Kroniek van de abdij van Sint-Truiden. Deel 2. 1138-1558
(1988)–Anoniem Gesta abbatum Trudonensium– Auteursrechtelijk beschermdGesta van abt Robert1. 24 febr. 1350Nog in datzelfde jaar 1350, zijnde het tiendeGa naar eind151 jaar van paus Clemens VI, het zesde koningsjaar van Karel IV, diens derde keizersjaar, op 24 februari - dat was een donderdag, feestdag van de apostel Mathias - werd Robert van Craenwick door een scrutinum mixtumGa naar eind152 tot abt alhier verkozen, een man van voorbeeldige levenswandel, die zich zeer beijverde voor het kloosterleven. Zijn wijding liep vertraging op door volgende omstandigheid. Paus Clemens behield zich alle benoemingen van prelaten en hoogwaardigheidsbekleders voor, iets waarvan in de voorbije jaren nooit sprake was geweest. Toen dan om die reden boden naar de Romeinse Curie waren gestuurd om bekrachtiging van de verkiezing of liever nog om de toekenning te verkrijgen, werd deze zaak voor het consistorie gebracht en daar langdurig onderzocht, omdat afgevaardigden van de Keulse aartsbisschop WillemGa naar eind153 met alle middelen trachtten deze abdij in handen te krijgen voor de broeder van genoemde aartsbisschop, monnik van een andere abdij. Maar tenslotte kende de paus, met instemming van de kardinalen, de abdij toe aan de man die door de abdij zelf was uitverkozen en schreef de bulle op 3 juni uit. Nadat onze gezanten dan alle plichtplegingen hadden vervuld en behouden waren weergekeerd, werd de verkozene uit Nieuwenhoven, waar hij sedert zijn verkiezing vertoefde, naar de abdij begeleid in een plechtige stoet omstreeks de beëindiging van de sext.Ga naar eind154 Omdat niet iedereen weet op welke wijze de ontvangst van een nieuwe abt plaatsvindt, lijkt het mij gepast ze hier te beschrijven. | |
2.Over de wijze waarop een abt of een bisschop dient te worden ingehaald. Zodra aan prior en convent wordt gemeld dat de verkozene nadert, trekken allen dadelijk hun alben aan en voorafgegaan door de schoolknapen, de priesters met de broeders van lagere rang, gaan | |
[pagina 190]
| |
zij hem in processie tegemoet; aangekomen aan de achterzijde van de klerkenkapel, waar gewoonlijk veldvruchten te koop worden geboden, houdt men halt en wacht de komst van de nieuwe abt af. Zodra deze de bedoelde kapel bereikt en het convent ziet, stijgt hij van zijn paard. Prior en een van de ouderen gaan met respect naar hem toe, nemen hem eerbiedig bij de hand, de ene links, de andere rechts, en begeleiden hem, voorafgegaan door de processie, naar de abdijkerk; terwijl de voorzanger het responsorium ‘Honor virtus’ met bijbehorend vers aanheft, maakt de priores van Sint-Catharina van Mielen met haar convent haar opwachting op een plaats van onze immuniteit tussen het portaal van de kerk en de hoek van het plein. Zodra de processie bij de kapel van de H. Trudo is aangekomen en het ‘Te Deum laudamus’ wordt aangeheven, knielt de abt alléén - tenzij de bisschop aanwezig is - in gebed neer op een tapijt, dat gespreid is over een bidbank en staat weer op zodra de hymne ten einde is. Dan volgt het responsorium ‘Deum time’ met vers en herhaling, nadien de versregel ‘Salvum fac servum tuum, Mitte ei auxilium de Sancto’Ga naar eind155 en de collectaGa naar eind156 ‘Pretende Domine’. Onmiddellijk na deze gebeden wordt hij naar het altaar van Sint-Trudo geleid; na een gebed aldaar legt hij ten overstaan van schepenen en inwoners van de stad, die hiertoe zijn samengekomen, de eed van trouw af; met de rechterhand op een kruisbeeld dat in de altaartafel is gebeiteld, zegt hij woord na woord een van de schepenen na, die hem volgende eed vóórzegt: ‘Van desen daghe voert ende desen dagh algader, sal ich houd ende ghetruwe siin sinte Marien, sente Lambrecht, den bysschop van Ludike, der capittelen van sente Lambrechs, den guede Sentrude, den convente van Sentruden, den greve van Loen als voecht, der stat van Sentruden; letteren, brieve ende privilegien, die die heren verleent hebben, houden; der stat van Sentruden vriheyt helpen houden, vonnissen doen, en doen doen, als een abt van Sentruden, den armen ghelijc den riken, ende den riken gelijc den armen. Dat en sal ich laten om vrintschap, nocht om maesschap, noch om engheenre hande zaken, die mer mich doen mach. Zo mich God helpe ende die heylighen.’ Na deze eedaflegging wordt hij naar het hoofdaltaar en, na een gebed, door de schepenen naar de banklok geleid, die hij luidt ten teken van zijn wereldlijke macht. | |
[pagina 191]
| |
plechtige ontvangst van een nieuw verkozen abt van deze abdij of van een nieuwe bisschop van Luik moet nog de plechtige wijding van de nieuwe abt beschreven worden. Vooreerst dient men dit te weten: als een gekozen en door de kerk van Luik bevestigde abt reeds gewijd is vóór zijn presentatie buiten de abdij en vóór zijn intrede in de abdij, dan kan hij na afloop van bovengenoemde ontvangstplechtigheid, zo hij dat wenst, een plechtige mis celebreren ofwel aan het middagmaal aanzitten; is hij echter nog niet gewijd, dan neemt de wijdeling, zodra de wijbisschop klaar is voor de misdienst, midden op het hoogkoor, vóór het hoofdaltaar, plaats op een zetel tussen twee gewijde abten. Na het offertorium voltrekt de bisschop het wijdingsritueel, waarna hij de abt de ring overhandigt. Vervolgens begeleidt de bisschop hem naar het monnikenkoor en na hem mijter en staf te hebben overgereikt, doet hij hem plaats nemen in de bank van de abt; na het zingen van een ‘Te Deum laudamus’ begeleidt hij hem weer tot vóór het hoofdaltaar tussen de twee genoemde abten. Daar legt de nieuw gewijde de voor abten van onze orde gebruikelijke eed op de volgende wijze af.Ga naar eind157 Na de eedsaflegging reikt de bisschop, na de nuttiging van het H. Bloed, aan de pas gewijde de H. Communie uit. Wanneer de mis ten einde is, neemt de abt zijn intrek in het abtshuis en nodigt daar desgewenst zijn gasten aan tafel. | |
1350Genoemde Robert werd dus op bovengemelde datum gewijd door Diederik,Ga naar eind158 wijbisschop van Engelbert, bisschop van Luik, daarbij geassisteerd door de abt van Saint-Laurent en die van Saint-Jacques. | |
Over dezelfde gebeurtenis.Op de daaropvolgende vrijdag kwam abt Robert op het daartoe bestemde uur naar de kapittelbijeenkomst en ten overstaan van prior en het hele convent beloofde hij op de traditionele wijze volgende drie opdrachten gewetensvol te volbrengen: vooreerst aanvaardde hij de taak om wat verspreid en vervreemd was weer bijeen te brengen en de rechten van de abdij te behouden; ten tweede beloofde hij de voortreffelijke oude regelingen en deugdelijk bevonden gewoonten van dit klooster in acht te nemen; ten derde, dat hij de inkomsten voor onze pitancie niet voor andere doeleinden zou aanwenden. Daarop werd hem door de prior de Regel van de H. Benedictus op de schoot gelegd, waarna prior en het hele convent één voor één tot de abt naderden, neerknielden en, beide handen leggend op de Regel die de abt op de schoot hield, hem één voor één gehoor- | |
[pagina 192]
| |
zaamheid beloofden in volgende bewoordingen: ‘Heer, ik beloof u gehoorzaamheid volgens de Regel van de H. Benedictus’; aansluitend gaven ze hem, mond op mond, de vredeskus. Zodra deze plechtigheid afgelopen was, kwamen de oboedienciarii of ambtsdragersGa naar eind159 en legden één voor één ter beschikking van de abt de bij hun ambt behorende sleutels neer op het vloerkleed van de kapittelzaal, waarna de abt tot ieder het verzoek richtte zijn ambt wederom uit te oefenen. | |
1352 Inlassing.In 1352 overleed paus Clemens VI; hij werd door Innocentius VI opgevolgd.Ga naar eind160 | |
4.In 1353 begaf Robert zich naar Willem,Ga naar eind161 de graaf van Holland, in de stad en in het klooster van Middelburg; hij werd vriendelijk uitgenodigd aan tafel en na van hem het leen te hebben verheven en na het betalen van een mark zilver voor deze verheffing - som waartoe onze abdij gehouden is wegens de voogdijschap over onze goederen en over onze onderhorigen in Aalburg en omliggende dorpen - keerde hij naar zijn abdij terug.Ga naar eind162 | |
