De Gids. Jaargang 6
(1842)– [tijdschrift] Gids, De– AuteursrechtvrijZangen des tijds. Poëzij voor mijn Vaderland, door J.J.L. ten Kate. Te Utrecht, bij J.G. Andriessen. 1841.Onwillekeurig kwam ons de uitval van horatius tegen de navolgers zijns tijds voor den geest, toen wij in den aangekondigden bundel een bewijs vonden, dat ook een talent, als dat van den Heer ten kate, met die kwaal was besmet. Of is er niet iets onwaardigs in dat nadoen van anderen, wanneer men kracht genoeg bezit, op eigene wieken te drijven? Indien de Gids reeds meermalen op de gebreken des jeugdigen Dichters | |
[pagina 341]
| |
opmerkzaam maakte - ook thans rust op ons de onaangename pligt, om hem te waarschuwen tegen eene dwaze navolging van bilderdijk - navolging, waarvan deze Zangen overal de kenmerken dragen - navolging, die bij eene versificatie, zoo uitmuntend als de zijne, den Dichter ligt verleiden zou, om woordenpraal en opgewondenheid voor inspiratie te houden. De navolgingsziekte des grooten Zangers heeft hare verschillende nuancen: de symptômes zijn niet altijd dezelfde. Oud en jong, Jan en alleman der Dichterenbent, al konden zij geen Hollandsch schrijven, schreven Bilderdijksch. Als de Schilders, die zich Rembrandts droomen, zoodra het fluweelen mutsje hun hoofd bedekt, meenden zij bilderdijken te zijn, wanneer zij plicht en recht durfden spellen, en wareld op bepareld lieten rijmen. Het was eene doodonschuldige liefhebberij! - Eene andere nuance! Bilderdijk, ongelukkig en miskend, klaagde onophoudelijk over de wereld, en in vele opzigten had hij er reden toe. Zijne navolgers, al waren zij met aardsche schatten en genoegens overladen, overschreeuwden den meester met hunne klagten - de Lazareth-Poëzij heeft men ze ergens genoemd - of droomden van ramp en miskenning door hun ondankbaar Vaderland: Ingrata patria, ne ossa quidem habebis! - en niet ieder hunner had het talent, om na weinige jaren den draak te steken met zijne eigene manier. Thans geven deze Zangen des Tijds ons een voorbeeld eener andere soort van imitatie - die der Bilderdijksche politiek! Wat wij in B. vergeven, - neen! wat wij in hem, als het gevolg eener strenge consequentie, somtijds vereeren, is hem eigen, - is één met, - is onafscheidelijk van zijne individualiteit. De Balling 's Lands - als hij zich gaarne noemde - De balling, wien 't geweld uit have en erf verstiet,
mogt en moest de politieke inzigten koesteren, die wij overal bij hem aantreffen. Zijn streng vasthouden aan het absolutistische beginsel, - zijne denkbeelden over revolutie, - zijne beschouwing van de gebeurtenissen zijns tijds, - zijne gehechtheid aan het Huis van Oranje, - zijn doldriftig uitvaren tegen al, wat Fransch is, - het is alles waar in den man, die het slagtoffer geweest was der begrippen, waarvoor hij streed. Maar verbeeld u den ijverigen Oranjeman, met zijne herinneringen aan den Stadhouder, - verbeeld u den teruggekeerden balling in zijn stijf en ouderwetsch gewaad, - verbeeld u dat overblijfsel eener vroegere periode te aanschouwen in eenen jon- | |
[pagina 342]
| |
geling dezes tijds, - in eenen Student aan de Utrechtsche Akademie, in den jare 1841! Men heeft den indruk kunnen gissen, dien de aangekondigde Bundel op ons maakte. Eene onberispelijke versificatie, - eene onloochenbare heerschappij over het werktuigelijke der Poëzij, zijn de goede zijden van den Heer ten kate: men vindt ze ook hier. Maar men vindt, meer dan vroeger, een volslagen gebrek aan oorspronkelijkheid, - eene zinledigheid van uitdrukking, die door geene schoone klanken wordt bedekt, - eene opeenstapeling van beelden, - in één woord, schoone en schitterende vormen - geene kern. Bilderdijk's denkbeelden, bilderdijk's vormen, maar zonder bilderdijk's genie! De Heer ten kate zal met de hand op het hart die karakteristiek zijner verzen niet kunnen wraken. Wilt gij voorbeelden? Bijna geene bladzijde in het Boek, waar de gewone invectives tegen tijdgeest en omwenteling ontbreken - geen gedicht, waarin geen afgrond u tegengrimt, geene helkrocht u schrik aanjaagt, geen pestwalm u toewaait. Even als bij bilderdijk, is razen op Frankrijk en Parijs aan de orde; of brengt 't Gevloekt Parijs, 't Gomorra dezer tijden,
u het Godtergend helsch Parijs des grooten Zangers niet te binnen, met den niet zeer Christelijken wensch, dien hij er bijvoegde? - Of doet het u niet denken aan het Babel dezer dagen van da costa? Da costa is ook een volgeling van bilderdijk, maar die den meester in oorspronkelijkheid evenaardt: de Heer ten kate houde ons de aanmerking ten goede. Zelfs het uitvaren tegen Fransche taal - gij herinnert u bilderdijk's uitval tegen hun neusgeluid - vindt gij in dezen Bundel gekopijeerd, bl. 69: En gy?... het walglijk Fransch moet in uw ooren glippen:
Hoon, wie de donderstem van 't Noorden zich niet schaam'!
