| |
| |
| |
De handel van Nederland in 1844, en de middelen tot opbeuring, voornamelijk in betrekking tot de Wetgeving; door Mr. D.A. Portielje, Regter-Plaatsvervanger bij de Arrondissements-Regtbank te Amsterdam. Amsterdam, Johannes Müller, 1844, 164 bl. in 8o.
‘Wij loopen het grootste gevaar van te vergaan,
al doen wij anders niet als stil te sitten, en
geene verschikkingen te maken in onsen handel.’
Verhandeling over den Koophandel,
1751.
En men heeft desniettemin stilgezeten, en ook toen niet de minste verschikkingen in den handel gemaakt; de gecommitteerden, met het onderzoek der bekende propositie van willem IV belast. waren meer dan drie jaren daarmede bezig, en het slot en resultaat hunner besoignes was een zeer ampel en meest eenparig advijs, dat zij op den 19den December, 1754, aan hunne lastgevers, de gedeputeerden tot de zaken van de zee, hadden overgegeven; met dat advijs of rapport is de zaak geheel in vergetelheid geraakt, zoo als eene latere staatscommissie, schier tot een gelijk doel ingesteld, in hare Memorie van 24 April, 1786, zeide: ‘zij was blijven liggen, ofschoon er niets aan scheen te ontbreken als de sanctie der bondgenooten, zonder dat er zelfs eenige vestigia voorhanden waren, dat zulks met eenige opgevolgde deliberatiën was vereerd geworden: het was, alsof er aan het geheele werk niet meer was gedacht.’
De convooijen en licenten zijn diensvolgens gebleven op den ouden voet, ‘en wel,’ zoo leest men verder, ‘met al de exceptiën, additiën en veranderingen, die daaromtrent sedert het placaat van 31 Julij 1725, van tijd tot tijd hebben moeten gemaakt worden. Het viel niet meer te ontkennen, dat de staat van de middelen te water dermate was gecompliqueerd, duister en difficiel in de executie, dat daarvan een totale reform ten hoogste noodzakelijk was.’ Die reform, wij weten het, is ten gevolge der wisselingen, die dezen staat ondergaan heeft, achtergebleven.
Sedert zijn meer dan zestig jaren verloopen: elk der bestu- | |
| |
ren, die men ons in dien tijd opdrong, of die wij ons zelven oplegden, heeft er iets van het zijne bijgevoegd, en zoo is onze handelswetgeving, door eene opeenstapeling van complicatiën, difficulteiten en absurditeiten, een chaos van wetten en formaliteiten zonder einde geworden. Het hoofddoel van dat alles werd echter gemist: de schatkist bleef leêg, en het belang van den handel werd er evenmin door bevorderd, daar hij steeds achteruitging.
De schromelijkste verwarring in de financiën van den staat kwam hier nog bij, en wereldkundig is het, dat de zaken zoo verliepen, dat er in 1844 eindelijk, even als eene eeuw vroeger, eene zoogenaamde liberale gift noodig was, om geen bankeroet te maken; volgens den geest der eeuw, noemde men het nu eene leening; de verandering van het woord liberaal in vrijwillig maakte in het wezen der zaak geene verandering; het was in beide gevallen lucus a non lucendo.
Honderd zeven en twintig millioenen bragten volk en vorst in die vrijwillige leening op; de gedwongene heffing was er door voorkomen, en de bekende proclamatie van den derden April was de taal van het hart en der overtuiging; de indruk daarvan werd echter spoedig uitgewischt; de geestdrift was ras uitgedoofd, en de derde April werd geen keerpunt in 's lands geschiedenis; de onlangs geopende zitting is er het bewijs van; zij was eene schrede tot het absolutismus.
Ondertusschen had de natie toch eenig regt op de vervulling harer wenschen, en wat zij te vergeefs sedert veertien jaren had verwacht, sedert dat zulks op den 7den November, 1830, plegtig was toegezegd, de herziening der wetgeving van den handel, en inzonderheid van het tarief der regten op den in-, uit- en doorvoer, was eene der eerste baten, door de vrijwillige leening aangebragt; om niet het verwijt op zich te laden, van de herziening dier wetgeving aan de conversie op te offeren, werd er eerlang eene officieuse mededeeling gedaan van een ontwerp-tarief, en ook de natie kreeg er kennis van.
