zijn eenvoudig en boersch voorkomen, eene allergelukkigste proeve in die soort van beschrijvenden karakterroman, waarin de Engelschen zulke groote Meesters zijn. Ik zou mijner lieve Lezeressen de intrigue niet durven verhalen, zoo bang ben ik, dat zij, door hare eenvoudigheid, van de lezing van het Boek zouden worden afgeschrikt. Mij dunkt, ik hoor haar gesprek:
‘Heb je Allen Prescott gelezen, lize?’
‘Ja, anne!’
‘Is het mooi?’
‘Heel aardig.’
‘Wat is het voor eene soort van Boek?’
‘o Heel simpel. Verbeeld u, het is niet anders dan de geschiedenis van eenen jongen borst, enz.’
‘Lieve Hemel! is het anders niet? Dan begin ik er niet aan.’
Lieve Dame! wilt gij mij, of liever u zelve, eene kleine dienst en een groot genoegen doen, ik bid u, lees dan, lees Allen Prescott.
‘Maar waarin steekt dan het mooije van het Boek?’
Dat is niet zoo gemakkelijk te zeggen; het is eene eenvoudige veldbloem, welker schoon zich moeijelijk beschrijven laat. Ik kan hier wel nederschrijven, dat de tafereelen, die het bevat, met de pen gepenseeld schijnen te zijn, zoo natuurlijk en levendig zijn zij voorgesteld; dat de adem dezer frissche Natuur de beelden, die ze stofferen, bezielt, waardoor zij den blos eener innerlijke gezondheid op de wangen dragen; dat eenvoudige lippen levenswijsheid leeren, en alledaagsche personen uitmuntende spiegels van stille, maar zeldzame deugden zijn; eindelijk, dat de onopgesmukte en toch schilderende stijl over het geheel eene zachte en levendige tint verspreidt, waardoor het geheel te harmonischer werkt. Maar met dat alles geef ik u nog geen denkbeeld van de zoete gewaarwording, die men onder de lezing van dit Boek gevoelt; niet anders, dan alsof men waarlijk in ‘de liefelijke dreven’ en onder de beminnelijke menschen leefde, welke men hier geteekend vindt. Lees dus, lieve Dame! en ook gij, Mijneheeren, die, onder de overprikkeling van de getruffeerde en gepeperde lectuur van de mode, nog niet allen zin voor het eenvoudige hebt verloren! leest Allen Prescott.
De Vertaler noemt zich niet. Het is echter voor hem moeijelijker zijne talentvolle hand te verbergen, dan zijnen beroemden naam. Wie die hand herkent, zal zich niet verwonderen,