| |
| |
| |
Boekbeoordeelingen.
Eerste metingen met den mikrometer, volbragt op het Observatorium van 's Rijks Hoogeschool te Leiden, door F. Kaiser, Math. Mag. Phil. Nat. Doctor, Directeur van het Observatorium en Lector voor de Sterrekunde aan de Hoogeschool te Leiden, Buitenlandsch Lid der Koninklijke Sterrekundige Societeit te London en Lid van verschillende Wetenschappelijke Maatschappijen. Met eene Plaat. Leiden, bij H.W. Hazenberg en Comp. 1840. X en 128 bladz.
Vooruitgaan is een vereischte dezer eeuw. Elk doet het op zijne wijze. De eene gaat voorzigtig en zeker steeds voorwaarts, bezadigd, zonder gedruisch, en raadpleegt bij elken stap de lengte zijner beenen. Hij komt misschien wel wat minder opgemerkt, maar in allen gevalle zeker en geheel niet vruchteloos op de plaats zijner bestemming aan. Een ander verzekert, dat hij hard loopt. Het is waar, zijne beenen zijn steeds in beweging, en toch, men ziet niet, dat hij vordert. Maar zulks is klaarblijkelijk zinbedrog. Hij moet zonder twijfel vooruitkomen, want de groote hoop schreeuwt lustig: ‘Ruimte! ruimte! Ziet gij niet, daar komt een hardlooper?’ Het overluid schreeuwen belet haar behoorlijk toe te zien, of haar wonderman waarlijk zoo vlug ter been is. Want om hare stem duidelijk te doen hooren, knijpt zij de oogen half digt en spert den mond wijd open. Alzoo arbeidt de eene in stilte, en komt, bedaard voortwandelende, tot zijn doel, al verhalen geene dagbladen met veel ophef, dat Mijnheer X of Y aan een duur en slecht logement of hôtel is afgestapt. De andere speelt ook in het wetenschappelijke den grooten heer. De geheele klub getuigt het, dat hij niet sneller voortkan, zelfs niet op eene onbeladene locomotieve; maar
| |
| |
zien?... Men moet zich met gelooven tevreden houden; aanschouwen wordt ons geweigerd!
Deze gedachten kwamen bij ons op, bij het doorbladeren van het hierboven vermelde Stukje van den bekenden Lector kaiser te Leiden. Toont het vooruitgang? Nog al zoo iets, gelijk het ons voorkomt. Men zegt, er was eens een tijd, het tijdvak der zonnewijzers en corpora regularia, dat de arme vliegkens, die op den weêrhaan der Wittepoort hun middagslaapje deden, het zeer euvel opnamen, dat zij door eenen monsterachtigen kolossalen kijkmolen, dien men Teleskoop noemde, zoo onbeschaamd begluurd werden. Thans vallen de overhuren hen niet meer lastig. Doch scherts ter zijde. Er zijn verbeteringen daargesteld, van welke men vóór vijftien jaren niet eens zou gedroomd hebben. De vooruitgang in de werktuigkunde en wetenschappen, die vroeger elders plaats greep, maakte die mogelijk. De Heer Lector kaiser levert in dit Boekje resultaten, die de verbeteringen van zijn observatorium, maar vooral zijn blijkbaar zeldzame ijver en buitengewone tact van observeren hebben opgeleverd. Ziehier den korten inhoud. Eene beknopte geschiedenis der mikrometermetingen aan den hemel opent dit Stukje. Eerst worden de verdiensten van william herschel geschetst, die mikrometers aan zijne teleskopen toevoegde, en met dien toestel dubbelsterren mat. Het voorbeeld van william herschel wekte zijnen zoon john herschel en james south op, om dien arbeid voort te zetten. Struve onderwierp de dubbelsterren, door herschel waargenomen, aan een nieuw en streng onderzoek, en overtrof daarin alle vorigen in juistheid. Voortbrengselen van de Engelsche werktuigkundigen dollond, troughton en tullev stonden dezen natuuronderzoekers ter dienst. Maar eerlang zag Duitschland eenen man ontstaan, wiens genie aan het optische Instituut te München het voorregt schonk, om de volmaking der sterrekunde te helpen bevorderen, fraunhofer namelijk, die voortreffelijke kijkers aan de Sterrekundigen leverde, en eenen nieuwen mikrometer ontwierp, met welken struve 3000 dubbelsterren voorloopig beschreef en daarna naauwkeurig waarnam. Met dit zelfde kunstige werktuig werden ook de afstanden der kometen tot nabijgelegene vaste sterren bepaald. De hemoeijingen van struve schrikten herschel, dawes en mädler niet af, om verder voort te werken; en toen de verdienstelijke fraunhofer der wetenschap ontviel, had zij het geluk waardige opvolgers van dien kunstenaar in de Heeren merz en madler te behouden, die weldra zelfs grootere werktuigen dorsten vervaardigen,
| |
| |
dan er door fraunhofer nog waren tot stand gebragt. Met eenen kijker, door hen bearbeid, en met eenen mikrometer toegerust, mat lamont te Bogenhausen de planeten Jupiter en Saturnus met hare wachters, en nam hij nevelvlekken en sterrehoopen waar. Als ter loops worden de werkzaamheden van bessel met den Heliometer vermeld, die eenigzins buiten het bestek van dit geschiedkundig overzigt vallen; waarna de voleindiging der metingen van dubbelsterren door struve nader wordt toegelicht. De slotsom van dit alles komt hierop neder: slechts drie mannen, struve, lamont en bessel, wisten tot nu toe deze sterrekundige werkzaamheden met die hooge juistheid ten uitvoer te brengen, welke kunst en wetenschap thans veroorloven. Bedriegen wij ons niet, dan verdient de ijverige Lector en Schrijver van dit Stukje allezins met dit edele drietal genoemd te worden.
