Kroniek van de abdij van Sint-Truiden. Deel 2. 1138-1558
(1988)–Anoniem Gesta abbatum Trudonensium– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
Hier begint het tweede boek
| |
2.Het huis van Macharius, zijn rentmeester te Halen, wiens vader Johannes met herhaald verzet het leven van abt Rodulf vergald had, een huis dat deze Macharius met grachten en waterlopen rondom tot een burcht had uitgebouwd, nam hij in en brak hij af tot op de grond. Toen deze Macharius in een ijdele opwelling zich verzette tegen de abt en alles waarin hij lust had in daden omzette alsof hem alles was toegestaan, gebeurde het dat hij - met minachting voor de abt en diens gezant - een dienaar van de abt, die de gezant begeleidde, zwaar beledigde en zelfs van zijn paard beroofde. Toen de abt dat vernam, ontstak hij in hevige woede tegen Macharius en bracht zijn broer, de graaf, op de hoogte, vroeg hem zijn hulp tegen de bandiet en nam hem mee naar Halen om het onrecht te wreken dat Macharius hem aangedaan had. Zodra de graaf toegang verkregen had tot de hoeve riep hij Macharius ter verantwoording en gaf hem bevel het | |
[pagina 26]
| |
paard, dat hij afgenomen had, te halen; toen Macharius zich niet wilde verontschuldigen voor het onrecht aan de abt, dreef de graaf, krachtens een vonnis van zijn mannen, Macharius met vrouw en kinderen uit het huis en schonk huis en inboedel aan de abt. De abt wachtte enkele dagen in het huis, maar toen de rentmeester, woest als hij was, zich niet verwaardigde om hem enige passende verontschuldiging aan te bieden, liet hij, na beraadslaging met zijn mannen, de grachten vullen, haalde de torens neer en verwoestte het huis totaal. Later, na bemiddelende tussenkomst van de graaf van Loon, Lodewijk,Ga naar eind32 verleende de abt hem vergiffenis en schonk hem zijn woning terug met al wat hij hem ontnomen had.Ga naar eind33 | |
3.In die tijd was kardinaal Gerardus van uit Rome naar Gallië gekomen; in tal van steden kerkelijke bijeenkomsten beleggend, kwam hij ook naar Luik om daar een synode te houden en hij liet abt Gerard weten dat deze daarop aanwezig diende te zijn. Maar de abt gaf de voorkeur aan een eigen plan liever dan aan dat bevel; hij vertrok naar Vlaanderen en verzuimde naar Luik te gaan. De verbolgen kardinaal, bewerend dat men in zijn persoon de paus gesmaad had, verbood elke godsdienstoefening in onze kerk en krachtens het gezag van de H. Petrus en van de paus zelf ontzegde hij de abt toegang tot het huis van God. Toen onze abt uit Vlaanderen terugkeerde, was hij wel gedwongen genoemde Gerardus, die reeds op de terugweg was naar Rome, achterna te gaan tot Trier, waar hij vergiffenis ontving door middel van een som geld. | |
4. 1146Weinige tijd later, namelijk in het jaar O.H. 1146, verkreeg dom Gerard van de graaf van Vlaanderen, Diederik,Ga naar eind34 de bevestiging van onze rechten met betrekking tot onze villa en andere goederen te Provin. In datzelfde jaar werd graaf Otto, de broer van de abt, zwaar ziek; toen zijn einde naderde en er geen hoop meer bleef, schonk hij aan de kerk, tot redding van zijn ziel en van de zielen van zijn erfgenamen, een villa, Alem genaamd; toen hij kort daarop overleed, werd hij in het klooster begraven, naast zijn moeder, bij de ingang van de kerk aan de noordzijde. Na afloop van de plechtige begrafenis en in tegenwoordigheid van de bisschop van Luik, Hendrik IIGa naar eind35 en van de graaf van Loon, Arnold, bekrachtigde zijn broer Diederik, kanunnik van Sint-Lambertus, en Bruno, de latere aartsdiaken van die kerk, Arnold van Kortessem en enkele anderen van zijn neven de schenking | |
[pagina 27]
| |
die de graaf gedaan had; met een plechtige verklaring van de bisschop bezegelden zij deze afstand ten eeuwigen dage ten bate van onze kerk.Ga naar eind36 | |
5. 1150Arnold verbrak echter zijn belofte; vier jaar na het overlijden van Otto nam hij de schenking wederrechtelijk voor zich in bezit, maar de abt begaf zich tot hem en dwong hem tot restitutie.Ga naar eind37 Tijdens het negende jaar van de prelatuur van dom Reinier,Ga naar eind38 dat was het jaar 1153, overleed te Luik bisschop Albero II; hij werd opgevolgd door Hendrik II, die 13 jaarGa naar eind39 regeerde. In hetzelfde jaar overleed Koenraad III; Frederik IGa naar eind40 volgde hem op en regeerde 37 jaar. | |
6.Later, door tegenslagen en woelingen in de wereld ontmoedigd, verlangde dom Gerard ernaar een teruggetrokken leven te leiden en wilde afstand doen van het abbatiaat in handen van de bisschop van Luik, Hendrik II; omdat enkelen deze beslissing moeilijk konden aanvaarden, smeekten zij de bisschop dat hij het ontslag zou weigeren. Hij gaf dan ook zijn toestemming niet toen Gerard hem erom vroeg, integendeel, hij gaf hem de stellige opdracht het huis van God, waarvan het bestuur hem was toevertrouwd, met vaderlijke bezorgdheid te leiden. | |
7.Later evenwel, zich gewonnen gevend voor het aandringen van de abt, gaf hij toe en toen enkele familieleden en adellijke vrienden bij hem voor Gerard pleitten, stond hij het ontslag toe. | |
8.Toen hij dan in het jaar 1155 op het punt stond af te treden, kreeg hij van de broeders de toestemming om aanwezig te zijn bij de verkiezing van zijn opvolger met de bedoeling nog de goedkeuring van zijn gezag te verlenen aan persoon en karakter van de nieuw verkozene; omdat de broeders hem in elk opzicht gehoorzaamden, gebeurde het ook zo. Op de dag van de verkiezing was hij dus aanwezig bij de broeders. Met algemene toejuichingen kozen ze Wiric, groot-proost van de kerk en bibliothecaris, tot zijn opvolger, tot hun abt. Na verloop van enkele dagen, toen hij weer gewoon monnik was, liet hij een oude wens in vervulling gaan en ging naar Vlaanderen, naar het klooster van Sint-Pieter te Gent, waar hij door abt Suger met eerbied ontvangen werd en enkele jaren met de broeders samenwoonde onder de regel van een gemeenschappelijk leven. Vandaar werd hij door de abt van Cluny geroepen om een kleine stichting van die orde te beheren op drie mijl afstand van ons, te Bertrée namelijk. Toen hij daar een tijdlang de leiding had waargenomen en er door zijn vlijt de | |
[pagina 28]
| |
toestand verbeterd had, keerde hij bij ons terug, daartoe overgehaald door mensen die het goed met hem voorhadden, een einde makend aan zijn verblijf in de streek waar hij zich gelukkig had gevoeld en zich bevrijdend van de zorg voor het hem toevertrouwde huis. Bij ons leefde hij nog een tijdlang eervol volgens de Regel en overleed op gevorderde leeftijd; zijn graf bevindt zich in de kerk, bij de ingang van het koor rechts van de zuidelijke zijbeuk. | |
1174Hij leidde ons klooster gedurende tien jaar; na zijn aftreding uit het abbatiaat leefde hij nog achttien jaar en overleed in 1174. |
|