Over dezelfde gebeurtenis.Nog tijdens datzelfde jaar bewerkte de hiervoren genoemde graaf, die leugenachtig was voorgelicht door zekere Godfried van Dommelen - een man die goederen, door aanzienlijken aan hem toe vertrouwd, aan deze mensen ontfutselde en door zijn voorspellingen en bijgelovige praktijken vorsten en aanzienlijke lieden om de tuin leidde - dat hij al onze bezittingen, zowel in Heusden als in Holland, in zijn feitelijk bezit kreeg. Dat geschiedde nadat onze abt bij de graaf zelf tegen deze Godfried had geappelleerd, de tiend van Baardwijk krachtens een beslissing van meer dan vijftig van onze onderhorigen aan hemzelf was toegewezen, en op het hof van de abt aan Johannes van Bouchout was verleend. Maar aangezien, aldus de filosoof, ‘De ergste onrechtvaardigheid is die welke wapens gebruikt’ en ‘Gij uzelf hard treft door achteruit tegen de prikkel te slaan’, zoals Lucas in de Handelingen van de Apostelen zegt,Ga naar eind163 verwierf de abt zich de gunst van de heer van Yselstein,Ga naar eind164 raad en zegelbewaarder van de graaf, sloot vrede met de graaf en kocht onze op onrechtvaardige wijze ontvreemde goederen voor 1700 Brugse kronen terug, binnen de maand aan de graaf te betalen, en voor 300 kronen, aan de bemiddelaars uit te betalen daags na de afgesproken termijn. Als besluit van deze schikkingen verkreeg abt Robert een kwijtbrief, geschreven namens de graaf en voorzien van diens zegel en zo kwam hij weer in het bezit van onze goederen, die | |
[pagina 193]
| |
ons door vazallen van de graaf waren toegekend. Alles meegerekend, inbegrepen de onkosten voor de brief die ons daarvan weer in het bezit stelde en de talrijke andere bijkomende onkosten, inbegrepen ook 500 florijnen die aan heer Floris van Borsele werden ter hand gesteld, leed de abt in verband met het appèl gedurende vier jaar een verlies van bijna 4000 florijnen. | |
Inlassing.Toen omstreeks deze tijd heer Arnold van Rummen, een neef van graaf Lodewijk van Loon als zoon van diens wettige zuster, de weduwe van een schatrijk ridder en belangrijk geldlener,Ga naar eind165 de tante van Lodewijk, graaf van Vlaanderen,Ga naar eind166 huwde, begon hij aan de bouw van een burcht op zijn eigengoed Rummen. Hoewel hij anders op geen kosten zag, viel hij nu, die te dien tijde....Ga naar eind167 van Brabant was, zijn eigen onderhorigen en ook de plattelandsbewoners van Brabant lastig en dwong hen gedurende geruime tijd stenen, kalk en andere dergelijke dingen, die onontbeerlijk zijn voor de bouw van een burcht, met eigen middelen en op eigen kosten aan te voeren. Nadat na ongeveer negen jaar zijn burcht fraai voltooid was en er naderhand nog alle mogelijke verdedingswerktuigen waren opgesteld, werd er door velen melding van gemaakt dat men 's nachts, terwijl de wachten sliepen, de vensters van de burcht verschrikkelijk hoorde rammelen, dat de torens en de immense feestzaal vol schenen te zijn van dansende vlammen, die door de vensters uitsloegen, gebeurtenissen die de nakende ondergang van deze burcht duidelijk voorspelden, zoals hierna zal blijken. | |
5. 1355Toen in het jaar 1355 de heer baron Reinier van Schoonvorst, broer van Amelius zaliger gedachtenis, voorganger van onze abt Robert, weigerde vrijwillig afstand te doen van onze goederen te Helchteren en ter Dolen, die hij sedert de abtsbenoeming van Robert wederrechtelijk in zijn bezit hield, wist deze baron na talrijke besprekingen met zijn leugenachtige verklaringen de abt er uiteindelijk toe te bewegen dat hij de macht over genoemd dorp en over de hoeve met haar inkomsten slechts na vier jaar zou verwerven, op welk moment de abt hem 1000 florijnen diende te betalen. Maar toen in het daaropvolgend jaar de vijandige gezindheid tussen hem en heer Walram van Born,Ga naar eind168 naar aanleiding van het Land van Valkenburg, verergerde en baron Reinier vreesde dat onze bezittingen te Helchteren door zijn tegenstander in de as gelegd zouden worden, vernietigde hij de vroegere afspraak, bedong van de abt 1000 florijnen en 120 kronen en | |
[pagina 194]
| |
schonk hem villa en hoeve met haar inkomsten vrij terug.Ga naar eind169 Noteer hier, beste lezer, dat deze heer Reinier, tijdens het leven van zijn broer abt Amelius, reeds erop had aangedrongen dat het convent hem het nu vaak genoemde Helchteren met hoeve en goederen - waarvan hij zich met instemming van zijn broer abt Amelius reeds had meester gemaakt tegelijk met het wereldlijk gezag over de bevolking - tegen een jaarlijkse pacht zou afgestaan hebben voor de duur van zijn leven. Daarover werd toen beraad gehouden; in acht nemend de vijandigheid en de invloed van deze man en van de zijnen, riepen prior en ouderen het volledige convent bijeen en brachten het voorstel daar ter sprake; uiteindelijk werd met algemene instemming ten antwoord gegeven dat zij aan niemand voor de duur van diens leven goederen wensten af te staan. Over dit antwoord ontstak de baron zozeer in woede dat hij het convent liet weten dat het voortaan niet op de geringste hulp van zijnentwege moest rekenen. Dat zij niettemin de beste beslissing hadden getroffen, moge hieruit blijken: hoewel die man geen enkele aanspraak kon doen gelden op de besproken goederen, leed onze abdij door de afkoop van de vermelde villa zowel als door andere uitgaven die hieruit voortsproten, een verlies dat opliep tot meer dan 2150 florijnen. Voorts dient men nog te weten dat deze heer van Schoonvorst - die met instemming van zijn broer abt Amelius eerder zeer grote voordelen had verworven afkomstig zowel van de goederen van de abdij als van geldboeten die hij inwoners van de stad en schepenen oplegde en die onze mensen te Helchteren ernstig lastig viel en hen in die mate kwelde dat zij, zwaar werk verrichtend in de velden, wenend uitriepen: ‘Wreek, Heer, ons bloed, dat Reinier van Schoonvorst ons als loon voor onze arbeid door zijn wrede afpersing uitzuigt’ - al deze dingen vergetende, zelfs toen hij in het ziekbed terechtkwam, ons geen enkele restitutie deed, hoewel zijn rijkdom aanzienlijk was. Allen, die het goed voor hebben met deze abdij, moeten er zich dan ook voor hoeden graanschuren of andere bezittingen aan een of ander wereldlijk heer voor de duur van diens leven af te staan, speciaal dienen zij er op te letten dat dergelijke voordelen niet toegestaan worden aan broers of naastbestaanden van abten, omdat, zoals eerder al bewezen uit de gesta van abt Adam, uit handen van dergelijke mensen deze goederen met nog groter verlies worden gerecupereerd dan uit handen van machtige vreemden. | |
[pagina 195]
| |
1355 Over dezelfde gebeurtenis.In datzelfde jaar leed abt Robert een verlies van bijna 300 florijnen, toen Gerard van Steenvoorde zich onttrok aan zijn verplichtingen, hoewel hij naderhand gedwongen werd een passende schadevergoeding te betalen aan Robert. | |
6.Tijdens het eerder vermelde jaar lieten enkele handelaars één van hun dienaren aanhouden en in de boeien slaan, omdat hij de koopwaar, die zij hem hadden toevertrouwd, naar onze stad van Sint-Trudo bracht, waar hij beweerde dat ze hem toebehoorde. Toen zij met talrijke bewijzen het tegendeel konden aantonen en hij vreesde tot de strop te worden veroordeeld, verblindde hij, naar wordt beweerd, met geschenken de ogen van enkele schepenen, dank zij wier listigheid bij vonnis werd bepaald, dat die man geen dief was, hoewel hij goederen van zijn meesters had weggebracht naar plaatsen, waartoe hij geen opdracht had gekregen; zo werd hij van zijn boeien bevrijd. Toen hij een tijd later in armoede verviel, zoals dat dergelijke mensen gewoonlijk vergaat, diende hij bij bisschop Engelbert te Luik een klacht in tegen de schepenen, hen er van beschuldigend dat zij ten onrechte geschenken van hem hadden aanvaard. Hiervan op de hoogte gebracht, lieten de schepenen, naar wordt gezegd, deze dienaar naar de stad komen in het vooruitzicht op een minnelijke schikking. Zoals later zou blijken, wisten verscheidene door de schepenen gehuurde moordenaars van zijn terugkeer en doodden hem bij het vallen van de avond in een hinderlaag op het begijnhof, waar hij in het geniep het avondmaal kwam gebruiken bij de grootmoeder van zijn vrouw. De schuldigen aan deze aanslag ontkwamen, omdat de baljuw van de bisschop en enkele schepenen, vrienden en bloedverwanten van deze huurmoordenaars, onze schout beletten getuigen aan te voeren tegen deze verdachten. | |
