De Gids. Jaargang 1
(1837)– [tijdschrift] Gids, De– AuteursrechtvrijGrammatica Arabica, breviter in usum Scholarum Academicarum conscripta a T. Roorda.Adjuncta est Brevis Chrestomathia, edita et Lexico explanata a P. Cool. Lugd. Bat. 1835. (298 pag. Lat. 31 Arab. 8o.)
Gelijk wij het dus in den Heer Cool prijzen, dat hij niet met slaafschen geest zijn HS. gevolgd, maar meer dan eens, waar óf de zin der plaats, óf de regels der Grammatica, het gebiedend vorderden, er van is afgeweken, zoo kunnen wij den wensch niet verhelen, dat hij diezelfde vrijheid ook in andere gevallen, waar zij was no odig geweest, zich veroorloofd, en meermalen eene poging had aangewend, om door eene even eenvoudige als waarschijnlijke gissing den zin eener nog duistere en naar allen schijn bedorvene plaats te herstellen. Wij willen het beproeven, in dit opzigt iets tot volmaking van zijn werk bij te dragen. In No. 5 (bl. 2 reg. 4 van ond.) kan, naar ons inzien, niet wel verklaard worden: men leze er voor , dat door de voorafgaande woorden als van zelf wordt aan de hand gegeven, en vertale: Hij antwoordde hun: (Ja, geschenken) uit hetgeen men eet en drinkt; maar wat betreft, (geschenken) uit de kleederen van Egypte, die niet. - In No. 18 (bl. 5 reg. 2) twijfelen wij geen oogenblik, of de woorden moeten veranderd worden in , terwijl wij het daarvoor houden, dat de toevallige uitlating van (die in Handschriften, achter de eindletter , om de gelijkheid van trek, zeer mogelijk is) daarna heeft aanleiding gegeven om verder den tekst te bederven. Neemt
| |
[pagina 552]
| |
men dezen voorslag aan, dan is de eenvoudige zin der plaats deze: Ik vergelijk zijn spreken na hun spreken, niet anders dan bij een regen, waardoor een stofwolk is aan den grond geplakt. Het blijkt uit het Woordenboek (op ), dat ook de Heer Cool reeds niet ver van deze zelfde gissing en verklaring was af geweest. - In No. 28 (bl. 7 reg. 6) heeft geen zin: men leze er voor , en vertale dan, letterlijk: het aangenaamst van hetgeen gij (ooit) voor ons gezelschap geweest zijt, is thans; of vrijer: nooit hebt gij een zoo aangenaam lid, als thans, van onzen gezelschapskring uitgemaaktGa naar voetnoot(1). In No. 43 (bl. 10 reg. 5) zal het wel niemand onwaarschijnlijk voorkomen, dat men voor , zoo als thans naar het HS. is uitgegeven, te lezen heeft: door weglating van één puntje zijn deze twee woorden volstrekt niet van elkander te onderscheiden, en gelijk de voorgestelde gissing dus hoogsteenvoudig is, zoo laat zij voor den zin der plaats ook niets te wenschen over. - In het volgende stukje (aldaar reg. 7 van ond.) moet ongetwijfeld in veranderd worden: de afschrijver, aan wien deze fout te wijten zij, zal zich verzonnen hebben, door achter den comparatif , vroeger dan hier behoorde, het gewone te laten volgen. De zin is toch duidelijk deze: Ik heb nooit eene verontschuldiging gezien, meer gelijkende op den aanhef (der bekentenis) van eene misdaad, dan deze. - In No. 49 (bl. 11 reg. 3) moet noodzakelijk achter het woordje worden ingevuld, dat om de voorgaande eindletter gemakkelijk kan over het hoofd zijn gezien: het deelwoord heeft toch nimmer die kracht, welke de Uitgever, om deze plaats te verklaren, er in het Woordenboek aan toekent, en even min zou ook het voorzetsel hier tot dien zin zich leenen kunnen, welken men achter eeniglijk met kan uitdrukken. De ware beteekenis der woorden, wanneer men er heeft bijgevoegd, zal het gemakkelijkst door een voor- | |
[pagina 553]
| |
