| |
| |
| |
Staatkundig overzigt.
22 Augustus 1848.
‘Italia farà da se.’ Italië zal zich zelf helpen. - Dit woord door Karel Albert uitgesproken, door Italië opgeteekend, door de civici op het forum te Rome telkens herhaald, hoe is het gelogenstraft door de gebeurtenissen dezer maand! Roepen wij ze kortelijk in het geheugen terug. Het lang en onverklaarbaar dralen van het Piëmontesche leger stelde de Oostenrijkers in staat om hunne magt te versterken. Van alle kanten stroomden aan den wakkeren Veldmaarschalk hulpbenden toe: terwijl de Italiaansche troepen te kampen hadden met gebrek aan leeftogt, - met uitputting en moedeloosheid, het gevolg van bewegingen zonder doel en zonder vrucht, - vooral ook met onderlinge verdeeldheid, sedert eeuwen de erfvijandin dezer volkeren. Men wil, dat het noodlottig beleg of blokkeren van Mantua, waartoe dertigduizend der beste Sardinische troepen werden afgescheiden, op aanhouden der Milanezen en Venetiërs is aangevangen. Aldus werd het koninklijk leger verzwakt, de verdedigingslinie bovenmatig uitgebreid, en deze manschappen zelven aan de malaria en den ongezonden invloed van het saizoen blootgesteld. De grijze Radetzky was geen bestrijder, die dergelijke misslagen straffeloos zou aanschouwen. Met een leger van 45 duizend man, in Verona zaamgetrokken, begon hij de offensieve beweging, die binnen twee weken met de bemagtiging der hoofdstad van Lombardije besloten is. Reeds vroeger, omstreeks de helft der voorgaande
| |
| |
maand, had Generaal Lichtenstein, met eene colonne van vijf duizend Oostenrijkers, de citadel van Ferrara geproviandeerd: - van diezelfde stad, waar, ongeveer een jaar geleden, het eerste sein tegen Italië en Rome gegeven werd door de vijandelijke houding der Oostenrijksche troepen. Hevig was de gisting te Rome op het vernemen dezer nieuwe schending van het Pauselijk grondgebied. De geslepen volksleiders wisten den inval te doen strekken tot eene beweging, een pronunciamento, waardoor Pius ter oorlogsverklaring aan Oostenrijk zou gedrongen worden. Na eene hoogst onstuimige zitting der Gedeputeerden kamer vroeg het ministerie Mamiani zijn ontslag, hetwelk de Paus weigerde aan te nemen, waarop eene crisis volgde, die sedert onafgebroken heeft voortgeduurd, en die voor een oogenblik, door de toezegging des H. Vaders, van een defensief verbond met de overige Italiaansche vorsten te sluiten, tot bedaren werd gebragt. - Op het krijgstooneel zelf hadden gewigtiger voorvallen plaats. Na kleine, onbeduidende voordeelen, door de Piëmontezen behaald, werden zij zelven in den stormachtigen nacht van 23 Julij door de Oostenrijkers overvallen, die in de diepste stilte, de raderen der wagens met laken omwonden, genaderd waren, en aan het Italiaansche leger een gevoelig verlies toebragten. Deze nederlaag had bij Villa-Franca en Somma-Campagna plaats. Onmiddelijk zond Koning Karel Albert een deel zijner beste troepen, met 12 stukken geschut, noordwaarts den verslagenen ter hulp, die hunne posten verlaten hadden, om de wijk naar Peschiera te nemen, en derwaarts door de Oostenrijkers werden vervolgd. Een tweede gevecht, daags daarna bij Custozza geleverd, werd door eene schitterende zegepraal der keizerlijke troepen bekroond, die een vijftigtal officieren, en
vijf of zeshonderd soldaten verloren. Te Volta, te Cremona, te Pizzighitone, tweemaal voor Milaan, leverde het Oostenrijksch leger slag en bleef overwinnaar; op den veertienden dag was het meester van Milaan, en kon de zegevierende Radetzky aan den Keizer berigten, dat geen vijand meer op Lombardischen bodem stond. Eere evenwel aan de verslagen Piëmontezen, aan den koning en de koningszonen, die met onbezweken moed hebben gestreden, maar door gemis aan bekwame leger- | |
| |
hoofden en het laaghartig overloopen hunner Italiaansche medestanders, binnen enkele dagen de vrucht der inspanning van maanden, misschien de onafhankelijkheid van Italië - zagen verloren gaan. Zou dan voor de spreuk, aan het hoofd dezer regelen vermeld, de uitspraak der vijanden van een vrij Italië waarheid blijken, dat het zich zelf onmogelijk besturen kan? Haast zouden wij dit vreezen, niet omdat de krijgskans tegen hen was, niet omdat het Milanesche gepeupel de ongelukkigen verguisde, die maanden lang voor de zaak des vaderlands in het veld hadden gestaan; zelfs niet om de flaauwe ondersteuning, die de Sardinische vorst in Toscane en Venetië vond; - maar omdat het woelen der partijen niet ophield tegenover den vijand van buiten en bij het gemeenschappelijk gevaar; omdat kleingeestige naijver de hoofdsteden reeds verdeeld hield eer het Italiaansch vaderland was vrijgevochten; omdat men de naïve bekentenis leest, dat de beste patriotten het meest verwachtten van Fransche hulp; omdat men in Milaan de beurzen gesloten hield, en liever klinkende woorden gaf dan klinkende munt; met één woord, omdat het volk, de kern der natie, koel en onverschillig bleef, zoodra er opoffering en toewijding gevorderd werd voor de nationale zaak. Het Lombardische
landvolk, dat de arme Piëmontezen aan honger en gebrek ten prooi liet, had overvloed van levensmiddelen voor de uitheemsche legermagt, en Radetzky roemt den goeden, dat is Oostenrijk-gezinden geest der bewoners. In Toscane, het meest-verlichte deel der Italiaansche bevolking, heeft de menigte zoo weinig denkbeeld van de politieke regten, die men haar geschonken heeft, dat zij bij de verkiezingen den Groot-Hertog Leopold en geen ander benoemen wilde. Venetië weifelt zoolang eer het toetreedt, dat de Oostenrijkers de stad kunnen insluiten, dat de Italiaansche bevelhebbers, Durando te Venetië, Pepe te Padua, Zucchi te Palmanova, ieder aan zich zelven worden overgelaten, en dus van de Piëmontesche hoofdmagt afgesneden, worden verhinderd zaam te werken. Zoo handelden de stammen, in wier naam de dagbladen verkondigden, ‘dat zij den grooten Khan van Tartarije zouden aannemen, indien deze hen tot ééne natie vereenigen kon.’ Wij weten niet wat er is van Karel Albert's
| |
| |
aangeboren verraderlijken inborst; - zijne houding omtrent Oostenrijk was verre van goedrond, en het is maar al te duidelijk, dat zelfzucht en eigenbelang bij zijne handelingen hebben voorgezeten. Maar aan Italië heeft hij zeker zijne schuld voldaan, geld en rust en bloed veil gehad voor de zaak, die hij eens had omhelsd; en zoo tegenkanting en kuiperij en wantrouwen zijne pogingen hebben verlamd, de togt naar Milaan bewijst, dat hij niet doof was voor de stem van eer en vaderland. Misschien moeten wij op rekening van het volkskarakter stellen, en aan de levendigheid, waarmede het alles aangrijpt, wijten, dat het telkens in uitersten vervalt. Eerst schuwde men vreemde hulp nog meer dan vreemde overheersching, Fransche bondgenooten nog meer dan Duitsche vijanden. ‘Credidimus blandis quorum illis copia verbis.’ Thans, na de nederlaag, snelt aanstonds een gezantschap naar Parijs, om de tusschenkomst van Frankrijk in te roepen, en moet welligt Europa het aan de roode republikeinen dank weten, dat gewapende interventie geweigerd - en het gevaar van eenen algemeenen Europeschen oorlog afgekeerd wordt. Aan de gematigdheid van Radetzky, die het vuur der jeugd bij de omzigtigheid des grijsaards paart, moeten wij verdiende hulde brengen. Met dezelfde voortvarendheid, als voor vijf en dertig jaren in de velden van Leipzig, ijlt hij naar zijn doel, en bemagtigt de hoofdstad, die hem voor vier maanden met schimp en smaad uitdreef; maar de Lombardische grenzen overschrijdt hij niet. Geheel anders de Generaal von Welden! Proclamaties, in gezwollen en beleedigende taal gesteld, waren de voorboden van een inval in de legaties, te onverschoonlijker, omdat Pius, ondanks alle bezwaren, op gevaar van zijne wereldlijke magt te verliezen zelfs, volstandig
