De Gids. Jaargang 8
(1844)– [tijdschrift] Gids, De– AuteursrechtvrijHandboek voor de kultuur en fabricatie van thee. Door J.J.L.L. Jacobson. Ridder der Orde van den Nederl. Leeuw. Inspecteur der Thee-Kultuur. Batavia, ter Landsdrukkerij. 1843. Drie Deelen in octavo, met Platen.Wanneer men nagaat, welken invloed op den bloei der koloniën en den handel het overbrengen van den koffijheester naar Java, en vervolgens naar Mauritius, naar Brazilië en de Westindische eilanden, heeft uitgeoefend, verbaast men, bij de gedachte, dat één gelukkig denkbeeld, met veêrkracht uitgevoerd, de oorzaak kan worden van gewigtige staatshuishoudkundige veranderingen en grootere omwentelingen in de welvaart van geheele landen kan daarstellen, dan de magtigste vorsten zouden kunnen bewerken. De geschiedenis der koffijkultuur levert hiervan een der meest treffende voorbeelden op. De staatshuishoudkundigen kunnen zich het niet genoeg voor oogen houden, en daaruit nog steeds de vruchtbare les trekken, dat een, door natuurkundige studie verlicht, verstand noodzakelijk is voor het goed beheer van koloniën, en inzigten voortbrengt, welke heilzaam zijn voor het oogenblik, en voor de toekomst de belangrijkste gevolgen opleveren. Het overbrengen der theekultuur naar Java is, van welk standpunt men de zaak ook beschouwe, een merkwaardig verschijnsel, en verstrekt der Nederlandsche regering tot groote eere. Toen de beroemde Engelsche plantenkundige, Dr. wallich, vóór eenige jaren den theeheester in het land van Assam in het wild vond en alzoo het oorspronkelijke vaderland van dit gewas ontdekte, hechtte te regt het Engelsch-Oostindische bestuur groote waarde aan deze ontdekking, en zag daarin eene aangename belooning voor de ruime ondersteuning, welke het aan de natuurkundige nasporingen in die koloniën verleent. Alexander von humboldt de meest om- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 578]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vattende natuurkundige van onzen tijd, weins heldere blik ook op het gebied der staatshuishoudkunde door den koning van Pruissen zoo hooggeschat wordt, wiens inzigten door de Russische regering meer dan ééns geraadpleegd werden, noemde de ontdekking van wallich eene voor het oogenblik merkwaardige en in de gevolgen gewigtige zaak. Wat de Engelsche Oost door de milde hand der natuur bezit, heeft Java door het goede beleid van staatsmannen verkregen, aan wier zorg zijn bloei was toebetrouwd. Zonder twijfel moet de theekultuur in Nederlandsen. Oostindië nog belangrijker geacht worden, nadat Brittannië's magt eene zegepraal over China heeft behaald, welke het begin zou kunnen worden van gewigtige politieke en mercantiele veranderingen in het oostelijk Azië. Zien wij op den korten tijd, welke er, sedert het overbrengen der theeheesters naar Java, is verloopen, en op de aanvankelijke resultaten dier kultuur, dan moeten wij toestemmen, dat niet alleen de mogelijkheid bewezen is thee op Java te kweeken, maar dat ook nu reeds blijkt, dat deze nieuwe tak van Indischen landbouw voor den bloei der kolonie en voor den handel met het moederland gewigtig kan worden. Ik voeg hierbij een overzigt over de productie, hetwelk mij door eene geachte hand is medegedeeld: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Java-Thee, verkocht door de Nederlandsche Handelmaatschappij
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 579]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Heer jacobson, die als directeur der theekultuur op Java deze zaak met zoo veel ijver en overleg heeft begonnen, en onvermoeid in haar bezig blijft, geeft thans in het onderhavige handboek eene geschiedenis der kultuur op Java, breedvoerige voorschriften tot het kweeken van den heester, voor de bewerking en bereiding van de verschillende soorten van thee, en aanwijzingen tot de verdere volmaking van dezen tak van nijverheid. Het werk zal niet alleen in Europa door allen, die belang in zulke zaken stellen, met belangstelling ontvangen worden, maar zal