beeld als hetgeen wij hier volgen laten, worden opgehelderd: , ik heb in, of aan, de liefde jegens u iets wat mij zóó bezig houdt, dat ik geene andere dan u beminnen kan. - In No. 85 (bl. 17 reg. 4 van ond.) is het woord , dat onmogelijk verklaard kan worden, blijkbaar bedorven, en moet met weglating der , eenvoudig in (en de sterkte) veranderd worden. In het HS., waarin overigens dat woord met al de vokalen, die men in de uitgave aantreft, geschreven is, staat die letter zonder eenig klankteeken, en wij vermoeden dus, dat zij haren oorsprong verschuldigd is aan eene vergissing van den afschrijver, die, vast vooronderstellende dat achter weder een werkwoord in den 1sten persoon van het Imperfectum volgen zou, werktuigelijk reeds een geschreven had, eer hij bemerkte dat zijne meening ongegrond was. Hij had dus nu die kunnen doorschrappen, maar vergat het, of liet het met opzet om daardoor zijn Handschrift niet te ontsieren. - In No. 87 (bl. 18 reg. 10 van ond.) bespeurt men gemakkelijk uit den zin, dat men voor (de beide schalen) zal in de plaats moeten stellen, daar er van twee verschillende geregten, die dus wel niet bij elkander op ééne schaal zullen zijn opgebragt, gesproken wordt. De verbetering, hier voorgesteld, is reeds in het HS. zelf door eene latere hand aangeduid, die boven de letter van , de drie letters in de tusschenruimte der regels heeft bijgeschreven. - Eindelijk, in No. 100 (bl. 22 reg. 5) eischt de zamenhang, dat men voor leze: het werkwoord toch beduidt vormen, smeden, uit metaal vervaardigen, en dit is, zoo als men ligtelijk zien zal, juist de beteekenis die hier gevorderd wordt.
Eene der verdienstelijkste zijden van deze Chrestomathie is zonder twijfel daarin op te merken, dat de Uitgever met bijzondere zorg en naauwkeurigheid, tot aan het einde van het zevende Hoofdstuk toe, bij elk woord al de vokalen en verdere leesteekens, die er bij behoorden, heeft bijgevoegd: in de vier volgende afdeelingen heeft hij van lieverlede het getal dier klankstippen verminderd, zoodat men op de laatste bladzijden er slechts zeer weinig meer aantreft, en als ongevoelig tot het lezen van Werken, waarin dezelve geheel ontbreken, wordt voorbereid. Wij keuren deze verstandige manier van een Leesboek voor eerstbeginnenden in te rigten, allezins goed, en geven alleen den Heer Cool in bedenking, of bij de laatste stukjes, en met name bij dat, waarmede hij zijne Chrestomathie besloten heeft, niet wat al te weinig vo- | |
[pagina 554]
| |
kalen voorkomen? Vooral toch het einde van No. 134 schijnt ons toe wel eenig licht te behoeven, dat aan hetzelve, door eenvoudig , en uit te geven, in geen geringe mate zou zijn bijgezet. In het algemeen zij het ons geoorloofd, hier den wensch te uiten, dat men bij het drukken van Arabische teksten zich minder aan de moeite onttrok, om met oordeel die vokalen er bij te voegen, waardoor de zin verstaanbaar en duidelijk, en dus aan den Lezer veel nutteloos tijdverlies bespaard wordt. Daar het toch immers pligt is, om nooit eene plaats, die men zelf niet begrepen heeft, uit te geven, zonder dit in eene aanteekening openhartig te bekennen; en daar men op dezen grond bij alles, wat zonder zoodanig eene waarschuwing is in het licht gezonden, met regt vooronderstellen mag, dat aan den Uitgever de zin er van bekend en hem volstrekt geene zwarigheid in hetzelve was overgebleven, zoo kan het niet anders dan hoogst onaangenaam en verdrietig voor den Lezer zijn, op nieuw van zich diezelfde moeite gevergd te zien, die een ander reeds vóór hem met gelukkig gevolg verrigtte, en deze dus, zoo hij het algemeen aan zich verpligten en waarde aan zijn eigen werk had willen bijzetten, ongetwijfeld aan allen had behooren uit te winnen. Doch wij keeren tot den Heer Cool terug, en verheugen ons, dat onder een zoo groote menigte van teekens, als