geweigerd heeft anders dan verdedigenderwijs tegen Oostenrijk krijg te voeren. Vermoedelijk heeft men, bij het breed uitmeten der punten van verschil tusschen den Paus en diens ministerie, te weinig acht geslagen op de eigenaardige voordeelen, die de constitutionele regeringsvorm aan Souverein en Ministers biedt. Graaf Mamiani heeft het bevroed, zeggende, dat men dezen regeringsvorm, zoo hij niet bestaan had, voor Rome had moeten uitvinden. De onschendbaarheid van den Vorst wordt geëer- | |
| |
biedigd, terwijl de afscheiding der magten van lieverlede volgen zal; - volkomen overeenstemming wordt hier nog minder dan elders vereischt. Bij herhaling reeds kwam de fictie te stade. Terwijl de Paus in zijne Encyclica het bloedvergieten afkeurt, laat de Souverein zijne ministers onbelemmerd handelen. Nu onlangs stemmen de kamers wapening en mobilisatie der burgerwacht, het inroepen van een legioen, uit 12 duizend man vreemde hulptroepen bestaande, onder een' uitheemsch bevelhebber, en 4 millioen scudi ter bestrijding der kosten - in strijd met de inzigten van Pius. ‘Ik heb,’ antwoordde de H. Vader aan de commissie uit de Gedeputeerden, ‘in mijne jeugd den grootsten veldheer der nieuwere tijden gekend, en deze zond geen recruten, maar geoefende krijgers tegen diezelfde Oostenrijkers, welke wij willen verdrijven. De onafhankelijkheid van Italië ligt mij na aan het hart: ik ben niet afkeerig van het aannemen van een vreemd legioen; maar dit zijn zaken, die niet op eens tot stand komen. Gedurende den tijd tot volvoering der maatregelen, die gij mij voorslaat, vereischt, zal de Voorzienigheid over Italië's lotsbestemming reeds hebben beslist.’ Op nieuw vraagt Mamiani zijn ontslag; - er wordt door het Romeinsch parlement een adres
aangenomen, en een afgevaardigde gezonden aan de parlementen van Toscane, Sardinië en Napels, tot onderlinge zamenwerking; en volgens de laatste berigten zou een nieuw bewind worden zamengesteld, waarin Graaf Odoardo Fabbri, prolegaat van Urbino en Pesaro, zou zitting hebben als Minister van binnenlandsche zaken, met Corboli Bussi, voor het buitenlandsch bestuur, Lauri voor de geldmiddelen, Campello oorlog, Galletti voor de policie, terwijl eindelijk de Vice-President der Gedeputeerden Sturbinetti met de openbare werken zou worden belast. Bij een Edict gaf Pius zijnen bepaalden wil te kennen, om de grenzen te verdedigen, waartoe het afgetreden bestuur reeds uitdrukkelijk last verkregen had. - Naauwelijks durven wij ons vleijen, dat, onder het tergend onregt van buitenlandsch geweld, de opgewonden gemoederen door deze maatregelen zullen bevredigd worden.
De Groot-Hertog van Toscane heeft zijn volk, dat een aanval der Oostenrijksche troepen duchtte, op de lichtzijde
| |
| |
gewezen bij al den geleden tegenspoed. ‘Nog is niet alle hoop verloren, de zege kan de gealliëerde legers nog bekroonen. De krachten van Italië zijn niet uitgeput, en de steun van Europa zal ons niet ontbreken. Wat ons betreft, die aan het lot van Italië niet wanhopen, wij zijn vast voornemens te volharden bij het besluit, hetwelk ons geleid heeft om onze wapenen met die van Karel Albert te vereenigen. In den tegenspoed zullen wij hem niet verlaten. Maar er wordt tijd vereischt om de geleden verliezen te herstellen, om het land uit een plotselijk opgekomen gevaar te redden. Mijne regering, gesterkt door de toestemming der nationale vergadering, heeft geoordeeld voor het gemeene welzijn de vriendschappelijke diensten van Engeland en Frankrijk te moeten aannemen.’ Het ministerie Ridolfi, dat was afgetreden voor de ongehoorde moeijelijkheden van het tijdsgewricht, is weder met het bestuur belast, versterkt door een votum van vertrouwen der kamers, nadat de Gonfalonieri van Florence, Bettino Riccasoli, gedurende twee dagen vruchteloos had beproefd een nieuw bewind te vormen.
Uit Napels vernamen wij het protest des Konings tegen de verheffing van den Hertog van Genua op den troon van Sicilië, waarbij het te Palermo den 11den Junij genomen besluit onwettig en van geenerlei waarde wordt verklaard. Aan de Europesche hoven werd een schrijven in dien geest gerigt: en de gekozen Vorst zelf heeft, naar gemeld wordt, de aangeboden kroon reeds afgewezen. Inmiddels duurt de uitrusting van schepen en troepen tegen de Siciliaansche opstandelingen steeds voort. In Calabrië staan 25 duizend man gereed de zee over te steken, maar de Koning waarborgt de constitutie van 1812, indien zijn tweede zoon tot Koning wordt gekroond. Sir William Parker is met de Britsche vloot onder zijne bevelen in de golf van Napels komen ankeren, naar het heet, om opheldering te vragen over een voorval in de wateren van Corfu, waar een Napelsche stoomboot, onder Britsche vlag, een aanzienlijk getal Siciliaansche vlugtelingen uit Calabrië heeft overgebragt. Aan den Engelschen Vlootvoogd is de toegang tot deze uitgewekenen ontzegd, toen hij onderzoek naar de gerezen klagten wilde doen; ziedaar het voorwendsel zijner onverwachte verschijning. Lord
| |
| |
Stanley heeft de aandacht der Britsche pairs op deze gebeurtenis gevestigd, en aan den Minister Landsdowne de vraag voorgelegd, of ook Admiraal Parker in last had het uitloopen der Napelsche schepen te beletten, of op eenigerleiwijs van de stricte neutraliteit af te wijken. Maar het gelukte hem, evenmin als later aan d'Israeli in het Lagerhuis, van Lord Palmerston een bepaald antwoord op deze vraag te bekomen. Lord Minto gaf wel te kennen, dat hij, bij zijne vroegere onderhandelingen, steeds had beoogd de vereeniging der beide rijken te handhaven: - eene verklaring niet zonder gewigt, nu wij weten, dat deze Staatsman op nieuw, en ditmaal officiëel, met eene zending naar deze gewesten zal worden belast. ‘Er waren,’ voegde Lord Minto er bij, ‘enkele omstandigheden in de betrekking van Engeland tot Sicilië, die ernstige verpligtingen aan eerstgenoemden Staat opleggen, en waaromtrent hij bereid was ter zijner tijd opheldering te geven.’ - Niet minder is de argwaan der Franschen over de eigenlijke bedoeling van het Engelsch Kabinet opgewekt, en de Minister Bastide heeft ronduit moeten verklaren, ‘dat Frankrijk nimmer zou dulden, dat van Sicilië een ander Portugal wierd gemaakt.’ En inderdaad, wanneer men bedenkt, hoe deze voorraadschuur van het oude Rome, tusschen Malta en Gibraltar gelegen, voor den Engelschen ondernemingsgeest en handel onwaardeerbaar is; - hoe dit eiland, gedurende de oorlogen van het Keizerrijk, tot arsenaal en schuilplaats aan Lord Nelson heeft verstrekt; - hoe het voor dertig jaren uit Britsche handen, en onder Britschen waarborg, eene staatsregeling ontvangen heeft; - hoe, na het uitbarsten van den opstand in Januarij, eene Engelsche vloot is toegesneld en de zendeling van het
Londensche Kabinet aanstonds als bemiddelaar is opgetreden, - zal men de achterdocht van Europa billijken, en Engeland's houding met een naauwlettend oog blijven gadeslaan. - De onlusten in Calabrië zijn door goud, of met het zwaard bedwongen; en zelfs de opstand van 15 Mei, in de straten van Napels, heeft alleen gestrekt om het Koninklijk gezag te bevestigen. Dat deze laatste bloedige botsing, buiten toedoen van den Koning en ondanks zijne ijverige pogingen drie maanden lang, is ontstaan, mag niet meer ontkend worden;
| |
| |
terwijl het naauwelijks aanduiding behoeft, welken noodlottigen invloed zij op den bevrijdings-oorlog heeft gehad, door het besluit des Konings uit te lokken, waarbij het contingent Napolitaansche troepen - op 40 duizend man gesteld - onmiddellijk teruggeroepen werd.