1356 Voorts.In het jaar 1356 kwam in zekere nacht, vóór het luiden van de klok, een jongeman over het kerkhof van de O.-L.-Vrouwekerk en hoewel hem geen schuld trof en hij een goede faam genoot, werd hij daar door enkele mannen, die in hinderlaag een vijand van hun meester afwachtten, heimelijk vermoord in de plaats van de belaagde tegenstander. Toen later in de nacht de opschudding toenam, die dergelijke aanslag onder het volk veroorzaakte, sloeg één van de schuldigen, staande aan de ingang van het kerkhof, één van onze dienaren, die samen met de inwoners van de stad toeliep naar de plaats van het schouwspel, | |
[pagina 196]
| |
met een ijzeren handschoen in het gelaat; de getroffene herkende zijn aanrander heel goed. Wegens deze bezoedeling van het kerkhof werden met toestemming van het convent de overledenen gedurende twee jaar begraven in onze hof, het Vrijthof geheten. | |
Voorts.Geruime tijd was onze stad het toneel van dergelijke en talrijke andere moorden, van diefstallen, roofovervallen en gewelddaden, zodat tengevolge daarvan onder de stadbewoners ernstig ongenoegen rees tegen enkelen van de aanzienlijken en eerder genoemde schepenen, wie ze aanwreven dat ze ieder om de beurt de verdediging op zich namen van een misdadiger van hun partij en het misdrijf in de doofpot stopten, opdat de misdadigers aan bestraffing zouden ontsnappen. | |
1355 Inlassing.In het hiervoren genoemde jaar 1355 overleed Jan, hertog van Brabant, en liet het hertogdom Brabant na aan zijn dochter Johanna, die hij eerder al in de echt had verbonden met Wenceslas, de hertog van Luxemburg.Ga naar eind170 | |
1356 Inlassing.Toen Lodewijk, de graaf van Vlaanderen, die uit zijn huwelijk met de nog in leven zijnde tweede dochter van deze hertogGa naar eind171 van Brabant een wettige dochter had, constateerde dat hem voorlopig geen gebied bij of in het hertogdom werd toegekend, verzamelde hij in het jaar O.H. 1356 een talrijke legermacht, belegerde Antwerpen en dwong deze stad tot overgave. | |
Inlassing.Na Sint-Jan in hetzelfde jaar nam bisschop Engelbert door toedoen van zijn maarschalkGa naar eind172 en zijn baljuw van HaspengouwGa naar eind173 het versterkte Landen in. Op de daaropvolgende dag daagde een grote menigte Brabanders op, die, overwicht hebbende op de weinig talrijke Luikenaren, er velen gevangen nam en de overigen tot de vlucht dwong. Maar toen de eerder genoemde baljuw met enkele mannen terugkeerde en ijverig de naburige villa's afbrandde, deden de Luikenaren, door hem weer aangevuurd, een nieuwe aanval op de stad, waarop het Brabants leger een aanval deed buiten de poorten. De strijd eindigde met een overwinning van de Luikenaren; talrijke Brabanders werden gedood en de gevangen Luikenaren werden van hun boeien bevrijd.Ga naar eind174 | |
Inlassing.Met het oog op een doelmatiger verzet tegen de eerder genoemde graaf van Vlaanderen begaf de nieuwe hertog van Brabant, Wenceslas, zich in dat jaar naar het vermaarde klooster van de H. Petrus te Affligem; hij verdreef de abt en het hele convent, haalde de | |
[pagina 197]
| |
bijgebouwen neer en omwalde de kloosterkerk, de slaapzaal, de refter en kloostergang met een hoge dam en voor heiligschennis niet terugdeinzend, maakte hij er een versterkte legerplaats van en legerde er wachtposten in om van die basis uit Vlaanderen aan te vallen. De graaf zelf viel hem aan in een slag in het open veld, behaalde de overwinning en dwong hem tot de aftocht. Aldus sloegen ook de wachtposten van de noodlottige legerplaats op de vlucht; de Vlamingen namen die plaats zonder dralen in en plaatsten er een sterke bezetting. Enige dagen later hield de graaf zijn intocht in de Brabantse steden Brussel, Leuven en andere vrijheden, aanvaardde hun belofte van trouw en stelde er zijn baljuws aan. Maar zodra hij zich had verwijderd, verbraken de Brabanders deze eed van trouw aan de graaf, stuurden gezanten naar hertog en hertogin en onderwierpen zich aan hen. Na twee maanden werd vrede gesloten onder het beding dat, zolang de hertogin leefde, Wenceslas het hertogdom zou bezitten, met uitzondering van de steden Mechelen en Antwerpen die aan de graaf werden toegewezen; aldus een scheidsrechterlijk voorstel van Willem, graaf van Holland. Enige tijd nadat op dit voorstel van de vorengenoemde graaf Willem vrede was tot stand gekomen, bezetten Vlaamse krijgers - o schande - het tot vesting omgebouwde klooster van Affligem en om te voorkomen dat de hertog van Brabant er later krijgslieden zou onderbrengen en Vlaanderen aanvallen, stapelden ze dadelijk hout aan de voet van de fundamenten, staken er het vuur in en ondermijnden de muren. Toen onder de hevige gloed de fundamenten van de kloosterkerk het begaven en toen tegelijk met de stoere toren ook de muren van refter, kloostergang en van de fraaie kapel van de H. Maria werden neergehaald, stortte het hele gebouwencomplex in, behalve de slaapzaal. Toen een waakzame monnik van deze abdij dat vernam, liet hij spoedig de fundamenten verstevigen en redde vervolgens door het leggen van nieuwe fundamenten dit prachtig dormitorium. | |
Inlassing.Toen tijdens datzelfde jaar de Franse koning JanGa naar eind175 met een zeer talrijk leger de Engelse koningszoon, de prins van Wales,Ga naar eind176 achtervolgde, die kort voordien met een kleine formatie van uitgelezen Engelsen in Frankrijk was geland, werd hij te Poitiers,Ga naar eind177 in het hart van zijn rijk, in een veldslag overwonnen; toen hij weigerde de rechterhand te geven maar zich krachtig bleef verzetten, werd hij uiteindelijk door krijgslieden van de prins overmeesterd en op de grond ge- | |
[pagina 198]
| |
slagen. Hij werd weer op de been geholpen en, samen met zijn zoon Filips en talrijke Franse vorsten die de rechterhand gaven, per schip naar Engeland overgebracht waar hij maanden later overleed.Ga naar eind178 | |
7. 1357In het jaar 1357 werden de vroegere schepenen en raadslieden, die enige tijd voordien, ten tijde van abt Amelius, ontslagen waren, nu bevrijd van de verbintenis, die zij op zich hadden genomen voortaan niet meer te dingen naar een vertrouwenspost in het beheer van deze stad, tenzij met toestemming van hun heren en van de inwoners van de stad; wel dienden ze hun trouw aan onze abdij te betuigen met een eed, die ze aflegden op het Evangelie.Ga naar eind179 | |
1358 Voorts.Toen in het daaropvolgend jaar de bisschop van Luik, Engelbert, de nieuwe schepenen van de stad, die bij hem waren aangeklaagd van talrijke onregelmatigheden en van een roofoverval in het hof van de H. Agnes, als schuldigen wilde straffen en afzetten, kwam hij naar onze abdij, voor zijn optreden de instemming van abt Robert inroepend. Toen deze terugdacht aan de ernstige onlusten, die onze abdij hadden getroffen naar aanleiding van het ontslag van de oude schepenen, stemde hij toe enkel op voorwaarde, dat men niet met geweld optrad maar rekening houdend met de mening en de voorschriften van de stad. Dus riep de bisschop van Luik het volk samen op 1 maart door het luiden van de banklok en na veel discussies, tijdens dewelke de schepenen ten aanhore van allen zich vrijpleitten van de hun ten laste gelegde beschuldigingen, schaamde zich de bisschop, die naar hier gekomen was om hen in hechtenis te nemen, en liet hen vrij. | |