hij naar het opgegeven plan bij den tekst te voegen had, er zoo weinig voorkomen, die óf niet zuiver grammatisch, óf strijdig met het taalgebruik zijn, óf die men aan eene verkeerde opvatting van den zin der plaats heeft toe te schrijven. Het HS. toch, waarin niet eens de helft van al de vokalen aanwezig is, en zij niet zelden ook in twijfelachtige gevallen gemist worden, waarborgde den Uitgever lang niet geheel voor dwaling; en men mag het als een groot bewijs van zijne naauwkeurigheid en bekwaamheid aanmerken, dat hij zoo zelden zich te dezen aanzien vergrepen heeft, en daardoor zijn werk zich zoo gunstig boven vele andere Arabische Chrestomathieën aanbeveelt. De voornaamste feilen van dien aard, waarop wij bij het lezen gestooten zijn, willen wij hier kortelijk aanstippen: bij eenige slechts zal het noodig wezen, meer in het breede onze aanmerking te verklaren. In No. 5 (bl. 2 reg. 7 en 5 van ond.) staat tweemaal verkeerd gedrukt, daar de beteekenis die hier gevorderd wordt, en ook zeer goed in het Woordenboek is opgegeven, niet aan de bedrijvende form van dat deelwoord, maar alleen aan deszelfs lijdende form, kan worden toegeschreven: men leze dus . - In No. 11 (bl. 3 reg. 4 van ond.) is wel volstrekt geen twijfel, of men moet het woord , niet
| |
[pagina 555]
| |
(de beste), maar (de laatste), uitspreken. Vooreerst toch is de comparative form (voor ) geen zuiver Arabisch, hoedanig men in At-Thaâlibi's leeftijd en schriften verwachten mag; ten andere is er volstrekt geen spoor van, dat de bijnaam Euergetes, aan den derden der Ptoleméussen eigen, door de Arabieren met zou zijn overgezet, hetgeen te minder waarschijnlijk is, daar bij voorbeeld Aboulfeda, in de Historia Anteislamica (bl 104) van dien Egyptischen Koning sprekende, eenvoudig dat Grieksche woord, met Arabische letters geschreven, behouden heeft; en eindelijk moet men vooral in aanmerking nemen, dat uit het hier bijgevoegde ten duidelijkste blijkt, dat At-Thaâlibi den Ptoleméus waarvan hij gewaagt, voor een der Romeinsche Keizers heeft aangezien, daar alleen dezen, en de latere Byzantijnsche of Grieksche Keizers, door de Arabieren ; maar de Egyptische Koningen uit het stamhuis van Ptoleméus, nooit anders dan geheeten worden. Vergelijkt men nu naauwkeurig de plaats, door den Heer Cool zelven (in het Woordenboek, bl. 191) uit het andere Arabische Werkje, dat het tweede gedeelte van ditzelfde HS. uitmaakt, aangehaald, en aldaar te vinden op bl. 27 en 28, dan leert men deze geschiedkundige misvatting (over welker waarschijnlijken oorsprong wij hier thans niet willen uitweiden) nog nader en omstandiger kennen, vermits die Schrijver, eerst van , uitdrukkelijk door hem bijgenaamd (Ptoleméus, den Romeinschen Keizer), daarna van (Ptoleméus den tweede), en weder onmiddellijk daarop, van (Ptoleméus den laatste) sprekende, door die benamingen, naar allen schijn, dit (toenmaals onder zijne landgenooten misschien heerschend) dwaalbegrip verraadt, dat er in de rij der Romeinsche Keizers drie Ptoleméussen geweest zouden zijn. - In No. 40 (bl. 9 reg. 5 van ond.) staat gedrukt: wij twijfelen, of wel het Imperfectum van de 1ste form van met de vokaal a (in plaats van o) wordt uitgesproken, en zouden daarom, even getrouw het HS., dat hier heeft, volgende, liever uitgegeven, en in het Woordenboek, op , hebben bijgevoegd, dat de 4de form van dat werkwoord zenden beduidt. - In No. 44 (bl. 10 reg. 7 van ond.) leze men voor , zoo als in het Woordenboek goed geschreven staat. - In No. 50 (bl. 11 reg. 6) zal men voor beter uitspreken, daar duidelijk de zin is: hij
| |
[pagina 556]
| |
