De Gids. Jaargang 4
(1840)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij(Voor Muzijk.)Naar Sir E. Lytton Bulwer, Baronet. 1.
Vond toorn noch smaad bij u geloof,
Toen mij uw bede griefde,
Dat louter kalmte 't vuur dan doov'
Van uw verboden liefde!
'k Geef toe, dat gij bij menig maagd
Het ver van Aelbrecht wint;
Maar 'k weet, dat mij het licht mishaagt
Bij 't afzijn van mijn' vrind.
Laat mij dies vrij, hoe vreemd het zij:
Hij werd, hij wordt bemind!
| |
[pagina 386]
| |
2.
Uw zomerliefde schertst en lacht
En droomt slechts van genuchten,
Hij spaart mij in zijn leed geen klagt,
Hij in zijn' angst geen zuchten.
En toch, hoe welkom is die borg,
Dat hij me niets verheelt!
Ik acht haar zaalger, die zijn zorg,
Dan die uw' wellust deelt!
Ga mij voorbij, daar, hoe 't ook zij,
Mijn Aelbrechts lot mij streelt.
3.
Maar gij leest koelheid in zijn' blik
Als ik hem vierigst beide;
Hij ducht, zegt gij, niet eens den strik,
Dien zijn verzuim mij spreidde.
Ach! ijverzucht is grievende eer!
Hij weet, dat elk der blaân
Mijns harten 't beeld draagt van mijn' heer;
Waartoe die op te slaan?
Leer gij van mij, schoon 't laauwheid zij,
Voor hulde zie ik 't aan!
4.
Doch Aelbrecht, meent gij, staart soms gram
En durft mij streng berispen.
Gij zoudt, gedweeër dan een lam,
Mij nooit zelfs fluistrend gispen.
Ei, wie heeft u zijn' ernst vertolkt
En las geen liefde er in?
De zorg, die zijn gelaat omwolkt,
Geldt mij en mijn gezin.
Schoon hij, bij wijle, somber zij,
Die streefheid tuigt van min.
| |
[pagina 387]
| |
5.
Maar hoe, door 't lastren van zijn trouw
Denkt gij mijn hart te winnen!
Heel 't leven, zegt ge, is lange rouw
Voor wie vergeefs beminnen.
Niet dus, - de ontbloeide roos versterv',
Hoe knoprijk is de steel!
Mijn kroost! - wat ik in Aelbrecht derf,
Valt weêr me in u ten deel:
Laat mij, dies vrij, mijn' minnaar! gij?
Zie, hoe 'k mijn kindren streel!
B.v.d.B.
|
|