De Gids. Jaargang 12
(1848)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 95]
| |
Te Delft,
| |
[pagina 96]
| |
Met vijftal spitsen van arduin
Omhoog, te midden van het puin,
Dat uit haar lenden is gebroken.
De steigers worden losgestoken,
En balk en plank glijdt naar beneên -
De aeloude breuken zijn genezen,
En als een trans van nieuwen steen,
Onthult zij zich gelijk voor dezen.
O! 't doet het Hollandsch harte goed
Dien hoogen trans te zien behouden,
Al heet die toren ook ‘een ouden;’
De plek is heilig, waar zijn voet
Zoo diep ligt in den grond bedolven,
Ver onder de ingemuurde golven,
Die kabblen in de smalle gracht
Door 't heir van Corbulo gedolven.Ga naar eind2)
En toch, het vonnis waar' volbragt,
Besloten door der burgren vadren!Ga naar eind3)
Reeds stond de val des torens vast,
Als ware hij der stad tot last,
Als vloeide er in der burgren adren
Geen druppel bloeds van 't voorgeslacht,
Dat 't oud gebouw ten einde bragt.
Maar neen! gij liet u niet misleiden,
Waar zelfs de kunst bedrogen werd -
Luid sprak in uw geloovig hart
En godsdienstzin en eerbied beiden,
Gij, burgren! aan uw kerk gehecht,
Als aan zijn Heer een trouwe knecht!
De spits - die over 't huis des Heeren
Een zestal eeuwen zag verkeeren -
Was wel met ernstig mos versierd,
| |
[pagina 97]
| |
Dat welig op den bouwval tiert;
Wel had de tijd heur kracht ontspierd,
Maar nog, nog was heur val te keeren,
Nog was het offer niet te groot,
Dat duurzame herstelling bood;
Nog kon, als naar die tempelchooren
Het vrome volk demoedig spoedt,
De aeloude klok heur galm doen hoorenGa naar eind4)
En eerbied storten in 't gemoed....
Ja, 't doet het Hollandsch harte goed,
Dat niet uw stemme ging verloren
Als waterbel of stuivend schuim
Voor stormgeloei in 't eindloos ruim -
De Koning wilde uw beê verhooren;
Zijne uitspraak was: ‘Herstel uw toren,
Getuige van des Zwijgers moord!Ga naar eind5)
Vergruizel vrij en wal en poort,Ga naar eind6)
Maar de oude trans ga niet verloren!’
En dankbaar klom uit ieders borst
De zegenbeê voor Neêrlands vorst.
Wat ook de tijdstroom sloope of spaar'Ga naar eind7)
Geen vaste burgt als God zoo veilig!
Hij maakt Zijn Woord den vromen waar
En zendt Zijn Engel in 't gevaar.
Der vadren vroomheid blijve u heilig!.....
Nog staat in 't dierbaar bijbelboek
Voor hen niet des Profeten vloek,
‘Die muur en spits in puin doet keeren
Omdat ze niet zijn die des Heeren.’
God spaarde 't oude bedehuis,
Al viel mirakelbeeld en kruis,
Al werd kapel en choor ontouterd,Ga naar eind8)
| |
[pagina 98]
| |
Bij mutsaardvlam 't geloof gelouterd!.....
Dat huis des vredes zij u waard
Om er voor Hem de kniên te buigen:
Dan blijven muur en trans gespaard
Zoo lang zij van den Heer getuigen!
Zij zwijgt, de schorre krijgstrompet,
Die vaak zich voor uw poort deed hooren;
De naam des Vlaming ging verloren,Ga naar eind9)
De Spanjaard deinsde er voor 't musket.Ga naar eind10)
Geen schildwachts afgemeten tred,
Geen valbrug, die den weg belet,
Geen bus en slang, die uit de muren
Door 't spinragvolle schietgat gluren;
Geen digtgegrendeld kerkerhol,
Van jammren en ellende vol;Ga naar eind11)
Geen pijnbank en geen ijzren keten;
Geen oorlogsbuit en oorlogskreten;
Geen adeldwang; geen burgerveten;Ga naar eind12)
Geen nederknielen voor een vorst,
Die zonder deernis in de borst,
Het recht des volks vertrappen dorst;Ga naar eind13)
Geen sloten, die elkaâr bekampen;
Er rookt geen bloed; er blaakt geen brand..
