche troepen onder Vorst Windisch-Grätz en Jellachich omsingeld, en op het punt van zich over te geven. Die val van Weenen is weldra gevolgd. Eene oproerige bevolking, gewapende burgers en studenten, naauwelijks aan krijgstucht te gewennen, zijn niet bestand tegen een geoefend leger van honderd duizend man, onder veldheeren als de twee Slavische hoofden, bij wie trouwe verkleefdheid aan hunnen wettigen Vorst en geestdrift voor instandhouding der monarchie met afgrijzen voor de gepleegde euveldaden om den voorrang dingen. De ‘moordenaars van Latour’ was een tooverwoord bij de soldaten: - de schim van Latour moest gewroken, en de grijze Radetzky reikt aan zijne wapenbroeders de hand, zoodra hij verneemt, dat het vonnis zal voltrokken worden. In zijne gezwollen proclamaties spreekt een toon van trouwhartigheid, door geen verschil van staatkundige denkwijs of overtuiging te misduiden. Dat de maatregelen der bevelhebbers, uit een krijgskundig oogpunt beschouwd, uitstekend gekozen waren, heeft de uitkomst in het volkomen en snel gelukken van hun plan bewezen. En wie kan in billijkheid ontkennen, dat zij hunnen harden last met matiging, met zucht
| |
| |
om een bloedbad te mijden, hebben volvoerd. Revolutionnaire woelingen zijn dubbel hatelijk, omdat zij, door het militair gezag noodwendig te maken, de ergste vijanden der ware vrijheid zijn. Ook in Weenen doet zich de krijgswet drukkend gevoelen. Maar de bewijskracht der redeneringen van Windischgrätz in zijne proclamatie uit Hetzdorff is onweêrstaanbaar. ‘Mij is voorgesteld eene vreedzame bemiddeling met de stad tot stand te brengen, en met mijne troepen naar Weenen te rukken, ten einde de door mij voorgeschreven voorwaarden zelf ten uitvoer te brengen. Ik beroep mij op het gevoel van regt en billijkheid bij een aanzienlijk deel der Weensche bevolking, en ik vraag, of het mogelijk is, dat ik na al het gebeurde, - nadat op mijne troepen zonder eenige aanleiding dadelijk bij hun verschijnen is geschoten, - met hen naar Weenen trekken kan, naar die stad, wemelende van gewapende kwaadwilligen, eer dat die menigte is ontwapend, zonder een moorddadigen strijd in de straten te doen ontstaan. Ik vraag, of zij, die mij vrede aanbieden, en mij uitnoodigen om zonder vrees naar Weenen te trekken, ook indien zij het goed met mij meenden, in staat zouden zijn rust en gematigdheid te gebieden aan hen, die nu reeds weken lang met de wapenen in de hand schrik in de stad verspreiden. De partij, die voor de aanstokers der ongehoorde schanddaad, aan den minister Latour en nog zelfs aan zijn lijk gepleegd, van den Keizer amnestie begeert, - die de verwijdering vraagt mijner troepen, zoo schandelijk aangevallen, - die een voorstel deed tot verbanning van verscheiden leden uit het Keizerlijk Huis, - die nog onlangs protesteerde tegen mijne volmagt, en mijne gansche zending voor onwettig verklaarde, - deze partij zendt boden van vrede tot mij, om zonder
eenigen waarborg mij met mijne troepen in de stad te lokken! - Verre is van mij de gedachte aan onnoodige maatregelen van geweld; het vervult mij met smart vijandelijk te moeten optrekken tegen de hoofdstad der monarchie; maar ik vraag nogmaals aan de welgezinden onder de bewoners: of bemiddeling in den voorgeslagen vorm onder zulke voorwaarden mogelijk is?’ Mannelijke, rondborstige taal! zien wij, of zij met de daden in tegenspraak was. De stad wordt omsingeld;
| |
| |
de toevoer afgesneden; de gemeenschap belet; een termijn gesteld van twee dagen, en bij herhaling verlengd; maar de staat van beleg afgekondigd en tegen het protest van den rijksdag gehandhaafd, in welken de opperbevelhebber alleen eene Constituerende Vergadering zag. Daarop worden als verdere voorwaarden vastgesteld: onderwerping van de stad Weenen, der voorsteden en omstreken binnen 48 uren; aflegging der wapenen; ontbinding van het akademisch legioen, welks aanvoerders met twaalf studenten als gijzelaars worden gesteld; uitlevering van verscheiden later op te noemen personen; sluiting der aula en van alle clubs; opheffing der vrijheid van drukpers. Intusschen had de Keizer den rijksdag verdaagd, en tegen den 15den (later tot den 27sten verschoven) naar Kremsier, een slot van den Vorst-Bisschop van Ollmütz, te zamengeroepen, - omdat, luidt de proclamatie, ‘bij de storing der wettelijke orde in de hoofdstad en de militaire maatregelen het voor den rijksdag onmogelijk geworden is, aldaar (in Weenen namelijk) zijne beraadslagingen voort te zetten.’ Een weemoedig-strenge toon spreekt in alle staatsstukken, gedurende die bange October-dagen op naam des Keizers uitgegeven. In een manifest uit Ollmütz van 16 October leest men eene klagt over de teleurgestelde verwachting, dat de misdadige waanzin van een deel der bevolking van korten duur zou zijn; dat de anders zoo verstandige en regtschapen bewoners der hoofd- en residentiestad zelve eerbied aan de wet, en aan de misdaad de verdiende straf zouden verzekeren. ‘Sedert mijne troonsbeklimming,’ gaat de Keizer voort, ‘was het welzijn mijner volken het doel mijns levens. De geschiedenis mijner regering, die der laatste zeven maanden in het
bijzonder, zal dit eens getuigen. Maar ik zou ontrouw worden aan de mij door de Voorzienigheid opgelegde verpligtingen, indien ik langer een streven wilde gedoogen, dat den troon en de monarchie aan den rand des afgronds voert, en zich beijvert, om in plaats van constitutioneele vrijheid toomelooze geweldenarij te doen heerschen.’ - In het antwoord aan afgevaardigden uit Praag, in dat op een adres van den Moravischen Landdag, straalt de hoop door, ‘dat het mogelijk zou zijn, om, zonder tot het uiterste over te gaan, de hoofdstad tot rust
| |
| |
en gehoorzaamheid aan de wet terug te brengen.’ Belangrijk, ook in dit opzigt, maar bovenal als kenmerkend de verklaarde bedoelingen van het Oostenrijksch gouvernement, is de circulaire, door den minister von Wessenberg aan de keizerlijke gezanten bij de Duitsche hoven gerigt. De militaire operatiën hebben slechts één doel: het bestrijden der regeringloosheid en het herstellen eener wettige orde van zaken.
