| |
| |
| |
Staatkundig overzigt.
22 Mei 1848.
Wij vergisten ons niet, toen wij voor eenigen tijd betwijfelden, dat uit de bestanddeelen van het ministerie Schimmelpenninck homogeniteit zou ontstaan. Dat evenwel het verschil omtrent alle hoofdpunten der grondwetgeving zoo groot zou zijn, als nu uit de verklaringen der twee afgetreden bewindslieden is gebleken, hadden wij niet verwacht. Men mag zich verwonderen, hoe mannen, niet geheel vreemd aan de levensvragen van den dag, een oogenblik konden meenen, dat zij ooit zouden overeenstemmen met hunne medeleden in 's Konings raad, - wier politieke denkwijs en antecedenten algemeen waren bekend. Misschien ligt de oplossing in de moeijelijkheden van het oogenblik, in de eischen der crisis, waarin de Koning hen riep: - en eene verklaring van den Heer Luzac omtrent den last, aan Graaf Schimmelpenninck opgedragen, duister op het oogenblik, dat zij aan de Kamer gedaan werd, is door de nu openbaar gemaakte stukken opgehelderd. Verblijdend in allen geval is deze openbaarmaking, deze hulde aan de vorderingen van het tijdsgewricht, dat in de publieke zaak licht wil. Te regt is opgemerkt, dat wij omtrent de aftreding van den voormaligen financie-minister slechts gissingen kunnen wagen, terwijl weinige maanden ons op het veld der publiciteit eene zoo groote schrede hebben doen voorwaarts gaan, dat wij nu van de ontslagen ministers zelven de redenen hunner aftreding vernemen. Met vele bedenkingen van den ede- | |
| |
len Graaf kunnen wij ons volkomen vereenigen. De vorming en zamenstelling der Eerste Kamer, de omslagtige wijze der grondwetsverandering (art. 185), de benoeming en het ontslag van officieren, de tijd bij art. 113 bepaald tot het inleveren der begrootingen, zullen in ons geene verdedigers vinden. Maar wie kan verwachten, dat hij in alle deelen zijne eigene meening
in eene nieuwe staatswet zal vinden uitgedrukt?
Andere bezwaren of verlangens deelen wij geheel niet; zoo is b.v. het aangeteekende op bl. 14 omtrent provinciale verkiezingen eene al te sterke anglomanie: het bragt ons de anecdote te binnen uit den tijd van Lodewijk XVI, toen deze ongelukkige vorst tot een geangliseerden hoveling, die in vollen draf naast het koninklijke rijtuig reed, het verwijtend woord sprak: ‘Vous me crottez, monsieur;’ en de ruiter, wanende dat de Koning zijne rijkunst bewonderde en van ‘trotter’ gesproken had, ten antwoord gaf: ‘Oui, Sire, à l'Anglaise.’ ‘Voilà une anglomanie bien forte,’ hernam de zachtmoedige Lodewijk, terwijl hij het portierglas ophaalde. Of een grooter getal Leden der Tweede Kamer de voordeelen zou opleveren, die de edele Graaf in vaderlandlievende bedoeling daarvan wacht, mag men buitendien in twijfel trekken. Volgens de meeste nieuwere Duitsche constituties is de verhouding van 1 afgevaardigde tot 45 of 50 duizend inwoners tot maatstaf voorgesteld. Dat het ontworpen artikel 183 zijne schaduwzijde heeft, wie zal het loochenen? Maar de vraag is, of men in deze oogenblikken aan Nederland iets anders voorstellen kon? De wet van 1806 blijft eene parel aan de kroon van 's Graven uitmuntenden vader: en welk regtgeaard kind zal het den zoon niet ten goede houden, als deze herinnering van invloed op zijne beschouwing is geweest? Maar wij veroorloven ons eene verwijzing naar hetgeen op bl. 25 van het rapport te lezen staat. De Britsche constitutie is zoo voortreffelijk, omdat zij nooit de eischen van den tijd miskende en altoos rekkelijk was. En het Romeinsche regt heeft, naar de uitspraak der meest bevoegde uitleggers, juist daaraan zijnen hoogen trap van volkomenheid te danken, dat het ‘jus
praetorium,’ uitgevonden, - ‘adjuvandi, corrigendi et supplendi juris civilis gratiâ,’
| |
| |
de nieuwe behoeften zamensmolt met de geschreven letter. Ons althans heeft steeds de opmerking getroffen, dat de beide volken, uit de oudheid en in den nieuweren tijd, die het meest door politiek genie hebben uitgeblonken, - de Romeinen en de Britsche natie, - in hun staats- en burgerregt die bestendige verbeteringszucht hebben gehuldigd, en revolutie hebben trachten te voorkomen door tijdige hervorming. Het is die ‘disposition to preserve,’ en die ‘ability to improve,’ welke Edm. Burke ‘den standaard des echten staatsmans’ noemde.
Maar het is vooral de Brief van den afgetreden minister van oorlog, die ons met dankbaarheid vervult, dat de Koning niet aarzelde bij de keuze tusschen de twee partijen, in den ministerraad aanwezig. Gaarne brengen wij hulde aan de rondheid van den krijgsman. Maar in een constitutioneel minister dezer dagen wordt meer gevorderd dan loyauteit en die bekwaamheid, welke algemeen aan den Heer Nepveu wordt toegekend, en die ook doorstraalt op enkele plaatsen zijner brochure. Niet wat absoluut het beste is, maar wat voor Nederland en in de tegenwoordige omstandigheden nuttig en noodig is, - ziedaar de hoofdvraag. Solon schreef niet de beste wetten, maar die voor zijne Atheners de beste, d.i. meest geschikt waren. Het is juist miskenning van den tijdgeest, die reeds vele regenten en staatslieden ten val heeft gebragt. En men kan aan het ontwerp der commissie billijkerwijs den lof niet onthouden, dat het de behoeften van tijd en natie kent en wil bevredigen. Hoe gunstig onderscheidt zich in dit opzigt de memorie van den Heer Thorbecke van de ‘Inleiding,’ door Prof. Dahlman voor het ontwerp der Duitsche rijks-grondwet geschreven. Nu reeds verheffen zich alom in Duitschland stemmen tegen de voorgestelde bepalingen, en is er door Beijeren een ontwerp ingediend, welks hoofdbepalingen eenen gansch verschillenden geest ademen. Zelfs de 5de paragraaf: ‘De waardigheid van rijks-opperhoofd (Duitsche Keizer) zal ter verzekering der wezenlijke welvaart en vrijheid van het Duitsche volk erfelijk zijn,’ door de meerderheid der commissie van 17 goedgekeurd, lokte aanstonds heftige tegenkanting uit, en in het Beijersch ontwerp wordt het opperhoofd door een uit- | |
| |
voerend bewind onder den naam van directorium vervangen. Niet zonder verwondering