De Heer portielje heeft bij die gelegenheid dit geschrift ter perse gegeven; het is eene vrucht van vroeger onderzoek, dan ook met het vooruitzigt op eene herziening geschreven; sedert de schrijver het vervaardigde, is het ontwerp-tarief eerst bekend geworden, en eene kritische beschouwing van hetzelve zal men alzoo in deze bladen niet aantreffen. Ofschoon nu ook dit ontwerp-tarief, zoo als de schrijver te regt aanmerkt, weinig meer is dan eene verplaatsing van drukking, belasting
| |
| |
en bescherming regel zijn gebleven, vrijlating als uitzondering, ja zelfs als gunstbetoon voorkomt; ofschoon alzoo schier alles, wat wij hier vinden opgeteekend, ook als met betrekking tot dat ontwerp-tarief gezegd, kan beschouwd worden, zoo moeten wij desniettemin ons leedwezen betuigen, dat het niet naar aänleiding en na het bekend worden van dit tarief is geschreven; bij de zoo gebrekkige zamenstelling onzer Staten-Generaal ware het een verdienstelijk werk geweest de voordragt eens te toetsen aan de voorschriften der wetenschap, en het gebrekkige, onvoldoende en zelfs het verkeerde daarvan op eene bescheidene, maar krachtige wijze aan te toonen; bij de honderde advijzen, die dezer dagen zijn opgezonden geworden, meest alle met eene lokale kleur en geest voorzien en doortrokken, of naar aanleiding van bepaalde belangen en met terzijdestelling en uitsluiting van alle andere opgemaakt, ware eene onpartijdige en onbevooroordeelde opinie over dat tarief eene allerwenschelijkste zaak geweest; eene stem van buiten den handel, van een, door opvoeding en betrekkingen, met deszelfs eischen en behoeften van nabij bekend zijnd regtsgeleerde, zoude niet onopgemerkt zijn voorbijgegaan, en geene stem des roependen in de woestijn hebben kunnen blijven.
Dan ofschoon wij dit ook al wenschelijk zouden geacht hebben, zoo beneemt daarom toch het ontbreken daarvan aan den arbeid van den Heer portielje geenszins deszelfs waarde; het is de toepassing alleen, het oordeel over het tarief, dat nu aan het onderzoek van den lezer wordt overgelaten; ofschoon wij het betoog, dat het Ontwerp-Tarief in de behoeften en eischen van den handel niet voorziet, en daaraan niet voldoet, nu ook al missen, het onderzoek naar den toestand onzes handels en onzer nijverheid heeft desniettemin zijn belang, en de aanwijzing der beginselen, welke in den tegenwoordigen toestand tot opbeuring noodzakelijk zijn, heeft toch daarom hare verdiensten.
Van eene korte schets der beginselen onzer Handelswetgeving doet de schrijver zijn werkje voorafgaan; voor het doel, dat hij zich voorstelde, was dit noodzakelijk, daar het een' ieder, die niet uit den aard van zijn beroep of studie daarmede meer onmiddellijk bekend is, genoegzaam in staat stelt, om het vervolg te bevatten en te beoordeelen, welk ook het standpunt zij, waarop hij zich geplaatst vindt; de lectuur daarvan is onmisbaar, en wien het om het welzijn van den handel te doen is, wachte zich wel dit gedeelte over te slaan; uit den
| |
| |
aard der zaak moge het minder aanlokkelijk en onderhoudend zijn, het is noodig tot het regt verstand der quaestie; de bearbeiding daarvan heeft hare moeijelijkheden gehad; een aantal plakkaten, wetten en dergelijke heeft men daartoe moeten doorzoeken; de bloote inzage zal den lezer hiervan overtuigen.
