| |
| |
| |
Boekbeoordeelingen.
Over het verband der physische wetenschappen, door Maria Sommerville (lees Somerville). Uit het Engelsch vertaald door J.C. Pilaar, Luitenant ter zee. Arnhem, 1839.
De Heer somerville heeft de algemeene bekendheid van zijnen naam meer aan zijne vrouw dan aan de geneeskundige praktijk te danken. In hoeverre die overtuiging hem streelen moet, staat ons niet te beslissen; wij zullen den man der beroemde vrouw laten rusten, om ons eenige oogenblikken over Mistriss mary te onderhouden.
Toen de helft van het menschelijke geslacht het gezag van den sterkste te baat nam, om het uitsluitende voorregt van regering en wetgeving zich aan te matigen, begreep zij te regt, dat de beste waarborg van hare duurzame heerschappij in het overwigt van verstandelijke ontwikkeling was gelegen. De vrouw mogt met eenig handenwerk of met de beoefening van deze of gene onschuldige kunst zich onledig houden; maar de hoogere ontwikkeling van het verstand, de meer wetenschappelijke vorming, is het erfdeel der mannen gebleven. Of de wetenschap bij dit monopolio gewonnen heeft, kan men betwijfelen. Denk echter niet, lieve Lezer! dat ik eene lofrede op de geleerdheid der vrouwen ga schrijven. In den tegenwoordigen staat der maatschappelijke inrigtingen, zoo als wij mannen die gemaakt hebben, is de geleerde vrouw niet op hare plaats. Zij kan niet voldoen aan hetgeen wij hare bestemming noemen; zij kan ons en onze kinderen niet lief hebben, verzorgen, verplegen, zoo als wij gaarne bemind, verzorgd, verpleegd zijn. Maar omdat wij eenmaal deze rigting aan de vrouwelijke ontwikkeling gegeven hebben, daaruit volgt niet, dat er geene andere zou mogelijk zijn. Of is dit onze mannelijke grootmoedigheid, dat wij eerst aan de vrouw de gelegenheid tot wetenschappelijke vorming be- | |
| |
nemen, om daarna te zeggen, dat zij er niet vatbaar voor is? Waarom hebben dan de Ouden de wijsheid, het geheugen, de wetenschappen, onder vrouwelijke vormen, als minerva, mnehosyne, de muzen, vereerd?
Men beweert somtijds, dat de vrouwelijke ziel bij uitsluiting voor het schoone, voor de gewrochten van gevoel en verbeelding geschikt is; maar dat de abstracte begrippen van het verstand buiten den kring harer vatbaarheid liggen. Die bewering heeft noch een' physiologischen, noch een' historischen grond. De geschiedenis kan ons juist het tegendeel leeren; want zij toont ons de voorbeelden van vrouwen, die, in weêrwil van alle hinderpalen, eenen hoogen trap van wetenschappelijke vorming bereikt hebben, zelfs in de wetenschappen der meest afgetrokkene beschouwing. Het is niet noodig, om die voorbeelden in het oude Griekenland of in de school der Alexandrijnsche wijsgeeren te zoeken; de vorige eeuw heeft ons nog eene maria gaëtana agnesi, eene laura bassi, eene carolina herschel vertoond, die door hare schriften en ontdekkingen in wis- natuur- en sterrekunde den regtmatigsten roem zich verwierven; onze leeftijd kan, om geene andere te noemen, eene sophie germain, eene mary somerville aanwijzen.
