Een gheestelijck lust hofken
(1722)–Anoniem Gheestelijck lust hofken, Een– AuteursrechtvrijOp de wijse: Alsoo't begint.
AEn Iesus doe ick mijn beklagh,
Ach! helpt my g'nadigh uyt mijn treuren:
Ick heb gesondight nacht en dagh
Sulckx moet mijn hert met trouw besueren,
Dus bid ick u, o Iesu soet,
Erbarmt u over my sondaer groot,
Dus bid ick u, etc.
Soo ick mijn sond' bedenck,
Soo moet ick suchten ende weynen,
Geheel benauwt ick by na versinck
't Is u bekent, u Godt certeyne. Dus bid, etc.
| |
[pagina 172]
| |
Mijn Ziel is totter doodt bedroeft,
O Godt! en wilt my niet verlaten:
De werelt heeft mijn verstant berooft,
Ick kome tot u Heer om bate. Dus bid, etc.
Dry vyanden sterck en fel,
Komen my aen met grooter krachten:
De duyvel, de werelt, 't vleysch rebel,
Om te beletten mijn goe gedachten.
Dus bid ick u, etc.
Ick plach te leven ongerust,
Nacht en dagh te Banquetteren:
Nu wil ick eens met 's herten lust
My geven tot den dienst des Heeren.
Dus bid ick u, etc.
Oorlof Ionghmans en Dochters fier,
En alle die in lust verkeeren,
Denckt op den lesten dagh van hier,
Als ghy voor Godt sult compareren:
Dus bid ick u, o Jesus soet,
Erbarmt u over my Sondaer goet.
|
|