De Gids. Jaargang 8(1844)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 442] [p. 442] Lied. (Naar Heine). o Wisten de bloemen, de kleenen, Wat wonde me brandt in het hart, Ze zouden gewis met mij weenen, En heelen mijn foltrende smart. En wisten 't de vogels in 't lommer, Hoe treurig ik ben en hoe krank, De nachtegaal suste mijn' kommer Met zoet en verkwiklijk gezangk. En ware aan de starren, die dwalen Daarboven, mijn lijden bekend, Ze zouden tot mij willen dalen, Mij troosten in al mijne ellend. Die allen toch kunnen 't niet weten; Ééne enkele kent slechts mijn smart: Zij zelv' heeft haar opengereten, De brandende wond van mijn hart. -h. Vorige Volgende