Zien wij of het streven der Duitsche nationaliteit gelukkiger uitslag - of voortgang heeft gehad. De volledige zamenstelling van een Rijksministerie kwam tot stand. Aan het hoofd voor buitenlandsche zaken staat de Prins van Leiningen - halve broeder van Koningin Victoria, - een man van een onafhankelijk, zelfstandig, belangeloos karakter, bekend door zijnen raad en invloed bij Koning Lodewijk van Beijeren tot het verleenen van hervormingen, die in Maart werden toegestaan, en voorstander van Pruissen's ‘hegemonie,’ reeds vóór het losbreken der omwenteling in Februarij. In een manifest, door de Frankforter dagbladen bekend gemaakt, deelt de Prins zijne inzigten omtrent de groote omkeering in Duitschland mede; bovenal wijst hij op de volstrekte noodwendigheid, dat Beijersche, Pruissische, Saksische en alle andere bijzondere belangen zwichten voor die van het ‘eenige Duitschland;’ afgunst en krenkingen tusschen Noord en Zuid noemt hij ‘frevelhafte absurditäten;’ - dynastieke belangen kunnen niet gelden, daar de Vorsten, evenzeer als ieder Duitscher, aan den volkswensch, die eenheid wil, zich moeten onderwerpen. Ziet de natie in, dat er te veel van het oude is overgebleven, om reeds nu alle afzonderlijke voordeelen en sympathiën aan de Duitsche eenheid ten offer te brengen, zij keere nog terug, herroepe Parlement, en Regent en Bestuurders, liever dan de zaden uit te strooijen van onophoudelijke tweespalt. - Maar de Prins is overtuigd, dat het Duitsche volk op den ingeslagen weg moet voortgaan; pligt en eer en belang en voorzigtigheid gebieden het gelijkelijk. Groote denkbeelden, als er nu in Duitschland ontwaakten, ze mogen dan ook voor een oogenblik weder insluimeren, gaan niet te loor. Door thans
terug te treden zou men slechts nieuwe omwentelingen en burgerkrijg voorbereiden; regering en natie moeten dit verhoeden. Het Rijksgezag moet de Souvereiniteit tot zich trekken, Duitschland in dien zin herscheppen; vóór alles het diplomatiek verkeer
| |
| |
binnen- en buiten'slands aan de bijzondere Staten ontnemen, en in zich vereenigen; onvoorwaardelijke beschikking over de nationale strijdkrachten zich toeëigenen; de tollinie tot de grenzen van Duitschland uitbreiden; en niet dulden, dat de gouvernementen of landsvergaderingen zich inlaten met onderwerpen tot de Nationale Vergadering behoorende. Bij verzet of ongehoorzaamheid aan het Rijksgezag volge spoedige straf: ministers, krijgshoofden, openbare beambten, allen worden voor dit gezag ter verantwoording geroepen; ‘het moet wetgevende kamers, en legercorpsen kunnen ontbinden, wanneer zij weigeren de bevelen op te volgen.’ Men ziet, dat de President-Minister geen der gevolgen van het eenheidstelsel verbloemt, noch terugdeinst voor zwarigheden. - Onder hem zijn de Baron Maximil. von Gagern (broeder des Voorzitters) en Mevissen, uit Keulen, als Onderstaats-secretarissen geplaatst; voor binnenlandsche zaken is Minister von Schmerling, die von Würth, uit Weenen, en Mathy, uit Carlsruhe, als Staats-secretarissen onder zich heeft; - Generaal Peucker, een Pruis, is met het departement van oorlog, Heckscher, uit Hamburg, met de justitie belast; - terwijl de financies aan von Beckerath, uit Crefeld, zijn toevertrouwd, en Duckwitz, uit Bremen, tot Handels-Minister benoemd is. De invloed van Pruissen is dus in het nieuwe kabinet niet overwegend. Toen de Pruissische Gezant von Bunsen op het eind der voorgaande maand Londen verliet, dacht men in Engeland, dat het voorzitterschap en de portefeuille van buitenlandsche zaken aan dezen bekwamen staatsman zouden worden aangeboden. Later meende men daar, dat hij, zoowel als Camphausen, geweigerd had de gestelde voorwaarden aan te nemen, en dat men uit beider antwoord kan opmaken, hoe de stemming
omtrent het centraal gezag in Berlijn eigenlijk is. Staatslieden en Vorsten waren ijverige voorstanders der oppermagt, zoolang zij hopen mogten, dat Pruissen die in eigen handen klemmen zou. Maar toen het bleek, dat het herboren Rijk zou bestuurd worden door een Oostenrijksch Vorst, een Beijersch eersten Minister, en een bewind, uit inboorlingen van Hesse, Nassau, en de Hanzésteden zaamgesteld, ging die ijver in koelheid, wantrouwen, in tegenkanting zelfs over. Pruissen
| |
| |
vond noodig zich bij vreemde kabinetten te verontschuldigen over de blijkbare tegenstrijdigheid tusschen zijne handelwijs in het sluiten van een wapenstilstand met Denemarken en de dreigende taal der gezagvoerders te Frankfort. Ook poogde men te vergeefs het Pruissische leger tot de plegtige huldiging van den Rijksvoogd te bewegen. Evenwel de Koning vertrok naar Keulen, ontmoette daar den nieuwen Regent, ‘zijnen bijzonderen vriend,’ dien hij met veel onderscheiding behandelde, en had op de aanspraak van het Keulsch Stedelijk Bestuur, - waarin Duitschland's eenheid met den Dombouw vergeleken werd, - aanstonds het antwoord gereed: ‘op zoodanige aanspraak kan ik slechts een hartgrondig amen zeggen.’ Intusschen werd het volk te Berlijn voortdurend door geschriften en spotprenten tegen Oostenrijk en den Rijksbestuurder opgezet. De geschiedenis van Duitschland - zelfs die vóór- en na den dertigjarigen oorlog - wordt daarin met veel behendigheid voorgedragen, om bewijzen te leveren, hoe het Huis van Hapsburgh steeds ten koste der Pruissen in aanzien en magt geklommen is. Het platte Berlijnsche dialect strekt dezen pamphletten bij de klasse, waarvoor ze bestemd zijn, tot geen geringe aanbeveling. - Met minder gedweeheid dan Frederik Willem, kan de Koning van Hanover zijne vernietigingsrol spelen. Hij doet in zijne kennisgevingen aan het volk en leger niet onduidelijk blijken, met hoeveel weêrzin hij iets van het vorstelijk gezag door een anderen, hoogeren gebieder ziet uitoefenen. Men zou zeggen, dat hij iedere gelegenheid opzoekt, om aan te wijzen, wat hij reeds vroeger aan de Bondsvergadering heeft afgestaan, en dat hij gezind is voortaan zoo min mogelijk toe te geven.
