De Gids. Jaargang 4
(1840)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 304]
| |
Hoe brengt zij binnen de enge muren
Al de uitersten des levens zaâm, -
Hoe maakt zij hoog en lang geburen
In zuilenrij en tralieraam; -
Hoe paalt de haard van 't braaf gezin
Er aan het hol der wulpsche min!
Ik zie den weelderigen rijke
Hoogmoedig langs haar straten gaan,
Ik zie den arme zijns gelijke
Al hong'rend aan zijn poorte staan,
En mijmer over 't eigen leed
Te huis op stroomat en tapeet.
Al melden toch die weidsche zalen
Ons geen' der jamm'ren, die zij zien,
Al mag geen donzen koets verhalen,
Hoe haar de sluimring pleegt te vliên,
Het zomerzwerk, schoon blaauw en klaar,
Gaat ook van rosse bliksems zwaar.
Tot bij de vaadren der gemeente,
Tot bij de deftigsten der stad,
Verteert een wreede worm 't gebeente,
Schiet iet te kort of faalt iet wat;
Het is als 't was en 't blijft als 't is:
Slechts wee is aller erfenis.
Maar is al 't menschlijke des menschen,
Hoe spreekt dan uit de bonte rij
Een heir van klagten en van wenschen
In gang en blik en zucht tot mij?
Hoe deel ik met bewogen hart
In aller vreugd, in aller smart!
Het Engelsch gevolgd. V. H-t.
|
|