vooral voor de theeplanters op Java eene onmisbare handleiding moeten zijn, waarin zij, naar het schijnt, de kleinste bijzonderheid gemakkelijk zullen vinden. Te vergeefs had men tot dusverre naar een zoodanig bock gezocht, en uit het geheimzinnige China had men, na de berigten, welke Kämpfer had opgeteekend, bijkans niets omtrent de theekultuur kunnen vernemenGa naar voetnoot(1). Ik zal naauwelijks behoeven op te merken, dat mijn doel in geenen deele zijn kan, eene beoordeeling van het boek des Heeren jacobson te geven. De ondervinding der planters en de verdere uitkomsten van de theekultuur op Java zullen er met meer grond een oordeel over vellen. Mijn doel was slechts, het aan te kondigen, en eenige opmerkingen bij mijne aantekondiging te voeden. Wie een overzigt over de geheele zaak verlang, behoeft slechts het eerste deeltje van het werk te lezen, dat een uittreksel uit het geheel bevat. Omtrent het verschil tusschen de onderscheidene soorten van theeheesters, hetgeen door de plantenkundigen tot dusverre zoo onbeduidend geacht werd, dat zij alle slechts als verscheidenheden van ééne hoofdsoort, beschouwden, vindt men eenige belangrijke bijzonderheden opgeteekend, welke een hernieuwd wetenschappelijk onderzoek van dit vraagstuk wenschelijk maken. Zoo verklaart de Heer jacobson, dat de theeplanten, welke uit Japan naar Java gebragt werden, eene veel minder goede soort van thee voortbragten dan de uit China, aangevoerde theepitten en plantjes. In § 3, Deel II, leest men: ‘de Chinesche theehecsters - schoon velerlei soorten tellende, die grootelijks ontstaan door het verschil der gronden en luchtstreken, in en onder welke zij geplant zijn - onderscheiden zich toch alle van den Japanschen theeheester, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 580]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoo in vorm als in hoedanigheid. De Chinesche theeheester namelijk werpt regtstandige loten uit, die vele zijtakjes verkrijgen, welke evenwel omhoog schieten, en daarom het plukken der bladeren begunstigen; de Japansche daarentegen verkrijgt meer zijdelingsloopende (laterale) loten, waarvan zich de takjes ook schuins rigten, zoodat zij daardoor aan hegheesters gelijken en het plukken moeijelijk maken. Voorts is het specifieke gewigt der Chinesche theebladeren zwaarder dan dat der Japansche, en zij zijn ook gemakkelijker voor den fabrikant te bewerken. Wanneer de eerste voor de geheele behandeling slechts 6 uren behoeven, dan hebben de andere 9 uren noodig; en vermits alsdan de avond invalt, moeten ze, tot nadeel van tien fabrikant, des nachts door behandeld worden, of, ten nadeele van de kwaliteit, tot don volgenden morgen blijven staan. Op Java zijn daarom maar zeer enkele theetuinen van Japansehen oorsprong, terwijl alleenlijk de pitten, die de Chincsche heesters opleveren, tot voortplanting gebruikt worden.’ Wanneer men met deze waarneming van den schrijver zijne verdere opmerkingen over de verandering en veredeling, welke de theeheester, door overplanting uit ééne plantaadje naar andere landschappen, ondergaat, in verband brengt, moet het zeer wenschelijk geacht worden, dat de geschiedenis der gekweekte theeheesters uit een wetenschappelijk-botanisch oogpunt naauwkeurig onderzocht worde, ten einde meer bepaalde kenteekenen voor de variëteiten te vinden, en deze door goede afbeeldingen ten nutte der wetenschap en der planters op te helderen. Op die wijze zal men aan deze kultuur meer hechte grondslagen geven, even als dit in Europa door de wetenschappelijke Pomologie voor de ooftktiltuur gedaan is. De schr. bevestigt, in § 6, het door vele schrijvers geuite gevoelen, dat groene en zwarte thee slechts door de bewerking en bereiding verschillen, en van dezelfde soort van theeheesters kunnen gemaakt worden. Evenwel moet, volgens den Heer J., dit gevoelen voor zooverre gewijzigd worden, dat de eene variëteit meer geschikt is voor de bereiding van groene, de andere van zwarte thee. Het belangrijke vraagstuk, welke streken van Java