wilde het (woord) khaizorân niet zeggen. - In No. 52 (ald. reg. 11 en 12) moet men voor en , en in de plaats stellen; en even zoo in het Woordenboek (bl. 224 reg. 8) lezen: Nom. act. . - In No. 79 (bl. 16 reg. 3) leze men voor ; en zoo ook in het Woordenboek (bl. 214 reg. 8) voor . - In No. 81 (bl. 16 reg. 12) is verkeerdelijk , in de 1ste form, uitgegeven: men stelle er , in de 2de form, voor in de plaats. De beteekenis toch van aanbieden, die hier gevorderd wordt, is niet aan de 1ste form van dat werkwoord (die vertoonen, voorstellen, beduidt), maar alleen aan de 2de, eigen. Hiernaar verandere men dus ook het Woordenboek op bl. 243. - In hetzelfde stukje (reg. 5 van ond.) zouden wij voor , liever lezen, daar de Arabier, in eenen zin als dezen, het werkwoord (hij meent) gewoonlijk geenen invloed op de volgende woorden doet uitoefenen, en derzelver constructie dus geheel naar het voorgaande regelt. - In No. 91 (bl. 20 reg. 2) eischt de Grammatica gebiedend, dat in veranderd worde: het is echter vreemd, dat men het thans uitgegevene ook werkelijk in het HS. aantreft. - In No. 95 (ald. reg. 1 van ond.) moest voor , gedrukt zijn: de uitspraak dus, die in het Woordenboek (bl. 227 reg. 6 van ond.) gevolgd is, heeft men voor de ware te houden. - In No. 98 (bl. 21 reg. 3 van ond.) leze men voor ; en schrappe in het Woordenboek (op bl. 232 reg. 12) de woorden: et, uit. - Het woord, in No. 99 (bl. 22 reg. 1) gedrukt, doch volgens de lijst der Corrigenda in te verbeteren, late men gerustelijk onveranderd staan: de Heer Cool wil dus vertalen: met vervelende menschen in gezelschap te zitten is het venijn van den geest; doch hij heeft er zeker niet om gedacht, dat de form , niet (gelijk men uit het Woordenboek, bl. 206 reg. 4 van ond., verkeerdelijk moet opmaken) een enkelvoudig woord is, maar het meervoud van (venijn): zoo men leest, krijgen de woorden dezen allezins passenden
| |
[pagina 557]
| |
zin: met vervelende menschen in gezelschap te zitten is de koorts van den geest, dat is: is voor den geest wat de koorts voor het ligchaam is. Men voege dus in het Woordenboek, op (bl. 204), het woord bij, dat een enkelvoudig is van de vrouwelijke form , en koorts beteekent. - In No. 101 (bl. 22 reg. 6 van ond.), en eveneens in het Woordenboek, bl. 185 reg. 3 van ond., heeft de Uitgever verkeerdelijk (o God!), met eene Wesla boven de Aleph, laten drukken: het is de standvastige gewoonte der Arabieren, dit woord te schrijven, als zijnde zamengesteld uit , ons o, en . - In No. 120 (bl. 28 reg. 2) leze men voor , ; daar niet de form (die ook te onregt in het Woordenboek staat, bl. 285), maar , vermoeijenis beduidt. - Evenzoo leze men in hetzelfde stukje (reg. 4) voor , : in het Woordenboek, op bl. 237, is zeer goed de form als de onbepaalde wijs van het werkwoord opgegeven. - In No. 134 (bl. 30 reg. 2 van ond.) is de schrijfwijze , naar ons inzien, niet goed te keuren, en de kracht, aan die form in het Woordenboek, bl. 243, toegekend, niet wel bewijsbaar. Men leze daar , welk woord ons kant, zijde, of gedeelte beduidt, en vertale aldus: ergens (waar het te pas kwam) in een gesprek. - Eindelijk willen wij den Lezer hier ook nog op twee plaatsen in het Woordenboek opmerkzaam maken, waar eene schrijfwijze en uitspraak gevolgd is, die naar de regels der Grammatica moet afgekeurd worden: de eerste is op bl. 207 reg. 9, waar in plaats van gedruktstaat (verg. bl. 6, § 9); de andere op bl. 221 r. 5, waar het woord , geur, dat onder den wortel had moeten geplaatst worden, verkeerdelijk is uitgesproken, terwijl men hetzelve (ook op uitdrukkelijk gezag der Turksche Vertaling van den Kâmous) voor eene vrouwelijke form moet houden, en dus schrijven [noot 1].
