De Gids. Jaargang 4
(1840)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 14]
| |||||||
Vianden.In het aan het wettig gezag teruggebragt gedeelte van Luxemburg, aan de rivier de Our, die de grens uitmaakt tusschen dit Hertogdom en Pruissen, ligt, te midden van het gebergte, acht uren ten Noorden der stad Luxemburg, het stadje Vianden. De gemelde rivier deelt het en oude en nieuwe stad. In de eerste verheft zich op eene hooge rots het grijze slot, weleer de woning der oude Graven van Vianden, in latere tijden het gewoon verblijf der bezetting. Ik zal u niet spreken van de druif, die in de nabijheid van het stadje wast. Ik proefde den wijn nimmer, en kan u niet zeggen, of hij waarlijk met den Moezelwijn veel overeenkomst heeft, zoo als hem de naam nagaat. Ik zal u niet spreken van de lakenverwerijen en leerlooijerijen, die hier gevonden worden, of weleer gevonden werden. De eerste zijn minder beroemd dan die van Verviers, of van Tilburg. Maar de naam Vianden herinnert u welligt, dat de Graven van Nassau uit den stam dillenburg, en later de Prinsen van oranje-nassau, bij hunne weidsche titels, ook dien van Graaf van Vianden voegden. Gij weet, al was het slechts, uit opdragten van Academische proefschriften, dat wijlen Z.H. Prins willem V dien titel nog voerde; en gij zijt niet zoo onervaren in de geschiedenis of in de aardrijkskunde van ons land, als mijn vriend arnulfus, om dit Vianden met Vianen in Zuid-Holland, of met Viane in Oostvlaanderen te verwarren. Maar wat gij welligt niet zoo naauwkeurig weet, is, dat dit graafschap meer dan 8 eeuwen de eigendom was der voorouders van Z.M. onzen Koning, en dat het reeds sedert het midden der XIVde eeuw aan het geslacht van Nassau behoorde. Dit wekt welligt uwe belangstelling, en maakt uwe nieuwsgierigheid, om iets meer van dit kleine graafschap te vernemen, gaande. Ik zal trachten die nieuwsgierigheid, zoo veel ik kan, te bevredigen, zoo gij mij slechts de eer wilt doen, de volgende bladzijden te lezen. Ik moet echter, als eerlijk man, voorafzeggen, dat ik vele der vermelde bijzonderheden heb ontleend aan het belangrijke werk van den Hoogleeraar e. münch, Geschichte des Hauses Nassau-Oranien, en aart een stukje van den Heer j.b. nothomb, geplaatst in de Revue Belge van den jare 1830 (No. 2), Ik doe dit om mij voor het ‘houd den dief!’ te vrijwaren en om het suum cuique. Vianden dan, of zoo als de Franschen het noemen Vienne, | |||||||
[pagina 15]
| |||||||
was weleer een geheel onafhankelijke Staat. De Heeren of Graven van dit gewest kenden niemand boven zich dan den Keizer. Zij waren, behalve aan het Rijk, aan niemand leen- of dienstpligtig, en alzoo dynasten, die land en luiden bezaten. Als zoodanig regeerde in het begin der XIIde eeuw Graaf frederik I, en na hem zijn zoon siegfried, zijn kleinzoon godfried I, zijn achter-kleinzoon frederik II en diens zoon hendrik I. De onafhankelijkheid van Vianden duurde tot de laatste helft der XIIIde eeuw; toen werd dit graafschap een leen van het naburige Luxemburg, en deelde in het lot van zoo vele andere graafschappen en heerlijkheden, wier bezitters zich in die en in de volgende eeuw genoodzaakt zagen leenmannen van magtiger naburen te worden. Wij zullen hierna zien hoe zulks, wat Vianden betreft, zich toedroeg. Frederik I vindt men in de Luxemburgsche Archiven als getuige en bemiddelaar in den jare 1124. Hevig was zijn twist met den Aarts-Bisschop van Trier, albrecht, in 1150. Zijne kinderen waren siegfried, frederik, gerhard, Abt van