het meest geschikt voor den theeheester zouden wezen, wordt breedvoerig door den schr. behandeld, maar kon uit den aard der zaak nog niet volledig beantwoord worden. Veel zal hier door de ondervinding moeten aangeleerd worden, maar veel zal ook uit zuiver | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 581]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wetenschappelijke beschouwingen kunnen afgeleid worden. In de eerste plaats zal de gcographische verspreiding der theeplant reeds eenige aanwijzingen kunnen geven, welke voor de verdere uitbreiding der theekultuur van nut kunnen zijn. Ik acht het te dezer plaatse niet ongepast, daarop eenen blik te werpen. China werd vroeger algemeen als het vaderland der theeplant beschouwd, en hoezeer dit thans niet meer waarschijnlijk kan geacht worden, gaan toch de berigten over het gebruik van thee in China tot in de oudste geschiedenis van dit merkwaardige volk, zoodat wij omtrent het eerste begin van het gebruik der thee slechts eene fabel aantreffen. Darma, een zeer godsdienstig prins, en derde zoon van den koning der Indiën, kosjuswo, kwam in 510 naar China en trachtte met onvermoeiden ijver de kennis van den eenigen God aldaar te verspreiden: hij wijdde dag en nacht aan het gebed, maar werd, na vele jaren aldus geleefd te hebben, door den slaap overweldigd. Verschrikt over zijne ontrouw, en, om in het vervolg zijne plegtige belofte getrouwelijk op te volgen, sneed hij zijne ooghaartjes af en wierp ze op den grond. Den volgenden dag terugkomende, vond hij die in eenen heester veranderd, zoo als de aarde tot dusverre nog niet had voortgebragt; hij at van zijne bladen, die hem vrolijk maakten, en hem zijne kracht teruggaven, en terwijl hij die aan zijne discipels aanbeval, verspreidde zich de roem der theeplant over geheel China. In het bekende werk van kaempfer vindt men het portret van dezen heiligen prins, die ook thans nog in China en Japan zeer bekend is. De beroemde von siebold heeft in het tweede stuk van zijnen Nippon de stelling verdedigd, dat in China, de thee niet oorspronkelijk in het wild groeit, maar in 127 uit Korai is ingevoerd. De vermaarde klaproth heeft deze meening bestreden (Haude- und Spenersche Zeitung, 1834, 14 December), en heeft getracht aan te toonen, dat de oudste berigten over het gebruik van thee in China tot het jaar 265 gaan. In het Chinesche geschrift Schischul leest men, dat in de helft der IVde eeuw de minister van openbare werken, wang-mung, de theeplant gebruikt heeft, die in het Chineesch Ming genoemd werd. In 600 is deze plant door eenen priester aan den keizer van China, die aan hevige hoofdpijnen leed, aanbevolen, en daar de ziekte hierdoor genas, verkreeg de plant eene groote vermaardheid. Tschha, beteekent hetzelde als Ming, en onder dien naam zijn de gedroogde theebladen het eerst door dr Portugezen en Spanjaarden verspreid geworden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 582]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het, keizerrijk, van China wordt de theeplant tot aan 40o N.B. gevonden, even als in bergachtige strucken van het zuidelijke gedeelte des lands, vooral op de bergen, welke China van het Birmanische rijk afscheiden. Zij is daar, volgens Hooker, over eene uitgestrektheid van 1,372,450 - mijlen verspreid. Ritter heeft door een zeer naauwkeurig onderzoek in zijne Geographie von Asiën, tweede Deel, aangetoond, dat de kultuur van Chinesche thee ook in Awa, het rijk der Birmanen en aan de oostelijke grenzen van Tibet plaats heeft. Het is bekend, dat men ook in het Englesche gebied van Assam, waar de bergen niet boven 6000-8000 voet hoog zijn, de theeplant in het wild heeft gevonden (zie wallich, Discovery of the genuine teaplant in Upper-Assam, in Journal of the Asiatic Society, 1835, Jan.). Ook in Cochin-China en Tonkin wordt eene groote hoeveelheid, gewone thee verbouwd. Sedert 810 is de thee in Japan bekend, en sedert 828 in Corea geplant. Reeds in de VIIIste eeuw moet de kultuur in China zeer aanmerkelijk