Eindelijk is de Keizer van Oostenrijk uit Tyrol naar Schönbrunn teruggekeerd. Lang bood hij aan dringende beden en vermaningen tegenstand. Misschien is de zege der keizerlijke wapens in Lombardije van beslissend overwigt bij het nemen van dit besluit geweest. Dat althans de republikeinsche partij het overwinnend leger met zeker wantrouwen gadeslaat, is duidelijk, en kan onder anderen blijken uit den toon, waarop hare organen het besluit hekelen van den Hongaarschen Rijksdag, om Hongaarsche troepen ter versterking
| |
| |
van het Italiaansche leger af te zenden. - De constitutionele Keizer vertoont zich daar, in eenvoudige kleeding, zonder het gevolg der voormalige hofpartij. Bij eene revue over de nationale garde en het garnizoen van Weenen, door Ministers en Afgevaardigden bijgewoond, werd de Keizerlijke familie zonder veel toejuiching ontvangen. Het akademisch legioen zweeg stil. Buiten financiële en andere bezwaren van het binnenland, - de verwikkelingen met- en in Hongarije en Boheme, waartegen de staatkunde der vorige Vorsten, om de eene natie door de andere te bedwingen, niet meer voldoet, - heeft op dit oogenblik het kabinet van Weenen de eischen van het Duitsch parlement, en de belangen van een rijk, dat de ontbinding tegensnelt, te vereenigen met de bemiddelende tusschenkomst van Engeland en Frankrijk. Beide deze mogendheden stellen het belang van den vrede voor geheel de beschaafde wereld op den voorgrond; maar de bevrijding van Italië van het Duitsch opperbestuur wordt even stellig bedoeld. En terwijl Karel Albert zich tot het hervatten van den krijg blijft toerusten, - Venetië aan de andere zijde zich tegen den wapenstilstand verzetten en eene republiek vormen wil, - is er meer te beslechten dan één verschil over enger of ruimer grens in Lombardije. Wij weten uit den mond van Lord Palmerston, dat de interventie ‘geen uitvloeisel is van eigenwillige of bemoeizieke inmenging, zoo als hij het noemde, van Engeland's zijde, maar een gevolg van herhaalde aanzoeken door alle partijen, door Oostenrijk zelf, zoowel als door de Sardinische regering, door de bevolking van Italië en door het gouvernement van Frankrijk gedaan.’ Niet alleen riep Oostenrijk bij den aanvang der onlusten Engeland's bemiddeling in, maar nog
op den 9den dezer maand te Frankfort, en eene week later in Londen, hield zij op Britsche tusschenkomst aan. Merkwaardig, en zeker niet zonder staatkundige bedoeling uitgesproken, is het oordeel, dat de Engelsche Minister over Frankrijk's houding velt. ‘Men bedriegt zich ten zeerste door te wanen, dat er in den tegenwoordigen toestand van Frankrijk iets is, dat dit land beletten zou aan eenigerlei daad van vijandelijkheid deel te nemen, door regering of volk verlangd. Geen noodlottiger dwaling, dan de waan, dat de jongste ge- | |
| |
beurtenissen den regterarm van Frankrijk hebben verlamd, en dat het thans niet even gemakkelijk als voormaals zijne legioenen over de Alpen kan laten trekken, indien regering en volk het wilden. Wij hebben, ik erken het, geoordeeld, dat gewapende tusschenkomst in de Italiaansche zaken van Frankrijk's zijde gepaard zou gaan met al de door den spreker zelven genoemde gevaren: dat een leger naar Italië door een leger aan den Rijn zou worden gevolgd; dat, zoo Duitschland tegen Frankrijk te velde trok, Rusland welhaast diens voetstappen zou drukken. Wat zou dit anders zijn dan een algemeene Europesche krijg, een brand van het een tot het ander einde van ons werelddeel, met verwoesting en vernieling van menschelijkheid en beschaving in zijn gevolg? Maar toen de Fransche regering tot ons zeide: “Wij worden gedrongen tot gewapende tusschenkomst in de Italiaansche zaken, maar wij willen ons land niet in oorlog wikkelen - wij wenschen door minnelijke schikking tot een vergelijk te komen, indien gij ons wilt bijstaan - het moet eene vereenigde poging zijn; daardoor zal alle grond van naijver worden weggenomen, omdat niemand vermoeden kan, dat Engeland vijandige gezindheid jegens Oostenrijk koestert; al wat Engeland
en Frankrijk gezamenlijk doen, moet een werk van vrede zijn, moet het staken der vijandelijkheden ten doel hebben, - daarom, hopen wij, dat gij, met ons vereenigd, zult tusschentreden, en zullen althans uw antwoord inwachten, alvorens wij tot andere maatregelen overgaan.” - Ik zeg het nog eens, nadat de Britsche regering aldus was aangesproken, zou zij hoogst laakbaar gehandeld hebben, indien zij niet onmiddellijk, in overeenstemming met Frankrijk, tusschen beiden gekomen was. Ons beginsel is den vrede van Europa te bewaren. Hoe dit doel te bereiken, is eene vraag, die zich in bijzonderheden en details oplost, waarvan ik de openlijke mededeeling alsnog moet weigeren.’ - Generaal Cavaignac heeft in gelijken geest gesproken. De woorden, op de lippen van zulk een krijgsman dubbel behartigenswaard, ‘dat er vaak meer moed wordt vereischt om vrede, dan om oorlog aan te prijzen;’ - herinneren ons de edele taal van Guizot. Mogten ze thans meer ingang vinden dan uit den mond van
| |
| |
dien verguisden, veelzins miskenden Staatsman! De loop der gebeurtenissen en de ontwikkeling der revolutie heeft reeds veel vooroordeel weggenomen; zijne volkomen rehabilitatie laten wij gerust aan de geschiedenis over. - Eene derde partij, en niet de minst-belanghebbende, is de bevolking van Italië. Men weet, dat het Sardinisch ministerie is afgetreden uit afkeuring van den wapenstilstand, en dat de kamers zich reeds veel vroeger ontbonden hadden, ten gevolge of althans na eene volksbeweging te Turyn, waardoor aan den Koning (il nostro re) onbeperkte magt tot het voeren van den oorlog opgedragen of opgedrongen werd. Dit ministerie Casati heeft ter naauwernood eene maand het bewind gevoerd, en was - zoo als men zich herinneren zal - aan de vorige Ministers Graaf Balbo, Sclopis, Pareto, Ricci enz. opgevolgd, die hun ontslag indienden, toen zij bij herhaling vruchtelooze pogingen hadden aangewend tegen ééne der voorwaarden in de acte van aansluiting met Lombardije: die namelijk, waarbij bedongen werd, dat eene constituërende vergadering, door algemeene volksstemming gekozen, de grondslagen van eene nieuwe constitutionele monarchie, onder den scepter van het Huis van Savoije, leggen zou. Het ministerie Balbo, toen reeds beducht voor de republikeinsche woelingen te Milaan en in Venetie, meende in deze gebiedende bepaling een aanstaand gevaar te zien voor de erfelijke en bestaande regten der Piëmontesche kroon. Doch deze gebeurtenissen, naauwelijks twee maanden oud, schijnen reeds tot een lang verleden te behooren. Van meer actuëel belang is de herinnering, het beroep, dat de Italiaansche dagbladen van allerlei kleur op de door Lamartine toegezegde hulp doen. ‘Het is ligtelijk gezegd, dat Italië's
onafhankelijkheid een feit is; maar inderdaad beheerscht ons Oostenrijk zoo als voor zes maanden. In stede van eene gewapende interventie, belooft ons Frankrijk er eene op het papier; de diplomaten noemen dit om het even. Maar zes jaren, en meer dan dertig protocollen, waren noodig voor de vestiging van Griekenland: en nog was het meest-afdoend de slag van Navarino; wij volharden dus bij ons geloof, dat, zonder geschut, bezwaarlijk aan Italië een vrede kan worden geschonken, die de rust van Europa verzekere. Wapenen we ons dan en dringen wij op dertig dui- | |