| |
[pagina 558]
| |
Het is tot nog toe in een Arabisch Leesboek, voor eerstbeginnenden bestemd, een noodzakelijk vereischte, dat het van een Woordenboek, toereikend om hetzelve te verstaan, vergezeld ga: de Heer Cool heeft zich dus ook de moeite getroost, om zijne Chrestomathie van dien kant bruikbaar te maken, en achter dezelve in etymologisch-alfabetische orde al de woorden, die er in voorkomen, in het Latijn vertaald, vele zegswijzen opgehelderd, eenige plaatsen opzettelijk toegelicht, en de eigen namen, die hier in zoo groote menigte zich voordoen, zoo veel hem mogelijk was, kortelijk verklaard. Door dit gedeelte van zijnen arbeid, dat voor hem zelven rijkelijk zijne vervelende zijde gehad zal hebben, heeft hij dan ook de regtmatigste aanspraak, niet alleen op onze erkentelijkheid, maar even zeer op onze welgemeende lofspraak, verworven: uit dit Woordenboek blijkt het, dat hij voor eene taak, waarbij naauwkeurigheid op den voorgrond staat, niet onberekend, noch ongeoefend is op het verstaan van Arabische Schriften; en dat hij even weinig het natuurlijk vermogen mist om in elken goed gestelden zin tot de ware kracht der woorden door te dringen, als hij de moeite van veelvuldig naslaan en langdurig zoeken schuwt, waar er hoop bestaat om langs dien weg het gewenschte licht te bereiken. Zoo wij dus ook hier eenige aanmerkingen volgen laten, zou het ons leed doen, dat men deze als bewijzen aanzag van de mindere waarde, die men aan het werk van den Heer Cool hebbe toe te kennen: zij dienen alleen, om tot volmaking van zijnen arbeid iets bij te dragen, en hier en daar tevens tot wenken, die misschien ook de opmerkzaamheid van andere beoefenaars der Arabische Letterkunde niet onwaardig zijn. Omtrent de orde, waarin de woorden op elkander volgen, zij als ter loops hier aangestipt, dat (bl. 188), (bl. 223), en (bl. 253), niet op derzelver regte plaats staan; dat men verkeerd doet, met vreemde, uit het Grieksch of Perzisch overgenomen woorden, naar eene andere dan zuiver alfabetische orde in het Arabische Lexicon te rangschikken, en dat dus ook hier (eene verknoeijing van het Grieksche Διάβολος), (de naam der Perzische stad Ispahan), (een Perzisch woord, dat ons | |
[pagina 559]
| |
schaal beduidt), en (het Grieksche σάπων), niet goed op (bl. 192), (bl. 232), (bl. 201), en (bl. 232), geplaatst, maar op de letters , en , moesten te vinden zijn; en daarentegen, dat men eigen namen, welker oorsprong zuiver Arabisch en volstrekt aan geenen twijfel onderhevig is, nergens anders dan onder den wortel, waarvan zij zijn af te leiden, rangschikken mag, zoodat hier en , niet op en (bl. 185), maar op en staan moesten.
(Het vervolg in het volgend Nommer.)
[p. 557, noot 1] Andere plaatsen van het Woordenboek, waar men insgelijks verkeerde vokalen aantreft, willen wij hier in het voorbijgaan verbeteren: op bl. 204 leze men voor ; op bl. 232 voor ; op bl. 276 voor ; op bl. 291 voor ; en voor ; op bl. 292 voor ; op bl. 294 voor ; op bl. 295 voor ; en op bl. 207 voor Fut. O., Fut. I. |
|