Kroniek van de abdij van Sint-Truiden. Deel 2. 1138-1558
(1988)–Anoniem Gesta abbatum Trudonensium– Auteursrechtelijk beschermdGesta van abt Thomas1. 1239Nadat in het jaar 1239, dat is tijdens het eerste jaar van de bisschop van Luik, Willem, Johannes II zijn abbatiaat hier had neergelegd, werd Thomas tot abt verkozen. Vóór zijn intrede in het klooster was hij plebaan van de O.-L.-Vrouwekerk; hij was geboren uit een gezin van kleine burgers, had zich verdienstelijk gemaakt voor het gewone volk; later werd hij proost bij ons, een bedachtzaam en vlijtig man. Hij trof een abdij aan, die ten gevolge van de nalatigheid van zijn voorgangers bij de Lombarden een schuld had van 3540 pond Tournoois, resultaat van de eerder besproken lening tegen interest bij de Lombarden te Troyes; ten gevolge van de door prior en convent later noodgedwongen aangegane lening bij dezelfde Lombarden, waarover wij het ook reeds hadden, werd er nog eens een last van 1200 pond Tournoois bij geleend, zodat de som was gegroeid tot 4740 pond zwart Tournoois. Tijdens het tweede jaar van zijn prelatuur betaalde abt Thomas aan de voornoemde Lombarden voor schulden, aangegaan vóór zijn aanstelling, 720 pond Parisis; later werd met de Lombarden een balans opgemaakt en hijzelf betaalde ter aflossing 1766 pond Parisis. Het totale bedrag dat de abten Thomas en zijn voorganger Johannes op diverse tijden betaalden, bedroeg 4647 pond Parisis. Onze kerk bleef dus uit hoofde van haar leningen aan de genoemde geldleners 2747 pond Parisis schuldig. | |
2.Deze abt verwierf door zijn waakzaamheid twee derde van het schoutambt; hij stelde daarvoor een betrouwbaar man aan, die telkenjare gedurende acht maanden rentmeester was, terwijl gedurende de overige vier maanden Walter van Steenhuize het rentmeesterschap uitoefende, dat hem toekwam uit de bruidsschat van zijn vrouw. | |
[pagina 95]
| |
abt het hospitaal, dat gelegen was op ons kerkhof, met toestemming van Jacobus, bisschop van Preneste, legaat van de Apostolische Stoel, overgebracht naar de plaats waar het zich nog bevindt, namelijk in de Stapelstraat,Ga naar eind43 onder de voorwaarde dat voornoemd hospitaal, dat gelegen was op ons atrium, met al wat het in de Plankstraat aan pacht en inkomsten bleek te bezitten voor altijd toekwam aan onze abdij, terwijl wij, in ruil, aan het hospitaal in eeuwigdurend recht zes bunders landbouwgrond in Schurhoven en onze molen te Staaien toewezen, voorts dat wij, zoals wij het tot dan toe waren, de ware beschermers van dat hospitaal zouden blijven. Omstreeks die tijd wendde de abt zich tot de Curie te Rome en kreeg van paus Innocentius IV de toestemming om weer in het openbaar de pontificale ornamenten te dragen, hetgeen naar aanleiding van het geding tegen abt Christiaan door de paus aan onze abt was ontzegd.Ga naar eind44 Hij verkreeg van die paus trouwens nog andere privilegies voor onze kerk. | |
Inlassing.In datzelfde jaar overleed de bisschop van Luik, Willem, in de Transalpijnse gewesten en werd te Florence begraven; zijn zetel bleef gedurende twee jaar vacant.Ga naar eind45 | |
1241 Inlassing.In het jaar 1241 werd Robert I, bisschop van Langres, door overplaatsing bisschop van Luik.Ga naar eind46 | |
Inlassing.Tijdens de regering van deze bisschop kwam de eerste groepering van begijnen tot stand.Ga naar eind47 | |
1245 Inlassing.In het jaar 1245, na het overlijden van de landgraaf van Thüringen, die door paus Innocentius IV in de plaats van de afgezette keizer Frederik tot koning van Alemannia was verheven bleef de koningstroon één jaar onbezet. | |
1246Op 27 oktober van het volgende jaar overleed te Luik bisschop Robert I. In hetzelfde jaar overleed Hendrik, de hertog van Brabant, en werd opgevolgd door zijn zoon Hendrik III.Ga naar eind48 | |
1247 Inlassing.In 1247 werd Willem, de graaf van Holland, door tussenkomst van paus Innocentius tot koning van Alemannia verkozen.Ga naar eind49 Als zoon van diens zuster was hij de neef van Hendrik II, hertog van Brabant. Frederik II, die van de troon vervallen verklaard was, omdat hij de Kerk van Rome vervolgde, was in die tijd nog in leven. In hetzelfde jaar werd Hendrik, neef van de tot koning van Alemannia verkozen Willem en broer van Otto, graaf van Gelre, aangesteld tot bisschop te Luik.Ga naar eind50 Omstreeks diezelfde tijd stelde paus Innocen- | |
[pagina 96]
| |
tius IV voor de gelovige gemeenschap van heel de wereld het feest in van het sacrament van de H. Eucharistie.Ga naar eind51 | |
4.In het jaar 1248, het eerste regeringsjaar van koning Willem van Alemannia, verbonden priores B. en het volledige convent van het klooster van Sint-Catharina te Mielen zich plechtig, op straf van excommunicatie, in handen van abt Thomas om in de toekomst het aantal van de sanctimonialen, van broeders en zusters, niet tot boven de veertig personen te laten oplopen. Dank zij de bemiddeling van abt Thomas verkregen ze voor deze afspraak de bekrachtiging van paus Innocentius IV. De abt was een actief en schrander man. Omdat hij geen familieleden had die bij machte waren om weerstand te bieden aan belagers van onze abdij, sloot hij een bondgenootschap met Johannes van Veulen, een invloedrijk man uit onze stad; hij kocht vijf bunders bouwland, gaf ze die man in leen en maakte hem aldus tot zijn leenman. Johannes was iemand op wie de abt mocht rekenen, een wal tegen zijn tegenstanders. | |
29 okt.Abt Thomas overleed in dat jaar op 29 oktober. Hij werd begraven vóór het altaar van de H. Elisabeth. Zijn grafschrift bevatte volgende tekst: Abt Thomas verrichtte veel vermeldenswaardige dingen, want door zijn lering overtuigend, bracht hij velen tot gehoorzaamheid aan de wet. Hij verkondigde op voortreffelijke wijze het woord van God; het pijnlijke dat een zondaar had begaan, werd ongedaan gemaakt in zijn biechtstoel. Dank zij zijn bemoeienis werd tot luister van zijn kerk haar de mijter weergeschonken; zijn gedachtenis wordt dus terecht bewaard en mag niet verloren gaan. Gij, die dit leest, blijf hem indachtig zoals een nog levendige faam hem in dit epigram uitbeeldt. |
|