| |
zend man Fransche hulptroepen aan.’ Een Handelsblad uit Genua zegt: ‘Onregt blijft onregt, hetzij het den Tessino bereike, of bij de Mincio en Adige blijve staan.’ L'Alba, te Florence verschijnende, roept uit: ‘Kan Frankrijk ons heden geen anderen bijstand verleenen dan de kuiperijen der hoven en de kunstenarijen der oude diplomatie, dan zal Italië de schrikkelijke waarheid hebben geleerd, dat zij voortaan evenmin op de grootmoedigste volken als op vorsten vertrouwen kan.’ - En mogt men de taal der vrije pers minder gezag toekennen, wij herinneren, met welke beden Ricci, Guerrieri en Tommaseo, uit alle oorden van Italië, naar Parijs zijn gesneld. Lord Palmerston heeft ook Rusland genoemd. Een manifest van den bij uitstek bekwamen Graaf Nesselrode kwam het lange stilzwijgen afbreken, maanden lang door het Hof van St. Petersburg bewaard, - en vergunt een blik in de behoedzame staatkunde van den magtigen Alleenheerscher. In den vorm eener circulaire, aan de gezamenlijke Russische gezantschappen in Duitschland gesteld, houdt het zich in de eerste plaats met de betrekkingen en gezindheid omtrent Duitschland bezig. Als het stelsel des Keizers wordt
opgegeven, zich op geenerlei wijze in de inwendige aangelegenheden der landen te mengen, welke hunne staats-inrigtingen mogten wenschen te wijzigen, noch de staatkundige en maatschappelijke proefnemingen der volkeren te belemmeren; geene mogendheid aan te tasten, door welke hij niet aangetast wordt, maar ook om met nadruk elke inbreuk op de inwendige veiligheid van Rusland af te weren, en te zorgen, dat, bijaldien het territoriale evenwigt op eenig punt verbroken of gewijzigd mogt worden, zulks niet geschiede ten nadeele zijner regtmatige belangen. - De veranderingskoorts in Duitschland, de oorlogskreten tegen Rusland, het onthaal aan de Poolsche vlugtelingen te beurt gevallen, de bedreiging tegen de Russische gewesten aan de Oost-zee, de aanranding van Denemarken, ‘eene Noordsche mogendheid, welker onschendbaarheid wij hebben gewaarborgd,’ - de opstand in het Groot-Hertogdom Posen en de toestand van Gallicië worden vermeld, als mogelijkheden en bedoelingen, waartegen de meest gewone voorzigtigheid gebood maatregelen van voorzorg te nemen. Een stelsel dus van verdediging en
| |
| |
voorzorg tegen de herhaalde uitdagingen der democratische partij. Eene zinsnede, die in verband met kort daarop gevolgde gebeurtenissen zeer de aandacht trok, is in deze woorden vervat: Meer dan eens heeft men in de dagbladen beweerd, dat onze troepen de grenzen waren overgetrokken, ofschoon zij hunne kantonnementen niet verlaten hadden. Er is geen listig plan, dat men ons niet toedicht, geen oproerige beweging, geen opstand in de Duitsche of Slavonische landen, die wij niet onder de hand door ons goud of onze agenten zouden hebben begunstigd. En ziet, daar klonk de tijding door Europa, dat een Russisch legercorps in de Donau-Vorstendommen was binnengerukt, dat Jassy bezet, Moldavië overheerd was; van overeenstemming met de Ottomannische Porte werd niets gemeld. Het waren niet enkel de woordvoerders der revolutie, die een kreet aanhieven tegen de dubbelhartigheid der Russische politiek: de aandacht der wetgevende vergaderingen werd er door bezig gehouden; Lord Palmerston geïnterpelleerd; zelfs in gematigde tijdschriften werd de togt over de Pruth voorgesteld als een eerste stap der staatkunde van overweldiging, of om, onder den schijn van protectoraat, gezag en invloed uit te breiden. Niets kon meer strooken met den geest des tijds en de traditionele Russische staatkunde. ‘Patiente comme une certitude’ was deze politiek eenmaal door Lamartine omschreven. Hoe was allengs de legermagt hervormd en verbeterd; de invloed in stilte toegenomen, in Griekenland, onder leiding van den buigzamen diplomaat Persiani, te Konstantinopel door den fijnen, geslepen gezant Titow, in de Vorstendommen door tallooze geheime agenten! Een welwillend schrijven door Graaf Nesselrode, aan den Hospodar Stourtza gerigt, om hem te verwittigen, dat de Czar
niet dulden zou, dat de heerschende maatschappelijke verwarring tot in de Staten van zijn' trouwen bondgenoot, den Sultan, doordrong, had tot inleiding gediend; Generaal Duhamel en Kotzebüe vonden alles voorbereid. Zoo Nikolaas al niet bedoelen mogt tot Keizer aller Slaven te worden gekroond, - dat men wel louter voor een' droom van geleerde boekensuffers wilde aanzien, - dan had toch de Czar een net van Russische lagen, intrigues en listen van Griekenland
| |
| |
tot Zweden uitgespreid, langs Turkije en de Donau-Vorstendommen gespannen, door de Slavonische gewesten van Oostenrijk en Pruissen heen, om aan de hoven van Kopenhagen en Stockholm te worden vastgehecht. De mislukte omwenteling tegen de Hospodars van Moldavië en Wallachyë bood de lang-gewenschte gelegenheid voor Rusland's heerschzucht aan. - Het kabinet van St. Petersburg had enkele der veronderstellingen en aanmerkingen tegen de bevolen troepenbeweging voorzien, en liet in eene van 31 Julij gedagteekende depêche de beweegredenen van het besluit des Keizers ter kennis der regering en van het Europeesch publiek brengen. Tegen alle vermoedens van magtsuitbreiding, en alsof Rusland de Vorstendommen had bezet met het voorafgenomen besluit, om ze niet weder te verlaten, stelde het als eenvoudig feit over, dat de troepen in verstandhouding met de Ottomannische Porte waren binnengerukt, en in Moldavië, indien het geval zich voordeed, alleen in verbinding met de hare zouden handelen. Het verledene stond daarenboven voor het tegenwoordige borg. Meer dan eens waren in vroegere tijden de Vorstendommen geheel of ten deele door Russische troepen bezet, maar steeds weder ontruimd, zoodra de voorwaarden van den terugtogt waren vervuld. Eveneens zou men ook ditmaal handelen. - En inderdaad, getrouw aan het vooraf gegeven woord, zijn de Russische troepen teruggetrokken, en hebben hunne stelling aan de grenzen weder ingenomen. Rusland heeft den lof van d'Israeli verdiend, ‘dat het op dit oogenblik nog magtiger is door matiging, wijsheid en regtvaardigheid, dan door zijne talrijke legerbenden.’ - Wat Graaf Nesselrode denkt omtrent den uitslag ‘van de groote proef, die Duitschland thans neemt, om aan zijne nationaliteit een
hoogeren graad van kracht en zamenhang te geven,’ heeft hij in zijn Manifest niet verbloemd. Twijfel en bezorgdheid, - den wensch, om weldra te worden gerust gesteld, en het vraagstuk van Duitschland's organisatie te zien opgelost, zonder nadeel voor zijne inwendige rust, of die van andere staten, drukt hij met zoo vele woorden uit. De schrandere Russische Staatsman behoort mede tot het aantal vreemdelingen, waarvan Bunsen zegt, dat zij het woord
| |
| |
‘Duitsch vaderland’ niet verstaan, omdat zij uit de geschiedenis voortdurende verbrokkeling en afwijking van eenheid hebben leeren kennen.