Voorts.Daarna beging iemand een moord bij de molen van het klooster te Mielen. Tegen de man die daarvan beschuldigd werd, velden de schepenen van Sint-Trudo, nadat in overeenstemming met de regels van de rechtspraak getuigenissen waren afgelegd, een vonnis, waartegen de priores, met raad en daad gesteund door de bisschop, beroep aantekende bij de schepenen van het hof te Aken.Ga naar eind180 Aangezien de moord was gebeurd binnen de bevoegdheid van onze jurisdictie, werden na enige tijd de genoemde schepenen op kosten van onze abdij tot tweemaal toe naar Aken gebracht en teruggehaald om van het schepenhof daar instructies en ook een vonnis te vernemen; in het oordeel van die mensen bleef de uitspraak, die de schepenen van Sint-Trudo hadden gedaan, in haar essentie behouden zonder dat de strengheid van het vonnis herroepen werd; na hun beslissing nam de | |
[pagina 199]
| |
betwisting een einde. Aan uitgaven naar aanleiding van dit geschil leed onze abdij een verlies van meer dan 1600 florijnen en aangaande nog een ander feit 400 florijnen. | |
Voorts.Tijdens dezelfde week, waarin de schepenen van Sint-Truiden naar Aken werden gebracht, staakte de bisschop van Luik verdere vervolgingen tegen hen; hij had talrijke besprekingen gehad en bemerkt dat hij de bewuste schepenen, geconfronteerd met de schepenen van Aken, niet kon straffen en afzetten, zoals hij gedacht had; een minnelijke schikking werd getroffen, de schepenen dienden 600 florijnen te betalen, te verdelen tussen bisschop, abt en voogd. | |
8. 1358In de maand april van dat jaar, toen abt Robert om bepaalde redenen naar het graafschap Namen reisde, begaf hij zich onder andere naar de abdij van de H. Gerard van Brogne.Ga naar eind181 Toen de lokale abt daarvan op de hoogte werd gesteld, stuurde hij vlug voorname boden te paard die hem uitnodigden aan de dis bij hun heer en hem lieten weten dat het hele convent bereid was hem in stoet tegemoet te treden, indien dat aan zijn abbatiale hoogheid aangenaam zou zijn. Toen abt Robert dat aanbod afsloeg en zich op weg begaf naar een herberg in de omgeving van de abdij, werden na een korte rust de klokken geluid voor de mis. Toen hij dan, om de mis bij te wonen, naar de abdij kwam, geleidden de abt en het hele convent hem onder betuiging van hun eerbied naar het koor en deden hem plaats nemen op de koorstoel van de abt. Toen hij na de mis zich weer op weg wilde begeven naar de herberg buiten de abdij, liet men hem de abdij niet verlaten, maar men leidde hem naar het abtenverblijf; daar werd het hele convent op de dis genodigd en aan abt Robert en zijn gevolg werd door de abt een vrolijk en schitterend feestmaal aangeboden. Tijdens het vriendschappelijk tafelgesprek deelde de abt aan Robert onder andere mee hoe de abt van deze abdij er toe gehouden was met heel zijn convent tot buiten de omheining van zijn abdij plechtig, met relieken en kruisen, elke abt van Sint-Trudo, die er voor het eerst kwam, tegemoet te gaan, hem plechtig in de kloosterkerk binnen te leiden en, na een vroom gebed aldaar, hem naar de feestzaal van de abt te brengen; na het maal moesten alle dienaren van de abt en van het convent de sleutels van hun werkplaatsen bij hem neerleggen en ze hem overhandigen; mocht er toevallig één van de priester-monniken gekerkerd zijn of aan een reguliere boetedoening onderworpen, dan mocht de abt van Sint-Trudo eigenmachtig deze straf opheffen. | |
[pagina 200]
| |
Na deze reglementaire uitleg en na elkaar vaarwel te hebben gewenst, zette de abt zijn reis voort om zijn opdracht te voltooien. | |
7 mei 1359 Voorts.Op 7 mei 1359 omstreeks het elfde uur van de dag stortte één van de drie torens van de abdijkerk in, namelijk de toren aan de zuidzijde, die verscheidene schepenen en mansionarii nauwelijks een half uur eerder ongedeerd verlaten hadden, nadat ze daar onder de portiek van de kerk geruime tijd gediscussieerd hadden over erfenisaangelegenheden. En een kind van drie jaar, dat een tijdje spelend tegen de muur van de toren had gezeten, was door zijn broertje, een knaapje van nauwelijks zes jaar, juist weggeroepen toen de toren instortte. | |
1360 Voorts.Na verloop van een jaar liet abt Robert, die bevreesd was dat ook de hoofdtoren zou instorten en die een befaamd architekt had aangeworven, de muur van de hoofdtoren aan de kerkzijde verstevigen en de boog daaronder merkelijk kleiner maken. Toen de metselaars reeds tot over de helft van de nieuwe constructie gevorderd waren en zekere dag tijdens de mis een groot aantal zware stenen, die ze uit de torenmuur hadden gebroken, op de ondersteunende stellage hadden opgestapeld om het nieuwe metselwerk aan het oude aan te passen, stortte plotseling dit uit latten gevormde onderstel in en twee werklieden die er bovenop stonden, stortten neer. De ene, die inwendige breuken had opgelopen, overleed drie dagen later, de andere herstelde, hoewel ook hij gewond was. | |
Inlassing.In diezelfde tijd klom een dagloner om er een werk uit te voeren op het dak van de kerk van de H. Maria. Toen hij onvoorzichtig over de zoldering liep, die uit dunne latten was gevormd, stortte hij uit de hoogte neer in het koor beneden, op de lezenaar die brak en stuk sprong en vervolgens op de vloer, waar hij, geradbraakt, de geest gaf. | |
Inlassing.Op 21 januari 1360 overleed Diederik, graaf van Loon en heer van Heinsberg. Zijn lijk werd overgebracht naar het klooster van Herkenrode, maar daar weigerde men hem te begraven;Ga naar eind182 derhalve werd hij gebracht naar het klooster van de Augustijnen te Hasselt en daar begraven. | |
Inlassing.Na het overlijden van de graaf haalde de bisschop van Luik een brief te voorschijn, waarin een van de vroegere graven uit vrije wil het graafschap te leen gaf aan de H. Lambertus en verklaarde dat het overgedragen moest worden aan de kerk van deze heilige, mocht | |
[pagina 201]
| |
één van de graven kinderloos overlijden; daarom stelden de aanzienlijken van de kerk en van de stad Luik, met uitzondering van de edelen, nu voor, dat de bisschop zou beslag leggen op het graafschap, aangezien het aan de kerk was overgedragen. Niettegenstaande het feit dat de heer van Dalenbroek, een neef van de graaf als zoon van diens broer, aan wie de graaf zelf trouwens het graafschap had vermaakt, en heer Arnold van Rummen, van moederszijde een neef van de graaf,Ga naar eind183 om een uitspraak van de aanzienlijken van het land verzochten, die zou uitmaken aan wie van beiden het graafschap diende toegewezen te worden, dwong de bisschop de inwoners van Loon, Herk, Hasselt en van andere gemeenten hem als graaf te erkennen en hem hun trouw te beloven. | |
9. 1361Toen dan in juni van het jaar 1361, het 13de regeringsjaar van Karel IV, het 18de bisschopsjaar van de bisschop van Luik, Engelbert, Godfried van Dalenbroek een gewapende bezetting had ondergebracht in de burcht Stokkem om zich daar te handhaven, kwam de bisschop met een machtig leger uit het hele Land van Luik deze burcht belegeren. | |
juni Over dezelfde gebeurtenis.Ga naar eind184Tijdens dezelfde maand begonnen de inwoners van Sint-Trudo te ijveren om in hun stad een gemeente te verkrijgen; daartoe stimuleerden hen vooral diegenen die vroeger als schepen en raadslid waren afgezet,Ga naar eind185 samen met hun sympathisanten, met het doorslaggevend argument dat door de huurmoordenaars van de nieuwe schepenen talrijke misdaden en ernstige overtredingen werden begaan. Toen abt Robert dit vernam, riep hij de hele bevolking te samen in onze hof, het Vrijthof, en kwam zelf met het voltallige convent; zodra stilte was ingetreden en een notaris was ontboden, liet hij in het openbaar, in het Diets, punt na punt, uitleg verstrekken over de privilegies die het oprichten van een gemeente verboden en over de straf waarmee de keizer de overtreders van deze privilegies bedreigde; hij voegde er aan toe dat hij steeds bereid was straffend op te treden, indien zij fouten konden aanwijzen binnen zijn rechtsgebied. Toen zij daarop antwoordden dat zij hun heer niets ten laste legden, maar wel de buitensporigheden van de schepenen aanklaagden, maande de abt, die bemerkte dat de afzonderlijke groepen van ambtenaren gewonnen waren voor de oprichting van een gemeente, hen ten aanhore van alle aanwezigen, dat ze hun poging zouden staken, want dat | |