Mary somerville heeft in de geschiedenis der natuurkundige wetenschap eenen naam zich verworven door hare proeven over het magnetiserend vermogen der violette stralen, en sedert heeft zij als eene uitmuntende wiskundige zich bekend gemaakt door de uitgave van hare Mechanism of the heavens, die als eene soort van inleiding tot de Mécanique céleste van laplace kan beschouwd worden. Later gaf zij een Werk uit: On the connexion of the physical sciences, waarvan binnen weinige jaren een derde druk het licht zag. Het is van dit boek, dat de Heer pilaar ons thans eene vertaling aanbiedt; die vertaling is naar de tweede Engelsche uitgave van 1835 geschied, doch men heeft daarbij gebruik gemaakt van eene Fransche overzetting, die naar den derden druk bewerkt is. Waarom men de oorspronkelijke derde uitgave niet gevolgd heeft, wordt niet gezegd; doch het verschil met de tweede is niet aanmerkelijk.
Men zou, alleen op den titel: Over het verband der physische wetenschappen afgaande, een verkeerd denkbeeld van dit Werk zich vormen. Deze titel toch doet een boek verwachten, waarin het onderlinge verband der natuurkundige wetenschappen op eene wijsgeerige wijze ontwikkeld wordt; - eene soort van geslachtregister, waarin deze wetenschappen naar hare afkomst
| |
| |
en verwantschap geordend zijn; - eene variatie op het oude thema over het commune vinculum van cicero. Zoodanig iets zou men in het Werk van Mrs. somerville vruchteloos zoeken. Hetgeen men er vindt, is een overzigt van den tegenwoordigen staat van natuur- en sterrekunde, eene opgave van de voornaamste resultaten dier wetenschappen, in eene zekere orde voorgedragen, zoodat men, zonder merkbare sprongen, van het eene tot het andere overgaat; maar voor het overige wordt het onderlinge verband der deelen niet naauwkeuriger ontwikkeld, dan in ieder goed geschreven Handboek geschiedt. Een titel., als b.v. De physische toetenschappen, in verband gebragt, of wel: Overzigt der physische wetenschappen, zou beter aan den inhoud van het Werk hebben beantwoord.
De twaalf eerste Afdeelingen zijn uitsluitend aan de sterrekunde gewijd. In 80 bladzijden worden de voornaamste resultaten der theorische en physische sterrekunde beschouwd, de elliptische beweging, de perturbatiën, de theorie der satellieten en bijzonder van de maan, de gedaante, de massa, de omwenteling der planeten, enz. De lezing van dit gedeelle levert het bewijs, dat de Schijfster hier op eigen terrein zich bevindt; zij heeft het onderwerp in de belangrijkste bijzonderheden ontwikkeld; geene der periodische of seculaire storingen in de elementen der planeten is voorbijgezien. Voor hen, die het een of ander Handboek der mécanique céleste, als b.v. de Mechanism of the heavens, van de Schrijfster; de Théorie du système du monde, van de pontecoulant, of iets dergelijks bestudeerd hebben, zal de lezing van deze bladzijden hoogstaangenaam zijn; zij vinden er in een kort tafereel de voornaamste resultaten der wetenschap vereenigd. Zouder zulk eene voorbereiding echter, achten wij het niet mogelijk, om van de hier behandelde zaken zich een helder denkbeeld te vormen. De oorzaak van de verschillende storingen in du excentriciteit, de helling, de knooplijn, enz. der planeten, laat zich zonder wiskundige ontwikkeling nooit volledig begrijpen, en eene bloote opgave der verschijnselen vermoeit de aandacht van den gewonen Lezer, zonder hem, tot loon zijner inspanning, eenige nuttige en bruikbare kennis te verschaffen. In een populair boek kunnen vele van die bijzonderheden gemist worden, of, wil men ze voordragen, dan behoort men althans meer dan 80 bladzijden daaraan te besteden. Doch ook met het talent van een' laplace of herschel zullen vele zaken duister blijven, wanneer men ze ann het licht der wiskunde onttrekt. Wij prijzen elke poging, om zelfs de mest
| |
| |
afgetrokkene begrippen voor de menigte toegankelijk te maken; de duidelijkheid der voorstelling wordt daardoor ook bij den ingewijde bevorderd; maar er zijn gedeelten in het gebouw der natuurkundige wetenschappen, boven welker ingang de spreuk: μηδεὶς ἀγ εωμέτρητος εἰςίτω, geschreven staat. Gij kunt vrij der menigte den toegang openen tot die vertrekken, en met ophef van de fraaije zaken gewagen, die er gevonden worden; maar het is duisternis voor hunne oogen: zij hooren, maar begrijpen u niet. Gij zult hun een' last voor het geheugen, maar geen licht voor het verstand hebben gegeven. Wie het kunstig zamenstel van het heelal in al deszelfs bijzonderheden wil kennen, en de storingen, die het werk der eeuwen zijn, in haren aard en werking begeert te onderscheiden, hij moet den weg der wiskunde bewandelen, want daardoor alleen zal hij tot een helder inzigt in deze zamengestelde verschijnselen geraken. Wie dien weg niet kan of niet wil volgen, hij moge te huis blijven, om niet langs ongebaande paden in het kreupelhout te verdwalen.
