De Gids. Jaargang 11(1847)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Avondschemering. Ein stiller Friede kommt auf mich, Weiss nicht wie mir geschehn. Göthe. Wat is ze vredig de avond, wat is de hemel blaauw! Zie, alle vooglen baden zich in den zachten daauw; Zij knikken en zij droomen, ontroof haar niet heur zoet! Want waerelden verrijzen tot zelfs in 't kleinst gemoed. De leeuwrik droomt zich boven gedoken tusschen 't kruid, Wat elke bloem mag voelen, aâmt zij in geuren uit. De schoone wijde waereld met wat zij heeft en had, En aller hemel hemel wordt door mijn hart omvat; Een traan glanst in mijne oogen al lachen zij van vreugd, 'k Omarmde graag elk schepsel van nameloos geneucht! Zie, alle starren blinken - en de avond schemert zacht; Laat vrij de starren naken en ook de zwarte nacht, Slaapt zacht en droomt gij vogels! u bloemtjens nett' de daauw! 't Is stil in 't diepst des harten, daar is de hemel blaauw! Naar h.c. andersen. S.J. VAN DEN BERGH. Vorige Volgende