De Gids. Jaargang 2(1838)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 468] [p. 468] Arme Geerte. Op den hoek van den Dam, bij het dagen in 't Oost', Zingt een lijster, sinds jaren haar kooi er getroost; De arme Geert moest er langs, om uit schommlen te gaan, Leende 't oor aan het lied, en bleef peinzende staan. 't Is een toovergezang; maar wat deert haar? zij ziet Een' zachtglooijenden heuvel, een groenend verschiet; Uit de Kalverstraat kronkelt een zilveren vloed, En 't Paleis wijkt als mist voor der uchtendzon gloed. Daar is 't pad naar de weî, dat zij huppelend ging, Waar zij bloemen op zocht, waar zij vlinders op ving; Daar is 't éénige huis, dat ze op aarde bemint, Eene armzalige stulp, waar ze in dartelde als kind. In den hemel is Geerte, terwijl zij 't aanschouwt! Maar de heuvel verdwijnt als de stroom en het woud, En de mist en de hut, het werd uchtend in 't Oost', Waar ook zij, als de lijster, haar' kerker getroost! v.H. Wordsworth verhollandscht. Vorige Volgende