De boô des vredes ijlt door 't land
Bij raderslag en snuivend dampen,
Langs 't spoor dat tijd en ruimte bant;
De steden reiken zich de hand,
Vereenigd door dien ijzren band.
De vest verkeert in wandeldreven,
Met heesters en gebloemt beplant,
En alles aêmt er lust en leven.....Ga naar eind14)
Geen sombre stilte heerscht er meer,
| |
[pagina 99]
| |
't Is volksgewoel; 't zijn nijvre handen....
Een poortwal spreekt slechts van 't weleer,
Bij ijzerbaan en lustwaranden.
Wringt dan de beitels door 't arduin!
De moker gruiz' dien muur tot puin!
De transen dreunen op hun vesten!
Sloopt vrij de burgten, die u resten,
Waar roof- en bloeddorst heeft gejuicht!
Breekt af, wat nutt'loos in deez' dagen
Van 't middeleeuwsch geweld gewagen
Of gruweldaden kan verklagen.......
Maar spaart ‘wat nog van vroomheid tuigt.’
En Gij, aan 't roer des Staats gezeten,
Niet van der vadren zin vervreemd,
Gij, die elk woord ter harte neemt,
Dat spreekt van vrijheid van geweten,
Waarvoor Uw groote voorzaat streed,
- Wat toch uw hart wel nooit vergeet -
Gij, die der stad, wier dank U prijst,
Een nieuwe weldaad hebt beschoren
Door naar heur burgren beê te hooren,
Gij weet ook, dat nabij dien toren,
Uit puin en bouwval als herboren,
Een kleine spits ten Hemel rijst,
Die van 't eenvoudig huis der bedeGa naar eind15)
Ten Hoorder der gebeden wijst........
O! wie dat kerkje ooit binnentrede
- Des Zwijgers slotkapel weleer -
Hij bidt deemoedig tot den Heer,
Dat, wat de tijd ook sloope of spare,
Hij Willems bedehuis beware,
Waar Hij, met aller Vorsten Vorst
| |
[pagina 100]
| |
Zoo vaak is in 't verbond getreden
En er met diep geroerde borst
Voor 't heil van Holland heeft gebeden;
Hij denkt er aan dien bangen tijd
Van bloed en hagchelijken strijd,
Toen hen, die 't woest tooneel der moorden
Ontvloden aan de Seineboorden,
Hier 't gastvrij dak werd aangeboôn
Om neêr te knielen voor Gods troon.
En Gij, die weet dat aan deez wanden
Zoo veel herinring is verknocht
Aan vrijheid, door het bloed gekocht,
Waaraan met onverbreekbre banden
Uw Stamhuis zich verbinden mogt -
Zoudt Gij - ofschoon reeds soudenieren
In uwer voorzaats hofzaal tierenGa naar eind16)
De Godgewijde tempelhal
Niet willen redden van heur val?........
O ja! al staat heur lot beschrevenGa naar eind17)
Uw hart gedoogt dien gruwel niet! -
Het vrome volk, dat op U ziet,
Het is Oranje trouw gebleven;
Gij hebt zijn beeld in erts verheven,
Doch kunt hem hooger hulde geven!......
Herroep, herroep dat wreed besluit!
Dan spreekt, in Willems tempelbogen,
Dat volk, van eerbied opgetogen,
In zegenbeden tot den Hoogen,
Ook Uw naam bij Zijn Eernaam uit!
j.c. perk.
| |
[pagina 101]
| |
Aanteekeningen.Indien het waar is, dat de dichter moet ingrijpen in den tijd waarin hij leeft, en in de gebeurtenissen die om hem voorvallen, dan zal men het den Auteur van dit stukje niet euvel duiden, dat hij die les van Goethe heeft ter harte genomen. Tot regt verstand van sommige uitdrukkingen voor hen, die minder met de stad Delft en hare geschiedenis mogten bekend zijn, zullen dus eenige ophelderingen en aanteekeningen niet onwelkom wezen. De aanleiding tot 't stukje zelf was het afbreken van de Waterslootsche poort en de bijna voleindigde herstelling van den Oude-Kerktoren te Delft, in de maand October 1847. Gelijktijdig werd aldaar het Koninklijk Besluit van 29 Julij 1843, No. 37, op de Waalsche gemeente toepasselijk. |
|