Prum, godfried, (de stamvader van het Luxemburgsche Brandenburger huis?) en adelheid, echtgenoot van eenen Graaf van Mühlbach. Siegfried, zijn opvolger, bleef in twist met Trier en de Aarts-Bisschop hillin zag zich gedwongen hem vele burgten af te staan. Godfried I volgde hem in 1192 op. Deze liet slechts éénen zoon, frederik, en ééne dochter, mathilde, na. Deze frederik II vernieuwde den voorvaderlijken twist met Trier. Te meermalen maakte hij het den Aarts-Bisschop zeer bang, ja nam hem zelfs eenmaal gevangen en slaakte hem slechts tegen eenen hoogen losprijs. Eerst lang hierna kwam tusschen hen een zoen tot stand, waarbij de Graaf van Viaden ten laatste het leenheerschap van Trier over zijne goederen Dedelndorf en Garlant erkende. In den strijd tusschen herdrik van luxemburg en boudewijn van henegouwen over het Graafschap Namen, in de jaren 1192 en 1193, was deze strijdbare Graaf van Vianden met den Graaf van Holland (Diederik VII)Ga naar voetnoot(1) en anderen, Bondgenoot van den eerste; en zijne dapperheid in dien strijd wordt door velen geroemd. Maar meer roem verwierven hem zijne daden in het Heilige Land. Vele avonturen bejegenden hem aldaar. Eindelijk viel hij in de magt der Saracenen, die hem niet dan na eene lang- | |||||||
[pagina 16]
| |||||||
durige gevangenschap on tegen eenen grooten losprijs zijne vrijheid terug gaven. Naauwelijks was hij in zijne Staten terug gekeerd of hij stierf in 1224 aan de gevolgen zijner vroeger bekomene wonden. Bij mathilda van salm had hij verscheidene kinderen, van welke alleen zijn opvolger hendrik ons bij name bekend is. Deze vermeerde het aanzien van zijn geslacht door zijn huwelijk met margaretha van courtenatGa naar voetnoot(1), dochter van petrus, Graaf van AuxerreGa naar voetnoot(2) en van yolenda van vlaanderen, die, na den dood van haren broeder boudewijn van vlaanderen, in 1206 den troon van het Oostersche Keizerrijk bestegen. Bekend zijn de pogingen, die hendrik van vianden aanwendde, om in het bezit van het Graafschap Namen, dien twistappel tusschen zoo vele Graven en Hertogen in de XIIde en XIIIde eeuw, te geraken, hoe hem dit eindelijk gelukte, en hoe hij na een achtjarig (volgens Prof. münch elfjarig) bezit genoodzaakt was, het in 1237 aan zijnen zwager boudewijn, Keizer van Constantinopel, weder af te staan. Niet minder door zijne dapperheid dan door zijne vroomheid was deze Graaf van Vianden, hij zijne tijdgenooten geacht. Hij slichtte Abtdijen, Kloosters en Hospitalen en toogGa naar voetnoot(3) naar het Heilige Land, van waar hij nimmer is terug gekeerd. Deze hendrik I had verscheidene kinderen. Zijn oudste zoon, frederik, stierf vóór hem; de tweede, philips, volgde hem op; zijne oudste dochter richarda was de gemalin van Graaf wolfgang van salm, zijne jongste yolenda, Abtdisse van Mariendal; daarenboven had hij nog twee zonen, beiden Hooge Geestelijken, pieter en hendrik. Gij kent dezen laatsten, geachte lezers! want hij, eerst Aarts-Diaken van Koulen, van welks Bisschop hij een bloedverwant was, werd, in plaats van gosewijn van amstel, op den Bisschops-zetel van Utrecht verheven. Hij beoorloogde den Graaf van Gelder en de Heeren van Amstel en Woerden, overwon hen, nam de laatste gevangen en stichtte het Slot te Vreeland, om de Amstelaren in bedwang te houdenGa naar voetnoot(4). Dit alles | |||||||
[pagina 17]
| |||||||
weet gij, of herinnert gij u, door de woorden, die vondel zijnen gijsbrecht in den mond legt: ‘Wat leedt hy (gysdreght) niet al leeds van Bisschop en van Graaf!