leest men daarentegen in een besluit van Keizer Ferdinand: ‘Overtuigd, dat de staatsinstellingen behooren ingerigt te worden naar de vorderingen, welke in de beschaving en ontwikkeling der volken hebben plaats gevonden,’ en ‘ons streven om hunne regten te verzekeren en hun eene voor hunne welvaart noodzakelijke deelneming aan de regeling der aangelegenheden des vaderlands toe te staan,’ enz. Maar ook: ‘de stille wateren van Weenen bruischten op!’ en men verzekert, dat Graaf Ficquelmont zelf de woorden gesproken heeft: ‘Niet meer ministers regeren, maar de tijd.’ Kort van duur was het bewind van dezen staatsman, vroeger den vertrouwden vriend van Vorst Metternich, en omtrent wiens veelbesproken zending aan Maarschalk Radetzky, in het najaar van 1846, de Milanesche gezaghebbers belangrijke documenten hebben ontdekt. ‘Un pape libéralisant,’ dit was in de oogen des kanseliers het toppunt der wonderen, door hem aanschouwd; en wat de Lamartine ‘une immense bonne fortune’ noemde, wordt bij ‘furst Mitternacht’ onder de ‘larves phantastiques’ gerangschikt, welke hij in den avond zijns levens te bekampen had. Spoedig is Graaf Ficquelmont zijnen afgetreden voorganger gevolgd: hetzij herinneringen, uit vroegeren leeftijd overgehouden, of de invloed van het Petersburger hof, - of de onberaden eischen, de ‘insolentia’ der goede Weeners dit besluit hebben verhaast. Want de trilling der omwenteling van Februarij deed zich in de afgeloopene maand bij voortduring gevoelen. Te Weenen had, bijna gelijktijdig met de coup-de-main te Parijs en woelingen in Berlijn, eene nieuwe volksbeweging plaats, onder leiding vooral van studenten, die belangrijke wijzigingen
in de voorgestelde staatsregeling verlangd en verkregen hebben. Wat kan de zwakke Keizer afslaan, hij, die een speelbal is der partijen, en het gebrek aan karakter en energie zoo verre drijft, dat hij een revolutionair committé laat bestaan, welks ontbinding reeds bij bevelschrift was gelast en dat allengs het bestuur der gewigtigste zaken tot zich trekt! Reeds is de nieuwe verordening op de verkiezingen teruggenomen; de Eerste Kamer opgegeven; de militairen uit de stad verwijderd, - | |
| |
de census voor stemgeregtigden tot de verkiezing eener constituerende vergadering afgeschaft. Zoo eerst, meent men, zal ware, volledige volksvertegenwoordiging tot stand worden gebragt! - Min voorspoedig is de volksmenner Held in Berlijn geweest, die nu zelf verkondigt, dat hij deze waardigheid nederlegt. De menigte was tot eene volksvergadering onder de Tenten opgeroepen, om eene demonstratie tegen het bestaande ministerie te beproeven, dat door een bewind van ultra's moest worden vervangen. De aangekondigde terugkeer van den Prins van Pruissen was het middel, door de democratische partij aangegrepen. Men herinnert zich, dat deze Vorst, daags na den opstand te Berlijn, naar Engeland de wijk nam, verbolgen, zoo men zeide, over het zegevieren der revolutie en de verwijdering der krijgsmagt, - waaraan hij ook uit Londen zijne belangstelling bleef toonen door een schrijven aan Generaal von Wrangel over den togt tegen Denemarken. Op voorstel van het ministerie Camphausen nam nu de Koning een besluit, waarbij de Kroonprins naar Berlijn teruggeroepen werd, op grond, dat de tegenwoordigheid van den troonsopvolger bij de regeling van het staatsbestuur wordt gevorderd. Terstond werden geschriften aangeplakt, volksvergaderingen gehouden, protesten opgemaakt tegen de terugkomst des
Prinsen. Het bewind, door de burgerwacht gesteund, bleef de orde handhaven, en vaardigde eene aankondiging uit, dat in de nationale vergadering voldoende inlichtingen zouden gegeven worden omtrent het verblijf van den Vorst ‘in het vrije Engeland,’ en zijnen aanstaanden terugkeer over België; - dat het geheele land de overtuiging zal bekomen, dat de Prins van Pruissen vast besloten heeft den door den Koning ingeslagen nieuwen weg te betreden; dat daarbij alle bezorgdheid wegens reactionaire inzigten verdwijnen zal, enz. Bij koninklijk besluit werd tevens de Pruissische nationale vergadering tegen den 22sten Mei bijeengeroepen, die dus waarschijnlijk, terwijl wij deze regels schrijven, zamenkomt. - Inmiddels is de minister Camphausen naar Frankfort vertrokken, om zijne plaats onder de afgevaardigden tot het Duitsch parlement in te nemen, dat in eene eerste zitting den Hessischen raadspresident von Gagern met het tijdelijk
| |
| |
voorzitterschap heeft bekleed. In Posen duurde de anarchie onafgebroken voort. Na een bloedig gevecht op den 2den der maand bij Wreschen, waarin vijf of zes honderd Polen sneuvelden, werd de geheele provincie wederom in staat van oorlog en onder de krijgswet gesteld. Uit de depêches van den Franschen zaakgelastigde te Berlijn (door den minister van buitenlandsche zaken in de zitting der nationale vergadering van 13 Mei overgelegd) leert men de tallooze bezwaren kennen, waarmede de Pruissische staatslieden in Posnanie hebben te worstelen. De zaak van Polen scheen na den Berlijnschen opstand gewonnen, en zij was het inderdaad, voor zooverre de Duitschers betreft. ‘Ceux-ci,’ schrijft de gezant den 4den Mei, ‘voulaient de la meilleure foi reconstruire la Pologne comme un boulevard contre la Russie; mais ils avaient calculé sans les Polonais, sans tenir compte de l'antipathie entre les deux races slave et germanique. Cette antipathie ne dérive pas d'un préjugé ni d'un routine; elle prend sa source dans les qualités élémentaires des deux peuples, dans les constitutions mentales, et ce qui est plus décisif, morales, qui reposent sur des bases opposées. Les Polonais se sont, en 1848, montrés ce qu'ils n'avaient jamais cessé d'être; les vices politiques qui ont amené le déclin de leur état au dix-septième siècle et sa dissolution au dix-huitième ont éclaté soudainement dans toutes leurs réunions, sous toutes leurs divisions territoriales. L'Allemagne ne fera rien pour la reconstruction politique de la Pologne. Si la France veut employer la force des armes, l'Allemagne ne refusera pas le secours
de la Russie à laquelle elle abandonnera la tâche d'écraser la nationalité polonaise, qui périrait immanquablement, quelle que soit l'issue d'une première campagne sur le Rhin.......
6 Mei. A la guerre des races va se joindre une guerre des communions religieuses et une guerre de castes. Mieroslawski veut essayer d'une émeute à Berlin, qui ne saurait réussir; mais il compte surtout sur une manifestation armée que le prétexte de la Pologne ferait éclater à Paris, manifestation à laquelle travaillent sans relâche les étudiants.
| |
| |
Diète polonaise à Breslaw. Le but réel, c'est d'armer la Prusse contre la Russie, et la France contre la Prusse. D'ailleurs partout se continue une guerre implacable, guerre sociale autant et plus encore que théologique et politique.
7 Mei. Mieroslawski s'est déclaré généralissime de la république de la Pologne. La guerre se poursuit avec acharnement, organisée par le parti démocratique seul.
En Gallicie, le peuple demeure obstinément attaché au système autrichien. Si l'insurrection éclate, le signal d'une jacquerie sera donné: aux premiers actes d'agression de la France contre l'Allemagne, la Pologne périt. Un seul moyen reste de sauver l'avenir de la Pologne: calmer les esprits et réprimer toute tentative à main armée.