De gewaarborgde vrijheden weder in te trekken, datgeen te verwezenlijken, wat door de partij der omwenteling onder den naam van reactie als schrikbeeld wordt voorgesteld, of wel voor eene der Oostenrijksche nationaliteiten de oppermagt boven de andere te verwerven, ligt buiten de bedoeling des keizers en van zijne regering. Het is geen strijd der nationaliteiten, geene herschepping der monarchie tot een Slavonisch Oostenrijk, gelijk de Duitsche drukpers gelooft of voorwendt te gelooven, maar de strijd van orde tegen wanorde, van het wettig gezag, zonder hetwelk geenerlei regering bestaan kan, tegen het schrikbewind; van het behoud tegen algeheele omkeering. De omwenteling heeft een Duitsch gewaad en Duitsche kleuren tot leuze aangenomen. Niet tegen de vrijheid, de grootheid en het welzijn van Duitschland, tot wier bescherming de keizer zich bij voorkeur geroepen acht, maar alleen tegen de partij, welke van die kleuren en zaken, tot bereiking ven hare verderfelijke oogmerken, misbruik maakt. - Neen, het verraad en de trouwloosheid waren ook nu aan de zijde der revolutionaire partij. Reeds was de belofte van onderwerping gedaan, het neêrleggen der wapens aangevangen, de witte vaan op alle bastions opgestoken, toen een corps Hongaren het waagde den Oostenrijkschen grond te betreden en tot Schwechat door te dringen. Ofschoon geheel verslagen en teruggedreven door de vereenigde troepen van Windischgrätz en den Banus, had het Hongaarsche corps door zijne verschijning den moed der Weener opstandelingen aangewakkerd en doen herleven. Aanstonds vatteden zij de afgelegde wapenen weder op, weigerden de uitlevering der beloofde gijzelaars, gaven hun geschut niet over, maar vuurden zonder ophouden op de keizerlijke troepen. Is het wonder, dat
| |
| |
nu de voorsteden met vernieuwde woede en verbittering aangetast en beschoten werden, terwijl de verraderlijk aangevallen krijgslieden van den toren der Stephanuskerk de seinen zagen, door welke de Hongaren tot den terugkeer werden aangezocht. - Na eene vergeefsche poging bij den veldmaarschalk, om hem te bewegen dat hij zou afzien van de voorwaarde, dat de staat van beleg na de onderwerping der stad zou voortduren, vergaderde de gemeenteraad in den avond van 29 October, ten einde met den opperbevelhebber en al de hoofdlieden der nationale garde te beraadslagen, of eene langere verdediging der stad mogelijk en geraden was. De kommandant Messenhauser verklaarde zich tot het voortzetten van den strijd bereid, indien de gemeenteraad het mogt bevelen, maar dat bij de tegenwoordige stelling der keizerlijke troepen aan geene krachtdadige verdediging der stad te denken viel; waarop tot de onderwerping is besloten. Zoowel de burgerwacht, als het akademisch legioen, zou de wapens nederleggen en de voorwaarden aannemen door vorst Windischgrätz gesteld. Op nieuw vertrok eene deputatie naar den prins, om de onvoorwaardelijke onderwerping aan te kondigen en den bijstand der keizerlijke troepen bij de ontwapening voor de stedelijke overheden te verzoeken. Dadelijk werden de vijandelijkheden gestaakt, het glacis door het leger bezet en de ontwapening der voorsteden begonnen, die, alleen afgebroken door den inval der Hongaren, weldra ook in de binnenstad werd voortgezet. - Bij de verwoesting door het geschut en het stormenderhand vermeesteren van liniën en barricaden aangerigt, kwam nog een vernielende brand, waardoor meer dan dertig huizen werden verteerd, ook het keizerlijk slot en de bibliotheek leden door de vlammen. - Maar hoe zouden wij het wagen een
tafereel op te hangen, of zelfs eene schets te leveren van de rampen, door dezen heilloozen opstand over Weenen gebragt. De onvolledige en onnaauwkeurige berigten maken ondoenlijk wat buitendien minder tot onze taak behoort. - Genoeg, dat de overgaaf geschiedde en eerst gewapenderhand werd afgedwongen, toen goedwillige onderwerping te vergeefs was beproefd; dat de herstelling van orde, rust en veiligheid aan de militaire overheden werd overgelaten en eene centrale commis- | |
| |
sie ingesteld, onder voorzitting van den generaal-majoor Cordon, die tevens tot stads-kommandant werd benoemd. Later is deze door den generaal Welden vervangen, die de bevolking tot rust vermaant, met toevoeging van de zonderlinge drangreden, ‘dat zijne kanonnen geen onderscheid weten te maken tusschen de goeden en slechten.’ Met onverbiddelijke strengheid worden nu de schuldigen gestraft.
Onder de reeks veroordeelden door den krijgsraad, bevindt zich ook Messenhauser, gefusilleerd wegens gewapenden tegenstand, en pogingen om de soldaten tot pligtverzuim te verleiden en bovendien schuldig verklaard aan schennis van het reeds gesloten verdrag. Hij was het, die van het Observatorium twee oproepingen liet uitgaan, waarin hij de keizerlijke troepen door de Hongaren geslagen verklaarde en het volk tot het wederopvatten der wapenen drong, toen de capitulatie stond uitgevoerd te worden. Doch in gevolgen meer belangrijk en welligt beslissend voor Oostenrijk's verhouding met Duitschland, is de voltrekking van het doodvonnis aan Robert Blum, lid van het parlement te Frankfort, - die ingevolge zijner eigene bekentenis, overeenkomstig de bestaande krijgswet, bij standregt ter dood is veroordeeld, binnen den tijd van 24 uren na zijne verschijning voor den krijgsraad. - Onbeschrijfelijk is de indruk, door het vernemen dezer tijding in alle oorden van Duitschland te weeg gebragt. De moordenaars van von Gagern, van Lichnowsky en Auerswald, van Lamberg en Latour vonden genade in de oogen eener partij, die alle hartstogten opwindt, nu een ijverig bevorderaar en aanstoker van opstand, met de wapens in de hand gevat, naar krijgsregt wordt doodgeschoten. Niet dat wij den gevallene verguizen willen. Van talenten en moed ontbloot is ongetwijfeld de man niet geweest, die, uit de laagste rangen voortgekomen, zich tot onafhankelijkheid en aanzien wist te verheffen, en door zijne staatkundige vrienden werd afgevaardigd, om als hoofd eener keurbende deel te nemen aan eenen strijd, waaraan hun alles was gelegen. Maar wij zeggen met den rijksminister von Schmerling, dat zij, die den ongelukkige in het gevaar hebben gestort, zich zijnen dood hebben te wijten, en dat zijn droevig
uiteinde, met toepassing van wettiglijk be- | |
| |
staande verordeningen, hoe betreurenswaardig ook, allerminst aan de rijksministers kan worden voorgeworpen, die officiëel geene kennis droegen van zijne reis.