In een tweede hoofdstuk wordt de toestand onzer Nijverheid geschetst, waaronder zoowel handel als fabrijkwezen en landbouw begrepen worden; ofschoon zij eenigzins van het spraakgebruik afwijkt, kunnen wij echter deze benaming goedkeuren; wat toch doet de naam ter zake, zoolang de studie der staathuishoudkunde beperkt word tot het hooger onderwijs, en de kennis harer wetten, de leer van het gezond verstand, ook niet tot het volk doordringt, en tot deszelfs voordeel in praktijk wordt gebragt? Maar wij zouden dan ook evenzeer op den titel van het werk die benaming wenschen te hebben behouden gezien; de schrijver zoude zich zelven meer consequent zijn gebleven, en het opschrift aan den inhoud hebben beantwoord.
Achtervolgens word de toestand onzer nijverheid in eenige hoofdstukken nagegaan; de buitenlandsche goederenhandel en scheepvaart, de koloniale-, graan-, transito-, binnenlandsche-, effekten- en wisselhandel, de assurantiën, de fabrijkmatige nijverheid en landbouw beschouwd, veelal met terugzigt op vorige jaren, en vergeleken hier en daar met die van andere volken, terwijl aan het slot nog eens alles te zamengevat wordt; veelal cijfers, zal men zeggen: ‘das aber ist gewisz,’ zeide reeds göthe, ‘Zahlen zeigen, wie die Welt regiert wird.’ Het is ons onbekend, in hoeverre het de erkenning van die waarheid is, welke onze regering noopt, om alles, wat maar eenigzins onder haar bereik valt, geheim te houden; maar zeker is het, dat men, zelfs tot dit overzigt, dat geene de minste aanspraak maakt op den naam eener geschiedenis der nijverheid, nog genoodzaakt is geweest veelal tot bescheiden van buitenlandschen of particulieren oorsprong zijne toevlugt te nemen.
Zoolang de regering te dien opzigte niet van beginsel verandert; zoolang zij er haar belang in blijft vinden, voor het volk den waren staat van zaken te verbergen, is geene statistiek voor Nederland mogelijk, en zullen alle opgaven van dien aard gebrekkig moeten blijven. Wat hiervan ook zij, het doet niets af tot verandering van het resultaat; daaromtrent beaamt men, zoo binnen als buiten de Kamers, ten volle het
| |
| |
gezegde des Ministers, dat men algemeen in een' toestand van malaise verkeert.
Na den lezer alzoo met den staat onzer nijverheid, onder de werking der nog vigerende handelswetgeving, te hebben bekend gemaakt, worden vervolgens in het derde hoofdstuk de oorzaken nagegaan, waardoor onze handel en fabrijkmatige nijverheid in eenen ongunstigen toestand verkeeren. Die oorzaken worden teruggebragt tot de beginsels in onze wetgeving, zoowel omtrent de belastingen in het algemeen, als omtrent het stelsel van bescherming, dat gezegd wordt den regel uit te maken; tot nadeelen, die uit de zegel- en registratieregten, de accijnsen en de patenten voortvloeijen; eindelijk tot andere omstandigheden, die tot het verval meer middellijk hebben bijgedragen; bij die beschouwing worden 46 bladzijden aan de wetgeving, een tiental aan de buitendien aanwezige oorzaken van verval gewijd; daaruit blijkt alreeds van zelf, en de schrijver zegt het ook ronduit, op bl. 132, dat naar zijn gevoelen de bestaande beginselen omtrent de belastingen als de hoofdoorzaak zijn aan te merken van den ongunstigen toestand des handels, daar, volgens dezelve, het belang der schatkist geldt boven dat der nijverheid (in algemeenen zin genomen).