Aujourd'hui la France ne peut sauver la Pologne que par des négociations.
Mieroslawski, après s'être emparé de Buck, l'a pillé, incendié et abandonné. L'exaspération de la population allemande du duché est portée à son comble.
9 Mei. En Posnanie la guerre a pris un caractère épouvantable. Nulle part on n'attend de quartier. Les Polonais les plus violens, entre autres le comte Christian Ostrowski, conviennent unanimement qu'au premier signal des hostilités les paysans de la Gallicie massacreront les gentilshommes et se jetteront entre les bras des Russes.’
De aanvankelijke ontknooping is bekend: - de opstandelingen kwamen in onderwerping, toen zij zich van alle kanten omsingeld zagen door de koninklijke troepen: hun aanvoerder Mieroslawski heeft passen gevraagd en vertrekt naar Parijs. De Generaal v. Pfuel heeft groote gematigdheid betoond. Na afbakening der grenzen spoort hij in eene proclamatie Duitschers en Polen gelijkelijk aan, om door verkoop of verwisseling van eigendommen zich daar te vestigen, waar zij overeenkomstig deze scheiding te huis behooren. Aan hen, die het gesloten verdrag nog niet hebben aangenomen, wordt tijd en gelegenheid gegeven ter vrijwillige ontwapening, en is de 19de dezer als termijn bepaald.
De inval in Denemarken werd met goeden uitslag voortgezet: Holstein, Sleeswijk, Jutland werden achtervolgens door
| |
| |
de bondstroepen overheerd. De menschlievende behandeling der krijgsgevangenen doet Generaal von Wrangel in onze oogen grooter eer dan de lauweren, die deze strooptogt tegen een kleinen staat bij mogelijkheid kan schenken. Van hunne zijde hebben de verongelijkte Denen met veel beleid de middelen gebruikt, die natuurlijke ligging en eene geoefende zeemagt aan de hand gaven. Op den eersten dag der maand verscheen eene kennisgeving der Deensche regering omtrent de blokkade der havens Stettin, Straalsund, Rostock, Wismar, Pillau en Dantzig, - den mond van het Sleeswijk-Holsteinsche kanaal, Swinemunde, Kiel, en tevens dat de Elve den 10den geblokkeerd zou wezen. Deze laatste bedreiging bleef tot heden zonder gevolg: hetzij dat Engeland's belang en invloed, of bedenkingen van anderen aard de volvoering hebben belet. Maar een honderdtal Duitsche schepen werden reeds opgebragt en onder embargo gelegd. Herhaaldelijk werd het berigt verspreid, dat onder bemiddeling van het Britsche kabinet onderhandelingen waren aangeknoopt. Lord Palmerston gaf op eene interpellatie van Mr. Urquhart, reeds in de parlementszitting van 8 Mei, zijne hoop te kennen, dat het gelukken zou tot een billijk verdrag te komen. Sedert vernamen wij alleen, dat de krijgsverrigtingen van weerszijden werden gestaakt. De grondslagen, waarop, naar Britsch inzigt, een vergelijk zou kunnen rusten, bleven geen geheim. Men zal zich herinneren, dat oorspronkelijk onder de redenen van verschil ook deze was, dat de regering van wijlen Koning Christiaan de vrouwelijke erfopvolging in Sleeswijk als in Denemarken wilde doen aannemen, bij ontstentenis van mannelijk oir, terwijl Holstein de mannelijke zijdlinie zou volgen. De vertegenwoordiger der vrouwelijke lijn was Prins Frederik van Hessen, door het huwelijk
van zijne moeder Prinses Charlotte van Denemarken met Willem, Landgraaf van Hessen-Cassel, terwijl de mannelijke zijmagen vertegenwoordigd worden door den Hertog van Augustenburg, die nu tegen den Koning van Denemarken de wapens heeft opgevat. Prins Frederik - die zich op dit oogenblik te Londen bevindt, - door zijne Hessische landgenooten gedrongen te verklaren, welke partij hij omhelzen zou, heeft de Duitsche
| |
| |
zijde gekozen, zijne betrekking in het Deensche leger opgegeven, en zich bereid verklaard afstand te doen van alle regten op de Deensche successie. Zonderlinge zamenloop voorzeker! de Deensche candidaat is Duitscher van persoon en afkomst; terwijl de Duitsche candidaat Hertog van Augustenburg eigenlijk Deen is van den jongsten koninklijken tak. Door dezen afstand nu zou de moeijelijkheid der opvolging zeer vereenvoudigd worden. Om de Deensche monarchie in haar geheel te behouden, zou de regerende Koning, bij kinderloos overlijden, den erkenden erfgenaam van het betwiste deel moeten adopteren, dat is, den nu 19jarigen zoon van den Hertog van Augustenburg. In dezen zouden de regten der dynastie worden hereenigd. Aldus kon de tweespalt in het koninklijk stamhuis worden weggenomen. Moeijelijker zou de vereffening van het geschil tusschen stammen en gewesten zijn. Hoe ook hier de belangen zijn ineengeweven, kan blijken uit de keuze van een afgevaardigde naar het Duitsche parlement, door de stad Sleeswijk gedaan tijdens de bezetting van het vijandelijk Pruissisch leger. Zij benoemde den Pruissischen gezant in Engeland, von Bunsen, in de wereld der geleerden bekend en beroemd, die in een belangwekkend geschrift, dezer dagen te Londen verschenen, de Duitsche aanspraken op de hertogdommen niet zonder partijdigheid handhaafde. Engeland nu stelt voor, dat de bondstroepen onverwijld zullen worden teruggetrokken, en alle souvereine regten van den regerenden Koning van Denemarken, zoowel in Sleeswijk als in Holstein, erkend: - dit als noodzakelijke preliminaire. Van zijnen kant zou de Deensche Vorst bewilligen in den wensch der ingezetenen, dat de Duitsche gedeelten van het voormalig hertogdom (Sleeswijk) met Holstein vereenigd in den Duitschen Bond wierden opgenomen.
Maar dit punt kan alleen door den Koning van Denemarken en zijn volk worden uitgemaakt, zoodra het vijandelijk leger zal aftrekken. Geen zweem van regt komt nu reeds aan de bondsvergadering toe, hoezeer zij dit blijkens hare daden en de verklaringen van Generaal von Wrangel zich heeft aangematigd. - Niet weinig is de zaak ingewikkeld geworden door het inroepen van Rusland en de houding van Koning
| |
| |
Oscar. Zweden bevroedt, dat de Scandinavische volken - wier streven naar eenheid en aansluiting voor eenigen tijd zeer werkzaam was - gemeenschappelijk belang hebben, om Duitschen overmoed en overmagt te keeren. De Zweedsche zaakgelastigde te Berlijn verklaart, dat, hoewel zijne regering zich onzijdig zal houden in het geschil omtrent Sleeswijk, zij echter, ingeval de Duitsche troepen andere gedeelten van het Deensche koningrijk mogten betreden, onmiddellijk een leger naar Denemarken zal zenden, alleen met het doel om verdedigenderwijze tegen den inval van Duitsche troepen te werk te gaan. Later werd het niet waarschijnlijke gerucht verspreid, dat Koning Frederik een Zweedschen Prins zou adopteren. Maar te Carlskroon is bevel ontvangen tot uitrusting van eenige oorlogsvaartuigen, en te Christiania zijn reeds 3000 man Noorweegsche troepen verzameld, naar het observatie-corps in Schoonen bestemd. Grooter aantal mag de Koning niet over de grenzen zenden zonder magtiging der Storthing. Uit Kopenhagen wordt buitendien gemeld, dat de gezant naar Petersburg, v. Lewetzow, gunstige tijdingen vandaar had aangebragt; en zou Grootvorst Konstantijn - wiens vertrek met eene Russische vloot naar de Sond ter bescherming van handelsbelangen reeds vroeger was aangekondigd - werkelijk te Stokholm zijn aangekomen.