Men won zyn loflyk bloedt in 't Bisdom niet gedogen.
d' Arts-Bisschop aan den Ryn kon met zyn nydige ogen
Niet aanzien ons geluk, gaf gozewyn de schop,
En zette zynen neef den hogen myter op.
Wy reden om den staf, tot dat ze my en Woerden,
Aan weêrzy van zyn paart, tut een triomfe voerden
In Uitrecht, met veel smaats van yder aangehoort.
Men heeft my 't Vrelantslot ontweldigt, hem Montfoort.
'k Beken het Slot was my met voorwaarde opgedragen;
Maar nergens om gebout, dan om myn Land te plagen.’
Deze Bisschop hendrik bouwde, of liever herbouwde, den Dom te Utrecht; schonk stads-regten aan Hasselt (1252), aan Amersfoort (1259) en aan Oudewater (1265), stichtte een Kapittel te Steenwijk, begiftigde het Nonnen-Klooster Mariendaal bij Deventer, en bestierde het bisdom loffelijk.Ga naar voetnoot(1). Maar keeren wij tot Vianden terug. Philips, wij zeiden het hierboven, volgde zijnen vader als Graaf van Vianden op, hetzij deze, zoo als sommigen beweren, vóór zijn vertrek naar Palestina (1252), het bewind aan genen afstondGa naar voetnoot(2), hetzij dat philips, zoo als anderen willenGa naar voetnoot(3), zich, ten koste van zijnen neef hendrik, zoon van zijnen vooroverledenen oudsten broeder frederik, van het Graafschap meester maakte. Hoe dit zij, philips gedroeg zich gedurende de minderjarigheid van hendrik als regtmatig Graaf van Vianden. Woelziek van aard, was hij in gedurige twisten en oorlogen gewikkeld. De oorlog met Metz, waarin hij door den Graaf van Luxemburg hijgestaan werd, kostte hem het voorvaderlijk slot Vianden, hetwelk hij niet dan met groote opofferingen terug bekwam. Naauwelijks was echter de jonge hendrik meerderjarig geworden, of hij deed zijnen oom den oorlog aan, overwon hem, werd als Graaf erkend en zette philips op het slot Schöneck gevangen. Deze gevangenschap had reeds eenige jaren geduurd, toen de Bisschop van Utrecht zich tegen zijnen neef hendrik. verklaarde, en een verbond sloot met den Graaf van Luxemburg, mede hendrik genaamd, ter verlossing van | |||||||
[pagina 18]
| |||||||
zijnen broeder. Be Graaf van Luxemburg beloofde philips in het Graafschap te zullen herstellen, mits deze het aan hem in leen zon opdragen. De Bisschop nam de voorwaarde in naam van zijnen gevangenen broeder aan. De Graaf van Luxemburg trok het Graafschap Vianden gewapenderhand binnen: de jonge Graaf hendrik toog hem te gemoet; maar ziende, dat hij tegen hem niet bestand was, besloot hij afstand van zijne regten te doen. het verbond werd gesloten. Philips werd als Graaf van Vianden hersteld; hendrik de jonge bekwam de voogdij van Pruim en het slot Schöneck, maar oom en neef zagen zich gedwongen leenmannen te worden van hunnen nabuur, den Graaf van Luxemburg, die het land reeds bemagtigd had. De Heer nothomb heeft, in het bovenvermeld stukje, een gedeelte der acte van leenmanschap, in de oude Romaansche taal opgesteld, medegedeeld, dus luidende: ‘Je, philippe Cuens de Vienne et Sires de Grimberg, fais savoir à tuos que comme je eusse obligè Vienne; mon Chastel et les Burs et la, ville et les appartenances toutes du dit Chastel, où que le soient, en hommes, en fiez, en bois, en pries, en champs, et en toutes autres choses, sauf le fief de l'abbaïe de PruemsGa naar voetnoot(1), à noble homme et mon signour Hanry, conte de Lucembourg, et à noble dame Margarite comtesse de eel meisme lieu, que je la repanroie d'Aulx et de leurs hoirs, contes de Lucembourg, je et mi oir, d'oir en oir, conte de Vienne, je par le conseil de bonnes gens et por à emplir ma convenance si comme j'etoie tenu recognoître, je ay repris en fiez ligement les choses devantdites, de Ma Dame Margarite contesse de Lucembourg et de Hanry son ainei fils,et feurons- je et mi oir, conte de Vienne, en fiez lige et rendable ladit Chastel de Vienne et lesdits appartenances, des contes de LucembourgGa naar voetnoot(2) d'oir en oir, et à toujours permanablement...... Ce fust fait et donnei en l'an de grace | |||||||