Gelukkiger is zijn medestander Fröbel geweest, lid van het Duitsche parlement, als Blum, met hem door een deel der leden van die vergadering naar Weenen gezonden, om de opstandelingen tot volharding aan te sporen, gevat en veroordeeld, maar begenadigd op uitgedrukt verlangen des keizers, of, zoo hij zelf schijnt te meenen, door gunstige uitwerking van een vlugschrift: ‘Wien, Deutschland und Europa,’ waarin hij het gevoelen had voorgestaan, om geheel de Oostenrijksche monarchie met Duitschland te vereenigen. Een bewijs dan, dat er verzachtende omstandigheden zijn, zelfs bij een Oostenrijkschen krijgsraad geldende! Maar wij kunnen het denkbeeld niet van ons weren, dat noch de Badensche afgevaardigden, noch de Saksische stenden en ministers, noch de tallooze volksvergaderingen en vereenigingen, hunne smart en ontroering zóó krachtig zouden hebben uitgedrukt, indien hier alleen het harde lot van den afgevaardigde Robert Blum in aanmerking kwam, en zoo niet een duister gevoel zijne landgenooten zeide, dat Oostenrijk voor Duitschland verloren is. Want ook de rijks-commissarissen Welcker en Mosle zijn onverrigter zake uit Ollmütz en Weenen teruggekeerd; en hoewel deze ‘quasi re bene gestâ’ verslag hunner zending en verrigtingen hebben afgelegd, is de geheele mislukking in het oogvallend en uit de feiten gebleken. De prins von Leiningen, wien het rijks-ministerie met uitgebreide volmagt naar Oostenrijk had willen afvaardigen, heeft zich van deze zending verschoond. Ja, de voorzitter van het Frankforter parlement, von Gagern zelf, sprak in de zitting van 26 October deze opmerkelijke woorden: ‘In Oostenrijk is het Duitsche element niet door aantal maar door invloed overwegend. Ik zie de noodzakelijkheid niet
van eene scheiding tusschen de niet-duitsche provinciën en de overige deelen der Oostenrijksche monarchie. De eenheid van Souverein (Personal Union) is enkel een band in schijn, daar de uitvoerende magt afhankelijk is van de wisselende meerderheid in de kamers der verschillende gewesten. Indien men Oostenrijks duitsche gewesten met Duitschland vereenigen
| |
| |
en van de overigen scheiden wil, dan zouden ook deze van hun zwaartepunt losgescheurd, ophouden een staat te zijn. Op het oogenblik, waarin burgerkrijg in alle deelen van Oostenrijk woedt, moeten wij geen nieuwe brandstof aanbrengen; geen groot rijk vaneenscheuren, en tot vier staten helpen vormen, waarvan wij niet weten welke rol zij in Europa's statenstelsel zullen spelen. - Hoe! wij zouden den eersten pligt van een nieuw optredenden staat vergeten, de hoop en het regt der volken op vrede in schuts der vrijheid verijdelen, en in den bajert van Europa staten slingeren, ongeschikt en ongezind om op zich zelven te staan! De zuidelijke provincies van Oostenrijk zijn tevreden met haar lot en willen zich van de monarchie niet losmaken. Duitschland erkenne zijne roeping in het Oosten, en neme die volkeren als trawanten op, die voor eene eigene nationaliteit roeping noch zin gevoelen. Oostenrijk moet van Italië afzien, maar de toegang tot de Adriatische zee openblijven; komt dan eene Italiaansche eenheid tot stand, wij zullen deze verbindtenis toejuichen. De toekomst van Polen is nog met een sluijer overdekt, maar Gallicië nu reeds te willen vrijmaken, zou het scheppen van een brandpunt voor omwentelingen zonder doel zijn, en roekeloos den oorlog met Rusland ontsteken. Buiten Hongarije, Italië en Gallicië bestaat er geen aanspraak op nationale zelfstandigheid. De zuid-Slaven, verschillend in afkomst en taal, zouden zich splitsen in kleine staten zonder vastheid, en aan vreemden worden prijs gegeven. Wij zijn niet bevoegd en niet in staat om de Oostenrijksche monarchie te ontbinden; want de meerderheid der Oostenrijkers verlangt haar voortdurend bestaan. Wij zouden onze vereeniging met het Oosten moedwillig verbreken. Zoo wij aan de
Donau niet heerschen, zullen het de Russen doen. Wij moeten erkennen, dat Oostenrijk in den naauwen Bondstaat, dien wij voor gansch Duitschland ontwerpen, vooreerst niet kan worden opgenomen, omdat de meerderheid in Oostenrijk het nog niet wil. Keuren wij de paragrafen goed, waarbij Oostenrijk geheel wordt afgescheiden, dan zullen wij de eenheid niet bewerken, maar ze verbreken. Wel verre van de Oostenrijksche gewesten voor altoos uit te slui- | |
| |
ten, willen wij de deur voor de toekomst wijd openzetten.’