Op het andere oorlogstooneel in zuidelijk Europa, werd met afwisselend krijgsgeluk gestreden. Pastrengo werd door de Italianen ingenomen. In een gevecht op den 1sten Mei bij Ponton behaalde de voorhoede van Koning Karel Albert eenig voordeel op de Oostenrijkers, die vijf dagen later in een veel ernstiger slag, bij St. Lucia, nabij Verona, de Piemontezen met een aanzienlijk verlies, zoo aan manschappen als krijgsbehoeften, terugdreven. Een beslissend treffen heeft nog geen plaats gehad, en schijnt opzettelijk te zijn vermeden. Is het de regelmatige taktiek, door den Koning van Sardinië gevolgd; - verdeeldheid over den aanstaanden regeringsvorm, of zwakheid der Milanesche bewindvoerders, die de pogingen verlamt en den voortgang belemmert? Wij kunnen slechts gissen. Maar terwijl Peschiera meer en meer wordt ingesloten, leden de Romeinsche troepen onder
| |
| |
Ferrari op nieuw een belangrijk verlies, en wordt Treviso door Nugent ernstig bedreigd. Met angstige bezorgdheid vernemen wij ieder voordeel, door de Oostenrijkers behaald. Ondanks de vredelievende verzekeringen, door den minister te Turijn gegeven; ondanks de gematigde taal van het Fransche bewind, zoowel door Bastide als vroeger door Lamartine uitgesproken, weten wij maar al te wel, dat Frankrijk de Oostenrijksche heerschappij in Italië niet lijdelijk zou zien herstellen, en dat eene nederlaag der Italianen voor het leger der Alpen het sein zou wezen om Piemont binnen te rukken. De houding en verklaringen der Italiaansche vorsten tegenover Oostenrijk, zijn even gedwongen en dubbelzinnig. De Koning van Sardinië verdedigt zich tegen de beschuldiging van trouweloosheid, door te beweren, dat de Oostenrijksche gezant in Turin sedert lang in vertrouwen onderrigt was, dat, zoodra de drukpers in Piemont vrij mogt worden verklaard, de regering genoodzaakt zou zijn aan de stem der menigte te gehoorzamen. - Pius IX spreekt den zegen uit over de pausselijke troepen, door Generaal Durando naar de grenzen geleid. Zij nemen een zeer werkdadig aandeel aan het bestrijden der uitheemsche legermagt, en nog de laatste berigten zijn opgevuld met het verhaal van gevechten, door de ‘Papalini’ en ‘Crociati’ geleverd. En toch is de H. Vader tot geene oorlogsverklaring te bewegen: veeleer zet hij zijne wereldlijke magt en de liefde zijns volks - voor zijn hart het zwaarste offer - op het spel. Merkwaardig is de taal, waarin Pius zelf over zijne staatkunde oordeelt. ‘Sedert lang verwijten mij de regeringen, dat zij aan mij hunnen val en hunne tegenwoordige moeijelijkheden te danken hebben; ik heb gemeend te moeten herinneren, dat,
door concessiën aan mijn volk te verleenen, ik slechts den raad had gevolgd, dien de regeringen aan mijne voorgangers hadden gegeven; dat, bijaldien ik steeds de volken heb aangemaand, om hunne vorsten te gehoorzamen en te eerbiedigen, ik deze ook moest aansporen om hunne onderdanen vaderlijk te behandelen; het is niet mijne schuld, dat deze laatsten zijn opgestaan, omdat hunne vorsten aan mijne raadgevingen geen gehoor gaven. Wat Italië betreft, ik heb mij niet verzet tegen den oorlog, dien het voert
| |
| |
voor zijne onafhankelijkheid, maar ik hecht als Italiaan en als Vorst mijne goedkeuring aan denzelven; als Priester en Paus echter zijn alle Christenen mijne kinderen en moet ik alle pogingen in het werk stellen, om hen te verhinderen elkander het leven te benemen, en moet ik trachten den vrede onder hen te doen heerschen. Naar dat doel is al mijn streven gerigt; ik hoop, dat God hetzelve zal zegenen en op mijne bede der wereld vrede en geluk zal schenken Indien mijne woorden op eene andere wijze worden uitgelegd, dan heeft men van mijne bedoelingen een verkeerd denkbeeld.’ Maar in de schatting der Italiaansche bevolking is en blijft Pius het hoofd der beweging. De opstand te Milaan begon onder de kreten: ‘Viva Pio IX’ en ‘fuori i barbari;’ onder dezen wordt de kamp voortgezet in de vlakten van Lombardije. Wel is het denkbeeld van nationaliteit en foederative vereeniging reeds voor vijfjaren aangegrepen en verkondigd door Gioberti, thans voorzitter der Piemontesche gedeputeerden, toen sinds tien jaren balling van den schoonen vaderlandschen grond. Het vond weêrklank in Italiaansche harten: door geheel Piemont, in Toskane, te Pisa vooral, en niet het minst bij de bevolking van Romagna. Het geschrift van Gioberti, ‘Primato’ getiteld, werd gevolgd door een even merkwaardig werk van Graaf Balbo, - op dit oogenblik eersten minister van Karel Albert, - ‘Speranze d'Italia’ geheeten. Bevrijding van het Oostenrijksch dwangjuk was de hoofdinhoud ook van dit boek. - Capponi, Massimo d'Azeglio, Petitti, Marco Minghetti, destijds publicist te Bologna, later gedeputeerde voor zijn gewest en minister te Rome, - de moedige uitgever van ‘la Patria’ te Florence, Salvagnoli door Galeotti en
Ubaldino Peruzzi gesteund, de professoren Montanelli en Centofanti te Pisa, - allen prezen één zelfde denkbeeld aan. Opwekking van het nationaal gevoel en het invoeren van voortgaande hervormingen als eenig middel voor de regeringen, om aan de eeuwigdurende opstanden een eind te maken, en de ondersteuning van Oostenrijk door den hechteren steun hunner volkeren te zien vervangen, dit was het plan gedurende twee jaren met volharding gevolgd en ontwikkeld. Maar Gioberti bleef naar Rome
| |
| |
wijzen, en zag in de pausselijke magt de hoop van Italië's nationaliteit. Van Gregorius en Lambruschini wachtte men niets meer. Doch toen de eerste woorden en daden van Mastaï geopenbaard hadden, wat Pius IX zou zijn, begroette men in hem den redder van Italië, en de profetie van Gioberti was vervuld. - Het handelstraktaat, in October des voorgaanden jaars tusschen Rome, Toskane en Sardinië gesloten, was inderdaad de verwezenlijking der lang gekoesterde plannen, en heeft den grondslag tot een staatkundig verbond gelegd, waarvan de Italianen Pius IX het hoofd en het hart, Karel Albert den degen en het schild noemen. - Bij de herinnering van al het goede, binnen twee jaren door Pius gesticht, leest men niet zonder aandoening en wrevel, dat hij aan den dwang onderworpen is van eene partij, die toch, wij zijn er zeker van, vruchteloos pogen zal over zijn standvastig karakter te zegevieren. Reeds bleek dit in den aanvang der afgeloopene maand, toen hem bijna de keuze tusschen wereldlijke en geestelijke magt werd gelaten, en een dag bedenktijd vergund, ‘perche mutasse consiglio.’ Het ministerie is afgetreden, nadat eene bedenkelijke volksbeweging was uitgebarsten, - maar de oorlog is aan Oostenrijk niet verklaard, en de proclamatie van 2 Mei is een waardig antwoord op bedreigingen.