[pagina 19]
| |||||||
nostre Signor, quant li milliares corroit par mil et deux eens et septante et dixGa naar voetnoot(1), le mardi devant Karesme prennant.’ Zoo wist de Graaf van Luxemburg zijn voordeel te trekken uit de twisten zijner geburen: want de Vorst die zich leenman van eenen anderen verklaarde, verbond zich voornamelijk nimmer de wapenen tegen zijnen leenheer te voeren. En de Graaf van Vianden, weleer zijn gelijke, (Pair) werd zijn leenman. Philips, Graaf van Vianden, had tot vrouw maria erfdochter van Perwijs, Grimbergen, Ninhove, Rumpst enz. (dochter van godfried van leuve Heer van Perwijs en alice erfdochter van Grimbergen); door haar bekwam hij de opgenoemde goederen, waarvan Perwijs in het Graafschap Mechelen, en Grimbergen, Ninhove enz. in Braband lagen. Hij stierf in 1272, zijne vrouw als weduwe met drie kinderen nalatende. Hun oudste zoon hendrik was vóór hem jong gestorven. Zij leefde nog in 1285Ga naar voetnoot(2). De drie kinderen waren:
De oudste, godfried II, werd Graaf van Vianden. Niettegenstaande zijn leenmanschap zien wij hem in 1288, als Bond- | |||||||
[pagina 20]
| |||||||
genoot van den Hertog jan van braband in den Slag van Woeringen, de wapenen met. roem voeren tegen zijnen leenheer hendrik, gezegd blondel., Graaf van Luxemburg. Hij was Heer van Grimbergen en Ninhove, welke laatste plaats hij in 1299 aan gui van vlaanderen verkocht. Hij heeft twee vrouwenGa naar voetnoot(1) gehad en bij deze verscheidene kinderenGa naar voetnoot(2). De opvolging der zonen van godfried in de gravelijke regering is eenigzins duister. Dat de oudste zoon philips den vader als Graaf van Vianden opvolgde, wordt algemeen aangenomen. Had zijn grootvader zich verpligt gezien zijn graafschap leenroerig van Luxemburg te maken, philips vond zich genoodzaakt de burgers van het stadje Vianden te vrijen en stadsregten te verleenen. Hij werd hiertoe, even als zijn grootvader, gedwongen door den loop der tijden. De Heer nothomb deelt ons eene Fransche vertaling der acte van vrijing, in het Latijn opgesteld, mede; zij luidt: ‘Wij philips, Schildknaap, Graaf van Vianden, doen te wenten, dat wij, uit vreeze dat verledene zaken worden vergeten, vermeend hebben ze door het gezag onzer brieve te moeten bevestigen. Het is alzoo dat wij na rijpe overweging en op aanraden van wijze lieden aan onze Burgers en aan de gantsche gemeente van Vianden hebben beloofd, gelijk wij bij dezen bij eede beloven, aan hen eene naste, wettige en onschendbare vrijheid te schenken, in dier voege dat zij onherroepelijk dezelfde vrijheden (privilegiën) zullen genieten, als de burgerij van Trier hare stad; behoudens echter dat het ons, ingeval wij Ridder zouden worden benoemd, of dat wij een onzer kinderen zullen uitkuwelijken, of wel, hetgeen God verhoede, dat wij door het verdedigen onzer regten en onzer wettige goederen, gevangen geraken, geoorloofd zal zijn van hen eenen wettigen en billijken onderstand te vorderen.’ ‘Al deze dingen.... hebben wij beloofd te zullen bevestigen en ongeschonden te zullen in acht nemen; bewilligende dat ingeval van overtreding van onze zijde, onze burgers van Vian- | |||||||