Raveaux riep in de zitting van 18 November mismoedig uit: ‘Duitschland is geen Duitschland meer; Oostenrijk is verloren; daarvan ben ik overtuigd, en zoo wij thans dralen of wederom eene commissie benoemen, zal welligt ook Pruissen verloren gaan. De groote meerderheid in Pruissen is constitutioneelgezind, van uw besluit zal het afhangen of de republiek mogelijk is.’ Want de val van Weenen heeft de ontknooping verhaast van de Berlijnsche verwikkelingen en aan de langdurige worsteling om het souverein gezag tusschen den koning en de wetgevende vergadering een einde gemaakt. Opgeruid door eene oproeping van het democratisch congres, had zich eene talrijke, deels gewapende volksmenigte voor het gebouw der nationale vergadering begeven, om een adres over te brengen, met den eisch, dat die vergadering de zaak van Weenen voor de zaak van het Pruissische volk zou verklaren. Een voorstel van Waldeck en 38 leden der linkerzijde, ‘dat het ministerie zou worden gelast om tot bescherming der in Weenen bedreigde volksvrijheid alle ter beschikking van den Pruissischen staat zijnde middelen en krachten aan te wenden,’ werd (in de avondzitting van 31 October) verworpen. De woeste volkshoop, allengs aangegroeid, hield de vergaderzaal belegerd en stoorde de beraadslagingen door kreten en geschreeuw en hevige bedreiging. Zwak en weifelend was de houding der burgerwacht. Ofschoon in den middag onderrigt, dat eenige duizenden personen waren zaamgeschoold, die zich na een poos verwijderd hadden, met het luide verkondigd voornemen, om tegen den avond het antwoord der nationale vergadering op hunne petitie te komen vernemen, liet zij de menigte zamenkomen en uren lang ongehinderd begaan. Opruijende toespraken werden gehouden, roode vaandels geplant, flambouwen
ontstoken, stroppen vertoond, de toegangen bezet, en dit alles door lieden van het laagste gepeupel. ‘Gestalten,’ zoo als Bassermann zeide, ‘die er nicht schildern könne.’ De burgerwacht kwam eerst met nadruk tusschenbeide, toen de afgevaardigden beschimpt en mishandeld, de volksdrommen voor
| |
| |
een groot deel verspreid, de openbare orde tot laat in den nacht was verstoord geworden. Daags daarna verscheen eene aanschrijving aan den opperbevelhebber der burgerwacht Rimpler, door den minister van binnenlandsche zaken Eichman geteekend, waarin het kort verhaal dier ergerlijke voorvallen besloten wordt met de woorden: ‘Onder deze omstandigheden kan de regering haren pligt om voor de veiligheid der personen, de onafhankelijkheid der vertegenwoordiging en voor de openbare orde te zorgen, niet anders vervullen dan daardoor, dat bij rustverstoring in deze stad, zoodra de allereerst tot handhaving der orde opgeroepen burgerwacht deze hare taak niet ter regter tijd en ten volle vervult, terstond militaire hulp worde ingeroepen. Terwijl ik wensch, dat het geval eener zoodanige steeds te betreuren noodzakelijkheid zich niet moge voordoen, geef ik u kennis, dat deswege de noodige bevelen aan het stedelijk bestuur zijn uitgevaardigd, ten einde hetzelve zich daarnaar gedrage.’ - Hevig was, bij het hooren dezer maatregelen, het misnoegen en de opgewondenheid, die nog vermeerderden, toen gelijktijdig het aftreden van den minister von Pfuel en de lastbrief ter zamenstelling van een nieuw bewind aan den generaal von Brandenburg, onder de Berlijnsche bevolking bekend werden. De nationale vergadering besloot hare zitting (van den 2den November) tot den middag ten 1 ure te verdagen, en in die bijeenkomst de tegenwoordigheid der ministers te verlangen. Zij verschenen daar allen, uitgenomen von Pfuel. Onmiddelijk werd eene commissie benoemd, een adres aan den koning ontworpen en aangenomen, hetwelk door eene deputatie, met den president der vergadering von Unruh aan het hoofd, naar Potsdam werd overgebragt. ‘Eene regering,’ wordt
daarin gezegd, ‘onder het voorzitterschap des graven von Brandenburg, welke wederom het vooruitzigt mist, eene meerderheid in de vergadering en vertrouwen in het land te winnen, zou de gisting ongetwijfeld tot losbarsting doen komen, en hoogst treurige, aan het lot van een naburigen staat herinnerende gevolgen, voor de hoofdstad in het land Uwer Majesteit na zich slepen.’ - De deputatie vertrok, de koning volhardde. Wrangel trok met zijn leger Berlijn binnen, de
| |
| |
vergadering werd verdaagd en naar Brandenburg verlegd: de burgerwacht ontwapend. - Staan wij een oogenblik, zoo bij de houding der vergadering, als bij de grondoorzaken der botsing met de kroon stil. Waaruit zijn die gedurige worstelingen anders ontstaan, dan uit de onbedrevenheid en het weifelen der vertegenwoordigers, geëvenaard, zoo al niet overtroffen door het onstandvastig, romantisch karakter des konings, te naauwgezet om zijn woord te breken of gedane beloften te schenden, maar te weinig aan constitutionele vormen gewoon, om zich niet telkens het absolutisme van onlangs voor den geest te stellen. Vergeten wij daarbij de voorbeeldelooze anarchie niet, die uit de straten op de vertegenwoordiging werkte, en de maatregelen des konings verklaart of wettigt, nadat zij Berlijn aan de heerschappij van de verachtelijkste volksleiders heeft overgeleverd. Tweemaal binnen weinige dagen voerden die toongevers de menigte tegen de afgevaardigden aan; het volk tegen zijne vertegenwoordigers; aan voorwendsels - wij weten het ook uit de jongste Parijssche geschiedenis - kan het nooit ontbreken. Op 16 October was het niet-vaardig aannemen van een voorstel, door zekeren Behrends gedaan: ‘om aan de werklieden het daggeld uit te betalen voor twee dagen, in den strijd tegen de burgerwacht verloren gegaan,’ de aanleiding; op den laatsten dag der maand voorgewende deelneming in het lot der Weeners en de afstemming van Waldeck's motie. Zóó trachtte Ruge het democratisch congres over het mislukken hunner plannen te troosten. Bassermann, lang vóór de omwenteling van Maart een getrouw kampvechter voor de Duitsche vrijheid, en door het centraal bewind naar Berlijn afgevaardigd, om de goede verstandhouding tusschen het Frankforter
parlement en de Pruissische vergadering aan te kweeken, verhaalt de gebeurtenissen, waarvan hij getuige was. ‘Het Pruissische ministerie was bereid om de betrekking met het centraal-bewind te regelen. Het volk, dat ik op straat, vooral in den omtrek der vergaderzaal ontmoette, was schrikwekkend; ik heb de vergadering bezocht en gezien, dat tweedragt van den gevaarlijksten aard dreigde los te barsten en krachtige tusschenkomst vorderde. Ik heb met leden uit alle zijden der vergadering, met de burgerij zelve
| |
| |
en met afgevaardigden tot het democratisch congres omgang gehad en de gesteldheid der dingen niet opbeurend gevonden.’