De toestand van Karel Albert is eenvoudiger geworden door den laatsten maatregel der Milanesche bewindhebbers. Zij roepen de Lombardische bevolking op, om zich binnen een' bepaalden tijd te verklaren over de vereeniging met Piemont. Mazzini en de hoofden van het jeugdige Italië beoogen niets minder dan het tot stand brengen van eene algemeene Italiaansche republiek; zij vinden bijval bij de lagere volksklassen. Maar de aansluiting aan het koningrijk Sardinië met Karel Albert tot Koning wordt door de meer gegoeden en gematigden gewenscht, en de gunstige stemming voor hem en zijn overwinnend leger zal bij iedere bevochten zegen gewisselijk toenemen. - Het huis van Savoije is het eenige Italiaansche koninklijke stamhuis, en voor Karel Albert is dus natuurlijk de kroon over het rijk van Opper-Italië bestemd. Venetië, Milaan, Genua, Turijn, zullen als hoofdsteden om den voorrang dingen; en zoo de
| |
| |
meerderheid in Lombardije zich voor het constitutionele koningschap verklaart, heeft de koninklijke veldheer zich waarschijnlijk tot een meer moeitevollen strijd voor te bereiden dan die hij nu met eere tegen de Oostenrijksche legers voert. Te Turijn is bij afwezigheid des Konings het nieuwe parlement op den 8sten Mei door Prins Eugenius van Savoije plegtig geopend, en zijne aanspraak met luide toejuiching door de leden der vergadering beantwoord. De gesteldheid van Italië en van Piemont, - de redenen van het besluit om de Lombardijers te hulp te komen, - de door het leger behaalde overwinningen, - vooral ook de blijde verwachting voor de toekomst, wanneer geheel Italië als één rijk zou vormen, werden met levendige trekken geschetst. Het eiland Sardinië was sedert eenigen tijd ten naauwste met het vasteland verbonden; - de beweging in Savoije, spoedig gedempt, had slechts gestrekt om de banden van verknochtheid meer toe te halen. ‘Komt,’ sprak de Prins ten slotte, ‘de gewenschte ineensmelting met de overige deelen van het schiereiland tot stand, dan zullen wij in de wetten die wijzigingen brengen, welke strekken kunnen, om ons dien trap van magt te doen bereiken, waartoe tot heil van Italië de Voorzienigheid ons voeren wil.’
Alleen de Napelsche regering heeft door hare weifelende houding den geest der vrijheidszonen geheel van zich verwijderd, en Sicilië tot het besluit gebragt - voor het Italiaansch verbond zoo verderfelijk, en in Frankrijk aan den invloed van Lord Minto geweten - om zich af te scheuren en een afzonderlijken staat te vormen. Wederom is het ministerie van Koning Ferdinand gedeeltelijk veranderd; onlusten in de provinciën, en de gisting in de hoofdstad duren voort. Misschien is het uur niet verwijderd, dat de Bourbons van Napels de ballingschap hunner Fransche bloedverwanten zullen deelen. ‘Indien zij dit doen aan het groene hout, wat zal aan het dorre geschieden?’
Vruchteloos beproefde de Piemontesche Vorst door een verbond met Zwitserland zijne magt te schragen. In eene geheime zitting van den Landdag is over dit voorstel van Sardinië gehandeld. Evenwel zijn de redenen van weigering bekend geworden, die de president Ochsenbein bij die ge- | |
| |
legenheid heeft voorgedragen, en die vooral ten opzigte der Fransche republiek ongunstig en zelfs beleedigend luidden. ‘Wij moeten ons niet in de zaken onzer naburen mengen; men weet niet wat de toekomst kan opleveren. De volken zoeken zich aan het despotismus te onttrekken; ik twijfel er aan, of zij hierin zullen slagen. Ik heb nooit voorspeld, dat de Fransche republiek slechts twee of drie dagen zou bestaan, maar het is onmogelijk, dat een volk, hetwelk kort geleden koningsgezind was, eensklaps republikeinsch kan worden. De Franschen zullen eene republiek pro formâ hebben, eene absolutistische republiek. Daarom gevoel ik niet de minste sympathie voor hen. Ik wil geen verbond met dwingelanden sluiten. Oostenrijk gaat aan een anderen kant wel is waar zijne ontbinding te gemoet, maar die gebeurtenis is nog ver verwijderd. Het monarchaal beginsel zal zegevieren, de Duitsche regeringen zullen op hare zetels gehandhaafd worden, en men zal ten laatste een tweede congres van Weenen hebben, dat mogelijk te Parijs vergaderen zal. Ik geloof alzoo, dat de volken de beweging moede zullen worden en dat zij weder onder het despotismus zullen bukken. De Fransche regering gevoelt niet zoo veel sympathie voor ons, en wij moeten ons gereed houden, om ons te verdedigen, vanwaar de aanval ook moge komen. Laten wij met voorzigtigheid te werk gaan. Indien sommige personen de Lombarden ter hulp willen snellen, laten zij dat ieder voor zich zelf doen, gelijk dit in der tijd met de
Grieken heeft plaats gehad, maar indien zich corpsen mogten vormen, dan zullen wij daartegen maatregelen weten te nemen.’ - Later heeft zich een hevige tweespalt tusschen de leden van den Grooten Raad van het kanton Bern geopenbaard. Aan Ochsenbein werd verweten, dat hij, door Oostenrijks goud omgekocht, het verbond met Sardinië had afgewezen, en zijne inzigten omtrent staats- en krijgswezen veranderd had. - Het gevolg was, dat Ochsenbein zijn ontslag als lid van dien raad en tevens als president van het voorzittend kanton indiende, hetwelk hij echter daags daarna heeft ingetrokken, nadat de beleedigende uitdrukkingen waren teruggenomen en opheldering gegeven was.