[pagina 202]
| |
hij anders tegen hen de vorenbeschreven straffen zou toepassen. | |
27 juniDezelfde dag nog begaven de belangrijkste propagandisten van een gemeente zich in allerijl naar hun medeburgers, die bij de belegering van de eerder genoemde burcht verbleven; zij hadden met zich mee genomen de leiders van de gemeente van Luik, van Hoei en van andere steden en met meer dan 4000 florijnen verblindden ze de ogen van hun Luikse heer, zodat hij hun, in strijd met zijn bindende belofte, de oprichting van een gemeente toestond voor zover dat in zijn macht lag; dat gebeurde op 27 juni.Ga naar eind186 Met een van zijn zegel voorziene brief keerden ze naar de stad terug; na de verkiezing van twee burgemeesters en twaalf raadslieden namen ze enkele dagen later, naar eigen goedvinden, het bestuur van de stad in handen, in strijd met de rechtsbevoegdheid van beide heren en van de vrijheid van de stad. Daar de bisschop met heel zijn volk de belegering voortzette, werd de bezetting gedwongen, met behoud van het leven, de burcht over te geven op....Ga naar eind187 Toen de voornoemde burgemeesters voorstelden de abt om zijn instemming met de opgerichte gemeente te vragen, constateerde de abt, die vooraf het hele convent had bijeengeroepen in de kapittelzaal waar hij allen om raad vroeg en om de kinderlijke eensgezindheid die ze hem, hun vader, verschuldigd waren, dat allen het met hem eens waren op dit punt, dat zij geenszins toestemming gaven voor een gemeente, maar hem in zijn verzet daartegen met al hun krachten zouden steunen. Enkele dagen later, toen de abt naar Nieuwenhoven was uitgeweken, kwamen de burgemeesters van de gemeente met hun aanhangers naar hem toe, erop aandringend dat hij de opgerichte gemeente zou erkennen. Hij antwoordde hun: | |
1361‘Voor deze gemeente geef ik helemaal geen toestemming, maar indien gij mistoestanden kenbaar maakt, verklaar ik mij bereid ze te bestraffen in de mate dat ik daartoe gehouden ben.’ | |
9 okt.Daar de abt vreesde dat zij, uit reactie op dit antwoord, geweld tegen hem zouden aanwenden tijdens zijn verblijf aldaar om hem te dwingen tot instemming met de gemeente en onderwerping aan hun wil, zoals dat al vroeger, ten tijde van abt Adam - zoals eerder verhaaldGa naar eind188 - zij het vergeefs was gepoogd, vertrok hij op aanraden van vrienden naar Luik, waar hij, aangekomen omstreeks Sint-Dionysius, op drie maanden na drie jaar bleef. Niettegenstaande zijn herhaalde, nederige verzoek aan bisschop, Luiks kapittel, stad Luik en | |
[pagina 203]
| |
steden in het Land van Luik, dat zij de Sint-Truidenaren, die tegen de afgelegde eed in en tot ongenoegen van zijn abdij hun gemeente hadden opgericht, zouden doen verzaken aan deze usurpatie, kreeg hij nooit een beslissend antwoord; maar het Luikse kapittel was steeds op zijn hand. | |
10.Toen op een dag na Pinksteren van datzelfde jaar abt Robert, op aandringen van vooraanstaanden, het testament van heer Jan van Haalbeek, een ridder, betreffende diens leengoederen ratificeerde en bekrachtigdeGa naar eind189 - zoals de graaf van Loon en de heer van Lummen al eerder hadden gedaan - in overeenstemming met een beslissing van zijn leenmannen, ten voordele van de natuurlijke kinderen van deze heer Jan,Ga naar eind190 aan wie deze een bepaalde geldsom toekende in verband met de bedoelde goederen, bedreigde Hendrik van Haalbeek, een neef van deze heer Jan, zoon van zijn broer, met de steun van krijgslieden uit Gelre en Gulik, ten onrechte en naar aanleiding van deze erflating abt Robert, alsook de zijnen en de goederen van de abdij, in een brief die vóór zonsondergang in onze abdij werd bezorgd. De daaropvolgende dag bij zonsondergang stak hij, na plundering, onze villa Helchteren en onze hof aldaar ter Dolen in brand en hij nam onze mensen gevankelijk met zich mee. Toen hij door nachtelijke brandstichters, die tot zijn aanhang behoorden, eveneens aan de heer van Heers,Ga naar eind191 testamentuitvoerder van de genoemde heer Jan, schade had toegebracht, bewerkte deze dat hij door de twaalf vredesbewaarders van Haspengouw verbannen werd en dat drie van zijn brandstichters, die te Heers gevat waren, werden geradbraakt. | |
Voorts.Nadat de hoofdwoning te ter Dolen dank zij een degelijke omwalling tot dan toe voor brand was gespaard gebleven, liet de abt, op aanraden van de zijnen, het strodak van die woning verwijderen, opdat het door zijn tegenstanders niet in brand zou gestoken worden. Maar dan deed zich een ander ongeluk voor. Toen de dienaren van de abt het vuur staken in het stro dat reeds van het dak was afgenomen om alzo aan de bandieten materiaal tot brandstichting te ontnemen, keerde plotseling een krachtige wind de felle vlammen in de richting van de gebouwen die nog niet van stro ontdaan waren en zo werd alles, de verschansing inbegrepen, in de as gelegd. | |
24 aug. Voorts.Op de feestdag van de apostel Bartholomeus in datzelfde jaar liet diezelfde Hendrik onze woning te ter Dolen, die in die tijd met stro gedekt was, door de zijnen des avonds in brand steken. | |
[pagina 204]
| |
7 dec. Voorts.Later in het jaar, tijdens de nacht vóór de dag van de Ontvangenis van de H. Maria, stak hetzelfde individu de graanschuur van onze pachter te Engelbamp, gevuld met de oogst en met hooi, in brand; en in diezelfde nacht werd onze molen te Melveren in brand gestoken; maar hier werd het vuur geblust vooraleer het merkelijke schade had aangericht. | |
1365 Voorts.In maart van het vierde daaropvolgende jaar doodde die vervloekte kerel met achttien van zijn medeplichtigen de priester van Helchteren vóór het kerkhof, bracht aan zeven mannen zware verwondingen toe en nam er vijf gevankelijk met zich mee. | |
8 apr. Voorts.Op 8 april van het hiervoren vermelde jaar werd bij het vallen van de avond één van de brandstichters van die misdadige Hendrik door de houtvester van Nieuwenhoven aangehouden bij de brug van Melveren, terwijl hij op weg was om de graanschuur van een van onze pachters in brand te steken. Overgeleverd aan de houtvester van onze stad, bekende hij spontaan dat hij onlangs ook brand stichtte in de graanschuur in Engelbamp; hij voegde er zelfs aan toe dat hij, indien hij niet gevat was, diezelfde nacht nog meer brandstichtingen zou hebben verricht. In zijn rugzak trof men touwen aan, vervaardigd uit zwavel en hennep; wanneer deze onder de daken van de huizen of in de oogst van de schuren werden verstopt, sloeg er hetzelfde uur of de volgende of navolgende dag de vlam uit, naar gelang deze verderfelijke tuigen geregeld waren. Hoewel die man verscheidene medeplichtigen aan zijn euveldaad had verraden, werd hij de zesde dag nadien bij de molen te Melveren, die hij tijdens een van de vorige nachten in brand had gestoken, achter paarden gebonden, naar de plaats van terechtstelling gesleept en er geradbraakt. | |