De dertiende Afdeeling vormt als ware het den overgang van den hemel tot de aarde; zij handelt over de getijen en over den aard der golven. Daardoor komt de Schrijfster tot de veertiende Afdeeling, waarin de krachten van mechanischen zamenhang en chemische affiniteit worden beschouwd. ‘Tot hiertoe,’ zegt zij (bl. 00), ‘is enkel gehandeld over krachten werkende op hoeveelheden stof op merkbare afstanden; thans moeten de uitwerkingen worden beschouwd van zoodanige krachten, die op onmerkbare afstanden werken, enz.’ Ziedaar den overgang tusschen de sterrekunde en de eigenlijke natuurkunde, de twee hoofdafdeelingen van dit Werk. Men zal toegeven, dat hiermede nog weinig verrigt is, om het verband der physische wetenschappen te bewijzen.
In de vijftiende Afdeeling wordt over den dampkring, en in de beide volgende over het geluid en de Acustica gehandeld. Deze laatste vooral is met eene groote duidelijkheid en geheel op de tegenwoordige hoogte der wetenschap voorgedragen. Men moet echter geene volledige Verhandeling over dit onderwerp verwachten; dit lag niet in het plan der Schrijfster. Zoo vindt men b.v. niets over de verhouding der trillingen van de verschillende toonen in het octaaf, over de combinatietoonen, over de stolen, enz., welke zaken in een Handboek der Acustica eene voorname plaats zouden verdiend hebben. De Schrijfster heeft haar Werk voor geoefende Lezers, niet voor leerlingen of liefhebbers ingerigt.
De acustica vormt eenen geschikten overgang tot de leer van
| |
| |
het licht, die in de zes volgende Afdeelingen (van Afd. 18 tot 24) wordt ontwikkeld. De Schrijfster bepaalt zich hoofdzakelijk tot de verschijnselen, die den grondslag van het undulatiestelsel uitmaken, de interferentie, diffractie, polarisatie, en deze onderwerpen worden met eene groote duidelijkheid, voor zooverre die zonder wiskundige ontwikkeling mogelijk is, voorgedragen. Van de optische werktuigen wordt niet gesproken, indien men eene korte vermelding van den achromatischen kijker op bladz. 141 uitzondert.
De vierentwintigste Afdeeling handelt over de warmte, en hieruit neemt de Schrijfster aanleiding, om in de beide volgende Afdeelingen over de temperatuur der aarde en over den invloed dier temperatuur op den groei van planten en dieren te spreken. Alzoo raakt zij even aan de grenzen der natuurhistorische wetenschappen, en eindigt de 26ste Afdeeling met eene beschouwing der verschillende menschenrassen. Zij beweert aan het einde dier Afdeeling (bf. 226): ‘dat de electriciteit mede eenigen invloed hebben moet op de verdeeling der planten en dieren over de oppervlakte der aarde; en dit te meer, omdat zij een zeer groot deel schijnt te hebben aan de werking van dierlijk en plantaardig leven.’ Ziedaar den overgang tot een gedeelte der natuurkunde, dat nog niet was behandeld: het verband tusschen de leer der verschillende menschenrassen en die der electriciteit. Op die wijze, dunkt mij, laat het commune vinculum der wetenschappen zich nog al ligtelijk opsporen.