De pers was meer dan vrij; zoo werd b.v. de droom van een republikein verkocht, waar op rood papier een slapende republikein was afgebeeld, met een aantal lijken aan lantaarnpalen hangende rondom zich. De roode vlag werd boven uit het gebouw der vergadering uitgestoken. De burgerwacht vermogt niets tegen de volksdrommen; een raddraaijer noodigde de menigte openlijk uit, om zich met messen en bijlen te wapenen, ten einde de gehate leden der vergadering beter te treffen, en werkelijk zijn zij de volgende maal dus gewapend verschenen. Er heerschte volslagen wetteloosheid. Driemaal riepen leden der regterzijde de hulp der vergadering in; driemaal werd zij geweigerd. Ik heb de ministers gesproken, en hen vastberaden en wonder-bedaard gevonden. Zij ontvouwden de redenen, die hen 's konings last deden opvolgen en de maatregelen volvoeren, die met onmiskenbaar groot gevaar verbonden, maar noodzakelijk waren. Maakte ik van de vrees voor reactie gewag, dan werd mij glimlagchend geantwoord, dat daaraan niet te denken viel. Ook houde ik niemand voor dwaas genoeg, om zich eene terugwerking te durven voorstellen. Of de ministers zullen aftreden, nadat hun plan zal zijn ten uitvoer gelegd, waag ik niet te beslissen. Mede-leden der deputatie, die tegen het verplaatsen der vergadering protesteerde, hebben mij geen enkel feit ten laste der ministers kunnen aanvoeren. Aan den graaf van Brandenburg weet men niets tegen te werpen dan eene legerorde aan die van von Wrangel gelijk, en aan den minister von Manteuffel niets dan zijn' strijd met v. Vincke op den vereenigden landdag. Ook in hun persoonlijk karakter vindt men geen bezwaar, en algemeen is de overtuiging, dat zij niets zullen doen in tegenspraak met hunne woorden. Ik heb den koning veel meer Duitsch-gezind gevonden dan ik
wachtte; vast besloten om ondanks den tegenstand en het misnoegen in Berlijn, de besluiten van Frankfort, ten aanzien van Posen, uit te voeren; - om een einde te maken aan de tooneelen van oproer in zijne hoofdstad, daar hij het als eenen eersten en heiligen pligt beschouwt, niet enkel Pruissen, maar ook Duitschland en de
| |
| |
Duitsche beschaving van den ondergang te redden. De koning is op alles, ook op het ergste voorbereid; maar er bestaat volstrekt geen reden om voor terugwerking, zelfs van dezen kant te duchten. Sedert von Wrangel's intogt levert de stad een geheel ander aanzien op. De straten zijn levendiger en met andere personen gevuld; de bewoners hebben een lang ontbeerd gevoel van zekerheid wedergekregen. Ik althans heb niemand ontmoet, die zijne goedkeuring niet aan dien maatregel schonk. - Wil men van denzelfden getuige hooren, welke geest enkele leden der constituerende vergadering bezielde? hij spreekt luide in de voorwaarden door hen ter verzoening gesteld: ‘verwijdering van al de koninklijke prinsen uit de Pruissische monarchie, gevan genneming van generaal von Wrangel en van de ministers aanklagt van hoog-verraad tegen al deze staatslieden, on voorwaardelijke onderwerping des konings aan de besluiten der vergadering, totdat de constitutie voltooid zou zijn, en verwijdering van alle troepen uit Berlijn.’ - Dat de vergadering, zoodra zij de onbeperkte magt in handen had, zich in eene conventie zou hebben veranderd, was bij hem uitgemaakt, vooral daar de gematigde leden van het centrum hem verzekerd had en, dat zij tot nu toe de bijeenkomsten alleen hadden bijgewoond om de ultra's van gewelddadige stappen af te houden, waarvan de gevolgen onberekenbaar waren. En dat deze meening van Bassermann niet ongegrond was, bewijst het eigen jongste besluit der constituerende vergadering, toen zij uit de vergaderzaal geweerd, en in een nabijgelegen gebouw bijeengekomen, den uitersten stap eener wetgevende kamer deed, en het weigeren der belasting decreteerde, waardoor het verzet tegen de kroon tot in de geringste woning zou worden overgebragt. - Wij zwijgen nu
van Jacoby's beleedigenden uitval, toen de koning, op wien anders het ‘linguae fusioris et admodum raro silentis’ wordt toegepast, zich met een kort ‘neen,’ verwijderde, maar inderdaad eene les van constitutionele betamelijkheid aan den schrijver der ‘vier vragen’ gaf. Het onderhoud van het gemeentebestuur van Berlijn met den prins van Pruissen teekent de overtuiging van gebiedende noodzakelijkheid bij de leden van het koninklijk geslacht, en het stellig voor- | |
| |
nemen der dynastie, om, zoo zij vallen moet, met eere te vallen! De koning moge zich de woordspeling hebben veroorloofd: ‘zij willen geen Brandenburg hebben; zij zullen naar Brandenburg toe,’ - onbegrijpelijk zeker in zulke oogenblikken; - maar heeft hij geen regt, als hij in zijne boodschap van 8 November beweert, ‘dat de constituerende vergadering, uit wier midden de grondslagen eener ware vrijheid moeten uitgaan, zelve de noodige vrijheid mist, en dat de leden, te midden der anarchieke woelingen in de hoofdstad, niet die veiligheid vinden, welke vereischt wordt om hunne beraadslagingen voor allen invloed van vrees te vrijwaren. De vervulling van onzen levendigen wensch, om aan het rijk zoo spoedig mogelijk de toegezegde staatsregeling te verleenen, kan onder zulke omstandigheden geen plaats hebben, en mag niet worden afhankelijk gemaakt van de maatregelen, welke gevorderd worden, om langs een wettigen weg de orde en rust in Berlijn te herstellen. Daarom vinden wij ons genoopt om den zetel der constituerende vergadering naar Brandenburg over te brengen,’ enz. Wij erkennen, dat het stelsel van lijdelijk verzet, door de vertegenwoordigers aangenomen en met behendigheid gevolgd, eenen schijn van wettigheid aan besluiten en maatregelen
