'tGheestelijck Bloem-hofken
(1637)–Anoniem 'tGheestelijck Bloem-hofken– AuteursrechtvrijBeplant met veel lieflijcke Bloemkens, van verscheyden Coleuren, tot dienst van alle Liefhebbers der Cantijcke soetgeurigheydt
Voys: Als ‘t begint.Nv looft mijn Ziel den Heere,
Voor alle die weldaden fijn,
| |
[pagina 513]
| |
Brenght hem toe prijs en eere,
Vergheet het niet, o Ziele mijn,
Hy is de Heer verheven,
Seer vriendelijck en soet,
V heyl, u troost, u leven,
Die in sonden uyt doet,
En kroont u met ghenade,
Door zijn narmhertigheydt,
O Ziele vroegh en spade,
Sijn Lof en eere wijd uytbreydt
Ghenadich ende goedich,
Soo is de Heere Zebaoth,
Seer vriend’lijck en lanckmoedig
Een vaste borcht ende slot,
Sijn goetheydt hoogh gepresen,
Staet open, ende duert altijdt,
Over haer die hem vreesen,
Des hem ghebenedijdt,
| |
[pagina 514]
| |
Wilt prijsen ende eeren,
O Ziele mijn met lust,
Sijnen Lof wilt vermeeren,
In Godt te loven niet en rust.
ie hier doet uyt de sonden,
En verdelghet oock die misdaet,
Als een Vader bevonden,
Barmhertigh, en vol ghenaed,
Sijn kind’ren goedertierich,
Verghevet de sonden t’saem,
Alsoo uyt liefden vierich,
Doet onsen Godt bequaem,
Die hem hertlijck beminnen,
Schelt hy de sonden quijt,
En reynicht haer van binnen,
O Ziele hem doch ghebenedijdt.
Niemand kan of mach gronden,
Des Heeren groote goedigheyt,
| |
[pagina 515]
| |
Noch ten vollen verkonden,
Sijn gunst ende barmhertigheydt,
Hy is vol van ghenaden,
Een bloet des Levens reyn,
Die uytgiet veel weldaden,
En hier waerlijck alleyn,
De Ziele kan verblijden,
En verheughen den Gheest,
Van sond’ en doodt bevrijden,
Des wilt hem loven minst en meest.
V sy lof, prijs en eere,
Van nu tot inder eeuwigheydt,
Mijn God, Koningh en Heere,
Soo wijdt hem de Hemel uytbreyt,
Die Engelen daer boven,
All’ gheloovighe goedt,
Moeten u stedich loven,
Met hert, Ziel, en ghemoet,
| |
[pagina 516]
| |
Want ghy Heere ghepresen,
Des alleen weerdich zijt,
Ghelooft soo moet ghy wesen,
O ghy mijn God, breed ende wijdt.
|
|