Van de zevenentwintigste tot de vierendertigste Afdeeling wordt nu de leer van electriciteit en magnetismus in haren ganschen omvang ontwikkeld, vooral wat de ontdekkingen der Franschen en Engelschen aangaat. Hetgeen voor deze wetenschap door de Duitschers verrigt werd, is minder volledig. De merkwaardige schriften van ohm, fechner, lenz, die zoo veel licht over dit gedeelte der natuurkunde verspreiden, schijnen aan de Schrijfster onbekend te zijn. Zij deelt deze onkunde met de meeste van hare landgenooten; zelfs de beroemde faraday schaamt zich niet zijne onwetendheid in dit opzigt openlijk te belijden.
Na alzoo de belangrijkste deelen der natuurkunde te hebben beschouwd, keert de Schrijfster in de vijfendertigste Afdeeling, door de etherische middenstof, naar den sterrenhemel terug. De kometen en vaste sterren worden in twee achtereenvolgende Afdeelingen beschouwd; terwijl eindelijk het Werk met eenige algemeene beschouwingen in de zevenendertigste Afdeeling beslaten wordt.
| |
| |
Deze korte opgave van den inhoud is voldoende, om den aard en de strekking van dit Werk te beoordeelen. Eenige belangrijke deelen der physische wetenschappen worden daarin beschouwd uit het bijzonder oogpunt, dat de Schrijfster gekozen heeft, zonder eenige aanspraak op volledigheid te maken. ‘In dit Werk,’ zegt zij zelve, bl. 328, ‘was het noodzakelijk, uit de geheele keten der wetenschappen, eene kens te doen van eenige weinige der merkbaarste aaneenliggende schakels, welke hen (lees haar) aan elkander verbinden, en ontelbare gevallen, zoo van klaarblijkelijk als van verborgen verband, voorbij te gaan.’
De wijze van behandeling is zuiver wetenschappelijk, in tegenstelling van de meeste Werken der Engelschen, die de praktische rigting van hunnen geest zelden verloochenen. De Schrijfster schijnt met opzet de toepassingen der physische wetenschappen op het maatschappelijke leven te hebben verzwegen. Zij behandelt de leer der gazvormige vloeistoffen, zonder ook slechts met een enkel woord over de bewegende kracht van den wind en den stoom te spreken; - de eigenschappen van het licht worden ontwikkeld, maar zonder eenige toepassing op de optische werktuigen; - de leer der electriciteit wordt uitvoerig verklaard, maar men vindt niets over de reductie der metaalertsen, het ontsteken der mijnen, de bewegende kracht van het electro-magnetismus, de electrische telegraphie, enz. Het is bij uitsluiting een wetenschappelijk Werk, dat door den beoefenaar der physische wetenschappen met genoegen zal worden gelezen. De meeste onderwerpen, vooral de theorie van het licht, worden met eene zeldzame duidelijkheid voorgedragen, terwijl de oorspronkelijkheid der voorstelling zich dikwerf aan de helderheid der inzigten paart. Kleine onnaauwkeurigheden, die hier en daar, vooral in de afdeeling over de electriciteit, voorkomen, kunnen de wetenschappelijke waarde van het geheel niet verminderen. Maar, wij herbalen het, om dit boek te verstaan, moet men reeds eenige vorderingen in de physische wetenschappen gemaakt hebben; voor leerlingen of voor onze zoogenoemde beschaafde Lezers is het Werk niet geschikt.
