De Gids. Jaargang 4(1840)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Nagevolgde liederen door J.P. Heije. XIX. De lindeboom. Lindpaintner. Een' lindeboom weet ik in 't eenzame veld, Waar bladen en bloesems aan prangen, Daarheen trekt mij 't harte, met heimlijk geweld, Met innig en smachtend verlangen; Den avond van 't afscheid, bij 't schijnen der maan, Zag ik daar het laatst wien ik minde, Toen zijn wij te zamen, zoo trenrig, gegaan In 't eenzame veld, naar de linde. En toen ik den dierbre nog eenmaal omving En 't afscheid zoo innig mij griefde, Toen gaf mij zijn hand een' verlovenden ring, Als blijk van bestendige liefde. Ik gaf hem een mesje, met zilveren hecht, Waarop zich twee harten vereenen; Toen sprak hij: ‘Dit zij eens het beeld van onz' echt!’ En bad mij zoo droef niet te weenen. Toen sneed er mijn liefste, met bevende hand, In 't jeugdige hout van de linde, Mijn' naam en den zijnen, verknocht door een' band, Ten teeken, hoe teêr hij mij minde! Ach! daarom vertoef ik zoo menigen keer Bij 't suizen van 't welkende loover; O! kom toch, mijn liefste! kom spoedig toch weêr, De tijd van haar' bloei is haast over. [pagina 476] [p. 476] XX. Afsplegeling. Nauenburg, j.p. heije. Arion B. VI, Seit. 18. De zilveren spiegel van 't blaauwende meir Kaatst helder, Maria! uw beeldtenis weêr, Een mengling van weemoed, van schalkheid en lust, Een' weêrglans van zonlicht, door 't water gekust. O, spiegel uwe oogjes, mijn lief! in den vloed, Outsteek er het kil van de golfjes in gloed; Zij ruischen en fluistren een lied tot uwe eer: O, spiegel uwe oogjes, mijn lief! in het meir. En vreest gij de diepte van 't lokkende nat, Mijn arm, allerliefste! u beschuttend omvat; En vreest gij de kilte der kus van den vloed? Mijn adem ontsteekt weêr aw' hoezem in gloed. XXI. Witte rozen. Spohr. (Zemire und Azor.) Sneeuwblanke rozen! Zacht is uw kleur; Beeltuis der onschuld! Zoet is uw geur; Zonlicht doorschemert Blozend uw' knop; Lagchend uit doornen Heft gij u op. Dauwdruppen hoogden 't Smetloos satijn, Toen ik uw bloemen Brak voor 't feslijn. Stervend nog spreidt ge Geuren voor mij. Lieflijke rozen! Leven en sterven Wil ik als gij. Vorige Volgende