3 juni Voorts.Op 3 juni van hetzelfde jaar stak Hendrik van Haalbeek met zijn medeplichtigen de kerk en acht woningen te Helchteren in brand. Op het gelui van de klok kwamen mannen van Houthalen en van andere dorpen naar Helchteren gelopen en, na hun de buit te hebben ontnomen, dwongen ze de rovers zich uit de voeten te maken. Van de zijde van Hendrik werden daar drie krijgslieden en twintig paarden gedood en talrijke mensen gewond, aan de andere zijde verloren één man van Helchteren en twee van Houthalen het leven. Later stelde abt Robert twee mombers aan door wie talrijke medeplichtigen van deze Hendrik ter verantwoording naar Luik werden gedagvaard en bij verstek veroordeeld. Eén van hen, Johannes van | |
[pagina 205]
| |
de Put, een ridder, bracht samen met zijn twee broers, uit boetedoening, leenhulde aan de heer abt en eindelijk ook aanvaardde die duivelse Hendrik het zich te onderwerpen aan de uitspraak van twee voorname ridders. | |
11. 1 febr. 1362Nadat Johannes van Trudonica, een neef van abt Robert, op de dag vóór O.-L.-Vrouw-Lichtmis zijn ambt van schepen had neergelegd, kwamen de schepenen op de veertigste dag bijeen om een opvolger te kiezen. Toen sommigen, uit vrees of - naar men beweerde - omgekocht, de schout van de bisschopGa naar eind192 verkozen en anderen met die keuze niet akkoord gingen, riepen de burgemeesters van de gemeente het volk te wapen; omdat de duisternis reeds viel, stak men lantarens en fakkels aan op het marktplein, men begaf zich vervolgens naar de gewone plaats van bijeenkomst en dwong de schepenen door intimidatie tot het kiezen van de hiervoren genoemde schout. Uit verzet tegen deze verkiezing daagde abt Robert de schepenen voor de hoofdzetel te Aken. Nadat ze door de schepenen van het Akense hof het volgende jaar waren ingelicht aangaande het uitbrengen van een oordeel, kondigden ze op een vastgestelde dag, in tegenwoordigheid van allen, af, dat de vorige verkiezing waardeloos was, omdat die uit vrees en niet volgens de voorschriften was geschied; na ernstige argumenten tegen de verkozene te hebben uitgebracht, sloten ze hem uit van het schepenambt en veroordeelden hem tot vergoeding van de onkosten voor het brengen en het terugbrengen, die tot 342 florijnen opliepen. Ook abt Robert had 300 florijnen uitgegeven om zijn wil door te zetten. | |
Voorts.Enige tijd later werd de reeds besproken vroegere schout, die van ernstige onregelmatigheden was beschuldigd bij bisschop Johannes en opgesloten was te Moha, uit zijn gevangenis bevrijd na betaling van 2400 florijnen. Indien deze man, toen hij werd aanvaard om de eed van schepen af te leggen, aan de heer abt vergiffenis had gevraagd over zulke usurpatie van het schepenambt en overigens had beloofd dat hij niets wilde ondernemen tegen de abdij, dan zou de abt, daartoe uitgenodigd, hem zijn fout volledig hebben kwijtgescholden, de man zou schepen gebleven zijn en niet veroordeeld zijn geweest tot zo grote boete. Maar hij liet zich beïnvloeden door enkele schepenen en, weigerend zich te onderwerpen, heeft hij al dat leed ondergaan. | |
1362 Inlassing.In het jaar O.H. 1362 overleed paus Innocentius VI en | |
[pagina 206]
| |
toen de kardinalen het niet eens werden over de verkiezing van iemand uit hun midden, volgde Urbanus V hem op, een Benedictijnerabt van Marseille.Ga naar eind193 In hetzelfde jaar richtten de burgemeesters van de gemeente op het marktplein een stenen perron op met aan de top een kruis en een vergulde arend. | |
Inlassing.Toen Godfried van Dalenbroek tot het besef kwam dat hij niet opgewassen was tegen de bisschop van Luik, die reeds overal in het graafschap als graaf was ingehaald, verkocht hij in dat jaar voor een overeengekomen somGa naar eind194 al zijn rechten op het graafschap Loon aan zijn familielid de heer van Rummen en stond hem alle charters en brieven betreffende het graafschap af.Ga naar eind195 | |
1363En toen enige tijd later, omstreeks Allerheiligen, keizer Karel te Aken kwam, begaf de heer van Rummen zich tot hem; men beweert dat hij het graafschap van de keizer in leen ontvingGa naar eind196 en de investituur verkreeg en dat er in het jaar daarop te Praag een uitspraak werd gedaan in zijn voordeel en ten bate van zijn erfgenamen; dit alles vooraleer de bisschop en de heer van Rummen na verloop van tijd opgeroepen werden en voor de keizer verschenen. | |
12.In het jaar 1363 werden twee moordenaars, beschuldigd van de goddeloze roofoverval op het hof van Sint-Agnes, gevangen genomen en langdurig opgesloten; waarna de ene, in gevolge vonnis van de schepenen van Sint-Trudo, onthoofd werd, de tweede, die door de schout van Montenaken werd gevangen gehouden, door de schepenen te Verten werd veroordeeld en te Brustem geradbraakt. | |
Voorts.In hetzelfde jaar overleden te Luik drie van de vier schepenen die, beschuldigd van medeplichtigheid aan het vorige misdrijf, daar onder toezicht stonden en er ziek werden; wie weet het fijne van hun plotselinge overlijden? Wel beweerden velen dat zij gestraft werden door ingrijpen van de Goddelijke Rechter. | |
1372De vierde werd jaren later, namelijk omstreeks Allerheiligen 1372, door bevoegde getuigen in tegenwoordigheid van de schepenen van Sint-Trudo voor het gerechtshof beschuldigd van deze daad. Hij werd door het luiden van de banklok opgeroepen en gedagvaard binnen de gebruikelijke termijn van vijftien dagen; toen hij evenwel niet opdaagde, werd hem zijn ambt en elk persoonlijk recht ontnomen. | |
1363 Voorts.In het eerder genoemde jaar nam de bouw van een ste- | |
[pagina 207]
| |
nen muur rondom het hof van onze abdij een aanvang en werd dat gedeelte voltooid dat vanaf de poort tot aan de molen loopt. | |
Inlassing.In dat jaar verwierf bisschop Engelbert, als graaf van Loon, vanwege de hertog van Brabant, Wenceslas, de voogdij over Sint-Trudo en de kastelen van Duras en Kolmont kreeg hij in leen.Ga naar eind197 | |
Voorts.In dat jaar stierven twee van de vijf schuldigen aan de moord op het hof van Sint-Agnes een natuurlijke dood en ontkwamen aldus aan de bestraffing van hun wandaden. | |
21 mei 1364 Voorts.In een late reactie werd in het volgende jaar de vijfde medeplichtige aan de eerder besproken misdaad, die wel toegaf erbij aanwezig te zijn geweest omdat men hem had meegenomen, maar voorts beweerde er geen hand in te hebben gehad, op 21 mei levend begraven. | |
1364 Inlassing.Op 8 mei van hetzelfde jaar deed Arnold van Rummen, die met de steun van sympathiserende vorsten een groot leger verzameld had, een aanval op Herk onder de wapperende banieren van het Loonse leger; de inwoners sloegen uit vrees voor hem op de vlucht, maar weinig later lieten ze hem toe in hun stad en beloofden hem trouw. | |
10 meiMaar toen het leger de volgende dag was vertrokken, onderwierpen de inwoners zich weer aan de Luikenaren. | |
11 meiOp de volgende dag evenwel, de dag vóór Pinksteren, toen het nieuws van deze gebeurtenis zich verspreidde, trokken Luikenaren en Hoeienaren, die verontwaardigd waren, zoals het gehele Land van Luik dat was, met een gewapende troep tot bij de Jeker en wegens de afwezigheid van bisschop Engelbert verkozen ze Jan, heer van Rochefort, tot momber. | |
12 meiOp Pinksterdag, 12 mei, trokken omstreeks het vesperuur de Sint-Truidenaren gewapend het Luikse leger tegemoet en namen hun intrek in de grangiaGa naar eind198 van de Teutoonse herenGa naar eind199 te Opheers. Tijdens de overnachting daar braken ze verscheidene afsluitingen af, vernielden goederen, brachten buit over naar hun stad en vertrapten opzettelijk de graangewassen die nog onrijp in de velden stonden. | |
16 meiVier dagen later kwam de ruiterij uit het hele Land van Luik naar de burcht Rummen en stak de hof met bijgebouwen in brand. | |
17 meiOp de volgende dag begaven ze zich naar Hamal en staken daar het kasteel zelf in brand.Ga naar eind200 | |
[pagina 208]
| |
jaar, begaven onze stadgenoten, de Truienaren, zich naar Luik. Ze hadden vernomen dat abt Robert in het vorige jaar tegen hen bij de Luikse officiaal een proces had aanhangig gemaakt naar aanleiding van de oprichting van de gemeente, die zij ondanks zijn verzet hadden bewerkstelligd en ze hadden in een beroep op het gehele land onlangs vergeefs een klacht tegen hem ingediend. Nu verstoutten zich de burgemeesters van de gemeente en gingen naar Luik, uit elk ambacht twee mannen met zich meenemend, om de Luikse gemeente tegen de abt op te hitsen. | |
