De Gids. Jaargang 12(1848)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 236] [p. 236] Eene droevige Gedachte. Van alle kanten klinkt mijne ooren De lokstem tegen van de vreugd, Maar toch is 't heil mij niet beschoren, Dat zich mijn harte recht verheugt; Als geestenstemmen hoor ik 't beven Door iedre dartle melodij, Hier dans en spel en lust en leven, En elders - ach, verhongren zij! En dank ik in mijn hart den Vader Voor de overwinst, die Hij mij biedt, Als ik getroost mijn tafel nader, Waar zich mijn vlijt gezegend ziet - Toch wil mij 't daaglijksch brood niet smaken, Al schonk des Heeren zegen 't mij, Ik won 't, al bleekt geen zweet mijn kaken.... En elders - ach, verhongren zij! En druk ik vrouw en kroost aan 't harte, Waar liefde een aardschen hemel kweekt, Ik doe het toch niet zonder smarte, Wijl ik gevoel dat me iets ontbreekt; Ik kan hen voor ontbering hoeden, Wie ooit gebrek en koude lij'.... Wat zegen, vrouw en kind te voeden!...... En elders - ach, verhongren zij! [pagina 237] [p. 237] 'k Laat elk der weelde volle teugen, 'k Gun ieder wat zijn hart verlangt, Ik mag me in 't licht der zon verheugen, Daar 'k wensch dat niemant lijden prangt; Nooit denk ik: Kende ik rijker dagen...... Maar kende ik ze, o dan zeide ik blij: Het graan ligt bij mij opgeslagen, En elders - ach, verhongren zij! De kunst is bode me uit den Hemel, Die troost, waar 't leed de borst beklemt; 'k Word angstig van het kunstgewemel, Dat d'ernst der tijden overstemt; Het is meer dronkenschap dan zegen...... Ik zoek vergeefs naar harmonij: Hier bloemen- goud- en paarlenregen, En elders - ach, verhongren zij! De menschenliefde is leus van 't heden; De strijd om 't mijn en dijn ontbrandt; Men wil in 't werk des Heeren treden, En grijpt Zijn staf met kinderhand. Zij strooien voor de toekomst zaden, En roemen, lukt iets, stout en vrij; Zij schrijven, spreken en beraden, En elders - ach, verhongren zij! Juist daarom wordt het mij steeds banger En vlucht wat mij het hart verblijdt. Wat slaapt in 't harte van den Zanger Tot troost voor 't lijden van dees tijd? Waar bracht ooit rijm of lied nog zegen Waar de armoê kreet: ‘Ai, brood voor mij!’ Uit elken regel schalt mij tegen: En elders - ach, verhongren zij! Naar j.g. seidl. S.J. van den BERGH. Vorige Volgende