gere klassen ernstig aantrekke. Van hoeveel belang is niet hun onderwijs, hunne opvoeding en vorming? Daarvan hangt ook voor de lagere standen weder alles af. Men begint dat ook in te zien, en spreekt veel over Hoogescholen en Gymnasiën, ja hervormt de laatste. Men zal dan ook misschien weldra eens aan Handelsscholen denken, en vooraf revue houden over de Fransche scholen, opdat uw zoon, die op het Instituut van den Heer .... ging, en vooral uwe dochter, die bij Madame .... hare educatie ontving, niet in het lezen, rekenen, schrijven, en in ontwikkeling van hun verstand, beschaamd worden door pakhuisbaas en kindermeid, die op de bewaarschool en daarna op de tusschenschool leerden.
Maar onderwijs blijft altijd slechts onderwijs. Van meer belang nog is de huisselijke opvoeding. En ziet, ouders! Predikanten uit de onderscheidene oorden des Vaderlands hebben zich vereenigd, om van tijd tot tijd met uwe zonen en dochters te spreken; hun iets tot nuttige lectuur in handen te geven; hen op goede edele voorbeelden te wijzen, en door dit alles den geest van Christelijke Godsvrucht, regtvaardigheid, matigheid, werkzaamheid hij hen te vermeerderen. Zij geven wekelijks, iederen zaturdag, een Traktaatje van 8 à 12 bladzijden kl. So uit. Deze kosten, bij inteekening, 5, buiten inteekening, 6 à 7½ cents het stuk. Gij koopt ze dus niet, maar laat ze door uwe jonge lieden zelve van hun weekgeld koopen. De stukjes zijn net gedrukt en hebben een bevallig uiterlijk. Ook dit werkt ten goede. De stijl is altijd gekuischt en beschaafd; vaak aangenaam en onderhoudend; soms levendig en treffend. De inhoud is altijd belangrijk; de geest Christelijk; de toon vriendelijk en verstandig. De Schrijvers schijnen uwe jonge lieden van 14 tot 18 jaar op het oog gehad te hebben. Zij betuigen en betoonen altijd achting voor den jeugdigen leeftijd; ingenomenheid met uwe zonen en dochters, als het volgend geslacht in zijne wording; maar tevens zorge, ja bezorgdheid voor het teeder gewas, dat zij mede willen kweeken. Zij stellen zich onze jongelingen en jonge dochters voor, niet als onschuldigen, of vromen; ook niet als bedorvenen, maar, gelijk zij meerendeels zijn, als jonge menschen, bij wie het goede gevoelen spreekt, doch die besmet zijn door de wereld; bij wie dat goede gevoelen, nog altijd wankel, moet bevestigd worden tot een vast beginsel; bij wie dat hier uit de verdooving der zinnelijkheid opgewekt; dáár tegen de verblinding der begeerlijkheid in het licht gesteld; ginds aan het geweld van den hartstogt ontrukt;