[pagina 21]
| |||||||
den gemagtigd sullen zijn, ons hulp en bijstand te weigeren, gedaan in 1308Ga naar voetnoot(1), de 3den Zondag vóór St. catharina.’Ga naar voetnoot(2) Deze philips had tot vrouw alix van Aremberg en is in den jare 1308 kinderloos overleden. Prof. münch is van gevoelen, dat zijn broeder hendrik, dien hij den tweeden zoon van godfried den II noemt, eerst met philips het graafschap gemeenschappelijk heeft, bezeten, en hem naderhand is opgevolgd. De Heer nothomb daarentegen, geeft aan philips tot opvolger godfried III, (bij Prof. münch de derde, bij hem de 2de zoon), en wil dat eerst nadat deze zou zijn overleden, hendrik, die bij hem de 3de zoon is, Graaf van Vianden zou geworden zijn. Deze zelfde opvolging vindt men ook bij hutkensGa naar voetnoot(3). Volgens Prof. münch moet echter de laatstgenoemde godfried niet onder de regerende Graven van Vianden worden opgenomen. Hoe dit zij, godfried (zoon van godfried II) had tot vrouw maria van vlaanderen, dochter van den Graaf van Namen, en stierf op Cyprus in den jare 1335Ga naar voetnoot(4); kinderloos, volgens butkens; met achterlating van twee dochters maria en aleyda (over welke straks nader), volgens den Heer nothomb. Hendrik III was getrouwd met margaretha (of, zoo als de Hoogleeraar münch haar noemt, adelyde) van franquemont, erfdoch- | |||||||
[pagina 22]
| |||||||
ter van St. Vijt, Butgenbach en Daesburg, welke goederen zij hem ten huwelijk bragt. Hij stierf, volgens butkens en nothomb in 1351, volgens Prof. münch in 1331; kinderloos, volgens den Heer nothomb; met achterlating van twee dochters, gezegde maria en aleyda of adelheide, volgens butkensGa naar voetnoot(1). Met ziet hieruit dat de Heer nothomb en butkens het omtrent den vader van maria en adelheide oneens zijn, daar deze hem hendrik gene godfried noemt. Prof. münch noemt den naam des vaders niet, maar geeft aan deze heide Gravinnen nog eenen broeder hendrikGa naar voetnoot(2), die volgens hem de laatste Graaf van Vianden uit het oude geslacht van dien naam zou geweest zijn, en in 1351Ga naar voetnoot(3) kinderloos zou zijn overleden. Hoe dit zij, maria en adelheide (alyde) waren erfgenamen van Vianden. De eerste was gehuwd aan simon Graaf van SpanheimGa naar voetnoot(4) en had hij hem twee kinderen, een zoon, door butkens, otto, door Prof. münch, walram genoemd, die vóór zijne moeder kinderloos stierfGa naar voetnoot(5), en eene dochter elisabeth, die de gemalin werd 1o van robert of rubrecht (rupert) Hertog van Beijeren, die in 1395 stierf, zoon van Keizer robertGa naar voetnoot(6) en 2o. van dirk Graaf van der marck, Heer van. Dinslaken, die in 1412 is overleden. Zij stierf in eenen zeer gevorderden leeftijd in 1416 zonder kinderen na te laten. Adelheide de jongste zuster, ook wel aleyd genoemd, Gravinne van Vianden, huwde (1331) aan otto Graaf van Nassau-Dillenburg, en bragt een gedeelte der goederen van het Graafschap Vianden, van de Baronije van St. Vijt, van de Heerlijkheid van Grimbergen enz. aan haren echtgenoot ten huwelijk; welk huwelijk den | |||||||
[pagina 23]
| |||||||
