'tGheestelijck Bloem-hofken
(1637)–Anoniem 'tGheestelijck Bloem-hofken– AuteursrechtvrijBeplant met veel lieflijcke Bloemkens, van verscheyden Coleuren, tot dienst van alle Liefhebbers der Cantijcke soetgeurigheydt
Stemme: Psalm 23.Van Godes Soon, voor saligh sijn ghepresen,
Die arrem hier van gheeste sullen wesen;
Die nedrigh, kleyn, haer eygen selfs mistrouwen,
En alleen op des Hemels zeghen bouwen:
Dees soo verlaeght worden van Godt verheven,
En ‘t Hemelrijck tot eyghendom ghegheven.
| |
[pagina 137]
| |
Wel zaligh zijn sy die hier rouwe draghen,
En hare zond met traenen droef beklaghen;
Wiens Zielen bangh van anghst schijnen versticken,
God sal met troost haer droevigh hert verquicken,
En rechten op, die neder zijn ghedoghen;
Iae wasschen al de tranen van haer ooghen.
Wel zaligh zijn die sachtmoedighe menschen,
Die geen onheyl, noch vrient, noch vyand wenschen,
Die quaet met goet, die vloeck met zeghen loonen:
Dees sullen hier het Aerdtrijck bewoonen;
Haer zielen rust in d’aerdtsche hut betrachten,
Een nieuwe aerd en Hemel soo verwachten.
Saligh zijn die hongrigh en dorstigh haken
Nae ‘t ghene dat haer kan rechtveerdigh maken;
Die hun selfs recht en eyghen wil versaecken,
En door gheloof in Christum, God ghenaecken:
Dees ledigh van ‘t voedtsel der wereldt wijse
Worden verzaedt met Goddelijcke spijse.
| |
[pagina 138]
| |
Saligh zijn die barmhertighe ghemoeden,
Die met nootdruft behoeftighe hier voeden,
Die naeckt en kleen, en berghen in haer Hutten,
Die droeve met vertroostingh onderstutten:
Hun offer sal een Hemel hoogh op stijghen,
En sullen weer barmhertigheyd verkrijghen.
Saligh zijn sy, die van al ’s werelds zonden
Zijn onbesmet, en reyn-hertigh bevonden:
Diens suyv’ren gheest, en hoogh verlichte sinnen
Aenschouwen God in haer ghemoedt van binnen,
Maer als haer Ziel in kracht werd opghenomen,
Sal zijn haer vreught in Gods aenschijn volkomen.
Wel saligh zijn die nae den vrede jaghen,
Die tweedracht, twist, en strijd opt hoogst mishagen
Wiens vreedsaem ziel in stil en sacht vernoeghen
Vreedsaem met God leeft sonder twistigh wroegen:
Dit vredigh volck uyt God des vreeds gebooren,
Den name erft, van Gods kind’ren verkooren.
| |
[pagina 139]
| |
Saligh zydy, als elck dy toond’ verbolghen
Om Christi Naem, u schelden en vervolghen;
Saligh die om gherechtigheyd hier lijden,
Die teghen vleesch, duyvel, en wereld strijden,
Verwinninghs kroon sal op hun hoofden blincken,
En God sal haer zijn Hemels Rijcke schincken.
|
|