21 meiToen op de daaropvolgende dinsdag de abt met zijn vrienden in het Luikse kapittel verscheen, kregen de Sint-Truidenaren, die geschenken hadden uitgedeeld, een meerderheid van de Luikse ambachten op hun hand en zij stelden de abt voor deze keuze: ofwel de gemeente bekrachtigen ofwel uit stad of land gebannen worden; hem werden drie dagen bedenktijd toegestaan. | |
23 meiMaar toen reeds op de volgende dag, de dag vóór Sacramentsdag, de Luikse burgemeesters hem dreigend te kennen gaven dat hij de gemeente zou bekrachtigen of heengaan, verliet hij de stad in de vroege morgen van Sacramentsdag met zijn hebben en houden en met zijn dienstpersoneel. Toen bericht hierover ons convent bereikte nog vóór de processie uitging, geraakten we in paniek en in de tijdsspanne tussen het vertrek en de terugkeer van de plechtige processie lieten we de kostbaarheden van kerk en abdij haastig met een wagen overbrengen naar onze woning te Zoutleeuw. Met uitzondering van de nodige kledingstukken lieten we onze waardevolle voorwerpen en onze huisraad door afzonderlijke personen in het geheim buiten het klooster in veiligheid brengen bij verspreide vrienden binnen en buiten de stad. Reeds waren er enkele dagen verstreken toen de balling, de vrome abt Robert, die zijn zaken van Luik naar Zoutleeuw had laten overbrengen, voor het avondmaal te Nieuwenhoven aankwam. | |
26 meiOp de volgende dag, een zondag kreeg hij van bevriende raadslieden een waarschuwing om op zijn hoede te zijn voor een gewelddadige overval vanwege de kapiteins van de gemeente, waarna hij terstond naar Zoutleeuw vertrok en daar bleef. Op 9 juni daaropvolgend ruide een drukdoende en heftige tegenstander van onze abdij, uit het ambacht van de schoenmakers, samen met zijn trawanten bij het convent van de Minderbroeders de gemeente op tegen onze schout en tegen één van onze schepenen, hun ten laste leggend dat | |
[pagina 209]
| |
het op hun aanwijzing was dat abt Robert uit Nieuwenhoven was vertrokken. Na het middageten bewerkte deze praatjesmaker met zijn kliek en met een minderheid van de gemeente, tegen de wil van de burgemeesters in, dat deze schout voor de duur van tien jaar verbannen werd; zo werd deze man geruime tijd buiten de stad gehouden. | |
Voorts.Op de dag na Sint-Jacobus de Mindere van hetzelfde jaarGa naar eind201 kwam Jan van Arkel,Ga naar eind202 voormalig bisschop van Utrecht, die door de paus tot bisschop van Luik was aangesteld en die van keizer Karel de regalia had verkregen met de uitdrukkelijke vermelding van het graafschap Loon, naar de bisschoppelijke burcht Franchimont en hield enkele dagen later zijn intocht in de bisschopsstad Luik, waar hij welwillend werd ontvangen en de naam Johannes V aannam. | |
Voorts.Omstreeks deze tijd vroegen de inwoners van Sint-Truiden herhaaldelijk, met de belofte van een som geld, aan de pas aangestelde bisschop Jan, dat hij, zoals zijn voorganger Engelbert had gedaan, hun een gemeente zou toestaan en met zijn zegel bekrachtigen. Hij weigerde dat, maar stelde hun voor dat hij, indien zij hem hun vertrouwen wilden schenken, al zijn gezag zou aanwenden om een definitieve vrede te bewerken tussen de abt en henzelf. | |
31 aug.Als reactie daarop dienden de inwoners van onze stad te Luik op de dag vóór de H. Egidius, in tegenwoordigheid van de burgemeesters uit het gehele Land van Luik, een ernstige aanklacht in tegen de bisschop; daarbij genoten zij de steun van al deze burgemeesters, die aandrongen op de bekrachtiging van de gemeente. | |
9 sept.Nadat de zaak voor de zoveelste maal naar een latere datum verdaagd was, namelijk naar de dag na de Geboorte van de H. Maria, weigerde de bisschop zijn toestemming. Toen daarna, tijdens de verdere behandeling van de betwisting, de procurator van de stad beroep had aangetekend bij de gedelegeerde, namelijk de abt van Saint-Jacques, en de inwoners van Sint-Truiden, hangende dit beroep om de voortgang van het geding te verzekeren, de heer abt bij dezelfde gedelegeerde deden dagvaarden, vroeg abt Robert zelf de zaak naar het pauselijk hof te verwijzen, bewerend dat hij te Luik dit proces niet veilig kon voeren. Toen de beide partijen voor hem verschenen, verwees de gedelegeerde de zaak dan ook naar het pauselijk hof, hun te kennen gevend dat ze zich daar moesten melden na twee maanden. | |
[pagina 210]
| |
Tijdens deze termijn werd met instemming van beide partijen een verdaging aangevraagd om eerst op 1 maart voor de Romeinse Curie te verschijnen, in de hoop dat intussen vrede gesloten werd. | |
1365In de loop van het volgende jaar deed de Luikse gemeente, op aandringen van de Sint-Truidenaren, vruchteloze pogingen om de bisschop, het Luikse kapittel en abt Robert tot instemming met de instelling van een gemeente over te halen. | |
Voorts.Abt Robert reisde op 3 mei van dat jaar van Zoutleeuw naar de Romeinse Curie; toen hij in het consistorie de aard van het geschil, namelijk het verzet tegen de oprichting van een gemeente door de inwoners van onze stad, had toegelicht, werd de zaak toevertrouwd aan de auditeur van het Heilig Officie. | |
9 okt.Vervolgens keerde de abt zelf omstreeks Sint-Dionysius naar huis terug; maar hij had één van zijn getrouwe raadgevers in rechtszaken verloren. Toen hij tijdens die terugreis te Maastricht kwam, vroegen de Luikse burgemeesters aan de nieuwe bisschop Jan om de abt de dagvaarding te doen annuleren, waarmede hij door zijn momber zes inwoners van Sint-Truiden opriep en hem te doen afzien van zijn proces tegen de stad van Sint-Trudo. Maar de bisschop ging niet in op hun verzoek en de abt reisde door van Maastricht naar Keulen. | |
Voorts.In diezelfde tijd verlieten de Sint-Truidenaren hun stad om de burcht van Rummen in te nemen.Ga naar eind203 Toen ze het voorplein vóór de eigenlijke burcht bereikten, waar de indrukwekkende slottorens en muren, rondom beschermd door grachten, een dreigende aanblik vertoonden, rukten ze in een driftige aanval op tot bij de poort en tot onder de muren, onbevreesd voor de projectielen van blijden en donderbussen,Ga naar eind204 en met geweld binnenrukkend, staken ze het hele gebouw in brand tot in de grondvesten van de burcht toe. Indien ze hadden doorgezet, zo werd toch beweerd, dan hadden ze de burcht kunnen innemen en veroveren, want alle bewakers, op acht man na, waren vertrokken om te gaan feestvieren op een bruiloft in een naburig dorp. Toen de bewakers kort daarop naar de burcht terugkeerden, verrasten ze vijf jonge Truienaren, die in de boomgaard kersen plukten, overvielen en doodden hen. | |
11 aug. 1365 Voorts.Op 11 augustus 1365 werd het kasteel van Rummen belegerd door bisschop Jan met zijn gehele leger van voetknechten en ridders. Benevens andere belegeringswerktuigen, zoals mangnelen, was er een katapult van de Sint-Truidenaren, die zo zware ste- | |
[pagina 211]
| |
nen slingerde, dat de belegerden vooral voor de worp van dat tuig beducht waren, omdat het bressen sloeg in de versterkingen. | |
8 okt.Toen op de dag vóór Sint-Dionysius de bisschop ook een stormram - ever genoemd - tegen één van de burchttorens liet aanrukken, scheurden de muren onder de herhaalde mokerslagen en stortte die toren in. | |