De ‘groote moeijelijkheid’ voor alle Engelsche staatslieden, Ierland, heeft in de jongst-verloopen weken zich dien naam waardig betoond. De uitbarsting, die zoo lang reeds had gedreigd, is wel even spoedig onderdrukt als vernomen: maar de gisting blijft in de gemoederen, en voor de de toekomst biedt zich geen helder verschiet. Reeds vóór den aanvang der maand zag zich het ministerie Russell door de toenemende woelingen in Ierland, het onbeschaamd oproer prediken der pers, de hevige taal der clubs, en de stoutmoedigheid der hoofden, genoodzaakt de schorsing der Habeas-Corpus acte te vragen; d.i. de magtiging om zonder voorafgegaan onderzoek met eede te kunnen gevangen nemen. - ‘Nog nooit,’ zeide Lord John Russell, ‘heb ik met dieper smart een voorstel gedaan dan dezen maatregel ter schorsing der constitutionele waarborgen en vrijheden van Ierland.’ Met overtuigende klaarheid toonde de eerste minister uit openbare, bekende, onverdachte feiten aan, dat dit middel noodwendig en afdoend was. Lord Brougham bragt in het Hoogerhuis eene verklaring van den volksleider Daniel o'Connell, die in 1846, bij de toenmalige gesteldheid van Limerick en Tipperary, dit middel als het alleen-geschikte had genoemd, omdat het ‘genezen en niet verbitteren’ zou. - Onverdeeld was de goedkeuring in beide huizen van het parlement. Sir Robert Peel sprak met warmte over de laaghartige zamenzwering tegen het gezag van Victoria; hij zou monarchie en kroon verdedigen tegen dezen bespottelijken ‘Koning van Munster,’ - zoo als met bijtende zinspeling Smith o'Brien, het hoofd der zamenzweerders, door hem genoemd werd. ‘Het geëerde medelid (F. O'Conner) vraagt of wij eene getemperde monarchie nog voor
mogelijk houden, na alles wat wij in Frankrijk, Italië, Duitschland en elders zagen gebeuren. Ik antwoord onbeschroomd, dat, lettende op het brandpunt der omkeeringen in Europa, op Frankrijk en op Parijs, - ziende op het bewind vóór Februarij, op de waarborgen voor de staatkundige vrijheid, den staat der openbare in- | |
| |
komsten, den toestand der arbeidende klassen, de beginselen bij de regeling der werkloonen gevolgd; - bedenkende wat in Februarij en sedert aldaar is geschied, tot in Junij, toen het nieuwe gouvernement, uit de barricaden voortgekomen, den hevigsten tegenstand ondervond van hen, wier verwachtingen waren teleurgesteld, - dit alles overwegende, antwoord ik, dat, verre van de voordeelen onzer getemperde monarchie te wantrouwen, of hare grondslagen min veilig te achten, de ondervinding der laatste zes maanden mijne overtuiging omtrent hare vastheid heeft versterkt, en het Engelsche volk met nieuwe gehechtheid aan de persoon der Koningin en aan onze staatsregeling heeft verbonden.’ De voorstellen der regering werden onmiddelijk aangenomen, dadelijk aan het Huis der Lords verzonden, en gingen ook daar, met opheffing der gewone formaliteiten, zonder tegenspraak door. Lord Ellenborough gaf alleen eenigen twijfel te kennen, of de verwachtingen aangaande de goede uitwerking dezer wet zouden vervuld worden. Maar de uitkomst heeft de regering ten volle geregtvaardigd. De opstand, met zooveel ophef aangekondigd, is niet door het leger van Lord Hardinge, noch door het eskader van Lord Napier, maar door eenige policie-agenten in een gevecht bij Ballingary gedempt. De hoofden Smith o'Brien, Meagher, o'Donoghue en Leyne werden na eenige dagen omzwervens gevangen genomen.
Telkens kwamen de Iersche belangen in het parlement ter sprake: - de heer Crawford en anderen drongen op maatregelen ter verbetering van den stoffelijken toestand der bevolking aan: deze zouden ter bevrediging strekken. Maar welke de ‘remedial measures’ moeten zijn, - en in hoe verre de voorgeslagen maatregelen uitvoerlijk kunnen heeten, is de altoosdurende twistappel. Inmiddels nadert de winter, met gebrek en hongersnood in zijn gevolg, en hebben wij misschien de herhaling dier hartverscheurende tooneelen te wachten, welke voor twee jaren den mislukten oogst verzelden! Kan het bij dit alles bevreemden, dat in Engeland, welks energieke bewoners ondanks opoffering en goede bedoeling het kwaad zien toenemen - en aan Engelsche onderdrukking en wanbestuur hooren wijten - de
| |
| |
vraag ernstig wordt overwogen, of de voordeelen der vereeniging niet te duur worden gekocht, en of aan den wensch tot afscheiding niet kan voldaan worden. Dat Ierland-zelf daardoor niet winnen zou, - dat vele grieven, als, de jammervolle maatschappelijke toestand, ‘absenteeism’ enz. vóór de Unie in volle kracht bestonden, heeft de eerste minister nog onlangs aangetoond. Men leest in een pamphlet van het jaar 1796: ‘Indien de toestand van een volk de beste maatstaf is ter beoordeeling van de voortreffelijkheid der regering, hoe zal dan het Iersche volk, slechter gehuisd, gevoed en gekleed dan de onderdanen van het ergste despotismus in Europa, de gedachte van zich weren, dat het onder het slechtste bestuur ter-wereld leeft?’ - ‘Gaan de voortbrengselen van den landbouw het volksvermogen der Ieren vergrooten? Neen. Ons koren, ons vee, onze boter, ons leder, onze garens, al onze overtollige producten, en veel dat niet overtollig zou zijn, indien ons volk van de gewone levensbehoeften was voorzien - het wordt alles uitgevoerd, zonder retouren tot betaling der landpacht aan de Iersche grondeigenaren, die het land hun verblijf niet waardig keuren; het gaat zoo geheel-en-al voor het nationaal vermogen der Ieren verloren, alsof het in de zee geworpen wierd.’ - ‘Sedert 40 jaren, zeide nog onlangs de hertog van Wellington, houdt het parlement zich bezig met bevredigingsmaatregelen ten gunste van Ierland; - sedert 40 jaren ook heeft het getracht den invloed van geheime genootschappen te keeren, aan wier bestaan ik voor mij geloof, dat de spanning in Ierland en die ongehoorde volksoploopen voornamelijk zijn toe te schrijven. Kan op den huidigen oogenblik nog iemand beweren, dat die wapenschouwing te Cork