| |
| |
Te Parijs is op den 4den Mei de nationale vergadering onder praesidium van Audry de Puyraveau, doyen d'âge, bijeengekomen, en namens het provisioneel bewind met eene rede van Dupont (de l'Eure) begroet. Nadat de geloofsbrieven onderzocht en de voorloopige werkzaamheden afgedaan waren, werd in de tweede zitting de adjunct-maire van Parijs, Buchez, tot voorzitter benoemd met 382 stemmen van de 727 aanwezige leden. De mededeelingen en verantwoording der leden van het voorloopig bestuur werden gehoord. Schitterend was de rede van den minister de Lamartine, die ook toen de verhevenste denkbeelden in den keurigsten vorm wist voor te dragen, en door geen' zijner ambtgenooten zelfs van verre geëvenaard werd. Reeds bij deze eerste zittingen vertoonde zich de heillooze invloed der clubs, die welhaast tot de ergerlijkste uitersten zou overslaan. In de gangen der zaal werden een zeker aantal burgers met rooden armband opgemerkt, afgevaardigden der clubs, die op de volksrepraesentanten eene soort van toezigt hielden. Zij hadden in den nacht eene deputatie van omstreeks 400 personen naar het ministerie van binnenlandsche zaken afgevaardigd, - eene tribune in de vergaderzaal verlangd - en geëischt, dat twee afdeelingen ter hunner beschikking wierden gesteld, opdat zij de vergaderingen zouden kunnen bijwonen, aanteekeningen maken, onderling beraadslagen en vervolgens naar hunne verschillende clubs gaan, ten einde verslag te doen van het verhandelde in de vergadering. Het gewigt van dit schijnbaar onbeduidende feit werd aanstonds gevoeld. De vergadering alleen vertegenwoordigt Frankrijk, zeide men; zij alleen is het wettig orgaan van den wil der natie. Niemand kan over haar een regt van inspectie bezitten, dat weldra, getuige de geschiedenis, in een regt van
dwingelandij en onderdrukking zou ontaarden. Worden deze pogingen tegen de vrijheid der vertegenwoordigers in den aanvang niet krachtdadig onderdrukt, - dan zal de constitutie niet het werk van Frankrijk, maar dat der clubs en partijen zijn.
Dagelijks nam het malaise, het gedrukte onbehagelijke gevoel toe: op de beurs, in de dagbladen, overal werd het openbaar. Het moest tot een strijd tusschen gematigden en
| |
| |
ultra's komen. De oproerigste taal werd in proclamaties, in kleine geschriften, in brieven aan dagbladen, door Barbès zelfs op het gestoelte der nationale vergadering gevoerd, waar hij beweerde ‘in naam des volks’ te spreken.
Onlusten te Rouaan, door de burgerwacht bedwongen, maar die later bleken met eene uitgebreide zamenzwering in verband te staan, waren het thema, door die partij aangegrepen. De vergadering zette haren arbeid voort, benoemde de commissie tot het uitvoerend bewind, waarbij Lamartine eerst in de vierde plaats gekozen werd, omdat hij stellig had verklaard geen deel te zullen uitmaken van een bewind, waarvan zijn voormalige ambtgenoot Ledru-Rollin was uitgesloten. - Louis Blanc en Albert werden niet gekozen. Uiteenloopend waren de voorstellen geweest over den vorm en zamenstelling van dit interimaire bestuur. Sommigen wilden eenvoudig het voorloopig bewind doen voortduren, zoo als het sedert Februarij bestond. Anderen wilden, dat de vergadering onmiddellijk tot de benoeming van een' president overging, die met de uitvoerende magt in haren ganschen omvang bekleed moest worden. - Eene derde partij wilde een uitvoerend comité van drie, vijf of zeven leden. Dit laatste gevoelen werd door de vergadering aangenomen. De leden der commissie voor het uitvoerend bewind benoemden (in de zitting van den 11den) de ministers; een reglement van orde werd aangenomen op voorstel van Berryer; eene commissie van achttien leden voor het ontwerp der constitutie gekozen; - woordenwisselingen over dubbele verkiezingen, over een ministerie van eeredienst en de betrekking tusschen de regering en de geestelijken werden met belangstelling aangehoord. Doch terwijl in de vergaderzaal meer rust en kalmte dan vroeger heerschte, hadden op verschillende punten van Parijs zamenscholingen plaats, werden verzoekschriften voorgelezen en naar de nationale vergadering gebragt, - en besloot de regering om het republikeinsche feest, dat reeds tweemaal verschoven was, op nieuw van 14 tot 21 Mei te
verdagen. Hoewel het bewind deed bekend maken, dat de belangrijke werken tot het feest niet gereed konden zijn, en het uitstel daardoor noodzakelijk geworden was, werd dit algemeen
| |
| |
slechts als voorwendsel aangemerkt. De krachtige maatregelen, ter handhaving van rust en orde, versterkten deze meening. Welhaast bleek het, dat zij maar al te gegrond was. Twee dagen later, op maandag 15 mei, barstte, onder leiding van Barbès en Blanqui, door de zwakke houding van den policie-prefect, en meer dan oogluiking van den commandant der nationale garde begunstigd, de stoutmoedige aanslag uit. Gelijk drie maanden vroeger onder de leus van ‘hervorming’ eene omwenteling en de republiek verscholen zat, zoo verborg zich ditmaal de poging tot omwerping van het gouvernement, overweldiging der nationale vergadering, en - gelijk later gebleken is - plundering, anarchie en terrorismus, onder de kreet van: ‘hulp aan de Polen.’ - Terwijl de bekende Hoogleeraar Wolowski in de vergaderzaal bezig was den toestand van Polen te schetsen, werd hij gestoord door het gedruisch eener oproerige menigte, die het gebouw bestormde, - de zaal binnendrong, de tribunes innam, en waaronder de hoofden en standaarddragers der revolutionaire clubs werden opgemerkt. Aan den voorzitter werd alle gehoorzaamheid geweigerd; Barbès, Blanc, Raspail, Blanqui poogden achtereenvolgens met meer of min hevigheid zich te doen verstaan, totdat Hubert de nationale vergadering - uitvloeisel van het suffrage universel, ‘ontbonden’ verklaarde: - waarop de voorzitter Buchez met de leden van het bureau de zaal verliet.