grondslag legde der betrekkingen van het huis van Nassau tot de Nederlanden; - betrekkingen die sedert niet hebben opgehouden, en van lieverlede zoo innig zijn geworden, dat de namen Nassau en de Nederlanden, als het ware ineengesmolten zijn, en de geschiedenis van de lotgevallen des eenen ook de geschiedenis der lotgevallen des anderen is geworden. Maar door dit huwelijk werden dan ook de afstammelingen van gezegden otto van nassau leenmannen van de Graven, later HertogenGa naar voetnoot(1), van Luxemburg. Zoo vindt men jan van nassau, Graaf van Vianden, achterkleinzoon van otto en aleyda van Vianden, in den jare 1457 als eersten afgevaardigde der Edelen tegenwoordig bij de vergadering der Staten, die philips den goeden, als Hertog van Luxemburg huldigden; en zijn zoon engelbert, insgelijks Graaf van Nassau en Vianden, van 1483 tot 1489 Gouverneur van Luxemburg. Maar wij loopen de geschiedenis vooruit. Otto, Graaf van Nassau, en door zijn huwelijk van een gedeelte van Vianden, de echtgenoot van Gravin aleyda stierf in 1369, en werd opgevolgd door zijnen zoon jan, die in 1400 is overleden. De tweede zoon van dezen laatsten, uit een huwelijk met margaretha, des Graven adolfs dochter, van der marck, met name engelbert, werd, krachtens uitersten wil van zijne in 1416 kinderloos overledene, bovengenoemde nicht elisabeth van Spanheim, erfgenaam van haar aandeel in het graafschap Vianden en van de overige goederen die zij als mede-erfgename van St. Vijt, Butgenbach, Grimbergen, DaesburgGa naar voetnoot(2) enz. bezat, al welke goederen alstoen in het huis van Nassau-Dillenburg overgingen, welks oudste zonen zich sedert Graven van Nassau, Vianden, enz. Baronnen van St. Vijt, Heeren van Grimbergen, van Daesburg, enz. enz. noemden. Na het overlijden van zijnen oudsten broeder adolf, in 1420, kwam deze engelbert in het bezit van het overige gedeelte van Vianden. Bekend is het, hoe zijn huwelijk in 1403 met joanna van Polanen, erfdochter van den laatsten Heer van der Leck en Breda, het geslacht van Nassau, nog naauwer met de Nederlanden vereenigde. | |||||||
[pagina 24]
| |||||||
Gij weet het, mijne Lezers! dat de kleinzoon van dezen engelbert, jan genaamdGa naar voetnoot(1), uit zijn huwelijk met isabella, dochter van den Landgraaf van Hessen, behalve twee dochters, twee zonen, hendrik en willem den Ouden, had. Hendrik, gij weet het, trouwde in een tweede huwelijk met claudine van Chalon, erfdochter van Oranje; hun zoon rené, het is u bekend, was Prins van Oranje, Graaf van Nassau, Vianden, enz. enz., stierf in 1544 kinderloos en liet bij uitersten wil zijne talrijke en aanzienlijke goederen aan den onschatbaren willem den zwijger, oudsten zoon van zijnen oom willem den Ouden, die hierdoor dan ook, behalve Prins van Oranje, Graaf van Vianden werd. Gij kent, geachte Lezers! al de Prinsen van Oranje-Nassau, van onzen Eersten willem af tot op de zonen van den Held van Waterloo. Ná den Eersten willem waren eerst diens zonen philips willem, de dappere en edele maurits en de beminnelijke frederik hendrik, en vervolgens de zoon en kleinzoon van dezen laatsten, onze willem II en willem III, Graven van Vianden. Na het kinderloos overlijden van laatstgenoemden, viel bij de verdeeling van zijne nalatenschap tusschen den Koning van Pruissen en de voogden van Prins willem IV, in 1732, het Graafschap Vianden aan laatstgenoemden ten deelGa naar voetnoot(2). Deze was een afstammeling van Graaf jan, broeder van willem den zwijger, en tevens achterkleinzoon van albertina agnes en van henriette catharina, dochters van Prins fredrik hendrik, en grootvader van Z.M. onzen tegenwoordigen Koning.Ga naar voetnoot(3) Prins willem V, ik zeide het hierboven, noemde zich Graaf van Vianden. Bij de verovering of overweldiging der Franschen werd het kasteel en de goederen van dit Graafschap als een Domein, | |||||||
[pagina 25]
| |||||||