over twee of drie duizend man, die door zekere seinen in beweging werden gebragt, - niet een uitvloeisel was van geheime verstandhouding met lieden, die hen geleerd hadden aan die seinen te gehoorzamen?’ enz. En wederom zijn in eene der laatste parlementszittingen gelden aangevraagd om te voorzien in den nood van Ierland, en de waarschijnlijkheid van meerdere offers betoogd. In Engeland zelf, binnen Londen, te Manchester, te Ashton, - in Edinburg en Glasgow, woelden de Chartisten; de hoofden
| |
| |
werden gevat, - wapens en buskruid bemagtigd, terwijl hunne beginsels heimelijk veld winnen, en inwendig aan de grootheid en welvaart van dit magtig rijk blijven knagen. De eigenlijke leider en woordvoerder dezer partij in het parlement, is de vertegenwoordiger voor Nottingham, Fergus O'Connor, Ier van geboorte, uit een oud en aanzienlijk, hoewel eenigzins vervallen geslacht in het graafschap Cork. Vroeger door de kiezers tot afgevaardigde van dit gewest benoemd, is hij in 1835 door den invloed van O'Connell geweerd, en na vergeefsche pogingen tot aankoop van het dagblad ‘the Cork southern reporter’ om aldus de gunst zijner landgenooten te herwinnen, of den ‘repeal’- scepter te zwaaijen, is hij als aanvoerder der Engelsche chartisten opgetreden. Bij de laatste debatten over de schorsing der Habeas-corpus-acte, kwam hij er openlijk voor uit, dat hij ‘volkomene afscheiding’ tusschen Engeland en Ierland voorstond, en in zoo hevige taal, dat lord John Russell, onder luide toejuiching van alle zijden in het Lagerhuis, hem een afschrift voorhield van den gezworen eed als parlementslid. Zijne vleijende toespraak aan sir Robert Peel, ‘den eenigen man van wien de gegoede klasse in Engeland en het Iersche volk redding wachtten,’ - werd door dezen met bittere verwijten beantwoord over zijnen geschonden eed, en ‘zijne aanspraak op de Iersche kroon’, bij ontstentenis van O'Brien, ‘den Munsterschen koning.’ - Deze laatste beweert uit den koninklijken stam van Thomond te zijn gesproten, van den beroemden Hibernischen vorst Brian Borroime, wiens regering in 1002 aanving, en die twaalf jaren later bij Clontarf zijn leven liet. - Ook hij is eerst in 1843 tot de repealers overgegaan, was nog
in 1830 een Tory, en had zitting in het parlement voor den burg Ennis, toen hij zich verzette tegen O'Connell, bij de gedenkwaardige ‘Clare-election,’ werd daarna aanhanger der Whigs, en is eindelijk radicaal geworden. Ziedaar de mannen, die Groot-Brittannië beroeren. - Een kleine, onvoorziene triomf werd door Mr. H. Berkeley behaald, na eene woordenwisseling over de geheime stemming ‘vote by ballot.’ In eene vergadering van 167 leden, verklaarden zich 86 voor zijne ‘resolution,’ die waarschijnlijk door geen eigenlijk voorstel van wet zal gevolgd worden. De gouvernementsbill ‘tot aan- | |
| |
knooping van diplomatieke betrekkingen met Rome’ is, met eene aanzienlijke meerderheid, ten tweeden male gelezen. ‘Ik beken bij geene mogelijkheid te kunnen bevroeden,’ sprak onder anderen lord Palmerston, ‘hoe een verstandig mensch in de tegenwoordigheid van een' Britschen minister te Rome, of van een pauselijken gezant te Londen, iets zien kan, gevaarlijk voor het godsdienstig geloof onzer koningin.’ (Op woorden namelijk van dergelijken zin in oude parlements-acten, had men de verbodsbepaling van ‘verkeer te houden’ willen gronden.) - ‘Wij hebben diplomatieke betrekkingen met Mahomedaansche hoven, zoowel van Soonee als van Sheeah - met alle gezindheden, behalve met die van de katholieke geloofsbelijdenis; - geen sterveling heeft ooit geducht, dat onze souverein daarom gevaar liep, de leer van Mahomed te omhelzen.’ Hij deed het politiek en commerciëel belang, - ook het mogelijk gewigt voor sneller gemeenschap met de Oost-Indische bezittingen uitkomen. De gewezen minister Gladstone wees nog aan, hoe men van lieverlede, ondanks het bestaand verbod, tot
het aanknoopen van verkeer had moeten komen; hoe de opheffing, vooral in betrekking tot Ierland, wenschelijk was enz., maar zijn mede-vertegenwoordiger voor Oxford, sir Robert Inglis, bestreed den maatregel. De meeste tegenstanders ontleenden hunne gronden aan den tijd der indiening of soortgelijke algemeene redenen, zonder dat het beginsel werd aangetast. - Bij de behandeling der begrootingswetten voor de koloniën en zeemagt, kwamen deze onderwerpen - voor Engeland levensvragen - ter sprake; - ook de suiker-regten, welk netelig punt, bij herhaling aangeroerd, evenwel onafgedaan bleef. De hevige tegenstand, aan de voorgeslagen wijzigingen van de navigatie-wetten in- en buiten het parlement geboden, noopte de ministers, om dit voorstel tot eene latere zitting te laten rusten. Vrij algemeen is in Engeland de klagt gerezen, dat een aanmerkelijk getal wets-ontwerpen aangekondigd of reeds opgevat, niet ten einde kan worden gebragt. Men heeft de opmerking gemaakt, dat de redevoeringen der sprekers meer en meer aangroeijen; terwijl noch de langere duur der zittingen, noch de afschaffing van vrije dagen, dat misbruik verhoeden of opwegen kan.