De zuigling fluistre reeds, met stamelende lippen,
Een leègen bastertklank voor d' achtbren vadernaam.
Die Roomsche Beedlaress'Ga naar voetnoot(1) lisp vleiende om u henen! enz.
Het gedicht, waaraan wij dit ontleenen, is voor het overige een der krachtigste van den Bundel. Zelfs den geest van profetie, waarvan gij voorbeelden in de Vaderlandsche Oranjezucht aantreft - zelfs den vorm van sommige Stukken in die Verzameling, vindt gij bij den Heer ten kate terug. | |
[pagina 343]
| |
Het kan niet anders, of bij het doorgaande gemis aan nieuwe of oorspronkelijke denkbeelden, moet de Dichter weleens tot platheid, - tot gerektheid, - tot bombast vervallen. Platheid: of hoe anders zal men regels betitelen, als deze, bl. 15: Hoopt dat gij Jesus vinde en Hij u plaats moog geven,
Op die genaderol, waar Hij de zijnen boekt.
Of, bl. 18: Bemint en troost en redt, ter aller plaats en tijde.
Gerektheid: Lees b.v. bl. 33-35, waar het denkbeeld, dat da costa in éénen regel uitdrukt: Het heil des Heeren, dat ons toestraalt uit de wolk!
tot een geheel Gedicht: De morgen van den 8sten October 1840, wordt uitgesponnen. Bombast: want zijn den Dichter deze regels duidelijk? (bl. 47): En ras zal 't licht geheel regeeren,
Door onzen God, den Heer der Heeren,
Die licht uit licht en duister is.
Of is het niet louter onzin, wanneer hij zingt? bl. 35: Stort nu throonen! scheurt nu, rijken!
ja, gy, Wareld-zelf, verdwijn!
GOD zal Hollands bark behoeden:
't zal een Arke Noachs zijn!
Poëzij voor mijn Vaderland. Ziedaar den naam, dien de Dichter toekent aan deze Zangen des Tijds. Is het Vaderlandsche Poëzij? Zeker, de meeste Gedichten staan met de gebeurtenissen der laatste jaren in eenig verband: - maar is het daarom een nationaal beginsel, dat hem bezielde, dat de Zangen van dezen Bundel karakteriseert? Kinderachtig geschreeuw tegen den tijd, - onophoudelijk wierook zwaaijen, - is dat het kenmerk van Vaderlandsche Zangen? Vondel! wie was meer Hollander dan hij? Maar hij was Vaderlandsch Dichter bij uitnemendheid, niet slechts, wanneer hij de loftrompet voor frederik hendrik stak, maar evenzeer als hij de Vorsten en Regeerders zijns tijds met den geessel der Poëzij vervolgde. Intusschen gaarne gunnen wij in dit opzigt den Schrijver zijne denkbeelden - denkbeelden, welke in een naauw verband staan met individuële inzigten en subjectieve overtuiging - die de onze niet is. Albert! albert! gij, die uwe klagten niet wederhouden kondt, omdat geen Dichter regt deed aan de gebeurtenissen dezer da- | |
[pagina 344]
| |
gen - hoe zou het u te moede geweest zijn, wanneer gij deze Zangen des Tijds hadt gekend? Nog een woord aan den Dichter. De Heer t. K. vestigde als kind reeds de aandacht op zijnen dichterlijken aanleg. Op die jaren kon men hem het gebrek aan denkbeelden vergeven. Hij is thans in de kracht van den jongelingsleeftijd. Zijne schitterende vormen heeft hij behouden - zonder daarbij in diepte te winnen. Zijn onmiskenbaar talent deed groote verwachtingen van hem koesteren. Is het noodig hem te verwijzen naar eenen man, wiens optreding in de dichterlijke wereld niet minder schitterend was: van der hoop? Thans rust hij in het graf; - maar hoe koel werd zijne nagedachtenis gevierd! - hoe had de veelschrijverij der laatste jaren de herinnering aan zijne schoone lente verdrongen! Nog eenige jaren op den weg, dien hij thans bewandelt - en de Heer ten kate zou ondergaan in een genre - zoo gij het dien naam wilt geven - als waarin de Marquis de thouars (ook hem ontbrak het eens niet aan aanleg) in zijne Inhuldigings- en Welkomstpoëzij zulke droevige proeven heeft geleverd! Wij wenschen voor de eer en het talent des Dichters, dat onze voorspelling moge falen. Het hangt grootendeels van hem zelven af. |
|