De beschrijving van den draden-mikrometer naar fraunhofer, welke nu volgt, laat uit haren aard niet toe, dat wij er een uittreksel van geven kunnen. Ongetwijfeld zal de Heer kaiser redenen gehad hebben, om, bij zijne overige naauwkeurigheid, den mikrometer niet in meer bijzonderheden af te beelden, hetgeen inderdaad wenschelijk zoude geweest zijn voor allen, die dit werktuig niet kunnen bezigtigen. Eene meer naauwkeurige beschouwing van den mikrometer, als de gelijkmatigheid der bewegingen, het digt langs elkander strijken en de fijnheid der draden, de volkomenheid der mikrometerschroef, het vergrooten van de gebreken van den mikrometer bij eene grootere kortheid des kijkers, aan welken hij is toegevoegd, maken zeer belangrijke beschouwingen van het derde gedeelte uit. De storingen, die het meten van afstanden ondergaat, de storingen bij het bepalen der rigtings- of standhoeken en de storingen, in het werktuig zelf gelegen, worden opgenoemd en tevens de middelen geschetst, die ter bestrijding van dit alles bij het gebruik van den mikrometer behooren te worden in acht genomen, en alzoo een denkbeeld gegeven van de talrijke moeijelijkheden en voorzorgen, die het meten met den mikrometer vordert. De grondformulen voor de herleiding der mikrometermetingen besluiten deze afdeeling. Hierop volgen de eerste metingen van dubbelsterren, door den Heer kaiser volbragt. Zij bevatten de kern van zijnen arbeid, maar laten het geven van een uittreksel evenmin toe, als de daaropvolgende wiskunstige beoordeeling van de waarde der voornoemde metingen. De vraag is natuurlijk bij den onervarene in deze wetenschap: Waarom ging
| |
| |
de Heer kaiser eenen arbeid hervatten, door struve en bessel verrigt, en op nieuws dubbelsterren meten, wier afstanden vóór een ander tijdstip waren onderzocht geworden? Indien wij den Heer kaiser wel begrepen hebben, oordeelde hij het noodig, om, even als bessel en struve dit vroeger deden, de tegenwoordige betrekkelijke ligging der dubbelsterren met juistheid te bepalen, en dus iets te leveren, dat voor de wetenschap geacht kan worden eene blijvende waarde te bezitten; maar ook tevens, om, door zijne uitkomsten met die van bessel en struve te vergelijken, naauwkeurig te beproeven, wat hij met zijne nieuwe, betrekkelijk zeer geringe hulpmiddelen op het oude, thans zoo goed mogelijk ingerigte, observatorium, dat ook reeds eenen eervollen rang onder de observatoria van Europa bekleedt, kon ten uitvoer brengen. De sterrekundige bezit in de theorie der waarschijnlijkheden eenen wiskundigen toetssteen, aan welken hij zijn' eigen' arbeid keuren kan. Dit gestrenge onderzoek heeft (volgens bladz. 92) bewezen, dat de metingen te Leiden veel beter met die van struve instemmen, dan al de mikrometermetingen, welke met deze zijn vergeleken geworden; ja zelfs (zie bladz. 86), dat de scherpte der metingen te Leiden die der metingen van struve te boven gaat, en ook niet behoeft te wijken voor de scherpte der heliometermetingen van bessel te Königsberg (zie bl. 87).
Eene proeve van uitbreiding der mikrometermetingen op grootere afstanden, en van aanwending des mikrometers op de plaatsbepaling van kometen besluit dit, in eenen wetenschappelijken zin, zoo belangrijk geschrift, als er welligt in eene reeks van jaren hier te Lande geen werd in het licht gegeven. De uitslag dezer metingen toont aan, dat de Heer kaiser de vaardigheid bezit, om den mikrometer met gelukkigen uitslag ook tot zulke werkzaamheden te bezigen, tot welke hij oorspronkelijk niet bestemd is (zie bladz. 113-114), en dat Zijn Ed. arbeid althans niet minder gelukkig slaagde, als soortgelijke van den beroemden bessel (zie bladz. 114 en 115). De proeve van toepassing des mikrometers op de plaatsbepaling van kometen kan insgelijks met bet beste, wat buiten'slands verrigt is, worden gelijkgesteld. Ziehier den inhoud van dit belangrijke geschrift, dat wij ter beoefening aan alle liefhebbers der Astronomie aanbevelen, die het gewoonlijk wel meenen, maar zelden op de hoogte der wetenschap staan. Dit blijkt voornamelijk ook daaruit, dal velen naar de Instrumenten de ongewijde handen roekeloos uitslaan en te goeder trouw meenen, dat de kunst van observeren, bij den gelukkigsten aanleg, geene oefening en in- | |
| |
spanning vereischt; zoodat men ook op hen kon toepassen, hetgeen horatius van de rijmelaars zeide: ‘Ludere qui neseit campestribus abstinet armis.’ Enne bedaarde lezing en beoefening van dit Stukje zal, vertrouwen wij, denzulken kunnen leeren, om zich een denkbeeld te vormen van al de moeijelijkheden, de inspanning en volharding tot eenen arbeid vereischt, waarvan de hoofdsom in deze weinige bladzijden vervat is. Het Vaderland, dat daarvoor zijnen dank aan den Heer kaiser verschuldigd is, zorge ook, dat het den verdienstelijken man aan geene aanmoediging ontbreke, en alzoo de vruchten van zijnen arbeid niet verloren gaan. Doet het dit, dan eerst mag het zich beroemen, dat het de wetenschappen bevorderen wil.
|
|