| |
| |
Men kan zeggen, dat in Frankrijk, buiten de aangelegenheden der Europesche politiek, slechts één vraagstuk - maar van het allerteederst belang - de aandacht boeide: het verslag namelijk der commissie van onderzoek omtrent de gebeurtenissen van Junij. Want zelfs de kamp tusschen Proudhon en Thiers, - de opening van den ijzeren spoorweg tot Dieppe, - de debatten over het rapport van Berville betreffende de borgstelling der dagbladen, - ze werden vergeten of in de schaduw gesteld, nadat de representant Bauchart in de zitting van 3 Augustus zijn verslag had gelezen. Nu eerst is het mogelijk den zamenhang der gebeurtenissen te doorzien, en in de pogingen van April en Mei de voorloopers van den Junij-opstand te herkennen. De uitgave der bescheiden en bewijsstukken - in hoevele opzigten te betreuren - is een onwaardeerbaar geschenk voor wie nadere kennismaking begeert met de hoofdpersonen der laatste Fransche omwenteling. Misschien is men thans in Frankrijk maar al te gereed om de bezwaren uit het oog te verliezen, waarmede het provisioneel bewind te worstelen had. Evenwel, men zou niet ligt hebben vermoed, dat de verdeeldheid en tegenkanting der leden onderling zoo verregaande was, als wij nu uit hunnen mond vernemen; - dat zij, als bedwelmd door de hoogte, waartoe zij onverwacht waren opgevoerd, de toekomst steeds aan het oogenblik ten offer bragten; - maatregelen beraamden, en besluiten vormden, waaraan nooit gevolg werd gegeven. ‘Avez-vous connu un discours de M. Caussidière prononcé en présence de quarante-huit commissaires de police, discours où la société était traitée d'une façon toute particulière?’ - vraagt de president aan Arago. ‘Non. Nous n'avions pas de
police; le peu d'agens que nous avions n'étaient pas très-sûrs. On leur disait de ne pas se compromettre pour un gouvernement qui ne pouvait durer. Le préfet de police et le ministre de l'intérieur avaient une opinion toute contraire de ces agens. Il croyaient à leur fidèlité. Ils se trompaient. Pour ne pas nous diviser, nous passions sur tous ces inconvéniens, afin d'arriver à l'Assemblée sans conflits violens.’ - Lamartine getuigt: ‘Les faits s'enchainent dans l'ordre politique comme dans l'or- | |
| |
dre moral. Le 25 Février un fait se produisit, et à-côté de ce fait un excès. La proclamation de la République parut à certains hommes devoir emporter plus qu'un trône, c'est-à-dire la société tout entière. Comme signe de cette idée, on imagina le drapeau rouge. Cela fut repoussé; mais non éteint, non complètement absorbé dans la masse du peuple.’ Behoeven wij hier nog bij te voegen, dat in alle die verklaringen schijn noch schaduw te vinden is van Lamartine's voorstaan der ‘roode vlag,’ of deelneming aan den gruwzamen opstand, die men hem toch bij voortduring ten laste legt? - Noem hem ijdel zoo gij wilt, - κοῦϕον γὰρ χρημα, schreef reeds Plato van de dichters, - wanneer wij lezen: ‘M. de Lamartine - s'est laissé entrainer et déborder: il voulait toujours rester modérateur, il croyait pouvoir dompter tout le monde par la puissance de sa parole. Il espérait pouvoir modérer leur entrainement
par sa propre autorité;’ - zijne geheime betrekkingen met Blanqui worden ook hier bij herhaling vermeld; maar het ‘zamenzweren’ was, naar zijne eigene schitterende uitdrukking, zoo als het afleider en bliksem doen. Onder het schrijven dezer regels vernemen wij den aanvang der debatten, de kalme houding der nationale vergadering, de behendige rede van Ledru-Rollin, de verdediging, het verlof tot vervolging, het uitwijken van Caussidière en Louis Blanc. - Op nieuw geldt dus het woord van Vergniaud: ‘La révolution est comme Saturne: elle dévorera tous ses enfants.’ Wij willen alleen nog opteekenen, dat de inrigting der nationale werkplaatsen, door wier algeheel mislukken men Louis Blanc en zijn stelsel wederlegd waande, buiten zijn toedoen en zelfs eenigermate tegen hem is tot stand gebragt.
De minister Goudchaux is met zijne leening volkomen geslaagd; - gewigtig en onmisbaar feit ter herstelling van crediet en vertrouwen! Vele misslagen van zijnen voorganger Duclerc zijn reeds onder zijn beheer weggenomen. Mogt welhaast de generaal Bedeau, om kunde en regtschapenheid geroemd, aan het staatsbestuur kunnen deelnemen. Gelukkiger dan vele zijner Afrikaansche wapenbroeders, is hij door het zwaard van Bedouïnen en Kabylen, en het nog
| |
| |
moorddadiger lood der Parijsche opstandelingen gespaard! Wij brengen gaarne hulde aan de talenten en het karakter van Generaal Cavaignac, al komt ons het plaatsen naast Washington wat voorbarig en onjuist voor. De nieuwe gestrenge maatregelen tegen de pers worden vermoedelijk door de gisting en opgewondenheid, - en in het belang der bestaande orde van zaken vereischt. Of evenwel het onderscheid tusschen staat van beleg en dictatuur, nu en vroeger bij de maatregelen tegen de Presse, genoegzaam is in acht genomen, durven wij betwijfelen. De pen van Emile de Girardin is een wapen, dat gevaarlijk kan worden zelfs voor een Cavaignac. Maar Frankrijk is tot het ‘videant Consules’ voortgestuwd, en dat het bestuur en de leiding der zaken van vele opgevatte meeningen doen terugkomen, werd nog onlangs beleden door den bekwamen minister Marie. - Diens opvolger als Voorzitter der nationale vergadering, Arm. Marrast, heeft de eer eener herkiezing verworven en verdiend. In de onstuimigste debatten was hij even bedaard als vast. Zijne strenge regtvaardigheid heeft ongetwijfeld nog menige proef door te staan, maar kan krachtig medewerken tot den triomf der partij, waaraan zijn leven was gewijd.
De Grondwetsherziening onder ons gaat rustig, en sedert eenigen tijd met kracht voort. Dat de meerderheid zich vóór de ontwerpen verklaren zou, was na al het gebeurde te voorzien. Maar het aanroeren van teedere snaren kon ligt een wanklank ontlokken, die wij ons haasten er bij te voegen, dat niet, of bijna niet is gehoord. Lange redenen zijn een punt van overeenkomst met de Engelsche parlementaire discussies, dat wij liefst zouden missen. Maar nu, als ten afscheid, konden ze er door. Aan naauwgezet en bedachtzaam onderzoek heeft het niet ontbroken: - de bewaarders der Grondwet hebben tot het uiterste de Grondwet bewaard. - Op de overweging der Eerste Kamer kan nu de eindbeslissing volgen, die men ons spoedig belooft. De Nederlandsche Pairs, door enkelen der ‘Law-Lords’ geleid, gaven bij den aanvang der maand een teeken van leven, waaraan ons publiek sinds lang was ontwend: - een stuiptrekken van gegalvaniseerden even vóór den dood. Doch
| |
| |
laat ons billijk zijn! De leden der Eerste Kamer waren niet alleen volkomen in hun regt bij de verwerping der bekende wetsvoorstellen, maar ziende op beginselen, deden zij wel, en kunnen het gevoelen van zeer bekwame regtsgeleerden - en die telt de Kamer ook in haar midden - als mede afkeurend aanvoeren. En toch, wij durven beweren, dat de leden volkomen het beeld hebben uitgedrukt ‘dier ouden van dagen - aan wie in den regel die juiste blik in de behoeften van het oogenblik en vooral van de toekomst wordt ontzegd, welke in hen wordt gevorderd, die tot het daarstellen der wetten moeten medewerken.’ ‘Difficile est satiram non scribere,’ mogt wel de regering zeggen. Daarbij veroorloven wij ons de vraag, of men, bovenal in onze dagen, eerbiedig berusten kan in de besluiten eener vergadering, die zich hult in het geheim, - eene vraag, door de Eerste Kamer zelve ontkennend beantwoord in de zijdelingsche medededeeling van het verhandelde aan enkele dagbladen.
De ongunstige afloop van den togt tegen Bali, door bevoegde en onbevoegde regters beoordeeld, heeft ontegenzeggelijk een algemeen pijnlijken indruk gemaakt. De natie moge al weinig deelneming hebben betoond in den roem der Nederlandsche wapenen, zoo lang op het luisterrijkst in Indië gehandhaafd, - zij heeft nog een hart voor de beklagenswaardige slagtoffers, en verwacht althans strenge rekenschap te zien vorderen van de aanvoerders dezer noodlottige expeditie. Een geheim gevoel zegt haar, dat het overschot van vroegere grootheid en welvaart alleen door het rustig bezit der Indische gewesten kan behouden worden: en zoo wij voor overmagt van vreemde mededingers moeten bukken, zij wil het gebouw niet sloopen met eigene hand. Met vertrouwen laten wij het onderzoek over aan de ernstige behartiging van het Gouvernement; niet het minst aan de wijsheid des Konings, die de eer van het Nederlandsche leger in het hart draagt, de kansen en wisselingen van den oorlog bij ondervinding kent, en weet, dat de geheimzinnigheid, waarmede koloniale aangelegenheden werden behandeld, de natie in dit opzigt althans vrijwaart voor de teregtwijzing, dat ieder verwijt aan hare regeerders met zelfverwijt beginnen moet. |
|