Een gheestelijck lust hofken
(1722)–Anoniem Gheestelijck lust hofken, Een– AuteursrechtvrijOp de wijse: Nera de schoonste van u gebueren.
MYn ziel, o schoone Creatuere!
Van Godt gheschapen excellent;
Hoe langh sal noch ons dwaesheyt dueren?
Hoe langh sal dueren mijn ellend? Hoe, etc.
Hoe langh sullen wy noch beminnen
Des werelts lust en ijdelheyt?
Die ons betoovert onse sinnen,
Om niet te dencken d'eeuwigh leydt.
Die ons, etc.
Nu dan mijn ziel, wilt eens ontwaken,
En uyt den diepen slaep op staen;
Wilt na de ware wijsheyt haken,
En wilt haer leere nemen aen. Wilt, etc.
Mijn ziel wilt doch eens overpeysen,
En wilt hier neerstigh acht op slaen:
Waar wy gedurigh henen reysen
En waer ons reyse komt van daen.
Waer wy, etc.
| |
[pagina 138]
| |
Vyt niet geschapen en verlooren:
Door Satans list zijn wy geweest
In sonden van moeder gebooren;
Berooft van Godes soeten Geest.
In sonden, etc.
Nu staet den Hemel weder open
Door Iesus Christi wonden root:
Die al die tot hem komen loopen,
Verlost en helpt uyt allen noodt.
Die al, etc.
Die hier zijn vrienden op der aerden
Beproeft in druck en lijden zwaer:
En daer en tegen hoogh van waerden
Een grooten troost, weer schenckt aen Haer.
En daer, etc.
Een troost die niemandt hier kan geven,
Hoe rijck, hoe eel, hoe schoon hy zy:
Al wat hier is, 'tsal ons begeven?
Ten magh ons niet langh maken bly.
Al wat, etc.
Veel Dienaers die mijn Vader loven,
Worden verzaet met Hemels broodt:
En ghy mijn ziel van hem verschoven
Soud' sterven hier van hongers noodt
En ghy, etc.
Sullen wy dan heel zijn verstooten
Verschoven uyt ons Vaders huys?
Sal my de deur dan zijn gesloten,
O Godt dit waer te grooten kruys.
Sal my, etc.
Neen, neen, ick wil my tot hem keeren,
En haesten eer het wordt te laet:
| |
[pagina 139]
| |
Ick wil my voor hem gaen verneeren;
Sijn Kruys aenveerden metter daet.
Ick wil, etc.
Prins, Heer, Godt, Vader, zijt genadigh
Ontfermt u over mijn verdriet,
Al ben ick sondigh en misdadigh,
Ick bid, verstoot my daerom niet.
Al ben, etc.
|
|