vaststellen, waaraan men zich voortaan hebbe te houden, eene vraag van staatsregt, als deze, is boven alle beslissing der regterlijke magt verheven. En, gaan wij een stap verder, ware ook zoodanige beslissing hier denkbaar, zij zoude niets uitwerken, omdat zij, indien ze cenige kracht zoude hebben, heerschappij over de meeningen zou moeten bezitten. In vragen van burgerlijk regt, of van regtspleging, onderwerpt de belanghebbende zich somwijlen gewillig aan eene gevestigde jurisprudentie, omdat hij uit verzet daartegen, eigen schade vooruitziet; hier zal de belangstellende den inhoud van een arrest niet anders dan als het werk van kundige mannen tot eigene voorlichting in aanmerking nemen. Geen arrest van den Hoogen Raad heeft kunnen voorkomen, dat de jongste Troonrede door allen, die zich daartoe geroepen gevoelden, in gesprekken en bij geschrifte is beoordeeld, en goed- of afgekeurd, geprezen of gelaakt, in meer of min sterke bewoordingen, en dat elke volgende koninklijke aanspraak hetzelfde lot zal ondergaan.
Evenmin zal het besluit der Staten van Utrecht, op raad van den koninklijken kommissaris, noch de stilzwijgende onderwerping van die van Limburg aan eenen ministeriëelen brief, in 1846, het voortaan als uitgemaakt doen beschouwen, dat de grondwet de openbaarheid van de zittingen der Provinciale Staten verbiedt. Het zal niet kunnen verhinderen, dat de handelingen van die van Overijssel en Gelderland, gelijk thans, ook na dezen openbaar zullen worden gemaakt, noch dat die van Friesland extracten uit hunne notulen in de Leeuwarder Courant laten opnemen. In een volgend jaar kunnen de Utrechtsche Staten, hetzij anders ingelicht, hetzij anders zamengesteld, eene andere meening huldigen.
Gelukkig mogen wij het noemen, dat beide deze groote vraagpunten, nu zij eenmaal zijn opgeworpen, alzoo noodzakelijk ieder jaar op nieuw weder ter sprake zullen komen. Het kan niet anders, of bij iedere volgende vergadering van Provinciale Staten, zal hier of daar over de openbaarheid onzer vertegenwoordigende ligchamen worden gehandeld, en iederen keer zullen de redenen voor een tegen met meer klem aangevoerd en met betere kennis beoordeeld kunnen worden. Wij houden ons verzekerd, dat over twee of drie jaren geene argumenten meer gebruikt zullen kunnen worden als die, welke de gouverneur van Utrecht, tegen het voorstel van den Heer B.v.V., heeft aangevoerd.
Na de verschijning van het vlugschrift van ‘het lid der regterlijke magt’ is het arrest van het Hof van Zuid-Holland, waarheen de zaak van den Heer thieme door den Hoogen Raad was verwezen, gevallen; van dit arrest is wederom cassatie aangeteekend, en de Hooge Raad zal eerlang nog eens in de gelegenheid komen, om