eerst van de groote Republiek, later van het groote Rijk beschouwd. Bij de oprigting der majoraten schonk napoleon ze als zoodanig aan den Graaf van Marboeuf. In 1815 nam het Bestuur der Nederlandsche Domeinen bezit van die goederen, welke in de maand Augustus 1820 (niet in 1823, zoo als de Heer nothomb zegt) openlijk werden verkocht. In 1827 heeft Z.M. onze Koning, die in den 12den graad, regtstrecks van adelheide van Vianden en otto van Nassau afstamt, van den toenmaligen eigenaar, de goederen terug gekocht, welke zijne voorzaten meer dan acht eeuwen onafgebroken hadden bezeten. Ongelukkig echter had die eigenaar reeds een groot gedeelte van het slot, tijdens den verkoop nog in goeden welstand, gesloopt en meest al het hout, ijzer en wat meer dan bloot metselwerk is, er uitgenomen, zoodat het overschot niet veel meer dan een ruïne kan genoemd worden, die dagelijks meer en meer dreigt te vervallen. Op de voorplaats van het Kasteel aan de zijde naar de Stad, is nog eene kleine woning met eenige stallen aanwezig, maar die gebouwen thans nog gedeeltelijk in gebruik, staan geheel afgescheiden van het kasteel, van hetwelk niet veel meer dan de enkele muren nog overig zijn. __________ Het Graafschap Vianden, hetwelk oudtijds ook Viandem en Viandalem werd genoemd, had weleer eene groote uitgestrektheid, tot hetzelve behoorde, volgens den Tegenwoordigen Staat der Oostenrijksche, Fransche en Pruissische Nederlanden, (1738), negen en veertig dorpen en gehugten en een groot aantal achterleenen. In het laatstgenoemde werk wordt (bl. 155 en 156) gezegd: ‘dat de Prins van Isenghein, destijds de Heerlijkheid van Vianden en van St. Vijt en andere goederen van den Prins van Oranje, bezat.’ Hoe en met welk regt, wordt niet gemeld. - Na de confiscatie der goederen van Prins willem I werden Vianden en St. Vit door Koning philips aan Graaf pieter ernst van mansfeld geschonken, doch keerden later aan de regtmatige eigenaren terug. Uit het verdrag van verdeeling der vaderlijke erfgoederen tusschen filip's willem, maurits en fredrik hendrik, van den jare 1609, medegedeeld door wijlen mijnen vriend den Hoogleeraar j.p. van cappelle (in zijn filip's willem bl. 248 en volg.) leeren wij dat Prins willem I in zijn huwelijks-contract met anna van Saxen, had bepaald, dat Vianden, St. Vijt, Daesburg en de overige Luxemburgsche goederen, zouden behooren aan den zoon, welke uit dit huwelijk zou geboren worden, met belofte om het graafschap Vianden tot een Markizaat te doen verheffen; welke | |||||||
[pagina 26]
| |||||||
bepaling ten gevolge van het testament van rene van Oranje nietig was, daar, volgens hetzelve die goederen aan den oudsten zoon, en dus aan filips willem, uit het eerste huwelijk geboren, moesten komen. In de latijnsche vertaling van l. guicciardyn (omnium Belg. descript. p. 481) wordt gezegd, dat het Slot te Vianden de woonplaats is geweest der Tempelieren, wier afbeeldingen en onde kleederdragt aldaar nog (1616) aanwezig waren. Elders (Les délices des Pays-Bas, Tom. IV, p. 57, de l'édition de 1785) leest men dat de ridders van Maltha te Roth, in de nabijheid van Vianden, eene Commanderij bezaten, en dat in het stadje zelve een klooster bestond, reeds in 1248 gesticht. Volgens de telling van den jare 1822, bevatte de gemeente Vianden met de hoeve Scheuer, die er toe behoort, 1440 zielen. De zilveren baar op keel van Vianden sierde sedert de XVde eeuw het wapen der Nassau's en prijkte er naast den gouden leeuw op azur. Nevensgaande houtgravure vertoont u het slot, weleèr de woonplaats der magtige bezitters. Amst. December 1839.
W.J.C. van HASSELT. |
|