10 okt.De dag na Sint-Dionysius werd een andere toren zo fel gerammeid door een tweede ever, dat de burchtmuren barstten. Daarop begaven de bewakers zich op een platform dat ze boven op de burcht hadden aangebracht en verzetten zich heftig; ze wierpen zwavelbollen neer op de ever, brandende balken en donderende loden kogels, waarmee ze verscheidene belegeraars verminkten en doodden. Bezwijkend voor de overmacht, werd de bezetting tot overgave gedwongen; tegen behoud van hun leven gaven honderdvierentwintig mannen zich over; zes waren gedood. De gevangenen werden overgebracht naar het kasteel van Moha; torens en muren werden neergehaald, de rest platgebrand; de plaats van de burcht werd verboden terrein, waaraan voor honderd jaar vergunning tot wederopbouw werd ontzegd. Hoewel tijdens deze belegering talrijke geestelijke personen, mannen en vrouwen, vooral dan aan de zijde van heren en broeders van de Duitse Orde, zwaar verlies aan persoonlijke bezittingen leden, bleven de goederen van onze abdij, zowel te Nieuwenhoven als elders, onaangetast, omdat heer Godfried van Harduemont ons persoonlijk beschermde. | |
14. 20 febr. 1366Op 20 februari 1366 kwam de bisschop van Luik, Jan V, met slechts een klein gevolg en zonder dat wij en de inwoners van de stad verwittigd waren, omstreeks het uur van de hoogmis aan; hij kwam langs de poort van ons hof en trad in de kerk binnen zoals een bisschop dat doet bij zijn blijde intrede, thans echter zonder enige praal. Zodra schepenen en stadbewoners waren samengeroepen, legde hij op het altaar van de H. Trudo, zoals gebruikelijk voor de bisschoppen van Luik, de eed van trouw af; vervolgens luidde hij de banklok; toen deze lang geluid was, sprak hij het verzamelde volk toe, het aansporend af te zien van zijn pogingen om een gemeente op te richten.Ga naar eind205 Toen ze dat hoorden, verstomden de kapiteins van de gemeente, als van de hand Gods geslagen. Indien de bisschop vol overtuiging zou | |
[pagina 212]
| |
gezegd hebben: ‘Dat allen die het welzijn van de stad beogen en mijn vriendschap begeren, tot mij komen! Ik zal u een bestuursvorm geven, waarover gij terecht tevreden moogt zijn’, dan zou een overgrote meerderheid naar hem gekomen zijn; maar nu hij zei: ‘Iedereen kere terug naar zijn werkkring, mijn oproep beantwoordend!’, werden ze onmiddellijk strijdvaardiger en elkaar aanvurend, antwoordden ze: ‘Van de gemeente die wij met instemming van bisschop Engelbert probeerden op te richten, willen we geen afstand doen, maar wij willen ons wel onderwerpen aan een beslissing van het Luikse volk.’ | |
24 febr.Zo kwam het dat op de daaropvolgende dinsdag, Sint-Mathias, op voorstel van de burgemeesters van Luikenaren en Hoeienaren, dertien van onze stadbewoners werden verkozen, die gemachtigd waren onderhandelingen te voeren met hun heren. Maar toen in maart te Luik over een akkoord onderhandeld werd, dreigden de burgemeesters uit het Land van Luik de afgevaardigden van de heer abt, al zijn raadslieden en al zijn sympathisanten uit het Land van Luik en uit het graafschap Loon te verdrijven, tenzij de abt akkoord ging met de stichting van de gemeente. Maar toen op de volgende dag die burgemeesters en de dertien gezworenen in een geschreven tekst de paragrafen voorlegden van de bestuursregeling die ze hadden uitgewerkt, werd hun geantwoord dat de abt daarmee helemaal niet wilde instemmen. Daarom werden later, tijdens de eerste dagen van mei, door de decaan van Sint-Lambertus, een theoloog, en verscheidene juristen, in verband met de nieuwe bestuursvorm van de stad bepalingen opgesteld die gematigder waren, en omdat de vredesonderhandeling voortduurde, werd dit ontwerp ter kennis gebracht van de abt, die te Keulen vertoefde. Onderhands ingelicht als hij was, dacht de abt dat dit voorstel gunstiger voor hem was dan later bleek en keerde terstond van Keulen terug naar Maastricht.Ga naar eind206 | |
15.Toen abt Robert zich aldus in 1366 te Maastricht bevond, kreeg hij op 11 mei koorts; de ziekte verergerde en reeds op 18 mei omstreeks het vesperuur gaf hij de geest, na met grote godsvrucht en met de ogen vol tranen de communie en de ziekenzalving te hebben ontvangen. Na het vallen van de nacht werd zijn lijk op een praalwagenGa naar eind207 geplaatst; tijdens de tocht naar onze abdij geraakte de menner, even vóór middernacht, van de weg af en de wagen stortte ineen ergens in een veld; toen de wagen brak, geraakte de lijkkist los en tuimelde | |
[pagina 213]
| |
neer. De in alle omstandigheden gezegende God, Die eerder al de abt tijdens diens leven met talrijke wederwaardigheden, verlies van tijdelijke goederen hem door tyrannieke vorsten toegebracht, en tegenslagen allerhande, alsook met lichamelijke pijn, had gegeseld zowel in zijn gemoed als in zijn lichaam, liet nu toe dat diens dode lichaam, waarvan de ziel reeds gered was voor de eeuwigheid, door deze schok vermorzeld werd. Nadat men een andere wagen had aangeschaft in het dorpje Herderen, reed men de lijkkist tot aan de poort van de stad; daar stond het convent, met priesters en geestelijke personen, te midden van een grote menigte te wachten; de kist werd van de wagen genomen en in processie naar de abdij gedragen, plechtig neergezet vóór de kapel van de H. Trudo; na een gezongen mis werd het lijk vóór de ingang van de crypte begraven, zoals de abt dat tijdens zijn leven had bevolen; dat gebeurde in aanwezigheid van de bisschop van Luik, van de decaan van Sint-Lambertus en van andere medekanunniken, die reeds waren gekomen om deel te nemen aan de te houden verkiezing. | |
Voorts.Deze abt Robert doorstond, gedurende de zestien jaar dat hij de leiding had, op allerhande wijzen zware verliezen, die tot meer dan 20.000 florijnen opliepen. Toch verwierf hij voor onze abdij een woning te BorchgatGa naar eind208 met versterking en omliggende grond; ook de goederen van de Mierhoop, voor zover deze cijnsgoed waren.Ga naar eind209 Ook liet hij na betaling van de schulden waartoe de abdij gehouden was, een tegoed na, zowel aan krediet als aan beschikbaar goed van meer dan 1000 mudden rogge. Op zijn anniversarium krijgt het convent als pitancie in de refter, uit de opbrengst van goederen uit zijn vaderlijk erfdeel, jaarlijks 4 mudden spelt. Ge moogt ook vernemen, lezer, dat nog vóór abt Robert overleed, twee vorsten en twee mensen uit het volk die door hun tyranniek optreden en hun schandelijke agressie hem zo lange tijd zoveel onheil hadden berokkend, door een kastijding van de Opperste Heer en de gesel van de waanzin, zowel als door bestraffing door wereldlijke vorsten en ook nog - tenminste voor één van hen - door uiterste ellende duidelijk getroffen werden, zodat de bestraffing nog in dit leven van deze mensen, die voordien zo vaak een aanval deden op de goederen van onze abdij, terecht aan de zalige Trudo mag toegeschreven worden; uit medelijden met hen trof hij hen in hun lichaam en hun bezittingen, opdat hun ziel gered zou worden. | |
[pagina 214]
| |
1366 Voorts.Na de begrafenis van abt Robert in het jaar O.H. 1366, het 21ste koningsjaar van Karel IV, zijn 18de keizersjaar, het 5de jaar van paus Urbanus V, het derde bisschopsjaar van de bisschop van Luik, Jan V, hield de deken van Sint-Lambertus nog dezelfde dag, omstreeks het elfde uur, tijdens een bijeenkomst van het kapittel, een korte uiteenzetting over de wijze waarop volgens de riten een abt diende gekozen te worden. Na zijn uitleg verlieten bisschop, deken en anderen de kapittelzaal. Na een aanroeping van de H. Geest werd dan in geheime stemming van het kapittel koster Zacheus unaniem tot abt gekozen. Daarop werd de bisschop binnengelaten en hij begeleidde de verkozene, die tussen prior en een van de ouderen en onder het zingen van het ‘Te Deum laudamus’ naar het koor werd geleid, en als ordinarius maakte hij de verkiezing bekend aan het volk dat in de kerk vergaderd was. | |
23 meiHij bekrachtigde nadien deze keuze toen de nieuwe abt zich de vijfde dag nadien te Luik voorstelde. Toen alles geregeld was, vond op 16 juni de plechtige begrafenis van de overleden abt plaats, tijdens dewelke Helinus, de abt van Saint-Jacques, de mis opdroeg. Hier eindigt het tweede boek van het vierde en laatste deel van de Gesta der Abten van deze abdij van Sint-Trudo |
|