geeft, wier strekking, revolutionair en anarchiek als ze is, inderdaad niet is te verdedigen. - De geregeld voortgaande ontwapening der Berlijnsche burgerwacht, nadat de staat van beleg was afgekondigd; het sluiten der clubs, het verdwijnen der oproerige plakkaten, de blijkbare goedkeuring bij de midden en hoogere klassen, steunen voor het oogenblik het militair gezag. In de provincie-steden is de houding rustiger dan men reden had te vreezen, en zoo de moed der nu bovendrijvende partij geen overmoed wordt, zoo bovenal geen zweem van reactie bij den koning en zijne raadgevers openbaar wordt, durven wij hopen, dat de afloop van het drama, waarbij eene kroon op het spel staat, zonder bloedvergieten zal plaats hebben; op nieuw de verblinding en buitensporigheid betreurende eener partij, die den weg tot krijgsgeweld en dwang verkoos boven dien, welke leiden kon tot eene constitutionele monarchie en getemperde vrijheid. - Van bemiddeling uit Frankfort, al wierd het rijks- | |
| |
ministerie gewijzigd, stellen wij ons geen beteren uitslag voor, dan dien de verzoenende stappen te Ollmütz en Weenen hebben gehad. Dáár wordt nu alles tot den oorlog met de Hongaren in beweging gezet; Jellachich, gehandhaafd in de hooge waardigheid tegen welke de laatste Weener omwenteling voor een deel was gerigt, zal nu Presburg en Pesth, het hart der revolutionaire bewegingen, aantasten; zijn leger is Hongarije reeds binnengerukt, waar Kossuth zich ter verdediging toerust en zelfs in Agram pogingen waagt om zijne partij te schragen. - Intusschen is ook Lemberg het tooneel van droevige gebeurtenissen geworden. Uit een gevecht tusschen soldaten en nationale gardes was eene geweldige gisting ontstaan; barricades werden opgerigt, de kommandant der plaats ontwapend en naar de
hoofdwacht gevoerd, soldaten overvallen en gewond. Reeds scheen een vergelijk getroffen, toen eene nieuwe botsing ontstond, de klokken geluid, de bevolking ten strijde geroepen werd en een aanval door de troepen geschiedde. Het prachtige raadhuis, de universiteit en een tal andere gebouwen brandden af, en de rust werd niet hersteld, zonder dat ook hier het akademisch legioen ontbonden en ontwapend en de nationale garde, onder toezigt van den keizerlijken generaal, georganiseerd wierd. Daarbij werd het dragen van den Poolschen adelaar verboden en de aangifte van alle vreemdelingen gevorderd; de stad zou in staat van beleg worden gesteld, indien men weigerde op deze voorwaarden in onderwerping te komen. Bewijzen ze niet, dat achter deze onlusten eene beweging van ernstiger aard en beteekenis verborgen was?
In Engeland geene gebeurtenissen, die meldenswaardig zijn, bij de stormen van het vaste land. Misschien verdient het toch opmerking, dat de oudste zoon van lord Stanley, thans in Amerika reizende, door de kiezers te King's Lynn is uitverkoren tot hunnen vertegenwoordiger in het parlement en opvolger van lord George Bentinck. Als hoofd van de partij der voorstanders van beschermende regten werd reeds voor lang lord John Manners genoemd. Wederom is het gerucht verbreid van Sir Robert Peel's aansluiting aan de ministers en terugkeer tot het bewind; als- | |
| |
nog welligt voorbarig, schoon de toekomst ongetwijfeld aan den man behoort, van wien Thiers gelukkig zegt: ‘se plaçant entre les vieilles races et les nouvelles, il gouverne sa patrie avec un heureux mélange d'esprit ancien et d'esprit nouveau.’ - De onlangs veroordeelde Smith O'Brien en mede-beschuldigden, reeds in de gevangenis te Clonmel met veel verschooning en toegevendheid behandeld, zijn thans naar Dublin overgebragt, en van hun vonnis (om gebreken in den vorm der regtspleging) in cassatie gekomen. Aan hunne betrekkingen is vooruit de verzekering gegeven, dat het doodvonnis in geen geval voltrokken zal worden. Maar de aandacht hunner Iersche landgenooten, door het geding slechts flaauwelijk opgewekt, was meer en meer gevestigd op bestaande rampen: de toenemende belastingen en armoede, den stilstand van handel en nijverheid, de tallooze landverhuizers. - Naar men wil zijn het de vredesvoorwaarden, door lord Palmerston in de Deensch-Holsteiner zaak voorgeslagen, die tot de onverwachte aftreding van het geheele Deensche ministerie hebben geleid. Engeland namelijk zou eene verdeeling van Sleeswijk tusschen Holstein en Denemarken voorstaan. De Deensche gezant te Londen, graaf
Reventlow, werd eerst als hoofd van een nieuw bewind genoemd, dat nu werkelijk is opgetreden, met graaf Moltke aan het hoofd, en onder welks leden ons de naam trof van professor Madvig, den geleerdsten onder de Latijnsche taalkenners, wiens scherpzinnigheid zonder wederga is, en in wiens geschriften Duitsche kennis en roem meedoogenloos worden opgeofferd. De naam en het geslacht van Moltke kunnen aan de lezers van Niebuhr's leven en briefwisseling niet onbekend zijn.
