De Gids. Jaargang 12(1848)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 462] [p. 462] Licht. ‘Licht!’ sprak de Almacht. En de chaos Zinkt in 't niet, de dampkring splijt, Looden mist en damp verdwijnen En de waereld is verblijd. Nu ontspruiten kruid en bloemen Overal voor 't godlijk oog, Nu is 't leven, bloeien, werken Hier beneden, ginds omhoog. De Almacht volgend, werd in Neêrland Ook de roepstem Gods gehoord: ‘Licht!’ En uil en nachtspook vlieden Deinzen naar de grenzen voort, En in 't aanschijn van de zonne En geen nachtbroed meer ten buit, Vlucht de vrije geest naar boven En slaat blij zijn wieken uit. [pagina 463] [p. 463] Maar in duistre krochten hokken De uilen saam met nieuwe kracht, Schelden grimmend licht en zonne Van den morgen tot de nacht. Als de koekkoek is het immer: Schuw het licht, dat blind doet zijn; Niets zoo lieflijk, niets zoo zalig Als de lieve schemerschijn! Vrije geesten in de ruimte, Sluit het oor voor de uilen dicht! Klept de wieken, vliegt naar boven, Vreest niet voor het lieve licht; Licht wacht zegen, bloei en werkkracht Waar het maar de nacht verbrak, Wilt gij 't leven recht genieten, Weert dan de uilen van uw dak! Naar het Friesch van J.G. van BLOM. S.J. van den Bergh. Vorige Volgende