De gheestelycke vryagie
(1624)–Anoniem Gheestelycke vryagie, De– Auteursrechtvrij
[pagina 313]
| |
Hier begheert de Bruydt dat haren Bruydegom met zijne liefde haer ziele soude doorwonden.Myn lief is mijn,
En ick ben zijn,
Niemandt dat en benyde,
Sijn liefde groot,
Sterck als de doodt,
Maeckt my mijn herte blijde.
O liefden gloet,
O stercken bloedt,
Wilt mijn ziele doch doorvloeyen,
Soos al v vreuchdt,
En alle deucht
In my wassen en groeyen.
O liefden brandt,
Laet mijn verstandt,
In v gheheel zijn verslonden:
V stercke kracht,
V soete macht,
Laet die mijn ziele doorwonden.
Daer liefde wont
Maeckt sy ghesont
De ziel in al haer krachten:
Verdryuet oock,
Der sonden roock:
Vernieuwt ´tbinnenste der ghedachten.
| |
[pagina 314]
| |
Ghedachten stil,
Eenen goeden wil,
Kan de liefde in ons bringhen:
Der minnen sanck,
Door lof en danck,
Doet sy seer soetelijck singhen,
De ziel die singht,
Haeren gheest sprinckt,
In vol der jubilatien,
Als sy ghedinckt,
Wat Godt ghehinckt,
Wat Godt ghehinckt
Tot haerder consolatien.
Sy ghedinckt seer soet,
De liefde goedt,
Die Christus ons heeft willen bewijsen,
Als t'onser boedt,
Met vleesch en bloedt
Hy ons komt laeuen en spijsen.
De ziel die smaeckt,
Dat haer vermaeckt,
In haeren grondt van binnen,
Dat hemelsch broodt,
Van krachte seer groot,
Waer door sy kan verwinnen.
|
|