De Koning van Denemarken, ‘voor de eerste maal door de uitverkorenen van zijn getrouw volk omringd,’ opende den rijksdag te Kopenhagen, bijeengeroepen om te beraadslagen over de constitutie, doch aan welken tevens financiële voorstellen en eene wet tot invoering van algemeene dienstpligtigheid zal worden voorgelegd. In het verslag, nopens den toestand des rijks door den president-minister gedaan, worden de omstandigheden herinnerd, onder welke het ministerie was opgetreden, dat in het koninklijk ant- | |
| |
woord aan de Sleeswijk-Holsteinsche deputatie de grondslagen voor zijne staatkunde had gezien. Tegenover den opstand, die de vestiging beoogde van een' Sleeswijk-Holsteinschen staat en de inlijving van Sleeswijk in het Duitsche bondgenootschap, was de verklaring gesteld, dat aan Holstein als Duitschen bondsstaat zijne eigene staatsregeling en bestuur en naauwe aansluiting aan Duitschland zouden worden verzekerd; in Sleeswijk daarentegen zou de vereeniging met het overige Denemarken, en tevens zijne provinciale zelfstandigheid gehandhaafd blijven. Hoe onverwacht ook de opstand was uitgebarsten, de wettige orde ware spoedig hersteld geweest zonder de tusschenkomst van Pruissen en Duitschland, die Denemarken overvallen en aangerand hadden op eene wijze, waarover de geschiedenis een regtvaardig oordeel vellen zou. Ofschoon het leger een' prijzenswaardigen moed aan den dag gelegd had, ofschoon de Deensche zaak in de geheele wereld de levendigste sympathie had opgewekt, ofschoon aan den vijand door de vloot groote schade was toegebragt, - had het gouvernement toch gemeend bij het onzeker uitzigt op ondersteuning in de tegenwoordige gesteldheid van Europa, en bij de overmagt des vijands, eene poging tot bevrediging niet te moeten afwijzen. Dat
de eerste wapenstilstand niet ten uitvoer was gelegd, kon niet aan Denemarken geweten worden: - de tweede was getrouwelijk nageleefd. - Intusschen is de nieuwe Sleeswijk-Holsteinsche regering opgetreden, die gedurende den wapenstilstand en de vredesonderhandelingen de hertogdommen moet besturen, ingevolge het verdrag te Malmoe gesloten. Bij de Duitsche partij in de hertogdommen ontstond misnoegen over een besluit van de commissarissen Stedmann en Reesz, waarbij eenige verordeningen van de voorloopige regering voor niet verbindende verklaard werden. Gunstig werkte daartegenover het antwoord der Deensche regering op de kennisgeving der instelling van een centraal bestuur voor Duitschland, hetwelk de buitengewone gezant von Dirkinck-Holmfeld - bekend door een geschrift over de Deensche erfopvolging - aan den Rijksbestuurder overhandigde. Mogt het aan den verzoenenden geest (die zich laatstelijk ook in de handelingen van den Rijkscommissaris Stedmann open- | |
| |
baarde) en aan de bemoeijingen van bedaarde staatslieden gelukken, eenen eerlijken vrede tot stand te brengen: - voor Denemarken zoo wenschelijk, als het op den toestand zijner financiën let.
In de staten van Italië blijven voortdurend spanning en opgewondenheid heerschen. Tot beslissende gebeurtenissen kwam het evenwel niet. Het streven naar een nationaal Italiaansch volksbestaan werd levendig gehouden en geleid door eene centrale vergadering te Turijn, die in proclamaties aan de bevolking op ons tijdstip wees, voor eenen algemeenen opstand gunstig, en ze vermaande om dit toch niet nutteloos te laten voorbijgaan. Daarbij werd een manifest uitgevaardigd aan al de Italiaansche Vorsten en Parlementen, om ten spoedigste eene constituerende vergadering bijeen te roepen. In Genua brak een opstand uit ter bevordering van dit doel, onder leiding van vreemden; en in Toscane werd een ministerie Montanelli-Guerazzi gevormd, dat door de gunst van volk en kamers gelijkelijk gesteund wordt. Thans vernemen wij, dat ook te Rome zich eene volksbeweging heeft geopenbaard, voor welke onze sympathie verdwijnt, nu ze aanvangt met den afschuwelijken moord van een uitstekend staatsdienaar, en zich kenmerkt door buitensporigheid en ondank tegen een volkslievend Souverein. De bekwame Graaf Rossi had in eene ernstige proclamatie de mishandelingen der Joden in het Ghetto te Rome gewraakt, - den woelzieken pater Gavazzi te Bologna in hechtenis doen nemen, en nu laatstelijk troepen doen bijeentrekken, om tegen revolutionaire woelingen en onlusten niet geheel magteloos te zijn; - ziedaar de misdaden, die de radicale partij met den dolk van een' sluipmoordenaar laat straffen! - Te Reggio werd de Italiaansche vlag weggenomen op last van den Hertog van Modena, en onder bedekking van Oostenrijksche troepen. Een opstand in Valtelin, aanvankelijk met veel ophef vermeld, werd spoedig bedwongen. Het nieuwe Sardinische kabinet heeft als grondslag voor den vrede de erkenning van de
Italiaansche onafhankelijkheid en nationaliteit op den voorgrond gezet; maar de onderhandelingen vorderden niet. De medewerking van het centraal Duitsch bewind bij de bemiddeling van Engeland en Frankrijk is
| |
| |
afgewezen. Herhaalde klagten over Oostenrijks kwade trouw in het nakomen van den wapenstilstand - nu weder in de buitengewone geldheffing door Radetsky aan Milanesche aanzienlijken opgelegd - bleven zonder gevolg; de Koning verklaart de verordeningen voor nietig, maar wij vreezen, dat het besluit des maarschalks desniettemin zal worden uitgevoerd, en dat de edellieden voor hun aandeel aan den opstand, de Prinses Belgiojoso bovendien voor hare mededeelingen aan Europa, in lires zal boeten. De verwachting evenwel, dat de Weener gebeurtenissen het losbarsten van den krijg in Italië zouden verhaasten, is niet bevestigd. Voor meer dan eene maand, bij de eerste tijdingen uit Weenen, verklaarde de Minister Pinelli, dat het oogenblik niet gunstig was voor het hervatten der vijandelijkheden, omdat men den invloed op de Oostenrijksch-Italiaansche staten en op het keizerrijk in het algemeen niet berekenen kon. De tegenstanders van het bewind moesten erkennen, dat Karel Albert, ondanks zijn leger van 120 duizend man, niet in staat was op nieuw oorlog te voeren. En zoo wij de verbazende hulpmiddelen en magtsontwikkeling, nu tegen Hongarije in aantogt, gadeslaan, bevreemdt ons de aarzeling niet van een' kleinen staat, reeds uitgeput door eene inspanning boven zijne krachten. Ongetwijfeld is het besef van Sardinië's onmagt en van het onberekenbaar nadeel, met tijdverlies en uitstel gepaard, eene hoofdoorzaak der bewegingen van het overig Italië; ééne der voortstuwende krachten, die het Romeinsche volk aandreven tot den eisch van bijeenroeping der constituërende vergadering, beraadslaging over het ontwerp van een bondgenootschappelijk verdrag, en over den bevrijdings-oorlog - waaromtrent Pius de beslissing aan de kamer der
afgevaardigden overliet.