geweest zijn, want in 783 werd, toen de regering in groote financiële ongelegenheid was, 10 pCt. belasting op de thee gelegd, en sedert dien tijd heeft, de regering daarvan groote inkomsten ontvangen. Het is niet te verwonderen, dat de Europeanen, toen zij eenmaal aan het gebruik der geurige thee verslaafd waren, het denkbeeld opvatten, de theekultuur in hunne eigene koloniën in te voeren. De wanhopende overtuiging; het geheim der theefabrikatie nooit te zullen ontdekken, schijnt echter de uitvoering van dit plan tot in onze tijden vertraagd te hebben. Het scherpziende oog van linnaeus had reeds vóór 80 jaren demogelijkheid ingezien van hetgeen nu voltooid is. ‘Toen Arabië het monopolie der koffij bezat, betaalde de geheele wereld aan hetzelve tribut, waaraan de Amsterdamsche burgemeester witsen een einde maakte. Wij wenschen hartelijk aan de Chinezen, dat wij eenmaal van hun tribut bevrijd worden.’ Deze wensch, is thans door de theekultuur op Java voor een gedeelte verwezenlijkt. Linnaeus merkte reeds op, dat de thee van Kanton tot Peking groeide, en dus onder zeer verschillende breedten voorkwam. Het zou voorbarig zijn, als men hieruit besluiten wilde, dat de thee in de meer noordelijk gelegene gewesten van Europa, welke dezelfde gemiddelde temperatuur met Peking hebben, kon gekweekt worden, want hiertoe wordt bovenal overeenkomst van zomerwarmte vereischt; maar veilig kan men het be- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 583]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sluit opmaken, dat de verspreiding der theeplant niet door enge grenzen omschreven is, en dat deze onder zeer verschillende warmtegraden kan groeijenGa naar voetnoot(1). Uit het voorgaande zal men verder gemakkelijk kunnen opmaken, dat de bergachtige streken van Java, wat de temperatuur betreft, uitnemend geschikt kunnen zijn voor de kultuur der theeheeters. - ‘De theeheester (zegt de Heer jacobson) tiert in alle landschappen van Java, dus ook onder iedere luchtstreek van het eiland; maar onder matige of getemperde en onder koele luchtstreken brengt hij de beste soorten voort. In de berglandschappen, die 3500 à 4000 voeten boven de oppervlakte der zee liggen, is de lucht gewoonlijk zoo koel, dat de thermometer meesttijds, voor den opgang der zon, 58o en ten twee ure des namiddags 74oF. teekent. Onder zoodanig luchtgestel, en op nog hooger liggende gronden, zullen da theeën geurig, - van de lager liggende landen daarentegen al minder en minder geurig wezen.’ Voor het wèl slagen der verdere theekultuur op Java is het zonder twijfel van groot belang, door naauwkeurige waarnemingen, en vooral door vergelijking met de temperatuur in de theeprovincën van China, te bepalen, welke de meest geschikte warmtegraad tot het voortbrengen van goede thee zij. Een ander, en niet minder belangrijk, vraagstuk is de kennis van den grond, en vooral welken invloed het verschil in de zamenstelling der gronden op de eigenschap der theebladen uitoefent. Daar de inorganische bestanddeelen der planten verschillen naar de verschillende gronden, waarop die groeijen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 584]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is het meer dan waarschijnlijk, dat de eigenschappen der thee, wat de vorming van de nadere organische bestanddeelen betreft, ook eenige, hoewel slechts geringe, verandering zullen ondergaan, maar groot genoeg, om voor het fijne zintuig des smaaks een duidelijk verschil daar te stellen. Zou het nu niet van groot gewigt kunnen zijn, naauwkeurige scheikundige ontledingen vnn de verschillende gronden, waarop in China thee verbouwd wordt, te bezitten, ten einde daarna op Java de meest geschikte terreinen voor de theekultuur op te sporen? De naauwkenrige scheikundige onderzoekingen der Java-thee, vóór eenige jaren door mulder gedaan, bewijzen allezins. dat Java goede thee voortbrengt, maar bewijzen tevens, dat deze niet volmaakt dezelfde zamenstelling heeft als de Chinesche. Rotterdam, Junij, 1844. MIQUEL. |
|