Beschaafde Lezers toch, die hier te Lande tot deze klasse gebragt worden, zijn gewoonlijk in de eigenlijke wetenschappen weinig geoefend. Men kan hier voor beschaafd doorgaan, wanneer men eenige kennis van talen, geschiedenis, letterkunde, bezit; wanneer men maandelijks een paar Revues leest, en over Fransche Romans en vaudevilles kan praten. In Engeland is dit beter; eene wetenschappelijke vorming wordt er niet bloot als een aan- | |
| |
hangsel, maar als een bestanddeel der beschaving beschouwd. Mrs. somerville heeft haar Werk vooral ten gevalle van hare countrywomen geschreven, en waarlijk, wanneer deze op de hoogte zijn, om dit boek te verstaan, dan aarzelen wij niet aan de Engelsche vrouwen den voorrang te geven in wetenschappelijke vorming, niet slechts boven onze mannen uit de zoogenoemde beschaafde wereld, maar zelfs boven vele onzer geleerden en aanzienlijken, onze leeraren, onze regters, onze staatsmannen. De verwaarloozing van wetenschappelijke studie is een treurig verschijnsel in ons Vaderland; maar zij is het natuurlijke gevolg van de dwaze ingenomenheid, waarmede men hier te allen tijde de regtsgeleerdheid beschouwd heeft. Zij alleen baant den weg, om tot de eerste betrekkingen in den Staat te geraken. De zonen uit onze aanzienlijke geslachten worden of tot krijgslieden of tot regtsgeleerden bestemd; het schijnt hun niet in te vallen, dat er nog andere wegen geopend zijn, om nuttig te worden voor hunne medeburgers. Vandaar die menigte van jonge lieden, welke gretig azen op den naam van regter-plaatsvervanger of burgemeester te platten lande, terwijl men de beoefenaars der mechanische kunsten, tegen grove belooningen, bij vreemden moet zoeken. Wij zouden gaarne eenige onzer talrijke gymnasia tegen eene goede Industrieschool, en een dozijn staatkundige publicisten tegen een paar deugdelijke staathuishoudkundigen inruilen. De wezenlijke belangen der natie zonden er niet bij verliezen, wanneer zij wat minder advocaten en ambtenaren en wat meer werktuigkundigen kon aanwijzen; er zou voor welvaart en volksgeluk minder geschreven, maar meer gedaan worden. Of is niet het toenemend ambtenbejag een kanker in onzen Staat, en zal men dan geene middelen aanwenden, om dat kwaad te herstellen, om de zielen en ligchamen, die jaarlijks aan den Moloch der administratieve kleingeestigheid worden geofferd, tot nuttige en productieve leden der maatschappij te vormen?
Het is hier de plaats niet, om dit belangrijk onderwerp uitvoeriger te beschouwen; maar wij konden eene gelegenheid als deze niet laten voorbijgaan, zonder iets over eene zaak te zeggen, die ons na aan het harte ligt. De verwaarloozing van wetenschappelijke studie hier te Lande is een feit; een hoek, door eene vrouw in Engeland voor vrouwen geschreven, zal bij ons slechts door weinige mannen verstaan worden. Daarom zouden wij de vertaling niet hebben durven aanraden; want de natuurkundigen ex professo hebben het boek voorlang in het oorspronkelijke gelezen, en voor ons publiek is zulk eene lectuur niet
| |
| |
geschikt. Het is geene handleiding, geene verzameling van natuurkundige vermakelijkheden, maar een wetenschappelijk Werk, dat zonder voorbereidende kundigheden bezwaarlijk verstaan wordt. Intusschen deze overweging gaat den boekverkooper aan, en Recensent zou zich opregtelijk verheugen, indien zijne denkwijze over ons lezend publiek, door een ruim debiet van dit Werk, op de volledigste wijze beschaamd werd.
