rang; maar geloof niet, dat oogen, die zich blind getuurd heb ben op kleine, interprovinciale twisten en belangen, den gang der hoofdgebeurtenissen kunnen overzien, en den koers der eeuw tijdig waarnemen; die zijne oogen met microscopische waarnemingen heeft bedorven, ziet niet meer op een' afstand.
Naar binnen werkt het beginsel even nadeelig; het verspreidt kwijning en kleingeestigheid door alle aderen van ons volksbestaan en intellectuëel leven.
De provinciale almanakken zijn, in oorsprong, vruchten van dien zelfden anti-Nederlandschen geest, van afzondering en provincialismus. Dien geest af te keuren, overal waar er aanleiding toe bestaat, is pligt. Overigens, op de aankondiging van bovengenoemden almanak heeft die afkeuring geenen invloed; gelijk, op hare beurt, deze late aankondiging waarschijnlijk geene werking meer zal uitoefenen op het vertier van dit jaarboekje, ons eerst in de vorige maand geworden. De provinciale almanakken bestaan nu eenmaal: het kan alleen de vraag wezen: zijn zij, hetgeen men billijk er van mogt verwachten? Zijn zij voor opbeuring vatbaar?
Wat is een provinciale volksalmanak?
Een geschrift, evenmin voor eigenlijke geleerden, in de eerste plaats, bestemd, als voor de geheel en al ongeletterde klassen, maar voor dien middelstand der beschaving, welke van lezen geene hoofdzaak maakt, nu en dan echter wel eens een kort stuk lezen wil. Voor dezen vooral moet een volksalmanak, met fijnen tact en levendigen stijl, bijeenbrengen, met het oog op eigene provincie, wat, uit het verledene en tegenwoordige, het meest geschikt is, om gunstig te werken op kennis en beschaving, verheffing en volksleven. Deze vordering schijnt ons niet overdreven. En toch, de Drentsche almanak voldoet er evenmin aan, als die der overige provinciën, voor zoover wij die kennen.
De Proeve van een woordenboekjen van den Drentschen tongval en 't Drentsche taaleigen betwisten wij geene verdiensten voor onze vergelijkende taalkunde. Naarmate wij zelven afkeeriger zijn van dat ophemelen, dat koesteren en troetelen van de platte dialecten, bewonderen wij meer en ongeveinsd, dat een man van dichterlijk talent er geduld en vlijt voor over kon hebben. Alles wel. Maar, mijne Heeren, wat zal de Drenthenaar, wat in 't algemeen de lezer van een almanak met die woordenlijst doen? Geene enkele straal van licht, geen vonk van vuur, kan het volksleven er aan ontleenen. Voor elken