Frankrijk werd en wordt rondgevoerd in de eentoonige behandeling der vraag omtrent den aanstaanden Voorzitter der republiek. De aanneming der constitutie, de ontzettende tijdingen uit het buitenland, de behandeling van de teederste inwendige aangelegenheden; alles verflaauwt en verdwijnt voor de oplossing van het raadsel: zal Napoleon of Cavaignac de benoemde zijn? Want sedert de generaals
| |
| |
Bugeaud, Bedeau en Changarnier de kandidatuur hebben afgewezen, Lamartine in de schaduw is gesteld, en de hevige republikeinen door onderlinge tweedragt zijn gescheiden, wordt de keuze buiten één' van deze onmogelijk beschouwd. Men vraagt, en ook wij deden ons telkens deze vraag: vanwaar die ingenomenheid met een' naam? niet enkel bij het volk, dat aan de ‘wegneming van het pauperisme’ gelooft, omdat de gevangene te Ham een boek onder dien titel heeft uitgegeven; bij de Bonapartisten of onder het leger, dat van den ouden krijgsroem droomt, en de voorspelling des ballings op St. Helena staaft, dat zijn krijgsrok en hoed op een staak de wereld nog zouden beroeren; maar ook bij staatslieden, achtenswaardig om stand en karakter, een' graaf Molé b.v., waar alle denkbeeld aan bij-oogmerken of inzigten van persoonlijk belang is uitgesloten. Men begrijpt, dat de herinnering der groote diensten, door den generaal Cavaignac aan Frankrijk bewezen, zijn rondborstig karakter, zijne onmiskenbare bekwaamheid, zijn naam, voor republikeinen onvergeetbaar, voorstanders en eene partij wint; maar men zou bezwaarlijk, zelfs uit Parijs, de parodie van het keizerrijk hebben gewacht, en minder nog geloof aan vredelievende betuigingen. Custode rerum Caesare, non furor Civilis aut vis exiget otium, Non ira, quae procudit enses, Et miseras inimicat urbes. - Veeleer zou dan de oplossing van Em. de Girardin ingang bij ons vinden, die prins Lodewijk Napoleon den besten overgang van eene monarchie tot de republiek heeft genoemd.
Misschien wordt ook door meerderen het gevoelen omhelsd, onlangs uitgedrukt door Odilon Barrot: ‘après bien des hésitations, je me déciderai probablement en faveur de Louis-Napoléon, par la raison que n'étant engagé avec aucun des partis politiques qui ont fait la révolution, il lui sera plus facile de prendre partout les hommes capables, sans exception d'origine, et de faire ainsi de la vraie conciliation sans exciter les cris à la trahison de ses anciens amis. J'ajouterai que l'avènement de Louis-Napoléon au pouvoir, en donnant satisfaction à la plus vive des passions populaires, fera probablement cesser ces antagonismes si dangereux entre la classe ouvrière et la bourgeoisie, et dé- | |
| |
placera au moins le terrain de la lutte des partis.’ Wij begrijpen dat weldenkende vaderlanders, ter bereiking van zoodanig doel, zich de kans zelfs van deze candidatuur getroosten. Hoe straalt anders wantrouwen op bevestiging of duurzaamheid der nieuwe instellingen allerwege door! bij het onderzoek en de aanneming der constitutie, toen de belangstelling enkel gewekt werd door het ‘regt op den arbeid,’ of vraagpunten van enkel persoonlijken aard; allermeest in de meening der democraten, die reeds nu eene herziening der pas aangenomen staatsregeling prediken, en in het benoemen van eenen president het begin zien van terugkeer tot de monarchie. De generaal Cavaignac heeft de tegen hem ingebragte; beschuldigingen zegevierend wederlegd. Zijn redenaarstalent, meermalen ten toon gespreid, schitterde in vollen glans, en nooit konden zijne tegenstanders hem schooner triomf bereiden. Niet het minst verdient de fijne tact bewondering, waarmede hij de uitvoerende
commissie spaarde, en eigen verdediging niet op eene aanklagt tegen anderen rusten deed. Eenige woorden, aan de ultra's zijner partij gerigt, zullen de beschuldiging keeren, dat hij door afkomst en neiging tot deze zijde overhelt, terwijl de hem toegedichte zwakheid van karakter niet sterker door zijn voorgaand gedrag wordt weêrsproken dan nu door zijne houding en taal.
Vergeten wij niet, ter eere der nationale vergadering aan te teekenen, dat zij het ongelijk hersteld heeft, dat, tijdens het voorloopig bewind, door den minister Carnot aan Michel Chevalier en andere leeraars bij het collège de France was geschied. De opgeheven leerstoelen zijn door een votum der kamer weder ingesteld, en de bekwame staatshuishoudkundige is aan zijnen nuttigen werkkring wedergegeven. Heeft niet de geschiedenis der laatste maanden getoond, hoe onmisbaar de verspreiding zijner wetenschap voor Frankrijk is!
In Nederland zijn de verkiezingen aangevangen: regtstreeksch en vrij hebben ze alom belangstelling gevonden en nieuw leven gewekt. Hier en daar hebben zelfstandige kiesgeregtigden ‘d' onwissen tred der wankelende voetjens’ van
| |
| |
hunne medeburgers bestuurd; en terwijl de uitslag nog onbekend is, mag men toch voorloopig zeggen, dat onze natie door kalme beradenheid, door het mijden van factie en partijzucht, zich de verleende regten heeft waardig betoond. Doch hier ook ligt een gevaar voor de hand. Men heeft namen zien voordragen en personen op den voorgrond stellen, die, wierden ze tot leden der Kamer benoemd, aan de milde, opregte uitvoering der Grondwet ongetwijfeld in den weg zouden staan. Onhandige vrienden hebben zich te vroeg ontmaskerd. Is er ééne les door de ervaring dezer dagen luide gepredikt, het is dat de vastheid der staatsvormen afhankelijk is van de waarheid en opregtheid, die bij de aanneming en toepassing hebben voorgezeten. Van zelf zal aan de leden der oude Kamer, die door kunde en ondervinding uitmunten, een zekere invloed boven hunne nieuwe medeleden toekomen. Weldadig, indien hij ten goede, dat is hier, ter ontwikkeling en toepassing der nieuwe beginselen wordt gebruikt; verderfelijk, zoo hij misbruikt wordt, om eene reactionnaire strekking te bemantelen. De tweederlei opvatting en uitlegging der Grondwet van 1815 heeft krachtig medegewerkt, om België in 1830 te doen verloren gaan, en België bleef te midden der schokken van 1848 staande, omdat er sedert achttien jaren waarheid in de instellingen geheerscht heeft. Mogt dit voorbeeld voor Nederland niet verloren gaan! dan zal de storm, in dit jaar over Europa losgebroken, die elders niets dan vernieling en verwoesting heeft aangerigt, heilzaam kunnen werken voor ons herboren vaderland! |
|