Op het stadhuis hadden de hoofden der beweging zich inmiddels vereenigd en een nieuw bewind benoemd, waarvan twee lijsten werden opgemaakt, beide namen van zeer bekende hevige republikeinen bevattende. De maire van Parijs, in tijds verwittigd, snelde onmiddellijk derwaarts, liet de toegangen door nationale gardes bezetten, maar kon niet verhinderen, dat de bende naar binnen stormde, en eene der zalen innam, waar evenwel de aanvoerders Barbès, Albert aangehouden en ongeveer 200 hunner medestanders weldra in verzekerde bewaring werden gesteld. Belangrijke ontdekkingen omtrent het doel en vertakkingen dezer zamenspanning werden gedaan, vooral bij de hoofden der clubs, Blanqui, Raspail, Sobrier, - welke vereenigingen sedert gesloten of ontbonden werden. - Eene proclamatie van den maire verkon- | |
| |
digde aan het volk, dat de nationale vergadering niet ontbonden was, maar overrompeld en voor geweld moetende bukken, hare zittingen slechts had geschorst. Kortstondig was deze schorsing. Want zoodra de vergaderzaal door de menigte ontruimd was, beklom de burger Duclerc den voorzitterstoel, en werden de beraadslagingen, of liever de explicaties en voorstellen omtrent de gebeurtenis van den dag, hervat. De nationale vergadering besloot tot het gevangen houden en in beschuldiging stellen harer medeleden. Barbès, Albert, Courtais, hoorde de ophelderingen van de regeringscommissie aan, - terwijl in de volgende zitting, van 16 Mei, nadere inlichtingen gegeven werden, onder anderen door Caussidière, die met zekere populaire welsprekendheid een tal bijzonderheden openbaarde, en zijn stelsel ontwikkelde als hoofd der policie. Veel blijft nog in het duister, maar dat er onberadenheid, weifeling, ja zelfs misdadige verstandhouding bij hooggeplaatste personen
heeft geheerscht, is duidelijk. Voor het oogenblik bleef de gematigde partij wel meester, na deze derde poging tegen haar gezag; maar niet straffeloos werd op nieuw de talisman verbroken, die den demon der omwenteling bedwong. De montagnards, voor eenigen tijd weêr onschadelijk, zijn niet voor goed ten onder gebragt. De herhaalde pogingen ter bevrijding hunner aanvoerders, de vrees voor een nieuwen aanslag gestadig wakker gehouden, de steun bij het gepeupel en de mannen der barricades, en de oogluiking van vele bewindvoerders zelven mogen dit bewijzen. Hoe dubbelzinnig is b.v. het gedrag van Louis Blanc! Vóór en na de ergerlijke tooneelen in vertrouwden omgang met de woelzieke hoofden der beweging, door het volk in triumf rondgedragen toen de overrompeling gelukt scheen, verschijnt hij met gescheurde kleêren in de vergadering om ter verontschuldiging der raddraaijers te spreken. Maar hij wordt met koelheid - met blijken van afkeuring ontvangen - zijne toespraak naauwelijks aangehoord. Zou men meenen, dat deze eerzuchtige man, van het bewind uitgesloten, - zijne plannen verijdeld ziende - verbitterd ook door de niet benijdenswaardige rol op het Luxembourg gespeeld, - op den duur zal rusten? Zal niet het droevig overschot van populariteit hem ligt tot stappen dwingen, te gevaarlijker voor
| |
| |
het gezag, omdat deze talentvolle tegenstander in de nationale vergadering stem en zitting heeft. In senatum venit: ‘fit publici consilii particeps, notat et designat oculis ad caedem unumquemque nostrum.’ Wij durven niet beslissen, wat er is van de reactie, die volksrepresentanten en dagbladen vervult. Duidelijk wordt de toon hier en daar stouter; de afkeuring meer onbewimpeld; en wij betwijfelen niet, dat de ingenomenheid met de republiek reeds bij enkelen is verflaauwd. De openbaarmaking der briefwisseling van den Prins van Joinville - zeker met weemoed door velen gelezen, op het oogenblik, dat een decreet van uitsluiting tegen het geslacht van Orleans in behandeling komt; - de edelmoedige, doch vruchtelooze pogingen van den afgevaardigde Lebreton, om de twee vorsten te sparen, die hun Vaderland op de vloot en in het leger met voorbeeldigen moed en trouw hebben gediend, en vreemd bleven aan de feilen van het gevallen gouvernement, - geven het bewijs, dat niet alle ridderlijk gevoel uit Frankrijk verbannen is, dat bij sommigen nog eerbied bestaat voor gevallen grootheid. Natuurlijk heeft deze gebeurtenis ook staatkundige beteekenis: maar wij aarzelen ze voor reactionaire maatregelen te houden. De bekwame publicist, Em. de Girardin, zou een wapen, tegen de bestaande regering gekeerd, nog niet voor een verdreven geslacht gebruiken. Maar, zonder aanzien van partij, mag men zich verblijden, dat deze begaafde schrijver en de tot heden geweerde Thiers eerlang tot de afgevaardigden des volks zullen behooren. De vergadering heeft, naar het schijnt, geen' overvloed van mannen met regeringstalent: de invloed van de voormalige leden der gedeputeerde kamer wijst aan, dat oefening en gewoonte hare waarde behouden, zelfs in eene omgewoelde
maatschappij-Wij althans hadden ons voorgesteld, dat de volkskeuzen meer wezenlijk talent zouden hebben aan het licht gebragt, dan de vertegenwoordiging tot dusverre vertoonde. Zelfs aan redenaars-bekwaamheid blijkt het te falen, daar, met uitzondering van Peupin - wiens beschouwingen reeds op zich zelve indruk moesten maken, omdat hij uit naam eener klasse sprak tegen den opgeworpen voorstander harer belangen, - geen der nieuwe leden als spreker eenige aandacht
| |
| |
trok. Doch zoo lang Lamartine zijne plaats bekleedt, wordt de oude roem luisterrijk gehandhaafd: - zijne laatste rede was den echten staatsman waardig!
In Engeland ondervond men alleen in gestremden handel en door de spanning in Ierland, den weêrstuit der gebeurtenissen op het vaste land. Eene motie van Joseph Hume omtrent de uitbreiding van het kiesregt - welke in de zitting van 23 Mei zou worden overwogen - werd eene maand uitgesteld en schijnt in geringe mate belangstelling te wekken. De scheuring, die zich onder de Iersche repealers openbaarde, deed een oogenblik hopen, dat kalmer tijden voor de regering begonnen waren; dat de grootste moeijelijkheid althans voor een poos overwonnen was. Maar welhaast sloeg de opgewonden bevolking tot nieuwe geweldenarijen over; de repealers waagden eene poging om tusschen de partijen van het oude en het jeugdige Ierland eene toenadering te bevorderen; zij stemden een adres aan Smith o'Brien, ten einde dezen hun leedwezen en hunne deelneming te betuigen, wegens de gewelddadigheden, waaraan hij te Limerick had blootgestaan. Het regtsgeding tegen Mitchell - waarbij zich de merkwaardige omstandigheid opdeed, dat de gezworenen tot geene eenparige uitspraak konden komen - wordt nu als voorwendsel tot opruijing der gistende gemoederen aangegrepen; - zijne zaak als de algemeene zaak van alle pachters en landlieden voorgesteld, de behandeling door ontelbare exceptiën, nu zelfs door een bepaald verzoek van den verdediger om uitstel, vertraagd. - Zeer was de aandacht van het Britsch publiek gespannen op de terugkomst van Sir Henry Bulwer, gezant van het hof te Madrid, en de zonderlinge correspondentie tusschen de Spaansche en Engelsche staatslieden, aan deze onhoffelijke verdrijving voorafgegaan. Het Parijsche dagblad la Presse had reeds in de vorige maand de beleedigende Nota's openbaar gemaakt, door Lord Palmerston aan den Hertog de Sotomayor gerigt. Zij waren gesteld in
dien hooghartigen, stuitenden toon, die den Britschen Minister eigen is tegen zwakkere staten, waarvan nog onlangs het bewind van Koning Otto eene proeve ontving. Het Spaansche gouvernement werd gewezen op de catastrophe te Parijs, en aan de koningin bijna
| |
| |
voorgeschreven, welke gedragslijn zij te volgen had. Dit geschiedde in eene nota van 16 Maart aan den Engelschen gezant te Madrid. Eene week later (24 Maart) werd in deze hoofdstad eene poging gewaagd om het bestuur omverre te werpen, welke echter spoedig bedwongen werd. Welligt is het aan deze mislukte onderneming te wijten, dat de gezant eerst na verloop van drie weken zich van zijnen last kweet, en aan den Hertog de Sotomayor een schrijven rigtte, ondragelijk voor Spaanschen trots, en waarop het antwoord gloeide van verontwaardiging. Lord Stanley vestigde de aandacht van het Hoogerhuis op deze krenkende briefwisseling in de zitting van den 5den Mei, - gedenkwaardig, omdat zij werd bijgewoond door den verdreven Franschen staatsman Guizot, wiens bemoeijingen te Madrid in Engeland zoo hevigen weêrzin wekten. - De minister Marquis of Landsdowne ontkende niet, dat de correspondentie had plaats gehad, maar met wijziging van enkele woorden, die toch de toedragt der zaak geheel van aard deden veranderen. Immers het zou uit de over te leggen stukken blijken, dat de depêche niet aan de Spaansche regering was gerigt, maar instructies behelsde van Lord Palmerston aan den Ambassadeur Bulwer. - Na eenige korte aanmerkingen van Lord Brougham, werd de woordenwisseling besloten, zonder dat er een bepaald voorstel gedaan werd. In het Lagerhuis werd Lord Palmerston zelf herhaaldelijk geinterpelleerd, die zich telkens van de zaak ontsloeg, door die halve antwoorden. waarin hij volleerd meester is. In de zitting van 8 Mei bragt Lord Stanley het onderwerp andermaal bij de Lords ter sprake, en werd het gedrag van Lord Palmerston ernstig afgekeurd, door den gewezen minister Graaf v. Aberdeen.
