Germania. Jaargang 1

Bladzijden uit de Geschiedenis der Vlaamsche Beweging.
Slot.

Hier zou ik eigenlijk mijn beschouwingen over de Vlaamsche Beweging en de meest onmiddellijke belangen van de Nederduitsche bevolking van België kunnen afbreken, ware het niet, dat ik het voor een soort van plichtverzuim zou houden, zoo ik het niet beproefde mijn strijdgenooten nog eenige wenken te geven met betrekking tot eenige voor het oogenblik wel nog verder afliggende, maar daarom niet minder belang opleverende ‘gebeurlijk- en mogelijkheden’.

Ik ben, namelijk, van meening, dat de Vlaamsche Beweging al lang genoeg, ja, reeds veel te lang is beperkt gebleven tot een loutere reaktie tegen grieven van allerlei aard en gehalte, en dat het meer dan tijd is geworden, dat wij, meegaande met de groote bewegingen van onzen tijd, vastberaden het oog vestigen op de niet meer zoo zeer verwijderde toekomst, waarin de aangroei van onze bevolking en de ontwikkeling van onzen handel en onze nijverheid ons, met de ijzeren logica van de feiten, vóór geheel andere behoeften voorzeker, vóór geheel andere gevaren misschien, stellen zal.

[p. 757]

Overigens geef ik, wat nu nog gaat volgen, - en zoo ook al het voorgaande - geenszins als een doorwrochte studie, maar alleen en uitsluitend als een uit den aard der zaak nog uiterst onvolledig en gebrekkig voorontwerp, als een eerste en vlugge schets, - als een opsomming, zoo men wil, - van een twee- of drietal ‘Bestrebungen’, welke anders ik hoop het ten minste - de moeite waard mogen schijnen, door de vrienden van onzen stam overwogen en bestudeerd te worden⁽¹⁾.

Antwerpen.

Pol de Mont.

(1) De behandeling van de hierboven aangekondigde vraagstukken willen wij overhouden voor een a.s. N^r, daar deze in verband met onze beide opstellen over Rijnhandel en tolverbond, een zaak betreffen die onze bijzondere belangstelling verdient.
De Red.