In dit onderzoek is de schrijver allezins gelukkig geweest; beknopt, maar toch duidelijk en bevattelijk, worden de thans heerschende beginselen, omtrent belastingen, vermeld, en de nadeelen opgegeven, die bepaaldelijk de gevolgen zijn van het beginsel van bescherming; omtrent eene zoo zeer reeds besprokene zaak ondertusschen is het moeijelijk nieuwe gezigtspunten te openen, en komt het er dus voornamelijk aan op de voordragt en uiteenzetting van hetgeen men reeds vooraf als waar en aangenomen kan en mag beschouwen; in dat opzigt heeft deze arbeid wezenlijke verdiensten; met fiksche, krachtige trekken, overtuigend en juist, wordt het beschermend beginsel in het hart aangetast, en het dwaze en onmogelijke aangetoond van den menschelijken geest en den menschelijken arbeid uitsluitend te willen dienstbaar maken ter voorziening van de behoeften der schatkist; de gronden, die men gewoonlijk voor het beschermingsstelsel aanvoert, worden zegepralend wederlegd; de verdedigingsmiddelen, die men bezigt, gewogen en te ligt bevonden; de bedenkingen en tegenwerpingen, die men tegen een vrijzinnig stelsel maakt, opgelost; de gelijke aanspraak en het gelijk regt van allen, om bescherming voor hunne industrie te vragen, en de kunstmatige verhouding hierdoor daargesteld, de ge- | |
| |
wrongen en misvormde toestand der maatschappij daardoor aangetoond, en vooral betoogd, dat daardoor het verkeer der natiën onderling word belemmerd en verminderd, hetwelk dan ook natuurlijkerwijze weder van invloed is op de opbrengst van regten en belastingen.
Hoe gebrekkig ondertusschen dit beginsel van bescherming ook zij, hetwelk, zoo als chaptal zeer juist zegt, door schier alle regeringen is aangenomen: ‘sans consulter ni la position des lieux, ni la nature du sol, ni le caractère et les habitudes de l'habitant, ni la différence des climats, on a eu l'ambition de s'approprier tous les genres de fabrication; on a voulu tout fabriquer, tout produire, et par là on s'est écarté de la véritable destination, que le régulateur suprême avait marqué à chaque nation;’ hetgeen den sluikhandel in het leven heeft geroepen, en uit dien hoofde alleen reeds verwerpelijk is, zoo zijn echter de middelen, waardoor het in werking word gebragt, zoo mogelijk nog nadeeliger en nog minder uitvoerlijk; alle verbod, hooge regten, belemmerende formaliteiten, afsluiting van grondgebied, enz. zijn echter reeds overlang, zelfs door de voorstanders van het stelsel, veroordeeld; het bewijs daarvan vindt men in de middelen, waardoor men den nadeeligen invloed derzelve heeft getracht te temperen en te verzachten; entrepôts, credieten, afschrijvingen, restitutiën, schaal van regten, traktaten van handel en scheepvaart, welke door den fiscalen geest, die onze administratie bezielt, en den ambtenaar reeds bij zijne intrede in het vak als surnumerair word ingegeven, een kanker voor onzen handel, de ondergang voor de welvaart der natie, een valstrik voor de zedelijkheid van ieder individu geworden zijn; in onze wetgeving, van een vitieus beginsel uitgaande; in de wijze, waarop dat beginsel ten uitvoer word gelegd en gehandhaafd, ligt voor ieder onzer iederen dag eene aanleiding tot verzoeking, en, wat er bij eene wetgeving, die zich op dat standpunt stelt van integriteit en probiteit, van den handel worden moet, laat zich ligtelijk nagaan.
‘Wat staat ons nu in het bijzonder te doen?’ ziedaar eene vraag, welke de Heer portielje, na in het breede den oorsprong, de geschiedenis, de gevolgen en vruchten van het beschermend stelsel, en vooral ook de toekomst voor ons vaderland, bij deszelfs voortdurend behoud, te hebben nagegaan, zich ten slotte ter beantwoording voorstelt.
Het antwoord daarop kan niet twijfelachtig zijn; de schrijver,
| |
| |
neen wetenschap en ervaring, roepen het ons toe: terugkeeren van den weg, die ten verderve leidt, al is hij ook breed, en al zijn ook de wetgevers der meeste volken dezelve ingeslagen; een vrijzinnig stelsel aannemen, ondanks al de zwarigheden, daartegen aangevoerd, ondanks de eischen van de schatkist, ondanks de jammerklagten der tot dusverre beschermde takken van nijverheid. Die zwarigheden oplossen, en de voordeelen van een vrijzinnig stelsel aanprijzen, dit doet de schrijver ten slotte; hij ontveinst wel niet, dat zelfs een overgang, ten gevolge van den kunstmatigen toestand, waarin het beschermend stelsel ons geplaatst heeft, opofferigen zoude moeten kosten, maar beweert tevens, dat het oogenblik is geboren, waarop die opofferingen ons het minst zouden behoeven te kosten; het aannemen van het beginsel althans zoude alreeds een groote stap voorwaarts zijn, al is het ook, dat eerst onze nazaten daarvan de vruchten zouden plukken.