De Vertaler heeft getoond, dat hij voor zijne taak berekend was; hij heeft zijnen arbeid met kennis van zaken, en vooral met naauwkeurigheid verrigt. Echter had hij die naauwkeurigheid niet zoo ver moeten drijven, van zelfs de spelfouten uit het oorspronkelijke over te nemen. Zoo lezen wij, bl. 60, miraldi, in plaats van maraldi, en bl. 275 en elders, bottot, in plaats van rotto. Onder de zinstorende fouten, die voor een gedeelte aan den corrector te wijten zijn, hebben wij hoofdzakelijk de volgende opgemerkt:
Bl. 13, r. 13 v.o., |
... werking ... veroorzaakt de verstorende kracht. Het is eene kracht, die eene werking veroorzaakt, niet omgekeerd. Het oorspronkelijke heeft constitutes. |
Bl. 28, r. 3 v.b., |
de baan der aarde te doorloopen, lees doorkruisen, of wel de middellijn der aardbaan doorloopen; in het Engelsch staat crossing. |
Bl. 34, r. 17 v.o., |
neemt aan, lees neemt toe. Het woord aannemen voor toenemen wordt nogmaals, bl. 297, r. 22 v.b., gebruikt. |
Bl. 75, r. 20 v.o., |
heliacè-opgang, lees heliatische opgang. |
Bl. 85, r. 16 v.o., |
natuurphilosophie. Het Eng. natural philosophy moet door natuurlijke wijsbegeerte, of, kortweg, door natuurkunde vertaald worden; de uitdrukking: natuurphilosophie heeft door het gebruik eene geheel andere beteekenis verkregen. |
Bl. 104, r. 8 v.b., |
een negende, lees een achtste. |
Bl. 110, r. 22 v.o., |
palmen, lees ellen. |
Bl. 113, r. 22 v.o., |
dan het, lees dan zij. |
Bl. 132, r. 11 v.o., |
hemelsche waarnemingen, lees waarnemingen des hemels, of der hemelligchamen. |
Bl. 141, r. l0 v.b., |
Acromatisch, lees achromatisch. |
Bl. 151, r. 10 v.b., |
phtologisten, lees photologisten. |
r. 1 v.o., |
gas, lees glas. |
Bl. 156, r. 3 v.o., |
vak, lees vlak. |
| |
| |
Bl. 184, r. 13 v.o., |
verzwinden, lees verdwijnen. |
Bl. 187, r. 23 v.b., |
blootstelt, lees blootstellen. |
Bl. 203, r. 8 v.b., |
levert, lees leveren. |
Bl. 209 en elders, |
oppervlakkige warmte, lees warmte der oppervlakte. |
Bl. 214, r. 7 v.o., |
gemagtigde, lees gematigde. |
Bl. 216, r. 16 v.o., |
van humbolt, lees van, of liever von humboldt. |
Bl. 249 ....... |
duiking der magneetnaald. Indien men een Hollandsch woord begeert, dan moet men helling zeggen, doch liever inclinatie. |
Bl. 299, r. 1 v.o., |
syruve, lees struve. Deze fout wordt in den bladwijzer herhaald. |
Bl. 310, r. 4 v.b., |
ε. van den Boer, lees ε. van Bootes, of den beerenhoeder. |
r. 5 v.b., |
Ophiuous, lees Ophiuchus. Het sterrebeeld van Ophiuchus is hetzelfde, als dat van Serpentarius of den Slangedrager. Men behoorde dus niet op dezelfde bladzijde deze twee namen te bezigen, alsof er van twee verschillende beelden gesproken wierde. |
In de noten lezen wij, in noot 179, savary, voor savart, en in noot 212, Zoophiten, in plaats van Zoophyten. Van enkele drukfouten, als b.v. bl. 312, r. 10 v.b., telescooph edekt, voor telescoop bedekt, en soortgelijke, spreken wij niet.
De typographische uitvoering van het Werk verdient allen lof, en wij durven aan onze landgenooten, die prijs stellen op wetenschappelijke lectuur, dit boek met volle ruimte aanbevelen.
|
|