Eene muiterij onder de soldaten van het garnizoen te Madrid had reeds ongunstige vermoedens tegen den gezant doen oprijzen; maar bewezen en zeker is, volgens de Spaansche regering, diens medepligtigheid aan onlusten te Sevilie - uitgebroken, juist toen de Hertog van Montpensier met zijne gemalin zich daar bevond. - Sir Henry Bulwer kreeg zijne passen, en vertrok met de gansche ambassade - terwijl volledige openingen aan het Britsche parlement zijn toegezegd. Misschien zal voor Lord Palmerston zelven - door
| |
| |
zijne ambtgenooten slechts flaauwelijk ondersteund - deze netelige zaak een noodlottig einde hebben. Rijkelijk althans werd de kwade dunk geregtvaardigd, dien Lord Grey bij de zamenstelling van dit ministerie koesterde, omtrent den Secretaris van buitenlandsche zaken.
Op den dag zelven, dat te Parijs de Nationale Vergadering is bestormd, werd in Londen, schoon niet op revolutionaire wijs, eene wezenlijke revolutie aan het parlement voorgesteld, in de wijziging der navigatie-wetten. De handels-minister Labouchère heeft de plannen der regering opengelegd in eene uitvoerige rede, waaruit blijkt, dat het geheele stelsel genoegzaam vernietigd zal worden, met uitzondering van hetgéen betrekking heeft tot de kustvaart en visscherij. - Alle producten uit Europesche havens aangebragt, tot dusverre alleen in entrepôt tot weder-uitvoer toegelaten, - zullen voortaan uit alle landen, en onder alle vlaggen, ter consumtie worden ingevoerd. Schepen, buiten 's lands gebouwd, zullen als nationale worden beschouwd, wanneer ze door Britsche onderdanen zijn aangekocht, mits twee derden der equipagie uit Britsche onderdanen besta. - Vele andere beperkingen zullen worden ingetrokken: - alles namelijk, bijaldien de regeringsvoorstellen de goedkeuring van het parlement mogten verwerven. De minister erkende het gewigt der voorgestelde wijzigingen in wetten, zoo lang met eerbied aangestaard, door beroemde staatslieden uitbundig geprezen, maar waaromtrent door Burke reeds voor lang was aangemerkt: ‘wanneer de acte van navigatie niet wordt veranderd en gewijzigd met de wisseling van tijden en omstandigheden, zal hij groot nadeel berokkenen, en menigmaal zijn eigen doel tegenwerken.’ Waren de voorgedragen veranderingen groot en veelomvattend, ze waren het niet meer dan die in de handels- en industrie-wereld hadden plaats gegrepen. - Sprekende van het beperkend beginsel, door Koningin Elisabeth aangenomen, en algemeen gevolgd in dien tijd, zeide de minister: ‘Één land was er toen, worstelende nog om te
bestaan, dat van een geheel verschillend beginsel uitging - ik bedoel Holland. Dáár werd de meest onbeperkte vrijheid aangenomen. Alles
| |
| |
werd er gedaan om den handel aan te moedigen; die moerassen waren een toevlugtsoord voor alle volkeren. Hoogst opmerkenswaardig was de uitslag dier staatkunde. De Hollanders werden er door in staat gesteld om het prachtigst gebouw op te rigten van commerciële grootheid en politieke magt, dat de wereld nog had aanschouwd.’ Met gespannen verwachting zien wij den loop der beraadslagingen te gemoet. Aan tegenstand ontbreekt het reeds nu niet. En Lord George Bentinck heeft nog onlangs eene zijdelingsche poging gedaan, om de vrijzinnige handelswetgeving van Sir Rob. Peel en Mr. Gladstone als geheel mislukt in verdenking te brengen. Uit Britsch Indië vernamen wij, dat Lord Dalhousie - in de school van Sir Robert gekweekt, en zulk een meester waardig, - de scheepvaartregten, en ook de zoogen. ‘Indian navy’ heeft afgeschaft. - Het is eene schrede der Whigs op de baan, waarop hunne voorgangers reuzenstappen deden, die, het is bekend, beweren, dat Pitt en zijne partij, de vroegere Tories, de eerste voorstanders en bevorderaars van vrijen handel zijn geweest. Als eene nederlaag voor het ministerie is aan te merken de verwerping door de Lords van de wet tot emancipatie der Israëlieten (Jewish disabilities bill) en de uitsluiting van den bankier Rothschild uit het parlement. Zwak waren de argumenten van Lord Ellenborough en de bisschoppen tegen de milde beschouwingen van Lord Landsdowne, die het politiek terrein niet overschreed, en wiens gronden niet zijn wederlegd. Men klemt zich vast aan eene benaming; - men wil Christenstaat blijven; - maar versmaadde kort geleden de vier millioenen niet, door den Israëlietischen handelaar verschaft, om te voorzien in den nood van Ierland. Hoe zwaar, zegt de Times, moeten deze wegen op
het gemoed der tegenstemmers!
Meer dan ooit geldt het woord des dichters: ‘dat zich aandacht en geest in den maalstroom verliezen, van wat telkens de dag aan zijn opvolger meldt.’ Sinds het bovenstaande ter perse ging, kwam eene reeks van opmerkelijke gebeurtenissen ter onzer kennis. De vlugt der keizerlijke Oostenrijksche familie, gevolg der jongste revolu- | |
| |
tionaire beweging in Weenen; - de openingsrede en de nieuwe staatsregeling in Pruissen; - de keuze van den Prins tot afgevaardigde uit Posen, en zijne ronde toetreding tot de nieuwe orde van zaken; - de benoeming van v. Jacoby, die door zijne ‘vier vragen’ als hoofdbewerker der gansche constitutionele beweging te beschouwen is; - niet het minst de moordtooneelen en gruwelen te Napels, aanminnigheden van een' Koning, die zijne kroon verliezen wil, maar waarvan de gevolgen onberekenbaar zijn. Zij zullen de stof tot een nader overzigt opleveren. |
|