Met warmte en overtuiging wordt dit den lezer voorgesteld, en, wien het om waarheid te doen is, moet de gronden, hier aangevoerd, beamen en aannemen; de toekomst zal leeren of het volk van Nederland mannen tot deszelfs vertegenwoordigers benoemd heeft, die de waarheid liefhebben, en de duisternis, die ten verderve leid, schuwen.
Zal ondertusschen ook al eene verandering in de beginselen, die onze wetgeving besturen, vruchten dragen; zal zij heilzaam op de welvaart, op den bloei van handel en nijverheid, werken, dan moet zij gepaard gaan met eene geheele herziening in onze handelshuishouding; ook daarin zijn, ten gevolge der wetgeving, misbruiken ingeslopen, die eene herziening wenschelijk maken, en deze kan door geene wetgeving worden daargesteld: zij moet van uit den handel zelven uitgaan.
Gelijk er bedrijven zijn, die bescherming verkregen hebben, omdat zij verlies opleveren, ontstaan, óf uit eene gebrekkige oprigting, óf ten gevolge van misrekeningen, zoo zijn er ook enkele handelstakken, die nimmer met voordeel zullen kunnen gedreven worden, wanneer men er niet toe overgaat de berekening der kosten en ongelden te verminderen, en den vreemdeling zoo doende naar hier te lokken; er was eens een tijd, dat de scheepsbouw hier een' tak van handel uitmaakte en nog lang nadat de Franschen eene handelsmarine hadden, waren de Hollandsche schepen schier uitsluitend in de vaart op hunne Amerikaansche koloniën, als wel voorzien en van lage huur zijnde; meer dan de helft der retouren ging naar Holland, om aldaar te
| |
| |
worden verkocht, en werd van daar weder uitgevoerd; dit zoude voorzeker nooit het geval hebben kunnen zijn, wanneer niet onze markt door hare uitvoeren, maar vooral ook door hare min kostbare ongelden voor, den vreemdeling de meest gunstige markt geweest ware; daardoor hebben wij langen tijd een overwigt in den handel behouden, nadat wij reeds van onze voormalige vrijzinnige handelsbeginselen waren afgeweken.
Door stil te staan op den weg van hervorming en verbetering van den handel; door het elders gegeven voorbeeld niet te volgen; door hardnekkige gehechtheid aan het bestaande; door het blindelijk goed te keuren, alleen omdat het bestaat, zonder te letten, of de omstandigheden, waaronder een vorig geslacht er wel bij voer, nog dezelfde zijn, hebben wij dat voordeel mede geheel verloren. Naar mate nu het beschermend stelsel meer en meer op den vaderlandschen bodem te huis werd, de vreemden verjoeg, het handelsverkeer deed afnemen, het leven duurder deed worden, was men er moeijelijk toe te brengen van de oude onkostberekeningen af te gaan, en zoo werden deze ras eene nieuwe grieve tegen de Hollandsche markt; het beschermend stelsel werkte alzoo en werkt nog in meer dan één opzigt nadeelig, wegens deszelfs eigene gebreken, en wegens de beletselen, die het aan hervormingen in den weg legt, welke bij den verlichten geest, die den Hollandschen handel bestuurt, anders zekerlijk niet achterwege zouden blijven.
Dit alles vindt men door den Heer portielje duidelijk en overtuigend voorgesteld; voor nieuwe beschouwingen was de quaestie schier niet meer vatbaar; dan veelal waren die in dagbladen en tijdschriften verspreid; men vindt ze hier toegepast op den handel van Nederland.
Mogt het vruchten dragen en ten goede werken!
November, 1844.
X.
|
|